- Scholieren.com

advertisement
Koude oorlog (1945 – 1991) 6vwo
1. Twee ideologische blokken (1945 – 1955)
In 1917 werden in Rusland de tsaren van hun troon gestoten en grepen de communisten de macht.
Er werd gestreefd naar een klasseloze samenleving, met als uiteindelijke doel een wereldrevolutie:
het kapitalisme zou verslagen worden en iedereen (waar ook ter wereld) zou voortaan gelijk zijn.
Onder partijleider Josef Stalin (1928-1953) veranderde de Sovjet-Unie in een totalitaire staat. De
communistische partij had voortaan de controle over het dagelijks leven van de Russen. Persoonlijke
voorkeuren en vrijheden waren onbelangrijk en werden zelfs als een gevaar gezien. In de VS en
andere westerse landen werd individuele vrijheid juist gezien als de basis van een goede
samenleving. Op politiek gebied was er democratie, en op economisch gebied vrijemarkteconomie
(kapitalisme).
Ondanks hun ideologische verschillen werkten de SU en de VS vanaf 1941 samen in de strijd tegen de
asmogendheden (nazi-Duitsland, Italië, Japan). Door hun deelname keerden de kansen in WOII en
kon het fascisme verslagen worden. Aan het einde van de oorlog liep ondanks de succesvolle
samenwerking de spanning tussen de SU en VS snel op. Tijdens de Conferentie van Potsdam in juli
1945 werd duidelijk wat te struikelblokken waren. De VS wilde overal vrije verkiezingen, maar Stalin
zag daar niks in. Hij weigerde dit toe te staan in de gebieden die door de SU waren bevrijd. Ook over
de grenzen van het verslagen Duitsland konden beide partijen het absoluut niet eens worden.
Het wantrouwen tussen de SU en het westen nam nog verder toe. Beide kampen wilden gunstig
gelegen gebieden onder controle krijgen. Op deze manier kwamen er twee invloedssferen: een
communistische en een democratische/ kapitalistische. Zo ontstonden er in Oost-Europa
volksdemocratieën naar het model van de SU. In de ‘democratieën’ mochten burgers stemmen,
maar alleen op de communistische partij. De VS probeerden in de landen van West-Europa juist de
liberale democratie en het kapitalisme te bevorderen. Het vijandbeeld dat beide partijen van elkaar
hadden, werd hierdoor bevestigd.
Na WOII lag Europa grotendeels in puin. De economische omstandigheden waren slecht, en er
werden in West-Europa veel communistische partijen opgericht. Velen zagen in de
gelijkheidsgedachte van Marx een oplossing voor de armoede. Deze ontwikkeling werd door de
Amerikaanse president Harry Truman (1945-1953) wantrouwend bekeken. Hij was bang dat ook
West-Europa communistisch zou worden. Daarom introduceerde hij in 1947 de Trumandoctrine. Hij
beloofde economische en militaire steun aan alle landen ter wereld die het communisme buiten de
deur wilden houden. Zijn gedachte was dat een economisch sterk land minder snel ten prooi zou
vallen aan het communisme. In dit kader werd ook het Marshallplan ontwikkeld: Europese landen
kregen financiële steun. Wat de Trumandoctrine in de praktijk nog meer betekende, bleek tijdens de
Blokkade van Berlijn in juni 1948. Stalin had alle toegangswegen tot West-Berlijn af laten sluiten
omdat hij boos was dat de geallieerde zones hun eigen munt (de D-mark) hadden ingevoerd. Truman
beantwoordde de blokkade met een luchtbrug. Na 11 maanden hief Stalin de blokkade op. Al snel
werd duidelijk dat de verdeeldheid groter was dan ooit. In datzelfde jaar (1949) werd Duitsland (en
Berlijn) namelijk formeel in tweeën gedeeld: in westelijk Duitsland werd de Bondsrepubliek Duitsland
(BRD) opgericht en in het oosten de Duitse Democratische Republiek (DDR). Europa bestond nu uit
twee ideologische machtsblokken
Het wantrouwen groeide nog verder. De VS voelde zich onoverwinnelijk door hun atoombommen.
