Samenvatting H3 SV deel 3 Havo/Vwo De Koude oorlog 3.1 Oprichting en optreden van de Verenigde Naties Doel van de Verenigde Naties(VN) In 1945 werd de organisatie van de Verenigde Naties, afgekort VN, opgericht. Bijna alle landen van de wereld zijn er nu lid van. Doelstellingen van de VN: - zorgen voor vrede en veiligheid - volken laten samenwerken b ij het oplossen van economische en sociale problemen - gelegenheid bieden aan de staten om met elkaar te overleggen. Alle lidstaten ondertekenden de Verklaring van de Rechten van de Mens. Belangrijke grondrechten zijn: - alle mensen zijn vrij en gelijk voor de wet; - iedereen heeft recht op eerlijke rechtspraak en een openbaar proces; - iedereen is vrij zijn mening te uiten en aan anderen door te geven; de rechten en vrijheden gelden voort iedereen zonder enig onderscheid naar ras, kleur, sekse, taal, geloof, politieke opvatting, bezit nationaliteit of afkomst. Wat er van de doelstellingen van de VN terechtkomt Er is na 1945 geen nieuwe wereldoorlog uitgebroken maar er zijn wel veel ‘kleiner’ oorlogen gevoerd. De VN zou bij het uitbreken van een oorlog ingrijpen, maar dat is alleen gebeurd bij de Koreaanse Oorlog (1950-1953) en bij de Golfoorlog in 1991. Dat kwam vooral doordat door de permanente leden van de Veiligheidsraad het vetorecht werd gebruikt. De VN heeft wel vaak troepen gestuurd naar gebieden om een nieuwe oorlog te voorkomen. En ook om ‘etnische’ zuiveringen( het verdrijven en soms vermoorden van bevolkingsgroepen) te voorkomen in b.v. Joegoslavië en centraal Afrika. 3.2 De blokvorming in Oost en West De tijd van de Koude Oorlog De Koude Oorlog was een periode van vijandschap tussen de Sovjet Unie (SU) en de VS en hun bondgenoten, waarin veel conflicten en oorlogen voorkwamen. Er was echter geen sprake van een rechtstreekse oorlog tussen de VS en de SU. De grenzen tussen Oost en West bestonden uit een kale strook land (‘niemandsland’) met veel prikkeldraad en wachttorens. De Engelse minister-president Churchill noemde deze grens het IJzeren Gordijn. De Tijd van de Koude Oorlog laat men meestal beginnen na afloop van de Tweede Wereldoorlog. Omstreeks 1989 kwam er een einde aan de vijandschap tussen de SU en de VS en hun bondgenoten. Wantrouwen tussen Oost en West vanaf het ontstaan van de SU. Bij het ontstaan van de SU in 1917 was er al wantrouwen tussen de SU aan de ene kant en de VS en West-Europa aan de andere kant. In 1918 stuurden de westerse geallieerden troepen naar de SU om de communistische regering ten val te brengen. Maar dat mislukte. De SU richtte in 1919 de Komintern op met als doel de communistische revolutie over de wereld te verspreiden In 1939 sloten Hitler en Stalin een niet-aanvalsverdrag. Samen veroverden ze Polen. Kort daarop viel de SU Finland binnen waardoor het wantrouwen verder toen nam. Na de Tweede Wereldoorlog groeit het wantrouwen: De Grote drie gingen er bij hun overleg van uit dat wie een bepaald gebied op de Duitsers of Japanners had veroverd, in dat gebied de grootste invloed mocht houden. Zo ontstonden er invloedsferen. De westerse geallieerden wilden dat overal in de bevrijde gebieden de democratie werd hersteld. Stalin dacht in de eerste plaats aan de veiligheid van Rusland. Hij wilde dus geen anti-communistische regeringen in de door de SU bevrijde gebieden. Onenigheid over de toekomst van Duitsland. De SU wilde na de oorlog van Duitsland een economisch en militair zwak land maken. De VS wilden een economisch sterk, democratisch Duitsland. Als gevolg van deze verdeeldheid gingen Oost en West in hun bezettingszones een eigen politiek voeren.Al spoedig ontstonden daarna de westers gezinde Bondsrepubliek en de Russisch gezinde DDR. Zo was Duitsland in