Dekolonisatie Dekolonisatie is het proces waarbij kolonies zelfstandig worden van een moederland. Na de 2e wereldoorlog werden vooral de landen in Azië en Afrika onafhankelijk. 1947, is het jaar waarin India onafhankelijk werd van Engeland, mede dankzij Mahatma Gandhi . Dit wordt ook wel gezien als het beginpunt van de naoorlogse dekolonisatie. In dat jaar was de onafhankelijkheidsoorlog in Nederlands-Indië ook al aan de gang. Het belangrijkste jaar in het proces van dekolonisatie is 1960. In dat jaar werden maar liefst 17 Afrikaanse landen onafhankelijk. 1960 wordt daarom ook wel het Jaar van Afrika genoemd. Oorzaken van de dekolonisatie lagen in de onvrede bij de inheemse bestuurlijke elite, die vaak een opleiding had genoten van de koloniale mogendheid. De Indische leiders Mahatma Gandhi en Jawaharlal Nehru zijn daar goede voorbeelden van, maar ook bijvoorbeeld Soekarno in NederlandsIndië. Bovendien waren de Europese mogendheden volledig uitgeput door onderlinge strijd in twee wereldoorlogen. De twee belangrijkste naoorlogse mogendheden, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, waren allebei tegenstanders van het Europese imperialisme. Ondertussen waren zij er wel op uit hun eigen invloedssferen op te bouwen in de pas onafhankelijk geworden gebieden. Voor de Aziatische koloniën speelde ook nog het voorbeeld van Japan mee, dat al sinds 1905 met een overwinning in de Russisch-Japanse Oorlog had laten zien dat niet-westerse volken best een vuist kunnen maken tegen Europese mogendheden. De naoorlogse dekolonisatie verliep in drie fasen. Tussen 1946 en 1956 kregen landen in Zuid- en Zuidoost-Azië en het Midden-Oosten hun onafhankelijkheid ( zoals Jordanië). Van 1956 tot 1965 ging het vooral om de onafhankelijkheid van verschillende Afrikaanse landen zoals Congo (1960). En na 1965 zijn vooral nog Caribische en Oceanische landen onafhankelijk geworden. De dekolonisatie zorgde voor een toestroom van migranten uit Afrikaanse en Aziatische landen. De sterke economische ontwikkeling in de jaren 60 resulteerde in arbeidsmigratie. Handel tussen welke groepen, landen, volken Wat is de Koude Oorlog? Na de afloop van de Tweede Wereldoorlog ontstond er een wapenwedloop en een ruimtewedloop tussen de VS (Verenigde Staten) en de SU (Sovjet Unie). Ze wilde alle twee het eerst een mens in de ruimte brengen en op de maan laten landen. De wapenwedloop zorgde ervoor dat beide landen een enorme hoeveelheid kernwapens bezaten. Er stonden in beide landen raketten op elkaar gericht en ze bezaten o.a. een grote hoeveelheid atoombommen. Ze hadden zoveel bommen dat ze in een keer de hele aarde konden vernietigen! Dit had natuurlijk onwijze gevolgen voor de handel. Het deelde europa in 2 delen het westen en het oosten. Het westen handelde op de zelfde manier als in vandaag de dag. Maar het oosten was communistisch waardoor het alleen maar handelde met andere communistische landen. Wat is het verschil tussen kapitalisme en communisme? Het kapitalisme is een vorm van bestuur in een land. Kapitalisten zijn voor een vrije markt. Dat wil zeggen dat de inwoners van een kapitalistisch land vrij zijn in maken van prijzen van producten. Dit stimuleert de handel. Een fabriek mag dan bijvoorbeeld ook zelf bepalen hoeveel er van wat wordt gemaakt. Het tegenovergestelde hiervan is het communisme. Dit is ook een vorm van bestuur in een land, maar hierbij regelt de staat voor iedere fabriek wat en hoeveel er wordt gemaakt. Ze zijn eigendom van de staat. Er waren geen echte ontmoetingen tussen beide legers van de VS en de SU. Er werd wel met een wapens, maar verder werd er alleen maar gepraat over hoe groot hun leger wel niet was. Vandaar de naam de koude oorlog. Het verloop van de Koude Oorlog…. Na de Tweede Wereldoorlog in 1947 werd Duitsland in twee delen gedeeld. Aan de ene kant het Russische deel (het oosten), dit was communistisch en aan de andere kant het Amerikaanse deel (het westen), dit was kapitalistisch. Berlijn, de hoofdstad van Duitsland, werd letterlijk in 2 delen gesplitst, door de Berlijnse muur. Dit vond iedereen eerlijk. Maar al snel kreeg Amerika ruzie met Rusland. De Amerikanen waren bang dat de Russen het communisme verspreiden over Europa en later de rest van de wereld. Hierdoor stelde ze de containment politiek op. Een voorbeeld hiervan: De Amerikanen zagen het Indonesische vraagstuk als een belangrijk