Het was dan ook een grote schok toen in 1949 bleek dat de SU ook atoomwapens kon maken. Vanaf
dat moment probeerden beide landen elkaar te overtreffen. De wapenwedloop was begonnen. Door
de wapenwedloop en de vorming van twee militaire bondgenootschappen (NAVO en Warschaupact)
kwamen de machtsblokken steeds grimmiger tegenover elkaar te staan.
Tijdbalk:
1945: Einde Tweede Wereldoorlog
Juli 1945: Conferentie van Potsdam
Augustus 1945: Atoombom op Hiroshima
1947: Trumandoctrine en stimuleren Europese samenwerking door middel van Marshallplan
Juni 1948 – mei 1949: Blokkade van Berlijn
1949: Oprichting NAVO
1950: Redevoering van senator McCarthy
1953: Dood Stalin
1955: Oprichting Warschaupact
Personen: (blz. 94)
Josef Stalin, Harry Truman
Voorbeelden: (blz. 94 – 96)
 Atoombom op Hiroshima
 Marshallplan
 Redevoering senator McCarthy over communisten in de Verenigde Staten
2. De Koude Oorlog in Azië en Afrika
Het einde van WOII zorgde niet alleen voor de tweedeling van Europa: ook op andere continenten
(Azië, Zuid-Amerika en Afrika) kwam de politiek helemaal in het teken te staan van de tegenstelling
tussen kapitalisme en communisme.
Deze ontwikkeling begin in Azië. Tijdens de oorlog had Japan (bondgenoot van Duitsland) een aantal
Europese koloniën bezet. Na de Japanse nederlaag kwamen de Europese machthebbers terug, maar
hun positie brokkelde snel af. Het proces van dekolonisatie, dat al voor de oorlog begonnen was,
zette versneld door. Inheemse politici riepen de onafhankelijkheid uit en maakten een eind aan het
koloniaal bestuur. Daarbij kregen ze steun van zowel de SU en de VS. Het communisme was
principieel tegen de kapitalistische uitbuiting van overzeese gebiedsdelen, en de VS was zelf ontstaan
uit een strijd tegenover het koloniale moederland Groot-Brittannië. Maar ook bij deze steun speelde
machtspolitiek mee. Net als in Europa waren Oost én West bang dat de ander zijn machtsgebied zou
uitbreiden. De westerse vrees dat communisten de wereld zouden overheersen groeide nog toen
Mao Zedong in 1949 de Volksrepubliek China uitriep.
Om verdere verspreiding van het communisme te voorkomen, had president Truman al tot
containmentpolitiek besloten. De angst achter de containmentpolitiek kreeg een naam: de
dominotheorie. Volgens deze zienswijze zou een communistische machtsovername in één land ertoe
leiden dat ook de omringende landen zouden ‘omvallen’. De communisten zagen deze Amerikaanse
containmentpolitiek weer als een vorm van westers imperialisme. De Amerikaanse
containmentpolitiek werd duidelijk zichtbaar toen in Korea oorlog uitbrak tussen het communistische
noorden en het kapitalistische zuiden. De Verenigde Naties grepen militair in en wisten Zuid-Korea
buiten de communistische invloedssfeer te houden.
Een soortgelijk conflict ontstond in Vietnam. In deze Franse kolonie riepen de communisten (in 1945)
de onafhankelijke Democratische Republiek Vietnam uit, waartegen in de eerste instantie de Fransen
militair optraden. Zij leden echter tijdens de Slag bij Dien Bien Phu (1954) een beslissende nederlaag
en moesten akkoord gaan met de Vietnamese onafhankelijkheid. Volgens de Akkoorden van Genève
(1954) werd het land opgedeeld in een communistisch noorden en een kapitalistisch zuiden. Volgens
deze akkoorden zouden er ook in het hele land verkiezingen plaatsvinden, maar dit is nooit gebeurd.
