Voorblad ecbo PowerPoint-presentatie

advertisement
Netwerken en sociaal kapitaal
Hefboom of slagboom
Marc van der Meer
LOB-netwerk
8 december 2011
Inhoud
1. Netwerk literatuur: de kracht van sociale bindingen
2. HvA studie naar alumni
3. Ecbo-onderzoek in het mbo
4. Conclusies
2
Wat zijn netwerken?
• Veel organisatie/bedrijfssociologiche literatuur
•Veel arbeidsmarktliteratuur
Bronnen sociaal kapitaal?
• Ouders/gezin (Van den Broek e.a., 2010; Bourdieu, 1989;
Kraaykamp 2009; Brinkgreve, 2010; Perna & Titus, 2005)
• Peers (Karsten, 2006)
• School (Robèrt,2003; Parcel, 2010)
• Clubs/vereniging/vrijwilligerswerk (Volker & Flap, 2008; Chua,
3
Metro London
4
Van bedrijfsorganisatie naar
netwerken
1. Van clans naar bedrijfsorganisatie naar netwerken
2. Relationele vormen van contracten
3. Aan de rand van de organisatie is kennis vluchtig
4. De organisatie heeft hierarchie nodig om kennis te
bundelen: belang van kennismanagament
5
Bindingen
1. De kracht van zwakke bindingen
2. De kracht van sterke bindingen
6
7
Open en gesloten innovatie
(Chesbrough, 2003)
8
Stromen in het MBO
9
Plaatje innovatie NWO 2006
10
Model Hybride Organisaties
Vormen van schools leren
Leren centraal
Volledig
Hybride
DeelsOverwegend
Hybride Hybride
Vormen van werkplekleren
Overwegend Deels
Hybride Hybride
Werken centraal
11
Aanleiding tot studie sociaal
kapitaal en studentenwerken
• Sociaal kapitaal is ongelijk verdeeld
(Battu, 2010; Behtoui, 2007).
• Problemen in het mbo/ hbo zoals schooluitval, switchen etc.
• Docenten en leerlingen lijken zich weinig bewust van
belang sociaal kapitaal
12
HvA onderzoek naar alumni
(Balafkih, Imansoeradi,
Meerman, Van der Meer, 2009)
1. Drie jaar na afstuderen
2. Netwerkopbouw etnisch gescheiden
3. Conclusies
13
MBO onderzoek
• ‘Onzichtbare en zichtbare hand’ (Lin, 2008)
• Hoe rijker het netwerk, hoe groter de opbrengst
14
Onderzoeksvraag
Is het sociaal kapitaal van belang voor de leerloopbaan van
mbo’ers en in hoeverre besteden onderwijsinstellingen
aandacht aan dit thema?
1. Hoe ziet het netwerk eruit
2. Ervaren mbo’ers toegang tot hulpbronnen?
3. Effecten op schoolsucces, beroepsbeeld en
tevredenheid stage
4. Wat doen mbo-instellingen aan sociaal kapitaal?
15
Onderzoeksopzet
Survey-onderzoek 1.556 mbo’ers, waarvan 20% vsv’ers
A-selecte steekproef
Groepsinterviews met docenten van roc’s
Schoolkenmerken Leerlingkenmerken
Sector
mbo niveau 2/4
Geslacht
Leeftijd
Etnische afkomst
Opleidingsniveau ouders
Mate van maatschappelijke participatie
16
Meten van sociaal kapitaal
• Voorkomende beroepen in het netwerk (PG)
• Toegang tot hulp in het netwerk (RG)
17
Position generator
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Huisarts (niet je eigen)
Advocaat
Manager
Politieagent
Verpleegkundige
Kapper
Bakker
Kok
Schoonmaker
18
Position generator
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Huisarts, chirurg, psychiater (niet je eigen)
Advocaat, notaris, rechter
Manager, directeur, projectleider
Politieagent, jongerenwerker,
gevangenismedewerker
Verpleegkundige, doktersassistent, tandartsassistent
Kapper, schoonheidsspecialist(e)
Bakker, slager, groenteboer
Kok, ober, serveerster
Schoonmaker, vuilnisman, glazenwasser
19
Position generator
20
Werkt de position generator?
•
•
•
•
•
Kennen leerlingen alle beroepen?
Onduidelijke beroepen: leraar, dominee
Dekking: weinig zorgberoepen
Spreiding
Conclusie: heldere beroepen, goed overzicht, voldoende
variatie
21
Resource generator
• RG meet toegang tot hulp in het netwerk
• Voorbeeldvragen:
– Stimuleert iemand je om je mbo-opleiding af te
maken?
– Heb je iemand die je kan helpen met huiswerk?
– Als dat nodig is, wie zou je dan om hulp vragen
om een stageplaats te vinden?
