SAMENVATTING RECHTSSOCIOLOGIE

advertisement
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
SAMENVATTING RECHTSSOCIOLOGIE
Academiejaar 2010 – 2011
Prof. P. Hebberecht
DEEL I
DE ONTWIKKELING VAN DE RECHTSSOCIOLOGIE
HOOFDSTUK 1: DE RECHTSWETENSCHAP EN DE SOCIOLOGIE
- Rechtssociologie = specialisatie algemene sociologie met bijzondere aandacht voor het
recht
- Ontmoeting sociologie en rechtswetenschap: juridisch onderwijs, opleiding van politiële en
justitiële ambtenaren, onderzoek politieel en justitieel beleid…
- Rechtswetenschap en sociologie:
* veel begrippen gemeenschappelijk, maar verschillende, eigen betekenis (vb. gezag,
wet, norm, sanctie…)  rechtswetenschap: exacte betekenis  sociologie: nog geen
eenstemmige betekenis
* verschillende werelden  juristen: concreet, te maken met individuele conflicten,
conservatief  sociologen: zien unieke gebeurtenissen als exponent van algemene
processen, bestuderen ook het alledaagse in het samenleven, progressief
* gelijkenissen: bemoeien zich overal mee  rechtswetenschap: wettelijke regels die
ons zeggen hoe we ons moeten gedragen (prescripties); sociologie: beschrijft en
analyseert de samenleving (descripties)
* verschillende benaderingswijze van conflicten  rechtswetenschap: niet-juridische
elementen weg selecteren en passende rechtsnormen zoeken  rechtssociologie:
niet-juridische elementen niet weg selecteren en te werk gaan met
(rechts)sociologische theorieën en methodes om sociale werkelijkheid te beschrijven
1
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
HOOFDSTUK 2: DE ONTWIKKELING VAN DE RECHTSSOCIOLOGIE VANUIT EEN
WETENSCHAPSTHEORETISCH PERSPECTIEF
- 4 invloeden:
1) De invloed van de rechtstheorie
 ° eind 19e E.: sociologie als bondgenoot van beoefenaren van de
rechtswetenschap die kritiek hadden op sterk normatief-deductieve, dogmatische
rechtswetenschap

Gevolg: pogingen om een sociologische basis te geven aan een op de samenleving
georiënteerde rechtsleer
-
-
-

EHRLICH: zwaartepunt van de rechtsontwikkeling is gelegen in de
samenleving zelf (niet in de WG, RS of rechtswetenschap) 
uitgangspunt: normen in de samenleving, ‘levende recht’
R. POUND: ontwikkelde een ‘sociological jurisprudence’ als reactie op
analytische rechtsgeleerdheid (VS). Recht = strijdperk van belangen, dus
noodzaak om te kijken naar doeleinden van regels + hoe in samenleving
uitwerken?  ‘social engineering’: recht is middel tot nastreven van in de
samenleving gearticuleerde waarden en belangen (‘law in the books’ 
‘law in action’)
Scandinavische school (met o.a. OLIVECRONA): strijd tegen het
rechtspositivisme (abstract, dogmatisch, deductief, geen aandacht voor
relatie met werkelijkheid)  feitelijke gevolgen recht en wetten op de
voorgrond, de werking van het recht is belangrijker dan de inhoud
Sociologie is echter niet meer dan een hulpwetenschap voor nieuwe rechtsleer
waarbij de samenleving meer betrokken wordt
2) De invloed van het marxisme
- < MARX:
* kritiek op klassenbasis van het recht in burgerlijke samenleving
* geen uitgewerkte rechtstheorie nagelaten
* recht ≠ centraal element in maatschappijanalyse ( DURKHEIM, WEBER)
2
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
* evolutie in werk:
- vroegere werken: beïnvloed door HEGEL, idealistische opvatting van het
recht  recht moet vrijheid en gelijkheid dienen en verwezenlijken ( recht
belichaamt belangen geprivilegieerden ≠ rechtvaardig recht)
- latere werken: relatie recht – samenleving situeren binnen verhouding
economische basis – verschillende bovenbouwfenomen  recht =
bovenbouwfenomeen, afhankelijk van productieverhoudingen maatschappij
(= onderbouw) (deterministische visie). Echter: ook invloed recht op
economische basis: heersende klasse heeft eigen belangen in de wet
neergelegd onder het mom van algemeen belang (recht is klassebepaald)
- RENNER en MENGER: maatschappelijke analyse recht als afspiegeling van
eigendomsverhoudingen  relatie recht – maatschappelijke
ongelijkheid/macht/maatschappelijke verdeling = terugkerend thema in de Rsoc
- 3 benaderingen:
a) Instrumentalistische benadering: recht weerspiegelt, beveiligt en bevordert
belangen kapitalistische klasse. Het ondersteunt de bestaande structuren. Wetten in
strijd met hun belangen zijn toegevingen om bestaand systeem te waarborgen.
b) Structuralistische benadering: vertrekken van economische basisontwikkelingen in
samenleving. Moderne kapitalistische staat = product van ontwikkeling + socialisering
productiekrachten. Staat moet taken vervullen buiten logica van de winst (logica van
belang voor organisatie kapitalistische samenleving).
Staat + recht  relatief autonoom t.o.v. kapitaal!
* Staat moet voorwaarden scheppen voor accumulatie kapitaal. O.a. economische
belangengroepen, morele ondernemers, politieke partijen… zijn actief in
omzettingsproces van economische basisontwikkelingen  rechtsontwikkelingen.
* Recht: dubbele functie
1) intensifiëren bereidwilligheid te werken;
2) ideologisch klimaat scheppen dat reproductie van intensievere arbeid moet
mogelijk maken.
c) Gramsciaanse benadering: recht = staatsapparaat dat leven van de samenleving
organiseert in overeenstemming met structurele economische ontwikkelingen.
Leidinggevende klassen en hun bondgenoten worden verenigd in hegemonie en
overheerste klassen worden tot conformiteit gebracht. Om hegemonie tot stand te
3
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
brengen  rekening houden met politieke belangen/ideologieën ondergeschikte
klassen. Recht = repressief + ideologisch + opvoedend.
3) De invloed van de algemene sociologie
- ‘Founding fathers’ van de sociologie besteden aandacht aan recht met de bedoeling een
vergelijkende analyse te maken van de ontwikkeling van recht en samenleving.
- DURKHEIM
* bestuderen van natuur en oorsprong sociale cohesie en sociale integratie in
samenleving, zoeken naar sociale fenomenen (vb. recht) die niet alleen de
continuïteit en cohesie maar ook sociale veranderingen mogelijk maken en
waarborgen. Recht = het voorbeeld van de concretisering en objectivering van sociale
normen en waarden.
* relatie recht – sociale solidariteit? Sociale solidariteit vindt wortels in normatief
systeem samenleving, recht is hiervan zichtbaar symbool.
-
primitieve samenleving: ° arbeidsverdeling nauwelijks ontwikkeld.