Het communistische noorden was namelijk zeer populair, en om te voorkomen dat heel Vietnam
communistisch werd besloot de VS er iets aan te doen, en wel met de Tonkinresolutie. De VS
beweerde dat hun schepen waren aangevallen toen ze voor de kust van Noord-Vietnam lagen (in de
Baai van Tonkin.) De VS nam daarop in 1964 de Tonkinresolutie aan: voortaan mocht de
Amerikaanse president in Zuidoost-Azië militair ingrijpen zonder parlementaire goedkeuring vooraf
(carte blanche).
Vanaf dat moment zetten de VS grote hoeveelheid manschappen in en begonnen zij de regio zwaar
te bombarderen. Toch slaagden zij er niet in de communistische opmars in Vietnam te stuiten. De
Vietcong (het communistische verzetsleger in Zuid-Vietnam) kreeg steun van China en de SU en b
leek niet te verslaan. Bovendien werd de publieke opinie in het Westen steeds kritischer over het
Amerikaanse optreden in Vietnam. De ‘protestgeneratie’ vroeg zich af of het voor de verdediging van
de westerse vrijheid echt nodig was in Azië een meedogenloze oorlog te voeren. Dat de VS de oorlog
niet zou winnen werd pijnlijk duidelijk tijdens het Tet-offensief in 1968. Op deze feestdag kwamen
uit alle hoeken en gaten Vietcong strijders gekropen en vielen ze de VS aan, terwijl de VS het idee
had dat ze de strijd al bijna gewonnen hadden.
Onder druk van deze protesten en de uitzichtloze strijd in Vietnam zocht de VS een uitweg uit het
conflict. Daarbij zochten ze toenadering tot de twee communistische grootmachten, de SU en China,
in de hoop dat zij de Zuid-Vietnamese regering tot meer toegeeflijkheid zouden bewegen. De VS
hoopte de SU en China tegen elkaar uit te spelen, door ze ‘cadeautjes’ te geven zodat de ander
jaloers zou worden. Zo erkende de VS China eerst niet, en had China dus ook geen zetel in de
verenigde naties. Door China te erkennen hoopten ze op een tegenprestatie.
Onderdeel van deze driehoeksdiplomatie was het bezoek van de Amerikaanse president Richard
Nixon aan communistisch China (1972). Nadat de VS zich (in 1973) volledig uit Vietnam had
teruggetrokken, werd Vietnam na twee jaar strijd verenigd onder communistisch bestuur.
De strijd om uitbreiding van eigen invloedssfeer vond ook plaats in Afrika. Ook hier viel de Koude
Oorlog samen met het proces van dekolonisatie, dat een einde maakte aan de directe overheersing
door het Westen. In Angola mondde het dekolonisatieproces uit in een burgeroorlog tussen MPLA
en FNLA (1975). Beide bewegingen richtten zich op de bevrijding van Angola, maar de MPLA werd
gesteund door de SU en de FNLA door het Westen en China. Dat China en de SU niet aan dezelfde
kant stonden kwam omdat ze elkaar soms tegenwerkten. Rusland wilde het ‘leidende’
communistische land blijven, maar China vond dat zij nu het leidende communistische land waren.
Tijdbalk:
1949: Mao Zedong roept de Volksrepubliek China uit
1950-1953: Koreaoorlog (nog steeds geen vrede, alleen wapenstilstand!)
1954: Slag bij Dien Bien Phu / Akkoorden van Genève
1964: Het Amerikaanse Congres aanvaardt de Tonkinresolutie / VS raken openlijk militair betrokken
bij oorlog in Vietnam
1968: Tet-offensief
1972: De Amerikaanse president Nixon bezoekt China
1973: De VS trekt zich terug uit Vietnam
1975: Einde Vietnamoorlog / Begin burgeroorlog in Angola
Personen: (blz. 103)
Mao Zedong
Voorbeelden: (blz. 103 -104)
 Akkoorden van Genève gesloten na de Slag bij Dien Bien Phu
 Bezoek van Nixon aan China
 Burgeroorlog in Angola tussen de MPLA en de FNLA
3. Kritieke momenten (1955 – 1963)
In september 1949, een paar maanden na het opheffen van de Berlijnse Blokkade, werd de
Bondsrepubliek Duitsland (BRD) uitgeroepen. De Duitse Democratische Republiek (DDR) ontstond in
oktober. In 1949 werd ook de NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie) opgericht tussen de VS,
Canada en Europese landen. Dit was een militair bondgenootschap. In 1955 werd de BRD ook
toegelaten in de NAVO. Dat was eerder niet gebeurd uit angst voor hernieuwde militaire macht van
Duitsland. De SU reageerde direct met de oprichting van het Warschaupact, waar de DDR lid van
werd. Hiermee leken de Oost-Westverhoudingen in Europa in evenwicht.