22
Resultaten: het netwerk
• Mannen
> vrouwen
• Niveau 4
> niveau 2
• Het netwerk neemt toe met de leeftijd
• Surinamers groter netwerk dan Marokkanen en
Nederlanders
• Surinamers netwerk met meer status dan Marokkanen
• Allochtonen hebben diverser netwerk dan autochtonen
23
Resultaten: toegang tot
hulpbronnen
Gezinsleden belangrijkst
Kennissen minst belangrijk
•
•
•
•
•
Vrouwen meer dan mannen
Hoe ouder, hoe minder hulp
Niveau 4 vaker geen hulp dan niveau 2
Autochtonen meer hulp dan allochtonen
Marokkaanse respondenten  minste toegang tot hulp
24
Resultaten: effecten
Algemeen:
Schoolsucces:
Beroepsbeeld:
Tevredenheid stage:
Toegang tot hulp meer effect dan netwerk
zelf
Hogere beroepen, iets hogere
schoolprestatie
Meer toegang tot hulp, iets hogere
schoolprestaties
VsVérs minder toegang tot hulp
Hulp bij de beroepskeuze draagt vooral op
niveau 2 aan een scherp beroepsbeeld
Geen effecten, vooral de school is van
belang
25
Resultaten: wat instellingen doen
Volgens leerlingen:
•
•
•
•
Contact leggen met bedrijf (75%)
Houding tijdens stage/werkbezoek (75%)
Netwerk in kaart brengen (30%)
Digitale netwerken (30%)
Volgens docenten:
•
•
•
•
Meesten erkennen belang, maar doen weinig
Wel in kader LOB/stage  contact leggen/houdingsaspecten
Bij sommige opleidingen is netwerk inherent aan beroep
Sommige docenten wenden eigen netwerk aan
26
Conclusies (1)
•
•
•
•
•
Conclusies eerder indicatief dan representatief voor
hele mbo
SK groeit met de jaren, kan worden ontwikkeld,
gebeurt via mbo-onderwijs nog maar mondjesmaat
Aandacht mbo’ers voor SK in examenjaar nog
beperkt : diplomagerichtheid
Mbo’ers verschillen qua SK: m/v, niveau 2/4,
etniciteit
Echter niet sociale achtergrond
27
Conclusies (2)
•
•
•
•
•
Beperkte invloed SK op effectmaten
(schoolprestaties, beroepsbeeld, tevredenheid stage)
Deelname aan opleiding hangt samen met SK
(met name toegang hulpbronnen)
Eveneens invloed deelname aan clubs, verenigingen,
vrijwilligerswerk op SK
Aandacht in mbo-onderwijs nog beperkt, kan beter
Hefboom of slagboom?
28
Ontwikkelpunten
•
•
•
Bij onderdelen in de vragenlijst wellicht iets meer
toelichting (bijv. ‘Ken je iemand’)
De Multiberoepen PG zou na bewerking bruikbaar
kunnen worden gemaakt voor scholen
Inzichten uit studie zouden besproken kunnen
worden met roc’s (teams, slb’ers, stagebegeleiders,
etc.)
29
Resultaten: kerncijfers
Aantal
Niveau 2: 1020 bol’ers
Etniciteit
60% aut., 13-14% bij 3 all. groepen
Etn. naar niveau Niveau 2: 50% aut, 22%
Mar, 14% Sur/Tur
Niveau 4: 536 bol’ers
Niveau 4: 65% aut, 10% Mar,
13% Sur/Turk
Geslacht
57% vr
43% m
Leeftijd
Niveau 4 gem. 1 jaar ouder
Opleidingsnivea
u ouders
• Grote verschillen: ruim helft Mar. ouder hooguit lagere
school, bij aut. 4%
• Geen verschil niveau 2 en 4
• Vr. mbo’ers iets vaker laag/hoog, m. iets meer midden
Opleidingsnivea
u broer/zus
Mbo’ers niveau 2 vaker broer/zus met lager opleidingsniveau
dan mbo’ers niveau 4
30
Resultaten: kerncijfers
Goede vrienden
M: gem. 9,2
Vr: gem. 6,2
Lidmaatschap
club/vereniging
M: 55%
Niveau 4: 52%
Aut: 54%
Vr: 42%
Niveau 2: 38%
All: 34-40%
Vrijwilligerswerk Niveau 4: 27%
Aut: 26%
Niveau 2: 17%
All: 18-21%
Bijbanen
M: 72%
Niveau 4: 72%
Aut: 75%
Vr: 65%
Niveau 2: ca. 60%
All: 54-60%
Schoolprestaties
60% goed, 33% voldoende, 7% onvold.-slecht.
Vr. beter dan m., niveau 4 beter dan niveau 2.
Beroepsbeeld
•
•
•
•
53% zegt beroepskeuze te hebben gemaakt
31% twijfelt tussen beroepen
14% weet het niet
2% is er niet mee bezig
31
Download