element in hun strijd tegen het oprukkende communisme. Een onafhankelijk Indonesië mocht onder geen beding onder Russische invloed komen. Dan kon het land, met zijn grote rijkdom aan grondstoffen, zijn functie als wingebied voor de belangrijkste Westerse industriële mogendheden niet meer vervullen. De Verenigde Staten drongen er bij Nederland op aan Indië onafhankelijkheid te verlenen, maar dan wel onder Nederlandse voogdij. In Nederland zelf heerste de gedachte dat de Nederlandse economie niet zonder haar kolonie kon: “Indië verloren, rampspoed geboren”. De Russen waren wel bang dat de Amerikanen nog een keer dat heel gevaarlijke wapen zouden gebruiken, dat op Japan was gegooid in de Tweede Wereldoorlog (een atoombom). Amerika en Rusland maakten zelf ook veel wapens maar ze zorgden ook voor veel bondgenoten voor als er oorlog uit zou breken. Een van de grote stappen van Amerika was het oprichten van de NAVO, op 4 april 1949. Er werd afgesproken dat Canada, West Europa en de VS elkaar zouden steunen in een oorlog. Als reactie sloot de SU ook een militair verdrag met Oost Europese landen; het Warschaupact. Hier vertel ik later meer over. Toch waren er een paar militaire conflicten. Dit was in Zuid Azië, van 1950 t/m 1953. Het hoogtepunt was de Cuba-crisis in 1962. Cuba is communistisch een land in Zuid Amerika. Tijdens deze crisis bouwden de Russen kernraketten op Cuba. De VS maakten toen een blokkade tegen de Russen en ze dreigden met een ‘echte’ oorlog. De president van Rusland heeft zich toen toch maar terug getrokken. Rusland was wel een internationale supermacht, maar in het binnenland ging het niet goed. In de jaren tachtig was in Russische winkels steeds minder te koop, dus stonden er vaak lange rijen mensen te wachten op een kleine voorraad eten. Nadat in 1985 een nieuwe leider, Gorbatsjow, in de SU aan de macht kwam, verbeterde de relatie tussen Rusland en het niet communistische Westen. Eind jaren tachtig vonden er regelmatig ontmoetingen plaats tussen Gorbatsjow en de Amerikaanse president Reagan. Gorbatsjow wilde de problemen in Rusland oplossen, dit lukte niet echt. De bevolking kwam meer in opstand tegen alle problemen, waardoor de communistische landen ineenstortten. Begin november werd de Berlijnse muur omgegooid, en op 4 december 1989 ontmoetten Gorbatjow en Bush, de opvolger van Reagan, elkaar waar zij officieel verklaarden dat de Koude Oorlog voorbij was. Duitsland was weer één geheel met als hoofdstad Berlijn. Welke handelsprodukten Vlak na de oorlog was het vooral veehandel en basisproducten. De meest verhandelde producten in de EU zijn machines en transportgoederen. Deze producten samen zijn ruim 40% van de handel in Europa. Andere producten die ook heel veel worden verhandeld zijn: levensmiddelen, ertsen, stroom en chemicaliën. In andere producten word natuurlijk ook gehandeld, maar in veel kleinere mate dan de genoemde producten. Olie is een nog steeds zeer belangrijk handelsproduct. Doordat de handel op steeds grotere schaal toeneemt, neem ook het transport toe en dus ook de brandstof. Een hoge olieprijs kan dus een verschuiving in de economie veroorzaken. Geen olie kan rare toestanden geven. Zo was er in de jaren zeventig een autoloze zondag omdat er een prijsconflict was over de olie. Handelsverdragen Het Warschaupact Het ontstaan van het Warschaupact. Het Warschaupact is het militaire bondgenootschap van de Sovjetunie en de communistische landen van Oost-Europa. Op 14 mei 1955 werd in de Poolse hoofdstad Warschau een verdrag gesloten, waarbij een militaire alliantie in het leven geroepen werd; de deelnemende landen beloofden elkaar te hulp te komen wanneer een van hen werd aangevallen. Het warschaupact is op 1 Juli 1991 officiel opgeheven, omdat het communistische regime in de landen van het warschaupact was gevallen. De organisatie van het Warschaupact. Organisatorisch kende het Warschaupact twee tellende toporganen: een politiek en een militair. De sovjetunie nam een dominante positie in. De meerderheid van de grondstrijdkrachten werden geleverd door de Sovjetunie. Bij het Warschaupact is er veel sprake geweest van uitbreiding en bekrachtiging van een reeks verdragen van wederzijdse bijstand. Na de val van de communistische regeringen van vele leden van het Warschaupact was het dan ook snel gebeurt met deze organisatie die door vele toch werd gezien als militaire