° ‘Conscience collective’ is alomvattend
(uitgebreide morele code).
 mechanische solidariteit: sociale solidariteit
bewerkstelligd door collectieve overtuigingen
(verbondenheid leden samenleving gesteund op
homogeniteit), individueel bewustzijn = collectief
bewustzijn, recht met repressieve functies (vb.
strafrecht).
-
Industriële samenleving: ° steeds toenemende arbeidsdeling
° ‘Conscience collective’ is minder omvattend
 organische solidariteit: sociale solidariteit
slechts gedeeltelijk bevestigd door collectieve
overtuigingen, maar meer door sociaal
bewustzijn van de verschillende professionele
groepen. Individueel bewustzijn ≠ collectief
beuwstzijn, recht met restitutieve sancties (vb.
burgerlijk recht, administratief recht)
4
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
- WEBER
* belangrijkste en invloedrijkste socioloog
* dacht na over oorzaken en gevolgen grote maatschappelijke en wetenschappelijktechnische veranderingen 19e E.
* onderscheidt zich door aard van zijn sociologie en door centrale vraagstelling
* ‘verstehende’ sociologie: niet pogen om algemene sociale wetmatigheden op te
sporen, maar om verschijnselen die zich in historische werkelijkheid manifesteren in
hun samenhang begrijpelijk te maken in termen van ideeën die ten grondslag liggen
aan maatschappelijke instituties.
* opvatting sociologie verschillend van
- natuurwetenschappelijk model
- in zijn tijd populaire verklaringen waarin sociale evolutie gezien werd als
manifestatie van de logica van opeenvolgende stadia van geestelijke
ontwikkelingen (vb. A. COMTE: magisch-religieuze  metafysische 
wetenschappelijke)  WEBER: ideeën kunnen grote invloed uitoefenen op
maatschappelijke ontwikkeling, maar kunnen deze niet volledig determineren
* centrale vraagstelling: welke samenhang van factoren is bepalend geweest dat
bijzondere maatschappelijke ontwikkeling van 19e E. zich uitsluitend in het westen
heeft voorgedaan?
- ook recht wordt hierin gesitueerd (typisch westerse beheersingsrationaliteit
+ ontstaan kapitalisme): ook in het recht heeft zich typisch westers element
van rationaliteit gemanifesteerd, dat functionele voorwaarde was voor
westerse maatschappelijke ontwikkeling.
- Kern westerse rationaliteit = onderwerping van natuur en samenleving aan
vrij gekozen doeleinden  voorwaarde: berekenbaarheid van natuurlijke en
sociale gebeurtenissen.
- Recht: steeds meer ontwikkeld tot middel met doel rationele beheersing
sociaal gedrag (recht ≠ natuurlijke gegeven (geen heilig/traditioneel karakter))
- onderscheid vier typen recht:
a) Formele irrationaliteit: beslissing hangt af van gegevens die met
zaak niks te maken hebben
b) Materiële irrationaliteit: subjectieve ethisch-politieke oordeel geeft
doorslag voor beslissing (en niet algemene normen)
5
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
c) Materiële rationaliteit: beslissingen getoetst aan ethische of politiekbeleidsmatige doeleinden
d) Formele rationaliteit: alleen de aan- of afwezigheid van de in een
algemene regel vastgelegde kenmerken van een geval zijn beslissend,
geheel onafhankelijk van de bijzondere ethische context of mogelijke
effecten. Voor de berekenbaarheid van het recht is deze
toepassingswijze erg belangrijk.
 Deze vier types zijn echter ‘ideaaltypes’ (= zuiver theoretische constructies
(wat is nut hiervan in empirisch onderzoek?)). In werkelijkheid bevatten
rechtssystemen verschillende elementen van deze types
 Formele juridische rationaliteit = noodzakelijke voorwaarde °kapitalisme
(deelnemers markteconomie hebben immers behoefte aan berekenbaarheid)
Formele rationaliteit vraagt rationalisering recht: hoe?  ° specialisatie
kennis maatschappelijke normen en verzelfstandiging instanties voor
conflictoplossing (los van religieuze/politieke instituties)  leidt tot
differentiatie van recht als sociaal systeem (aparte regels, instituties…)
- Interbellum: andere sociologen die zich wijden aan globale analyse van het recht.
* GURVITCH: theorie recht in macro- en microsociale systemen
* GEIGER: schreef vooral over thema’s recht en macht en over rechtsbewustzijn
* TIMASHEFF: rechtssysteem analyseren in zijn relatie tot het machtssysteem in de
samenleving en in relatie tot de moraal
- Alle hierboven besproken auteurs = voorlopers Rsoc
4) De invloed van de moderne, naoorlogse sociologie
- Verfijndere begrippen, onderzoeksmethoden en meer gespecialiseerde onderwerpen
- Analyse formele organisaties op de voorgrond
- Toepassen survey-methode (vb. opvattingen burgers over rechtsregels)
- In sterkere mate juridische organisaties onderzocht (vb. rechterlijke macht, politie,
wetgevingsproces…) + studies over specifieke rechtsregels en beslissingen van rechterlijke
instanties en hun gevolgen in samenleving
6
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
HOOFDSTUK 3: DE ONTWIKKELING VAN DE RECHTSSOCIOLOGIE VANUIT EEN
WETENSCHAPSSOCIOLOGISCH PERSPECTIEF
- 1) Maatschappelijke omstandigheden ontwikkeling Rsoc + 2) institutionalisering van de
Rsoc
1) Maatschappelijke conflictsituaties, waar het recht bij betrokken was hebben belangrijke
rol gespeeld bij ontwikkeling Rsoc
- Scandinavië: ° conflict < beginnend socialistisch bewind dat welvaartsstaat wilde
bespoedigen  traditioneel, liberale rechtsdenken  Rsoc onderzoek gestimuleerd
- VS: maatschappelijke tegenstellingen en conflicterende gezichtspunten:
* gelijkheidsideologie  grote sociale ongelijkheid  sociologisch onderzoek naar
gevolgen klasse- en rassenjustitie
* ideologie individuele ondernemer  macht grote ondernemingen  onderzoek
naar juridische controlemogelijkheden op deze machtsconcentraties
- Duitsland:
* nationaal-socialisme maakte Rsoc onmogelijk
* bij zuivering na-oorlogse Duitsland: probleem houding rechterlijke macht
 hoge frequentie van onderzoek naar plaats en herkomst/sociale
functie/maatschappijopvatting rechterlijke ambtenaren  Rsoc is in Duitsland verder
ontwikkeld op het gebied van RS en rechterlijke macht
- Nederland: conflictsituaties rond de provorellen (A’dam, ’66) + blijvende spanningen
rechtspleging
2) Institutionalisering Rsoc (te herkennen door vb. oprichting wetenschappelijk instituut,
uitgave tijdschrift…)
- België:
* tot aan WO II: geen sprake van Rsoc, wel juristen die sociologisch over het recht
dachten (vb. J. HAESAERT (RUG))
* ’67: sociologie opgenomen in programma rechten
7
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
* Rsoc onderzoek: slechts op universiteiten
- Antwerpen
< ’90: Centrum voor Rsoc (geleid door J. VAN HOUTTE)
 onderzoek over aanvaarding rechtsnorm (vooral in familieR)
+ problematiek rechtshulp/rechtsplegers + gerechtelijke
statistieken
< 2008: B. HUBEAU
 onderzoeksthema’s: woninghuurrecht, stedenbouw, RO…
- Leuven
< Instituut Recht en Samenleving (o.l.v. L. HUYSE)
 onderzoek over rechtshulp + aandacht aan juristen en
juridische beroepen + rechtsbedeling (vb. berechting
collaborateurs, rechten consument, conflictoplossing buiten
rechtbank…)
< nu: Instituut voor Criminologie (S. PARMENTIER)
 onderzoek: (straf)rechtsbedeling, mensenrechten,
‘transitional justice’
- Brussel
< S. SNACKEN
 onderzoek naar toepassing + effectiviteit gevangenisstraf,
politie, probatie, gevangeniswezen
- Franstalig België: Rsoc breekt moeilijk door + weinig empirisch Rsoc
onderzoek
* Weinig belangstelling van het beleid voor de Rsoc
* Vlaamse + Nederlandse Rsoc verenigd in “Vereniging van de sociaalwetenschappelijke studie van het recht” (VSR)
- Nederland:
* ’62: Nota over ontwikkeling Rsoc  basis voor institutionalisering Rsoc in Ned.