twee staten verdeeld. Een burgeroorlog in Griekenland leidt tot de Trumanleer In Griekenland streed de regering tegen een door communisten geleide oppositie. de VS gingen de Griekse regering steunen(1947). President Truman verklaarde dat de VS zich vanaf dat moment tegen iedere communistische aanval of opstand, waar ook ter wereld, zou verzetten. Dit wordt de Trumanleer genoemd. Stalin beschouwde de Trumanleer als een vijandige politiek ten opzichte van de SU. Marshallhulp wekt woede van StalinDe VS gingen Europa financieel steunen, door middel van het zogenaamde Marshallplan, bij de opbouw van de economie. Volgens Stalin wilden de Amerikanen Europa door het plan economisch en politiek afhankelijk maken van de VS. In Azië breidt communisme zich uit.In Noord Korea en China kwamen communistische regeringen aan de macht. De communist Ho Tsji Minh leidde in Viëtnam de vrijheidstrijd tegen de Franse koloniale overheersers. In China behaalde in 1949 de Communisten de winst in de burgeroorlog tegen de Nationalisten en ontstond de Chinese Volksrepubliek (1949) en Nationalistisch China (Formosa nu Taiwan). Volksdemocratieën zijn in werkelijkheid dictaturenDe communisten in het Oostblok noemden hun regeringsvorm 'volksdemocratie'. In hun ogen was democratie voor het hele volk alleen mogelijk onder de leiding van de communistische partij. Kritiek op de partij was niet toegestaan. De SU sloot met de volksdemocratieën twee belangrijke verdragen: een verdrag voor economische samenwerking, Comecon, in 1949; een verdrag voor militaire samenwerking, het Warschaupact, in 1955. In de Comecon en in het Warschaupact gebeurde wat de SU wilde. Na de dood van Stalin kregen de volksdemocratieën wel iets meer vrijheid, maar als men te veel vrijheid wilde greep de SU met geweld in: Oost-Berlijn 1953, opstand in Hongarije in 1956 en hervormingen in Tsjecho-Slowakije in 1968. Yoegoslavië maakt zich los van de Russische invloedssfeer: Yoegoslavië werd bevrijd door de communistische verzetsbeweging onder leiding van Josip Tito en Stalin slaagde er niet in Joegoslavië zijn wil op te leggen. Joegoslavië sloot zich niet bij Oost of West aan en werd en van de leiders van de niet-gebonden landen. De Volksdemocratieën vertonen onderlinge verschillen: De DDR en Bulgarije vielen op door de strakke organisatie en trouwe navolging van de SU. In Polen was het verzet tegen de communistische partij het sterkst. Vooral onder leiding van de katholieke kerk. Naast de kerk begon ook de vakbond Solidariteit zich tegen het communisme te verzetten. Onder druk van Moskou werd Solidariteit verboden en vond er zelfs in Polen een militaire staatsgreep plaats. Er waren grote tekorten van allerlei geoderen. Nadat de SU de Hongaarse Opstand in 1956 had neergeslagen kwam er toch een iets grotere vrijheid in Hongarije. Op economisch gebied kregen kleine particuliere bedrijven weer een kans. Nadat de legers van het Warschaupact (uitgezonderd Roemenië) een einde hadden gemaakt aan de Praagse lente. Toch zette ondergronds de beweging Charta '77 zich in voor de rechten van de mens. Op economisch gebied verouderde de Tsjechische industrie sterk. In Roemenië heerste partijleider Ceausescu als een alleenheerser met harde hand. Hij zette zich onafhankelijk op tegen de SU en nam niet deel aan de invasie in Tsjecho - Slowakije. De SU mocht ook geen kernwapens op Roemeens grondgebied plaatsen. 