overheersing. Waarom werd het Warschaupact opgericht? Na de communistische machtsovername in Oost-Europa zochten de leiders van de Sovjetunie naar een middel om de aanwezigheid van de Sovjettroepen in Oost-Europa te legaliseren. Dat middel werd gevonden in een militaire alliantie. De directe aanleiding tot de oprichting daarvan werd het toelaten van de Duitse Bondsrepubliek tot de NAVO op 9 mei 1955. In snel tempo werden na sluiting van het pact in Warschau van twee zijden verdragen gesloten tussen de Sovjetnie enerzijds en Polen, de DDR, Roemenie en Hongarije anderzijds voor de legering van troepen van de Sovjetunie in die landen. De landen spraken af dat ze elkaar zouden steunen bij een eventuele militaire aanval. Het Warschaupact kan gezien worden als de tegenhanger van de NAVO, de in 1949 opgerichte Noord-Atlantische Verdragsorganisatie waar de SovjetUnie weigerde mee samen te werken. De landen die het verdrag van Warschau op 14 mei 1955 ondertekenden waren de Sovjet-Unie, Albanië, Bulgarije, Roemenië, Oost-Duitsland, Hongarije, Polen, Tsjechoslowakije. Albanië verliet het Warschaupact in 1968 en zocht toen toenadering tot communistisch China. Albanië had de samenwerking in 1962 al beëindigd maar trok zich in 1968 formeel terug uit het Warschaupact. Dit nadat lidstaten van het pact Tsjechoslowakije waren binnengevallen vanwege de Praagse Lente. Het Warschaupact hield tot 1 juli 1991 stand. In de tussenliggende periode trad Hongarije korte tijd uit. Door onder meer de val van de Berlijnse Muur verloor de Sovjet-Unie haar greep op Midden- en Oost-Europa en verloor het Warschaupact haar politieke en militaire basis. Ook het uiteenvallen van de Sovjet-Unie speelde hierbij een belangrijke rol. De NAVO De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVOis een na de Tweede Wereldoorlog opgerichte organisatie ter ondersteuning van het NoordAtlantische Verdrag dat in Washington op 4 april 1949 werd getekend. Het hoofdkwartier van de NAVO is gevestigd te Brussel. Het Noord-Atlantisch Verdrag is een militair verdrag dat wederzijdse verdediging en samenwerking van de legers van de westerse landen regelt, aanvankelijk vooral als tegenkracht tegen de communistische landen in het Oostblok. Die vormden op hun beurt in 1955 het Warschaupact. De kern van het verdrag staat in artikel 5, dat stelt dat in geval van een aanval op een van de staten, deze door de andere zal worden opgevat als een aanval op allemaal en dat alle landen zullen meehelpen (samenwerken) om de aanvaller af te weren. Sinds het einde van de Koude Oorlog is het militaire belang van de NAVO afgenomen. De lidstaten incasseerden het vredesdividend en krompen hun strijdkrachten in. De NAVO is sindsdien in een transformatiefase, waarin nieuwe taken zoals bestrijding van terrorisme, proliferatie en anarchie op de agenda zijn gekomen. In de top van Praag in 2002 en de top van Istanbul in 2004 zijn hierover afspraken gemaakt. Europese unie De Europese Unie (EU) is een organisatie, bestaande uit 27 Europese lidstaten. Deze lidstaten staan op de dia. Het is opgericht in 1957. De Unie heeft als doel de vrede en het welzijn van haar lidstaten te bevorderen. Maar in de Unie wordt natuurlijk ook gehandeld. De Europese Unie is de grootste handelspartner ter wereld, goed voor 20% van de wereldwijde in- en uitvoer van producten. De vrije handel tussen haar lidstaten lag aan de basis van de oprichting van de EU 50 jaar geleden. De Unie wil daarom ook de wereldhandel regelen op een manier die zowel de rijke als de arme landen groter voordeel oplevert. De Europese Unie is een vrijhandel. Dit betekend een vrij verkeer van goederen en diensten tussen verschillende landen. De internationale handel wordt niet belemmerd door allerlei vormen van belastingen. De EU werkt ook samen met de EFTA, een samenwerkingsverband van Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein, aan de Europese economische ruimte. Het akkoord bevordert de vrijhandel tussen de deelnemende landen. Ook wordt er samengewerkt op economisch gebied. Zwitserland heeft besloten niet mee te doen met de Europese economische ruimte. Landen die geen handelsafspraken met de EU heeft, moet rekenen op een tariefmuur van zo’n 3 tot 4 procent. Transportmiddelen Na de oorlog waren de transportmiddelen, schepen, treinen, vrachtwagens en vliegtuigen. Vanwege technologische vooruitgangen zijn de vervoersmiddelen