faculteiten
8
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
* ° ’70: vestiging leerstoelen Rsoc aan iedere juridische faculteit + ook onderzoek
Rsoc onderzoek aan Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum (WODC)
van het Ministerie van Justitie
* ’80: ° VSR (geeft o.m. tijdschrift ‘Recht der Werkelijkheid’ uit en werkt sinds een
paar jaar nauw samen met Nederlandse Vereniging voor Kriminologie (NVK))
° Werkgemeenschap Recht en Samenleving van de Nederlandse Stichting voor
Rechtswetenschappelijk Onderzoek (NESRO) (bestuur bestaande uit
vertegenwoordigers VSR + NVK)  taak: beoordelen onderzoeksprojecten ter
financiering ingediend bij de NESRO
HOOFDSTUK 4: STRIJDENDE WETENSCHAPSOPVATTINGEN IN DE
RECHTSSOCIOLOGIE
4.1. Het positivisme
- Geïnteresseerd in zintuiglijk waarneembare gedragingen juridische functionarissen (NIET:
normatieve rechtsbegrip)
- Pure, van elk waardeoordeel gezuiverde Rsoc
4.2. Het kritisch rationalisme
- = positivisme
* sociale werkelijkheid onafhankelijk van waarnemer en zijn opvattingen: morele
uitspraken wetenschappers passen niet in empirische wetenschap (waardevrije
wetenschap) (aandacht aan normatieve uitspraken wel mogelijk voor kritisch
rationalisten)
* onderscheid feiten – normen/waarden
- ≠ positivisme
* feiten kunnen rechtstreeks worden waargenomen
 waarneming veronderstelt theorie: theorie kan niet bewezen worden,
moet empirisch getoetst worden (is, en zo ja, in hoe verre, theorie strijdig met
werkelijkheid?)  theorie moet vatbaar zijn voor weerlegging/falsificatie
9
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
Doel: komen tot een systematisch geheel van theoretische uitspraken die
voorlopig nog niet gefalsificeerd zijn
4.3. Het symbolisch interactionisme
- ≠ positivisme / kritisch rationalisme
* sociale werkelijkheid = betekenisvolle handelingen van actoren (NIET: feitelijke
‘stand van zaken’, WEL: ‘definitie van de situatie’ van de actoren)
* betekenis van systemen: ontstaat in interactie tussen actoren  begrijpen van dat
handelen in termen van sociale regels waarop actoren zich oriënteren bij hun
interactie
* geen onderscheid waarderende deelnemer – observerende waarnemer 
participerende observatie meest gehanteerde onderzoeksmethode
4.4. De kritische theorie
- Accent op maatschappijkritiek
- Ideologische vooronderstellingen ten grondslag aan wetenschappelijke kennis, die kunnen
bijdragen tot instandhouding bestaande vormen van onderdrukking
- Kritische wetenschap: geacht deze ideologie te ontmaskeren ( niet-kritische wetenschap)
- Frankfurter Schule: kritische theorie (confronteren werkelijkheid met haar eigen
mogelijkheden) = alternatief voor traditionele theorie (weergeven werkelijkheid ‘zoals ze is’)
HOOFDSTUK 5: STRIJDENDE SOCIOLOGISCHE VISIES OP HET RECHT1
- Verschillende sociologische visies
5.1. Recht als systeem van intrinsieke waarden
- Relatie recht – moraal
1
Zeer belangrijk hoofdstuk voor examen!
10
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
* materieel: recht gebruikt om materiële normen aan mensen op te leggen
 bepalingen die immoreel geachte handelingen strafbaar stelden (vb.
homoseksualiteit, zelfmoord…)
* formeel: drukken niet uit welk gedrag goed of slecht is, maar op welke wijze een
gemeenschap regels mag stellen en normen mag opleggen
 vorm + procedure normen ter sprake (NIET: inhoud van het gedrag)
 L. FULLER: 8 dergelijke beginselen opgesteld (o.a. behoorlijke
bekendmaking, geen terugwerkende kracht, geen onderlinge strijdigheid,
constant zijn, overheid moet regels respecteren…) (= interne moraal in het
recht)
- Beginselen aanwezig? Dan sprake van ‘recht’.
- ‘Rule of law’: Koning, die regels uitvaardigt, moet ook aan regels
onderworpen zijn
- Invalshoek sociologie: meer realistische kijk op beginselen (interne
moraal recht + rule of law): waarden bestaan pas wanneer toegepast
in interacties tussen mensen, waarden moeten belichaamd worden in
sociale instituties om realiteit te worden ( jurist: voldoende als
waarden erkend zijn in GW, zodat hij er beroep op kan doen, indien
nodig)
- ‘Rule of law’: sociologie moet inzicht verschaffen in sociale processen
die realisering hiervan mogelijk maken, ‘rule of law’ onderhevig aan
maatschappelijke situatie (dynamisch, geen statisch principe)
- Idealen recht worden onderzocht in hun feitelijke realisering
5.2. Recht als middel tot social engineering
- Rsoc bestudeert voor een groot deel wetgeving (totstandkoming, neveneffecten, worden
doeleinden bereikt?...)