3.3 Conflicten en oorlogen De blokkade van West-Berlijn (1948-1949) De Duitse hoofdstad Berlijn lag in de Russische bezettingszone en was in vier sectoren verdeeld. De drie sectoren van de westerse Geallieerden vormden samen West-Berlijn. Stalin besloot tot een blokkade van West Berlijn. In juni 1948 liet hij plotseling alle wegen naar West-Berlijn door Russische troepen afsluiten. Amerikaanse en Britse transportvliegtuigen begonnen een 'luchtbrug', die West-Berlijn van voorraden voorzag. Na bijna een jaar hief Stalin de blokkade op (mei 1949). Het gevolg van de blokkade was dat de landen in het Westen nog nauwer gingen samenwerken. Ze sloten een militair bondgenootschap, de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (Navo, april 1949). In 1954 werd de Bondsrepubliek Duitsland tot de Navo toegelaten. De Sovjet-Unie en de communistische landen in Oost-Europa reageerden hierop door een militair bondgenootschap te sluiten: het Warschaupact(1955). De Koreaanse Oorlog (1950-1953) De 38e breedtegraad vormde de grens tussen Russisch en Amerikaans gebied aan het einde van de 2e Wereldoorlog. Korea werd na de oorlog net als Duitsland verdeeld in twee staten: - Noord Korea, gesteund door de SU; - Zuid-Korea, gesteund door de VS. In 1949 vertrokken zowel de Russische als de Amerikaanse troepen uit Korea. In juni 1950 viel het Noord-Koreaanse leger Zuid-Korea aan. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties besloot om een VN leger naar Korea te sturen. (Men kon die beslissing nemen omdat de SU de vergadering van de Veiligheidsraad Boycotte). Zie voor het verloop van de Korea oorlog het kaartje. Het VN leger dreef de Noord-Koreanen tot aan de Chinese grens. Communistisch China begon zich met de strijd te bemoeien. Het VN leger werd teruggedreven tot aan de 38ste Breedtegraad. In 1953 werd een wapenstilstand gesloten en Korea blijft tot op de dag van vandaag uit twee staten bestaan. De Berlijnse muur (1961) Na de dood van Stalin voerde Chroesjtsjov een politiek van vreedzame coëxistentie. Eind 1960 werd J.F. Kennedy tot president van de VS gekozen. Hoewel hij meer begrip leek te hebben voor de SU ontstonden er toch twee grote conflicten over de Berlijnse Muur en de Cubacrisis: In 1961 eiste Chroesjtsjov dat de westerse Geallieerden zich uit West-Berlijn zouden terugtrekken. De westerse Geallieerden gingen daar natuurlijk niet op in. Chroesjtsjov gaf toen aan de DDR toestemming een muur dwars door de stad te bouwen. West Berlijn werd ingemetseld en burgers uit de DDR konden nu niet meer naar het Westen vluchtten.De muur zou tot 1989 blijven bestaan. De Cubacrisis (1962) Op Cuba had Fidel Castro na een guerrillaoorlog macht veroverd (1958). De Amerikaanse bedrijven op Cuba werden genationaliseerd. Daardoor kwam Cuba in conflict met de VS. De VS besloot tot een economische boycot van Cuba. Castro kreeg steun van de SU en voerde het communisme in. In oktober 1962 ontdekten Amerikaanse vliegtuigen Russische raketinstallaties op Cuba. President J.F. Kennedy kondigde een marineblokkade van Cuba af. Op 500 mijl van Cuba wachtte de Amerikaanse marine de Russische schepen op, die op weg waren naar Cuba. Op het laatste moment keerden de Russische schepen om. Chroesjtsjov en Kennedy kwamen tot overeenstemming. Kennedy gaf de garantie dat de VS Cuba nooit zouden aanvallen en Chroesjtjsov liet de raketten van Cuba terughalen. De twee leiders beseften dat de wereld aan de rand van een wereldoorlog had verkeerd. Tussen de VS en de SU werd nu een 'hot-line' aangelegd, om bij een crisis sneller te kunnen overleggen. De oorlog in Vietnam (1960-1975) De vroegere Franse kolonie Vietnam werd in 1954 in twee staten verdeeld langs de 17e breedtegraad. - Het communistische Noord-Vietnam, gesteund door de SU; - Het pro-westerse Zuid-Vietnam, gesteund door de VS. 1. De Vietcong begint een guerrillaoorlog In Zuid-Vietnam ontstond verzet tegen de regering. Dit verzet werd geleid door de Vietcong( Vietnamese communisten). In 1960 begon de Vietcong een guerrillaoorlog tegen de regering. Zij kreeg daarbij steun van Noord-Vietnam. President Kennedy hielp de ZuidVietnamese regering met wapens en militaire specialisten. 