In 1953 overleed Stalin. Hij werd opgevolgd door Nikita Chroesjtsjov, die een andere weg insloeg. Hij
dronk aan op ‘ontdooiing’. Hij streefde naar een andere verhouding met het buitenland. Hij ging
ervan uit dat een oorlog met de VS te vermijden was, en dat er daarom op vreedzame wijze
samengeleefd moest worden. Deze politiek van vreedzame co-existentie (vreedzaam samenleven)
verbeterde de relatie tussen Oost en West tijdelijk.`
In 1956 hield Chroesjtsjov een toespraak waarmee hij aangaf anders te denken dan Stalin. Dat,
gecombineerd met de ‘ontdooiing’, zorgde in Polen en Hongarije voor een roep om democratische
hervormingen. In Budapest werd er op 23 oktober 1956 door studenten een demonstratie
georganiseerd. Binnen een paar uur stonden tienduizenden bewoners van Budapest te protesteren
tegen het strenge communistische bewind. Het standbeeld van Stalin werd omvergehaald en het
radio-omroepgebouw bezet. De regering besloot de SU om hulp te vragen, maar werd de volgende
dag door betogers gedwongen om af te treden. De nieuwe regering besloot een paar weken later uit
het Warschaupact te treden. Dit wilde de SU niet toestaan. In de nacht van 3 op 4 november viel het
Sovjetleger Budapest binnen. Via de radio werd het Westen om steun gevraagd, maar Amerika
besloot niet in te grijpen uit angst voor een oorlog met de SU. De Hongaarse Opstand werd
neergeslagen.
In verschillende westerse hoofdsteden werd daartegen geprotesteerd. In Amsterdam werd het
gebouw Felix Meritis, waar het bestuur van de Communistische Partij Nederland was gevestigd,
bekogeld met straatstenen op 4 november.
Ondanks de politiek van vreedzame co-existentie kwam het in 1961 tot een tweede crisis rond WestBerlijn. De Amerikaanse president John F. Kennedy (1917-1963) en Chroesjtsjov ontmoetten elkaar
dat jaar in Wenen. Chroesjtsjov stelde in een ultimatum dat de westerse geallieerden binnen een
bepaalde periode West-Berlijn moesten verlaten. Kennedy weigerde dit en vroeg het Amerikaanse
Congres om uitbreiding van de Amerikaanse troepenmacht. Daarnaast kreeg hij steun van NAVO. De
crisis leek met een sisser af te lopen. Ondertussen vluchtten miljoenen Oost-Duitsers de DR via WestBerlijn. Dit schaadde het imago van het communisme dusdanig dat de SU en de DDR besloten een
muur te bouwen om verdere vluchtpogingen te voorkomen. In de nacht van 12 op 13 augustus 1961
verrees er op de grens van Oost- en West-Berlijn een omheining van prikkeldraad, die later
vervangen werd door een betonnen muur: de Berlijnse Muur. Het westen greep niet in. Kennedy
stak in 1963 de West-Berlijnse bevolking een hart onder de riem met zijn ‘Ich bin ein Berliner’toespraak. De muur werd pas in 1989 afgebroken.