- Ook gedrag wetgever wordt onderzocht  wetten = neerslag politieke strijd/wensen, soms
gebruikt om duidelijke maatschappelijke veranderingen teweeg te brengen
- ‘Social engineering’ = het beheersen, sturen van maatschappelijke processen
- Recht/wetgeving = teleologische activiteit (doel voor ogen)
11
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
 Taak wetenschap: zoeken welke middelen het best passen om doel te bereiken
(vb. straffen)  Rsoc moet aangeven welke juridische maatregelen moeten genomen
worden bij het streven naar bepaald doel
- A. PODGORECKI: 4 basisprincipes voor social engineering
a) Goede beschrijving van de situatie
b) Analyse van waardeoordelen en opzetten van een hiërarchie van deze oordelen
c) Verificatie van hypothesen (leidt gekozen middel tot het doel?)
d) Het meten van het effect van bestaande wetten
- Vergelijking visie recht als systeem van intrinsieke waarden  recht als middel tot social
engineering
WAARDENVISIE
Kritisch t.o.v. machthebber
Waardegebonden, kiest zelf voor waarden
van het recht
Gedrag gezagsdragers zelf bestudeerd;
onderzoeksmethode = participerende
observatie met aanvullende enquêtes
Conformiteit in gedrag functionarissen met
door hen zelf opgestelde beginselen
(formele regels)
Rechtssociologie, sociologie van de ‘rule of
law’
MIDDELVISIE
Volgzaam
Waardevrij
Vooral justitiabelen onderzocht;
onderzoeksmethode = publieke
opinieonderzoek en enquêtes
Conformiteit justitiabelen met de aan hen
opgelegde materiële regels
Wetssociologie, sociologie van de rules of
law
5.3. Recht als ideologie
- Drie groepen
a) De neo-marxisten en de jongere aanhangers van de ‘Frankfurter Schule’
(bestuderen ideologie van het recht)
- Neo-marxisten
* instrumentalistische benadering neo-marxisme benadrukt ideologische
functie recht  recht creëert vals bewustzijn over reële machts- en
eigendomsverhoudingen (vb. recht stelt WG + WN, verhuurder + huurder… als
gelijken voor)
* structuralistische + Gramsciaanse benadering: recht als ideologisch systeem
 recht maakt abstractie van particularistische belangen en ideologieën, die
12
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
aan de basis liggen van het recht; recht mystificeert politieke interventie
machtsblok dat aan basis ligt van rechtsontwikkelingen
- Jongere aanhangers ‘Frankfurter Schule’ (ADORNO, HORKHEIMER,
HABERMAS)
 rechtssysteem + juridisch denken in autoritaire, ideologische aspecten
geanalyseerd
b) De kennissociologen
* bestuderen rechtstheorieën in hun sociale functies (bestuderen in hun
maatschappelijke context (vb. welke invloeden hebben stelsels gehad, welke
belangen hebben ze gediend, door welke personen werden theorieën
aangehangen?, in welke positie verkeerden aanhangers?, in welke periode
kende theorie opbloei?...)
* bestuderen ideologie achter het recht
c) De onderzoekers van de rechterlijke besluitvorming
* bestuderen ideologie in het recht (niet-juridische, ideologische momenten in
de besluitvorming)
* moderne Rsoc: kwantificeren van niet-juridische elementen  proberen te
komen tot schatting welke juridische en niet-juridische factoren de
beslissingen beïnvloeden + vaststellen relatieve zwaarte van de invloed van
elke factor (wegen van factoren)
* niet-juridische factoren (zijn niet noodzakelijk ideologische factoren):
onsystematische/systematische invloed, oppervlakkige/diepgaande invloed,
constante invloeden…
5.4. Het recht als institutie
- Samenleving: opgebouwd uit aantal instituties
- Instituties = ‘rollensystemen’ (d.w.z. stabiele, door de cultuur bepaalde, voorgeschreven
wijzen van handelen, en verwachtingen omtrent het handelen van andere mensen)
- Kenmerken instituties:
a) bepaalde mate van arbeidsverdeling (specificatie van taken)
b) eigen normen en waardensysteem
13
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
c) aanwezigheid van institutionele groepen (deze groepen dragen het systeem, de
institutie): vb. politieke partijen (in politieke systeem), kerkgenootschappen of sekten
(bij de godsdienst), vakverenigingen en het bedrijfsleven (in de economie),
rechterlijke macht, advocatuur, wetgevers... (bij het recht)…
- Macrosociologie: bestudeert samenhang tussen verschillende instituties onderling en
tussen instituties en geheel + bestudeert hiërarchie in afzonderlijke institutionele
waardensystemen
- Naast macrosociologie: specialismen die zich met één institutie bezig houden (vb.
godsdienstsociologie, economische sociologie, politieke sociologie…)  beogen
sociologische analyse van functies + structuren systeem
- Rsoc: specialiseren en oriënteren op analyse rechtssysteem, institutionele groepen,
arbeidsverdeling…
 vooral Noorse Rsoc (beïnvloed door functionalisme PARSONS en MERTON) heeft
recht als institutie bestudeerd
HOOFDSTUK 6: EEN MACRO-, MESO- EN MICRO-BENADERING VAN HET
RECHT
- Macrosociologische benadering: institutie ‘recht’ in wisselwerking met de samenleving
bestudeerd
- Mesosociologische benadering: ‘recht’ = verzameling van deelorganisaties (vb. wetgeving,
RS, advocatuur…). Afzonderlijke eenheden binnen het recht worden bestudeerd: hoe
realiseren deze organisaties de doeleinden van het recht en hoe worden ze hierbij beïnvloed
door sociale factoren?
- Microsociologische benadering: hoe kan individu, als dragen van rechten en plichten, zijn
rechten realiseren? Ook bestuderen van interactiesysteem tussen rechtssubjecten en
vertegenwoordigers recht (advocaat, rechter, politieagent…)
- Rsoc moet drie niveaus in onderlinge samenhang bestuderen (handelingen afzonderlijke
burgers als uitvloeisel van institutionele structuren; bij de bestudering van rechtssystemen,
kunnen denken aan gevolgen voor individuele handelen)  benaderingen vullen elkaar aan
en vloeien in elkaar over
DEEL II
HET ONDERWERP VAN DE RECHTSSOCIOLOGIE
14
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
HOOFDSTUK 1: DE SOCIALE OORSPRONG VAN HET RECHT
1.1. Recht en staat
1.1.1. Recht en de democratische rechtsstaat
- Kenmerken democratische rechtsstaat:
a) verhoudingen overheid – burgers gefundeerd op wettelijke regels (GW =
raamwerk)
b) scheiding overheidsmachten
c) democratische besluitvorming
d) rechten van burgers en minderheden beschermd m.b.v. grondrechten en
vrijheidsrechten
 Beginselen uitgekristalliseerd vanaf eind 18e E. – begin 20e E.