2. Honderdduizenden Amerikaanse soldaten naar Vietnam President Johnson, de opvolger van Kennedy, was ervan overtuigd dat als Zuid-Vietnam communistisch zou worden, andere landen zoals Cambodja, Birma, Maleisië, Tailand en Laos ook als dominostenen voor het communisme zouden vallen. Die opvatting wordt daarom de dominotheorie genoemd. Johnson stuurde in 1965 op grote schaal Amerikaanse troepen naar Vietnam. In 1968 waren er een half miljoen militairen uit de VS.Ook NoordVietnam stuurt steeds meer soldaten. 3. Vanaf 1968 werd het in feite een oorlog in Zuid-Vietnam tussen de VS en NoordVietnam. De Amerikanen maakten gebruik van de modernste middelen als zware bommenwerpers, helikopters, napalmbommen, en chemische ontbladeringsmiddelen. Talloze burgers werden het slachtoffer van het geweld. Ook op Noord-Vietnam werden bombardementen uitgevoerd. Toch slaagden de VS er niet in om de Vietcong en de Noord-Vietnamezen te verslaan. 4. De VS trekken zich terug uit Vietnam De weerstand onder de bevolking van de VS tegen de oorlog werd steeds groter. President Nixon, de opvolger van Johnson: Trok de grondtroepen in 1972 terug uit Vietnam. Hij zorgde voor een wapenstilstand tussen Noord- en Zuid-Vietnam(januari 1973). Noord- en Zuid-Vietam werden verenigd in één communistisch land. 1975 De afloop van de Vietnam oorlog was een grote schok voor het zelfvertrouwen van de VS. De modernste macht ter wereld was er niet in geslaagd een kleiner en veel minder ontwikkeld Aziatisch land te overwinnen. het trauma zou nog lang duren. De Vietnam oorlog wordt ook wel de TV oorlog genoemd. Nog nooit was er zoveel gefotografeerd en op de TV vertoont direct vanaf het slagveld en dat miste zijn uitwerking niet in het Westen. Voortaan zouden de militairen niet meer toestaan dat er op zo'n grote schaal journalisten meegingen als er ergens een gewapend conflict zou worden uitgevochten. Oost en West elders in de wereld Oost en West probeerden beide hun invloed in de rest van de wereld uitte breiden. daardoor ontstonden overal spanningen en soms(burger)-oorlogen. In Afrika werden enkele landen communistisch. In Latijns- Amerika was Cuba communistisch geworden. In enkele staten behaalden de communisten slechts tijdelijk successen( El Salvador en Nicaragua) Ook in het Midden-Oosten wilden Oost en West hun invloed vergroten. De Kernwapenwedloop Een van de ernstigste gevolgen van de Koude Oorlog was de kernwapenwedloop. Nadat de Amerikanen een atoombom hadden ontwikkeld en gebruikt tegen Japan, had de SU binnen 4 jaar ook een atoombom. Zo ontstond r een situatie waarbij men elkaar met behulp van kernwapens kon afschrikken(wederzijdse afschrikking).Wie aan een kernoorlog begon kon er op rekenen dat zijn eigen land ook verwoest zou worden. Toch bleef men bang voor een verrassingsaanval en ontwikkelde men steeds modernere kernwapens. 3.4 Einde van de Koude Oorlog Wonderjaar 1989: einde aan de communistische overheersing van Oost-Europa In 1985 werd Gorbatsjov leider van de SU. Hij stond in Oost-Europa steeds meer vrijheid toe. In de jaren 1988-1991 werd de verhouding tussen de SU en het westen steeds beter dankzij concessies van de SU: In Midden- en Oost-Europese landen werd de alleenheerschappij van de communistische partijen afgeschaft. De DDR ging op in de Bondsrepubliek (3 oktober 1990) en beëindigde daarmee het lidmaatschap van het Warschaupact. In 1991 viel de SU uiteen en werd het Warschaupact opgeheven. De vakbond Solidariteit werd in Polen weer toegelaten, won de vrije verkiezingen in juni 1989 en kreeg een niet-communistische regering. Lech Walesa