In 1962 vond de Cubacrisis plaats. Amerika kwam erachter dat de SU een raketbasis op Cuba had
aangelegd. Dit was handig voor de Russen, want Cuba ligt vlakbij Amerika. Kennedy verklaarde dat de
SU de raketten moest ontmantelen en gaf bevel voor een vlootblokkade, waardoor de Sovjetschepen
met kernkoppen geen toegang meer hadden tot Cuba. Chroesjtsjov gaf daarop zijn
legerbevelhebbers toestemming kernwapens af te vuren als de Amerikanen een grondaanval zouden
doen op Cuba. Deze Cubacrisis bracht de wereld op de rand van een kernoorlog. Op het laatste
moment werd een compromis bereikt om imagoschade te voorkomen. De kernwapens op Cuba
werden ontmanteld op voorwaarde dat Kennedy de Amerikaanse wapens weghaalde uit Turkije. Er
werd ook een hotline aangelegd tussen Washington en Moskou.
Tijdlijn:
1955: Oprichting Warschaupact / BRD in NAVO
1956: Hongaarse Opstand
1961: Tweede crisis rondom Berlijn: in augustus begin bouw Berlijnse Muur
1962: Cubacrisis
1963: ‘Ich bin ein Berliner’-toespraak van Kennedy in West-Berlijn
Personen: (blz. 112)
Nikita Chroesjtsjov, John F. Kennedy
Voorbeelden: (blz. 113)
 Bestorming van Felix Meritis in Amsterdam
 ‘Ich bin ein Berliner’-toespraak van president Kennedy
4. Afnemende spanningen (1963 – 1991)
Door de Cubacrisis (1962) waren de VS en de SU zich ervan bewust van geworden dat de Koude
Oorlog daadwerkelijk uit kon lopen op een nucleair conflict. Om dit te voorkomen werden van beide
kanten pogingen gedaan om de communicatie te verbeteren. De onderlinge verhoudingen werden
nu aanzienlijk beter. Deze periode (1967 – 1979) wordt dan ook détente (ontspanning) genoemd.
Desondanks bleven beide partijen waken over hun invloedssferen. Dit werd duidelijk tijdens de
Praagse Lente. In april 1968 was in Tsjecho-Slowakije Alexander Dubček benoemd tot de nieuwe
leider van de communistische partij. Hij kondigde democratische hervormingen aan, en kreeg
daarvan veel bijval van jongeren en arbeiders. Sovjetleider Leonid Brezjnev vond dit niks en riep
Dubček tot orde, zonder succes. Daarop vaardigde hij zijn Brezjnevdoctrine uit. Hiermee maakte de
SU duidelijk dat zij zou ingrijpen wanneer ‘de essentiële gezamenlijke belangen van socialistische
landen bedreigd zouden worden door één van hen’. Op basis hiervan werd Tsjecho-Slowakije in
augustus 1968 binnengevallen door Sovjettroepen en bondgenoten uit het Warschaupact. Dubček
werd vervangen en de hervormingen werden teruggedraaid.
Tijdens de periode van détente werd vooral vooruitgang geboekt op het gebied van kernwapens. De
SU en VS zagen de ernst in van de nucleaire dreiging die was ontstaan door de wapenwedloop en
besloten hierover afspraken te maken. Dit resulteerde in 1972 in het zogenoemde Salt I-akkoord.
Hierin was vastgelegd dat het aantal kernwapens zou worden teruggebracht.
Begin 1980 ontstond er grote onrust in de SU door de aankondiging van het Amerikaanse SDIproject. Dit project hield in dat de Amerikanen een raketschild in de ruimte wilden bouwen waarmee
de raketten van de SU buiten de dampkring vernietigd konden worden. De SU wilde niet
achterblijven, maar door de falende economie hadden ze geen geld om een soortgelijk project op te
zetten.
Ondertussen ontstonden er in het Westen, en vooral onder jongeren, steeds meer protesten tegen
oorlogen en de wapenwedloop. Op 21 november 1981 namen 400.000 Nederlanders (waaronder
veel jongeren) deel aan een demonstratie tegen kernwapens in Amsterdam. Zij riepen hiermee de
Nederlandse regering op om niet akkoord te gaan met de plaatsing van 48 kernraketten in
Nederland.
Met de komst van Sovjetleider Michael Gorbatsjov in 1985 ging de Koude Oorlog de laatste fase in.