1.1.2. Recht en de sociale verzorgingsstaat
- Kenmerken sociale verzorgingsstaat (volgens THOENES): systeem van overheidszorg dat
zich garant stelt voor collectieve welzijn
* bijstand verlenen aan mensen die verhinderd zijn te werken (door ziekte, ongeval…)
* m.b.v. progressieve belastingheffing en andere heffingen welvaartsverschillen
beperken
 bevorderen sociale integratie (m.b.v. onderwijs, maatschappelijk werk, culturele
voorzieningen…)
- Echter ook sociale plichten tegenover deze sociale rechten (vb.: leerplicht, werk zoeken…)
- Na WO II: steeds meer en grotere instellingen die activiteiten ontwikkelen bij herverdeling
inkomen, toenemende zorg onderwijs, gezondheid…
* soms direct onder verantwoordelijkheid staat, maar vaak grote mate van
autonomie
* veelal op politieke of levensbeschouwelijke grondslag gefundeerd
15
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
- Sociale verzorgingsstaat op democratische leest geschoeid: kapitalistisch productiesysteem
gehandhaafd
- SCHWITTERS:
* vanaf jaren ’70 tekorten aan verzorgingsstaat
a) Economische expansie stokte  moeilijker om middelen te reserveren voor
sociaal beleid
b) Beroep op uitkeringen ↑ (omwille van individualiseringsproces)
c) Druk op sociale uitkeringen vergroot door emancipatie van de vrouw
d) Flexibilisering van de arbeid  aanpassing stelsel sociale zekerheid (dat sterk
gebaseerd was op klassieke werkweek)
e) Financiering sociale zekerheid onder spanning door introductie euro
* onbedoelde gevolgen sociale verzorgingsstaat
a) Eigen grondslag solidariteit bedreigd (berekende opstelling kan bedreiging
vormen)
b) Mensen verantwoordelijk voor oplossing van deze problemen, maar moeilijk om
concrete verantwoordelijken aan te wijzen
c) Het lukt slechts gedeeltelijk om meest behoeftigen van die zorg te laten genieten
d) Sociale verzorgingsstaat roept nieuwe afhankelijkheid in het leven, terwijl
bedoeling is meer mensen zelfstandig te maken
1.1.3. Recht en de sociale verzorgingsstaat onder neoliberale invloed
- SCHWITTERS: kenmerken herstructurering sociale verzorgingsstaat onder neoliberale
invloed
a) omvang uitkeringen gereduceerd
b) minder mensen in aanmerking laten komen voor uitkering
c) streven naar risico-overdracht (om individuele verantwoordelijkheid een grotere
rol te laten spelen)
d) uitvoering SZ herzien door grotere marktwerking te voorzien en toezicht te
verbeteren
e) voorkomen van fragmentering, verkokering…
16
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
f) beroep op particuliere maatschappelijke instanties en burgers om problemen
verzorgingsstaat hoofd te bieden
1.2. Rechtssystemen
1.2.1. Inleiding
- Twee specialismen die impuls kunnen geven aan ontwikkeling Rsoc: Rges + Rvgl
- Rges + Rvgl: centrale aandacht voor vergelijking specifieke regels en normen  Rsoc: vraag
naar samenhang tussen rechtssysteem en samenlevingsvorm (recht verklaren vanuit sociale
context)  recht is veranderlijk naargelang maatschappijvorm en is afhankelijke variabele
- Analyseniveau: Rsoc zoekt naar algemenere uitspraken dan Rges/Rvgl  concrete regels
slechts indicatie van systeem (rechtsontwikkeling en maatschappijontwikkeling gaan hand in
hand)
- Families van rechtssystemen (belangrijke kenmerken met elkaar gemeen): vb. common
law-systemen, socialistische rechtssystemen…
 verschillen bestuderen in deze families (vb. positie rechter, verhouding WG –
rechter…)  kenmerken gerelateerd aan maatschappelijke omstandigheden
enerzijds en gevolgen voor samenleving anderzijds (typologieën van zowel
rechtssystemen als samenlevingsstructuren)
- Sociologie van rechtssystemen die samenhang tussen rechtssysteem en
maatschappijstructuur bestudeert, kan op verschillende manieren worden beoefend:
a) vergelijking in de tijd (historisch-vergelijkende studie)
b) vergelijking van structuren van een rechtssysteem
c) vergelijking tussen zgn. primitieve samenlevingen onderling of tussen primitieve en
moderne samenlevingen (antropologie van het recht)
1.2.2. De ontwikkeling van rechtssystemen
- DURKHEIM: * primitieve samenleving  industriële samenleving
* geen/weinig arbeidsdeling  sterke arbeidsdeling
* alomvattend collectief bewustzijn  ingeperkt collectief bewustzijn
* mechanische solidariteit  organische solidariteit
17
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
* recht met repressieve sancties  recht met restitutieve sancties
- WEBER: irrationele gezagsvormen  rationele gezagsvormen
- RUSHE en KIRCHHEIMER: analyseerden recht in samenhang met maatschappelijke
structuren  bestuderen strafvorm in verschillende historische perioden (hing af van
arbeidsmarkt)
- SCHWARTZ en MILLER: vergelijkend onderzoek  opzienbarende consistentie in patroon
evolutie rechtssystemen
 onderzoek van 51 samenlevingen (verschillende culturen, verschillende niveaus
van technologische ontwikkeling): bestuderen van kenmerken volledig ontwikkeld
rechtssysteem:
* rechtshulp (regelmatig gebruik van gespecialiseerde, niet-verwante
vertegenwoordigers bij de beslechting van geschillen)
* bemiddeling (regelmatig gebruik van de tussenkomst van niet-verwante
derden bij de geschilbeslechting)
* politie (een gespecialiseerde en gewapende macht die geheel of gedeeltelijk
wordt gebruikt om het naleven van normen af te dwingen)
 resultaat: vier combinaties van kenmerken:
a) geen van de drie kenmerken (minder dan 1/3)
 meest eenvoudige samenlevingen (geen schrift, geen
specialisatie, over het algemeen geen geld of omvangrijk bezit
(vandaar ook geen bemiddeling nodig, ook geen schadevergoeding
als sanctie))
 kleinere gemeenschapsgrootte: minder geschillen, dus minder
nood aan vaste patronen geschilbeslechting (beter in staat om
gewoonteregels + informele controle te ontwikkelen om geschillen
te voorkomen)
 besef gemeenschappelijke doel om in leven te blijven 
vermindering vijandigheid
b) alleen bemiddeling
 bemiddeling niet noodzakelijk gepaard met systematische
afdwingbaarheid beslissingen (politie)
c) bemiddeling en politie
d) bemiddeling, politie en rechtshulp
 rechtshulp = typisch kenmerk van complexe samenlevingen
18
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
 rechtshulp: altijd gepaard met schadevergoeding, bemiddeling
en politie
 In b), c) en d) kwam schadevergoeding voor (voorwaarde voor
bemiddeling, maar kwam ook voor in bepaalde samenlevingen zonder
bemiddeling  schadevergoeding = noodzakelijke, maar geen
voldoende voorwaarde voor bemiddeling).