verbeterd waardoor alles sneller gaat en in grotere hoeveelheden Globalisering (tijd-ruimtecompressie) Voor 1945 was de tijd-ruimtecompressie een stuk groter, de nieuwe transporten communicatietechnologie brachten regio’s ‘korter’ bij elkaar. De afstand gemeten in kilometers, de absolute afstand veranderd daarbij niet. De afstand gemeten in tijd moeite en kosten, de relatieve afstand dus, nemen daarentegen bij het overwinnen van absolute afstanden wel af. In het vorige tijdvak waren bijvoorbeeld stoomschepen en stoomlocomotieven het snelste vervoer, deze gingen maar zo’n 50 en 105 km/h maar sinds 1950 kwamen er vliegtuigen met propellers die zo’n 500-650 km/h gaan. Sinds 1960 kwamen er zelfs vliegtuigen met straalmotoren, en in 1976 werden zelfs supersonische vliegtuigen uitgevonden die zo’n 2300 km/h gaan. Door al deze uitvindingen is de wereld in je beleving kleiner. Maar niet alleen vervoersmiddelen hebben invloed op de globalisering, ook bijvoorbeeld de infrastructuur, dat zijn alle materiële voorzieningen, die vervoer van mensen, goederen of informatie mogelijk maken zoals: spoorwegen, wegen, kanalen, pijpleidingen, communicatieapparatuur etc. Uitvindingen als de telefoon en het internet zijn van enorm belang geweest, (en nu nog steeds), om vraag en aanbod van goederen tussen ver uit elkaar gelegen gebieden goed op elkaar af te stemmen. In onze tijd vinden we wereldwijde communicatie vanzelfsprekend. Je kunt via internet of met je mobiel direct contact hebben met iemand die duizenden kilometers verderop woont. Op deze manier zijn ingewikkelde transporten goed te regelen. Door de moderne communicatietechnologie lijkt de hele wereld bereikbaar, toch ontstaan op lagere ruimtelijke schaalniveau verschillen tussen gebieden die zich wel de hoge investeringen kunnen veroorloven, en regio’s die dat niet kunnen, in regio’s waar de investeringen niet gedaan kunnen worden is communicatie langs die weg nog uitgesloten. De elektronische snelweg, zoals internet of e-mail heeft enorme invloed op de globalisering. Wereldwijde handel kan affectiever worden georganiseerd. Zo kun je nauwkeurig aangeven wanneer je welk onderdeel in het productieproces in je bedrijf wilt hebben. Productie van goederen in ver van de afzetmarkt gelegen gebieden kan op een flexibele manier op de vraag afgestemd worden Bedrijfsonderdelen kunnen zich daar vestigen waar dat kostentechnisch het meest voordelig is. Afstemming van die activiteiten op elkaar is geen probleem meer, voor zover de uitwisseling van informatie daar een rol bij speelt. Sommige dienstverlenende activiteiten (callcenters of facturering) hoeven niet meer per se plaats te vinden vanuit kernregio’s (zoals Europa en Amerika). Grote ondernemingen besteden dat soort activiteiten al uit aan lageloonlanden. Uitwisseling van kennis kan sneller en makkelijker over grotere afstanden en zonder grensbelemmeringen. Kapitaal (al dan niet speculatief) kan in hoog tempo van het ene naar het andere uiteinde van de wereld worden verplaatst. De voordelen zijn groot. Toch kleven er ook nadelen aan de moderne communicatietechnologie in relatie tot de globalisering. Dergelijke systemen blijven immers kwetsbaar. De afhankelijkheid van energie, misbruik van informatie en virusrisico’s kunen wereldwijd grote negatieve economische en milieueffecten veroorzaken. Betaalmiddelen De euro is het officiële betaalmiddel in een aantal landen van de Europese Unie. De euro werd in 2002 in 12 landen ingevoerd. De euromunten zijn gemaakt uit tin, koper, nikkel, zink. Door deze goedkope grondstoffen is de euromunt niet zo duur om te maken. Het is dus ook niet verstandig om euromunten om te smelten voor de materialen, want dat is minder waard dan de eigenlijke waarde van de munt. Een ander heel bekent en belangrijk betaalmiddel is de Amerikaanse dollar. De dollar is in 1792 in Amerika ingevoerd. De dollar word als ankervaluta in de internationale handel gebruikt. Zo worden bijvoorbeeld de goud en olie prijzen in dollars uitgedrukt. De koers van de doller ten opzichte van de euro is de laatste jaren erg aan het schommelen. Nu is de dollar ongeveer 77 eurocent waard. Landen waarin de Euro gebruikt wordt België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, Zweden. Belastingen Sinds de EU is opgericht wordt de internationale handel binnen Europa niet belemmerd door allerlei vormen van belasting.