werd president van Polen in 1990. De volksdemocratieën in de DDR, Tsjecho-Slowakije, Bulgarijeverdwenen na vreedzame demonstraties. In Roemenië vond er wel een revolutie plaats waarbij Ceausescu en zijn vrouw gearresteerd en berecht werden (25 december 1989). In grote delen van Oost-Europa was het communisme afgeschaft. Toch waren er nog wel enkele tegenstellingen: Rusland was 'not-amused' toen Polen, Tsjechië en Hongarije in 1999 lid werden van de Navo. Rusland steunde, zoals ook in WO I, Servië in de burgeroorlog op de Balkan. Belangrijkste oorzaken van de veranderingen in het 'wonderjaar' 1999: 1. De te hoge kosten van de Koude Oorlog. De Wapenwedloop was voor Rusland niet meer op te brengen. 2. Verlies aan vertrouwen in het communisme. Oost-Europa raakte in welvaart steeds verder achter bij West-Europa. 3.5 Steeds meer economische samenwerking in Europa Het Marshallplan maakt Europse samenwerking nodig Er was schaarste aan alles en veel levensmiddelen waren alleen op de bon verkrijgbaar. Een vlot economisch herstel was mogelijk door de Marshallhulp. De Europese landen konden geld krijgen van de VS (85 % schenking 15% lening) voor de opbouw van hun economie. Onder druk van Moskou wezen de Oost-Europese landen de hulp af. Het was nu wel noodzakelijk dat de landen gingen samenwerken. De EGKS werd opgericht In 1951 richtten Frankrijk, West-Duitsland, Italië en de Benelux landen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) op. De zes besloten in een gemeenschappelijk verdrag samen de kolen- en staalproductie te beheren. En men stond sterker tegenover een nieuwe bedreiging de SU en haar satelietstaten. Succes van de EGKS leidt tot EG en daarna tot de EU Door het succes werden plannen uitgewerkt voor een Europese Economische Gemeenschap(EEG) die betrekking zouden hebben op alle goederen en diensten die binnen de zes lidstaten geproduceerd werden. Dit leidde In 1957 tot: Het verdrag van Rome, waarbij de EEG een feit werd. De oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom), een organisatie voor het vreedzaam ontwikkelen van atoomenergie voor vreedzame doeleinden. De volgende ontwikkelingen vonden plaats: In 1967 werden de EGKS, EEG en Euratom samengevoegd tot de Europese Gemeenschappen (EG). In 1990 werd het verdrag van Schengen gesloten waardoor in de lidstaten van de EG vrij verkeer van mensen mogelijk werd. In 1994 werd het verdrag van Maastricht besloten waarbij de Europese Unie(EU) tot stand kwam. In de toekomst zou men een gemeenschappelijke buitenlandse politiek en een gemeenschappelijk veiligheidsbeleid gaan voeren. Men besloot in 2002 een gemeenschappelijke munt in te voeren de euro. Niet alle lidstaten hebben deze munt ingevoerd b.v. Engeland. De landbouwpolitiek wordt een groot probleem De EU gaf de boeren garantieprijzen voor hun producten. Daardoor hoefden de boeren zich geen zorgen te maken over de verkoop van hun producten. Doordat de boren meer produceerden dan de markt nodig had ontstonden er overschotten de zogenaamde 'boterbergen' en 'melkplassen'. Dit kostte natuurlijk veel te veel geld en de begroting van de EU bestond voor een groot deel uit landbouwuitgaven. Er ontstond onenigheid en men zocht naar een oplossing. Naast beperkte verlaging van de garantieprijzen werd in 1990-1991 besloten tot het intrekken van subsidies aan kleine en middelgrote boerenbedrijven en het financieel straffen van boeren die meer produceerden. Zo ontstonden de melkquota's. Van 'zes' naar 'vijfentwintig' en meer. Andere landen zagen het economisch succes van de EG en wilden ook lid worden. In het begin van de jaren zestig zocht de Britse regering toenadering tot de EG. President Charles de Gaulle( 1958-1969) van Frankrijk was ertegen. Weinig politieke samenwerking Naar buiten toe proberen de lidstaten steeds meer eensgezind op te treden maar steeds weer blijkt in de praktijk( Burgeroorlog Yoegoslavië, Golfoorlog)dat landen individueel toch hun eigen weg gingen. Ook in het verdrag van Maastricht staan onvoldoende maatregelen om tot politieke samenwerking te komen. 