 In c) en d): politie  gebruiken van geld, aanzienlijke mate van
specialisatie, full-time priesters, onderwijzers en overheidsambtenaren
die geen familie van stamhoofd waren
1.2.3. De structurele vergelijking van rechtssystemen
- Vergelijking in de sociale ruimte (NIET in de tijd)
- Onderscheid: publieke  private rechtssystemen
* publiek: uitoefening functies valt samen met territorium staat
* privaat: bestaat in elke formele organisatie, onafhankelijk van de staat, strekt zich
uit tot leden organisatie (vb. verenigingen, ondernemingen…)
- Kenmerken systeem:
a) scheiding der machten: normgeving (cfr. WG), -interpretatie (cfr. RS) en –
handhaving (cfr. uitvoering)
b) procedurele regels
c) instemming norm-onderhorigen
 EVAN: Kenmerken aanwezig? = democratisch rechtssysteem
 Typologie van rechtssystemen
publiek
privaat
democratisch
I
III
ondemocratisch
II
IV
 Typologie maakt het mogelijk vergelijkingen te maken tussen
democratische en ondemocratische rechtssystemen, onderzoek te doen naar
overeenkomsten + verschillen publieke en private systemen, relateren van
19
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
sociale verschijnselen aan rechtssystemen, in welk systeem is participatie
leken het grootst?, waar is autonomie RS het grootst?...
 Belangrijkste van typologie: private (vb. ondernemingen, kerken…) en
publieke ondernemingen (vb. universiteiten, ziekenhuizen…) kunnen op hun
rechtsgehalte worden getoetst
- SCHWARTZ: vergelijken twee Israëlische kibboetsen
* gelijkenissen: grootte, ouderdom, ligging…
* verschillen: economische structuur en sanctiesysteem
- collectieve eigendom  semi-privaat eigendom
- geen formeel sanctiesysteem (slechts informele sancties (meer mogelijk
door hoge frequentie sociale interactie ( sociale nabijheid) + consensus)) 
formeel sanctiesysteem met RS orgaan (door afwezigheid consensus +
frequente interactie)
1.2.4. De antropologie van het recht
- ° Periode van kolonisatie
- Beschrijven en analyseren ongeschreven recht binnen kleinschalige, niet-westerse
omgeving  m.b.v. rechtswetenschap positie ongeschreven recht verbeteren en inpassen in
koloniale recht
- Empirisch georiënteerd: levende recht beschreven door antropologisch veldwerk +
participerende observatie
- Sinds kort: contact antropologie – Rsoc aan het groeien (antropologie veel materiaal
aangedragen om vragen als ‘wat is recht’, ‘wat is functie recht in samenleving’ te
beantwoorden)
- Probleemstellingen rechtsantropologie: welke typen conflictoplossing en bemiddeling treft
men aan in samenleving, wat is gezagsbasis om deze maatschappelijke functies van
conflictoplossing te vervullen, welke geschillen worden zonder bemiddeling en proces
geregeld en onder welke omstandigheden, hoe worden rechtsbeslissingen ten uitvoer
gelegd, hoe verandert recht…
- Besteedt veel aandacht aan rechtspluralisme (men gaat er van uit dat het niet aan de staat
of rechtswetenschap toekomt uit te maken of normensysteem ‘recht’ is of niet)
- Antwoorden op deze vragen van groot belang voor Rsoc
20
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
- Rechtsantropologie ook relevant bij sociologie internationale recht + sociologische
bestudering rol van het recht in nieuwe, ontwikkelende staten
HOOFDSTUK 2: DE SOCIALE ORGANISATIE VAN HET RECHT
2.1. Inleiding
- Rechtssysteem: drie normatieve functies:
a) normgeving (cfr. WG)
b) norminterpretatie (cfr. RS)
c) normhandhaving (cfr. uitvoerging)
- Scheiding der machten (trias politica): belangrijke rol in recht
- Functionele verdeling van taken: berust op 1) bewuste werkverdeling 2) bedoeling macht
van één van de organen niet te groot te maken
 = rationele vormgeving aan ons sociaal handelen (formele organisatie)
- Organisatie = systeem van functies, die gecoördineerd worden m.b.t. een bepaald doel
 systeem gekenmerkt door zekere arbeidsverdeling en coördinatie van sociale
handelen (gedeelde arbeid weer tot één geheel gesmeed)
- Rechtssysteem = complex conglomeraat van op zichzelf staande organisaties
 organisaties moeten meewerken aan ‘gemeenschappelijke doel’, maar
ontwikkelen eigen opvattingen over doel eigen organisatie en doel van het geheel
 deelorganisaties recht leven eigen bestaan (eigen normen en waarden,
eigen doelstellingen…)  ° cultuur die richting geeft aan verder gang zaken in
organisatie (vb. taakvervulling ambtenaren, recrutering + opleiding
nieuwkomers…)
 deelorganisaties = zelf weer complexe organisaties met
suborganisaties…
- Juridische benadering organisatie = uitvoerige omschrijving taken + bevoegdheden
organen, gezagsdragers  formele organisatie
21
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
 sociologische benadering = ook oog voor informele aspecten organisatie (niet in de
organisatie voorziene samenhangen die zowel kunnen meewerken als tegen het doel ingaan)
- Vage doelstellingen juridische organisaties  leden kunnen eigen stempel drukken 
sociologische bestudering noodzakelijk: vb. door welke sociale mechanismen en
omstandigheden wordt realisering doelstellingen van WG, RS… beheerst?