Om het communisme overeind te houden besloot hij tot enkele ingrijpende maatregelen. Hij
introduceerde een beleid van glasnost (meer ruimte voor persoonlijke vrijheid en openheid) en
perestrojka (marktwerking). Hij zocht ook toenadering tot het Westen en nam afstand van de
Brezjnevdoctrine.
Dit alles zette een reeks van onverwachte gebeurtenissen in gang. In de Oostbloklanden ontstond
een nieuwe roep om democratie. Het verzet begon in Polen en Hongarije. In Hongarije werd in
augustus 1989 voor 3 uur de grens met Oostenrijk opengesteld. Doordat er niet werd ingegrepen
door de SU kwamen ook andere communistische regimes onder druk te staan. Zo besloot de regering
van de DDR in november 1989 om vrij verkeer tussen Oost- en West-Berlijn toe te taan. Hiermee was
de val van de Berlijnse muur een feit. Al snel viel het Oostblok uit elkaar.
Deze gebeurtenissen waren onbedoeld gevolg van het beleid van Gorbatsjov. In 1991 werd hij
gedwongen om af te treden. Daarmee kwam een einde aan het communistische bewind in de SU en
was de Koude Oorlog voorbij. Tussen 2006 en 2010 traden tien voormalige Oostbloklanden toe tot de
Europese Unie. Een ontwikkeling die nieuwe mogelijkheden bood voor de Europese samenwerking.
Tijdbalk:
1968: Praagse Lente
1972: Salt I ondertekend
1981: Demonstratie tegen kernwapens in Amsterdam
1983: Amerikaanse SDI-project
1985: Gorbatsjov leider van de Sovjet-Unie
1989: Val Berlijnse muur
1991: Einde communistisch bewind in de Sovjet-Unie
Personen: (blz. 121)
Leonid Brezjnev, Michael Gorbatsjov
Voorbeelden: (blz. 121 – 123)
 Praagse Lente
 Salt I-akkoord ondertekend
 Demonstratie tegen kernwapens in Amsterdam
Tijdbalk hele hoofdstuk:
1945: Einde Tweede Wereldoorlog
Juli 1945: Conferentie van Potsdam
Augustus 1945: Atoombom op Hiroshima
1947: Trumandoctrine en stimuleren Europese samenwerking door middel van Marshallplan
Juni 1948 – mei 1949: Blokkade van Berlijn
1949: Oprichting NAVO / Mao Zedong roept de Volksrepubliek China uit
1950-1953: Koreaoorlog (nog steeds geen vrede, alleen wapenstilstand!)
1950: Redevoering van senator McCarthy
1953: Dood Stalin
1954: Slag bij Dien Bien Phu / Akkoorden van Genève
1955: Oprichting Warschaupact / BRD in NAVO
1956: Hongaarse Opstand
1957: Russen schieten spoetnik de ruimte in
1958: Amerikanen hebben hun eerste ruimteraket
1959: Cubaanse revolutie
1961: Tweede crisis rondom Berlijn: in augustus begin bouw Berlijnse Muur / Russen eerste man in
de ruimte (Yuri Gagarini)
1962: Cubacrisis / Amerikanen eerste man in de ruimte (John Glenn)
1963: ‘Ich bin ein Berliner’-toespraak van Kennedy in West-Berlijn
1964: Het Amerikaanse Congres aanvaardt de Tonkinresolutie / VS raken openlijk militair betrokken
bij oorlog in Vietnam
1968: Tet-offensief / Praagse Lente
1969: Armstrong eerste man op de maan met Apollo 11
1972: De Amerikaanse president Nixon bezoekt China / Salt I ondertekend
1973: De VS trekt zich terug uit Vietnam
1975: Einde Vietnamoorlog / Begin burgeroorlog in Angola / Door samenwerking einde spacerace
1979: Sovjet-Unie valt Afghanistan binnen
1981: Demonstratie tegen kernwapens in Amsterdam
1983: Amerikaanse SDI-project
1985: Gorbatsjov leider van de Sovjet-Unie
1989: Val Berlijnse muur
1991: Einde communistisch bewind in de Sovjet-Unie
Download