3.6 De Organisatie van de EU De Europese Commissie Dit is het dagelijks bestuur van de Unie. De commissie bestaat uit 20 personen, commissarissen genoemd. Zij worden voor vier jaar benoemd. Bij hun benoeming wordt rekening gehouden met nationaliteit en politieke voorkeur. De Raad van Ministers Deze bestaat uit leden van de nationale regeringen. Er zijn evenveel leden als lidstaten. Het voorzitterschap van de Raad rouleert per 6 maanden tussen de lidstaten. De Europese Raad De regeringsleiders van de EU komen twee maal per jaar bijeen. Over elk onderwerp kan worden gesproken. Het Europese Parlement Dit werd ingesteld in 1958, sinds 1979 wordt het om de 5 jaar gekozen door de stemgerechtigde bevolking in de EU-landen. De zetels zijn naar inwoneraantal verdeeld. Het Parlement heeft minder macht dan de parlementen van de lidstaten. Controleert de Europese Commissie, maar heeft wat betreft de wetgevende functie nog maar een adviserende functie. Het Hof van Justitie De EU maakt zelf recht. Het Gemeenschapsrecht bestaat uit de regels die in de oprichtingsverdragen staan en uit de regels die door de Commissie en de Raad worden opgesteld. Het Gemeenschapsrecht gaat zelfs boven het recht van de lidstaat. Het Hof bestaat uit één rechter van elke lidstaat en - indien nodig- een extra rechter om het totale aantal oneven te maken. 3.7 Heeft de Natie-Staat zijn tijd gehad? In Europa zijn in de afgelopen eeuwen nationale staten ontstaan en bijna elke staat heeft zijn tegenwoordige grenzen in één of meer oorlogen bevochten. Dat heeft maar weinig ideale natie-staten opgeleverd. Verschillende uitwerkingen van de natie-staat in West-Europa In sommige staten bestaan aanzienlijke verschillen tussen bevolkingsgroepen. De meeste regeringen proberen door allerlei maatregelen de identiteit en het karakter van de verschillende groepen zoveel mogelijk recht te doen. Daarin gaat men in de ene staat verder dan in de andere staat. Een paar voorbeelden: In Zwitserland en later ook in België hebben de belangrijkste taalgroepen een zo grote mate van zelfbestuur dat ze bijna gescheiden kunnen leven. In Nederland hebben de Friezen op cultureel gebied enige autonomie. In Spanje leven verschillende etnische groepen. Sinds 1980-1981 is aan twee ervan, de Catalanen en de Basken, een zekere mate van zelfbestuur verleend. In Frankrijk leven van oudsher verschillende etnische en taalkundige minderheden. Aan hen wordt weinig of geen autonomie verleend. De Natie-Staat verliest in Europa aan betekenis Dat komt door twee ontwikkelingen: De natie-staat van onderop wordt ondermijnd door het regionalisme. Vanaf de Franse Revolutie(1789) kregen de overheden in de Europese staten steeds meer greep op de burgers. In West-Europa is sinds de jaren 60 van de twintigste eeuw een ontwikkeling gaande naar een versterking van de regio's. Met regio's worden gebieden binnen staten bedoeld waarin mensen leven die zich cultureel en etnisch met elkaar verbonden voelen. Zo wordt binnen de bestaande staten gezocht naar een evenwicht tussen centrale en gedecentraliseerde besluitvorming. De natie-staat wordt van bovenaf ingeperkt door internationale organisaties. Sinds het einde de Tweede Wereldoorlog wordt de macht van de natie- staat van bovenaf steeds meer ingeperkt door internationale organisaties als de EU, de VN, en de NAVO. Ook door de toenemende globalisering vervagen grenzen.