2.2. De wetgeving
2.2.1. Het ontstaan en de evolutie van wetten
- 4 perspectieven
1) consensusperspectief
* samenleving opgebouwd op basis van normen en waarden waarover
consensus (harmonie + sociale integratie)
* waarden eigen maken door socialiseringsmechanismen
* conflicten: uitzonderlijk en komt omdat mensen zich waarden onvoldoende
eigen hebben gemaakt
* waarde waarover sterke consensus = basis van wet
2) pluralistisch perspectief
* samenleving bestaat uit verschillende groepen met eigen waarden,
belangen… (kunnen soms tot conflicten leiden)
* waarde waarover consensus tussen groepen = basis van wet
* soms compromis in wet indien verschillende opvattingen
3) conflictperspectief
* samenleving bestaat uit verschillende groepen met eigen waarden,
belangen… (leiden meestal tot conflicten)
* samenleving gekenmerkt door ongelijke machtsstructuur  weerspiegelt
zich op politieke niveau
* waarde van machtsgroep = basis nieuwe of gewijzigde wet
* wet = middel voor machtsgroepen om macht te verwerven ten koste van
minder machtige of machteloze groepen
22
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
4) neo-marxistisch perspectief
* verband tussen kapitalistische productiewijze en wetten (leven wordt
bepaald door kapitalistische productiewijze, gekenmerkt door tegenstelling
arbeid  kapitaal)
* heersende klasse: belangrijke rol bij totstandkoming wetten
* instrumentalistische benadering: kapitalistische klasse bepaalt direct of
indirect inhoud van wetten
* structuralistische benadering: verband tussen kapitalistische productiewijze
en wetgeving minder direct  staat en wetten minder manipuleerbaar
 staat = institutionele verdichting van de klassenverhoudingen:
reproductievereisten kapitaal + stand van de strijd tussen sociale
klassen bepalen inhoud van wetten
2.2.2. De functies van wetten
1) Instrumentele functie
= gedragsbeïnvloedend effect van wetten
2) Symbolische functie
- GUSFIELD = wet herstelt of hemelt de status van de morele waarden op van een
groep en degradeert de status van de waarden van andere groepen (vb. wet op de
drooglegging  ophemelen status levensstijl evangelisch protestantste middenklasse
en degraderen deze van migrante Duitse en Ierse groepen)
3) Arbeidsregulerende functie
- = arbeidsmarkt reguleren
- vb.: landloperijwetgeving (volgens CHAMBLISS), vreemdelingenwetgeving
4) Controlefunctie
- functie wet = de uitoefening van bijzondere machten door personen en instanties te
controleren en machtsoverschrijdingen te sanctioneren (vb. Wet op het Politieambt)
5) Constitutieve functie
= wet creëert groep(en) die zich tot sociale groep(en) kunnen formeren (gevormde
groepen = nieuwe pressiegroep op wetgevingsfront)
23
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
6) Ideologische functie
- beklemtoond door marxistische Rsoc
* instrumentalistische benadering: creëren van vals bewustzijn
* structuralistische benadering: mystificeren van ideologieën die aan basis van
wet lagen
2.2.3. De evaluatie van wetten
- = beoordelen daad WG (gevolgen formeel vastleggen bepaalde normen + bevoegdheden)
- Evaluatie ex ante (voordat wetsontwerp is vastgesteld): toetsen aan criteria zoals
begrijpelijkheid, handhaafbaarheid, controleerbaarheid…
- Ex post evaluatie (nadat wet formeel in werking is getreden): worden wettelijke normen
nageleefd en gehandhaafd?, leidt naleven normen + gebruik bevoegdheden tot beoogde
doel?... ( empirische uitspraken over feitelijk gedrag burgers, ambtenaren, bestuurders)
- AUBERT: wettelijke norm werkt pas wanneer 5 voorwaarden vervuld:
a) doelgroep kent en begrijpt formele norm
b) doelgroep is in staat norm na te komen
c) doelgroep moet idee hebben dat overheid norm serieus neemt
d) doelgroep moet overtuigd zijn dat naleving in eigen (individuele/collectieve)
belang is
e) indien doelgroep neiging heeft tot normovertreding  sancties noodzakelijk
- Evaluatie wet in 6 stappen
a) totstandkoming wet: welke doeleinden en verwachtingen liggen ten grondslag?
b) inhoud wet: analyse wettelijke structuur voor en na vaststelling wet (toont welke
wettelijke normen zijn gewijzigd en welke bevoegdheden zijn veranderd)
c) beschrijving situatie kort voor en enige tijd na totstandkoming wet (objectieve
beschrijving mate van normnaleving, normhandhaving… + hoe heeft verschijnsel dat
de wet wil beïnvloeden zich ontwikkeld?)
d) voor-navergelijking: in hoeverre zijn doeleinden WG bereikt?
24
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
 indien enkel deze eerste 4 stappen: beschrijvend onderzoek (WG weet niet of
bereikte mate van doelbereiking, normhandhaving… te danken is aan wetswijziging
of andere factoren)  Effectiviteitsonderzoek: nog een vijfde stap
e) In hoeverre zijn veranderingen toe te schrijven aan wet? Zijn er neveneffecten?
 veronderstelt causale verklaring (vergelijking met situatie waarin wet niet
is toegepast)
f) kosten-batenanalyse: afweging positieve effecten wet tegenover kosten en
negatieve effecten
 kan aan basis liggen van advies aan WG (wet handhaven of intrekken)
- ° 2007: Parlementair Comité, belast met ex post-evaluatie wet (institutionele regeling)
* 3 taken:
a) kennisneming moeilijkheden van wetten die tenminste drie jaar gelden (te
ingewikkeld, leemten, gebrek aan samenhang, fouten, gebrek aan precisering,
tegenstrijdigheid…)  verschillende personen en diensten kunnen hiertoe
verzoekschrift indienen
b) maandelijkse inoverwegingneming arresten GwH
c) behandeling en analyse verslagen toegezonden door procureur-generaal
HvC + college van procureurs-generaal, met daarin overzicht wetten die voor
gerechten moeilijkheden hebben opgeleverd bij toepassing/interpretatie +
verslagen van andere instanties
- ° 2007: Interuniversitair Centrum voor Wetgeving: memorandum uitgegeven waarin gepleit
wordt voor ernstig wetgevingsbeleid
2.3. De uitvoering en handhaving van regelgeving
2.3.1. Inleiding
- Primaire uitvoeringsorganisaties: belast met zelf toepassen regels en wettelijk geboden
instrumenten (verstrekken van uitkeringen, subsidies, verlenen van vergunningen, opleggen
heffingen)
- Secundaire uitvoeringsorganisaties: belast met handhaving wetten en regels (naleving
controleren)
- Rsoc belangstelling: discrepantie formele regels + doeleinden  feitelijke praktijk
25
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
 ambtenaren hebben doorgaans beslissingsruimte + grote rol informele
verhoudingen (idee van mechanische uitvoering ≠ reëel beeld werkelijk functioneren
uitvoeringsorganisaties)
2.3.2. Factoren van belang voor de wijze van uitvoering
- Aard van de uitvoerende werkzaamheden
* functionarissen moeten rekening houden met unieke omstandigheden cliënten,
maar moeten tegelijkertijd grote aantallen gevallen afhandelen  vaak te kampen
met gebrek aan middelen en dus onmogelijk om alle gevallen veel aandacht te geven
 ontwikkelen van routines
* 2 typen karakterisering cliënten of zaken:
- gebaseerd op behoefte en verdienste
< mensen die bepaalde uitkering of dienst verdienen
< mensen die bepaalde uitkering of dienst moreel minder verdienen
- gebaseerd op verwachte gevolgen (over resultaten die met cliënt geboekt
kunnen worden of problemen die cliënt kan veroorzaken) bepaalde werkwijze
van uitvoerders
 typering intuïtief en op basis van ervaring (≠ individuele, persoonlijke
indelingen; meestal grote mate van overeenstemming tussen functionarissen
in gehanteerde typeringen)
- Conflicterende denkwijzen binnen en buiten uitvoeringsapparaat
 mensen die sterke sociale banden met elkaar onderhouden: minder gemakkelijk
beroep op formele rechtssysteem (= ‘relational distance’, these omtrent sociale
dichtheid relaties)
- Relatie uitvoerende functionaris en gereguleerde: naast duur en frequentie onderlinge
contacten, van belang of functionaris iets te bieden heeft (uitkering, subsidie, andere
dienst…) of is deze slechts hinderlijke bemoeial?
- Taakopvatting uitvoerders (vb. oplossing van problemen, opsporingsambtenaar, expert,
hulpverlener…)  hangt samen met opleiding en achtergrond uitvoerders
- Organisatie waarbinnen uitvoering plaatsvindt
* vaste interne routines (vb. standaardformulieren) + procedures (zijn leidraad bij
werkzaamheden)
26
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
 zijn gebaseerd op kernregels binnen organisatie
* afhankelijk van niveau binnen organisatie kan sprake zijn van verschillen in
uitvoeringspraktijk  decentraal niveau: kans groter dat verschillen ontstaan in
uitvoeringspraktijk tussen verschillende lokale diensten  kan leiden tot gevoel van
onrechtvaardigheid omwille van willekeur
- Karakter juridische regelgeving
* complex van algemene en gedetailleerde regels of enkele eenvoudige
ondubbelzinnige regels?
* juridische controle op uitvoering? (vb. rechter, ombudsman)
- Politieke context
* in hoeverre worden taken uitvoering- of handhavingsinstantie + regelgeving breed
ondersteund in samenleving?
- algemene consensus  gemakkelijk werken voor uitvoerders
- hevig omstreden  lastig manoeuvreren voor uitvoerders
* soms beogen verschillende partijen elk een ander doel met regelgeving
 bedoeling over regels onduidelijk  uitvoerende organisatie zal moeten
beslissen wat hun taak is en wat regels inhouden
2.3.3. Variaties in uitvoeringsstijl
- Twee handhavingsstijlen:
a) nalevingstijl: einde maken aan overtreding of herhaling in toekomst voorkomen
door overreden en overleg  uitvoerders gericht op beste oplossing en minder op
formele toepassing regels
b) afschrikkingsstijl: bestraffing overtredingen (opsporen + sanctioneren)
 primaire uitvoeringsinstanties? Onderscheid of uitvoering gericht is op
- regels
- doeleinden van beleid
c) laatste jaren: derde type beleidsuitvoering gericht op efficiency en behalen
bepaalde ‘targets’ (niet primair gericht op toepassen en handhaven regels of
bereiken beleidsdoeleinden)
27
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
- Onderscheid drie typen beleidsuitvoering:
a) ambtelijk: formalisme + legalisme  formele regels op neutrale en uniforme wijze
toepassen + hiërarchische uitvoeringsorganisatie (controle door hogergeplaatsen)
b) beroepsmatig: deskundigheid uitvoerder cruciaal
 primair gaat het om bereiken doeleinden (vb. bescherming milieu,
adequate hulpverlening…) (en niet om correcte toepassing van regels)
 professionele uitvoerders meestal aanzienlijke autonomie (op grond van
deskundigheid)
c) bedrijfsmatig: nadruk op kwantitatieve maatstaven (targets, productiecijfers)
 soms wijst aard uitvoeringswerkzaamheden in richting van bepaald type (vb.
artsen die arbeidsongeschiktheid moeten beoordelen van WN’s = beroepsmatig,
routinematige werkzaamheden = ambtelijk)
 dezelfde werkzaamheden kunnen echter ook verschillende kwalificaties hebben
(vb. milieuhandhavingsorganisatie)
2.3.4. De politie
2.3.4.1. De sociaal-wetenschappelijke studie van de politie
- Management-perspectief  sociale controle-perspectief
a) Management-perspectief: doel = kennis vergaren om bedrijfsuitvoering politie te
verbeteren  praktijk- en beleidsgerichte politiestudies, te typeren als toegepast
onderzoek
b) Sociale controle-perspectief: doel = kennis verkrijgen en inzichten vergroten over
politie als sociaal systeem (plaats + functie in maatschappij)  politiestudies die
gericht zijn op theorievorming over politie, te typeren als fundamenteel onderzoek
- Management-perspectief:
* politie = vaststaand, autonoom gegeven  politie als functie = politie als
organisatie (geheel); om te zorgen dat geheel functioneert en doelstellingen bereikt
worden beroep op management
* drie varianten:
a) politiebedrijf:
28
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
- politie zeer centraal  alle aandacht op politieorganisatie, deze is in
crisis als dalende efficiëntie en effectiviteit (= doelstellingen) bij
openbare ordehandhaving en criminaliteitsbestrijding
- politieorganisatie = één geheel, een open systeem  in
managementperspectief moet men er voor zorgen dat dit geheel
doelstellingen haalt met zo weinig mogelijk negatieve neveneffecten
(legitimiteit) en arbeidssatisfactie voor medewerkers organisatie
- verschillende managementmodellen
a) klassiek: aandacht aan hiërarchische structuur en
technologische vernieuwing politieorganisatie
b) ‘open system’: in- en output politie + relevante omgeving
geanalyseerd
c) ‘human resource’: aandacht voor loopbaanontwikkeling +
groeiproces politiefunctionaris
b) Het strafrechtelijk bedrijf
- politie samen met andere organisaties openbaar bestuur centraal
- vertrekpunt: het gaat niet goed met (straf)rechtshandhaving 
verschillende schakels in strafrechtelijk bedrijf grote moeilijkheden en
relaties tussen onderdelen verre van optimaal  politie maakt zelf
deel uit van één groter geheel (het strafrechtelijk bedrijf)
- aandacht aan externe relaties politie met andere onderdelen
openbaar bestuur op bepaalde aspecten (organisatorische factoren,
juridische factoren, persoonlijke factoren, politieke factoren)
c) De politie en de samenleving
- maatschappelijk systeem staat centraal
- rol politie in samenleving, relaties politie met sociale systeem… als
problematisch ervaren
- politie omschreven als onderdeel sociale systeem en beschreven in
haar rol binnen samenleving  onderzoek verschillende aspecten
politie kan bestaan uit: in kaart brengen maatschappelijke functies die
politie vervult, geven integraal beeld politiesterkte, inzet, kosten…,
analyseren relaties politie – bevolking
- Sociale controle-perspectief:
29
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
* aandacht op theorievorming en theorieontwikkeling over politie (ontwikkelen zich
op basis van concepten  hypotheses  theorie (na verificatie hypothese))
* drie varianten:
a) het alledaagse politiewerk
- politieactiviteiten alle aandacht
 activiteiten = resultaat besluitvormings- en
interactieprocessen en beschreven in vrij gedetailleerd beeld
- a.d.h.v. micro-sociale processen bepaalde onderzoeksaspecten
beschreven en/of verklaard (selectieve optreden bij
identiteitscontroles, beroepssubculturen van politie, democratische
controle op politiefunctie waarbij geheimhouding en loyauteit
belangrijke rol spelen)
b) de politiezorg
- accent blijft op politiewerk, maar geplaatst in vervlechting van politie
met andere delen van samenleving
- vooral externe samenhang (relaties met andere vormen van sociale
controle en bepaalde maatschappelijke mechanismen) bestudeerd
- politiewerk krijgt als formele sociale controle door specifieke sociale
context
- onderzoeksaspecten gericht op mogelijkheden + beperkingen van
politie  onderzochte effecten op verschillende vlakken
(ordehandhaving, criminaliteitsbestrijding, hulpverlening)
c) het politiewerk in een staat
- nog meer ruimte voor maatschappelijke vormgeving van concrete
politiewerk
- politieactiviteiten bepaald door organisatie, gestructureerd door WG,
arbeid, samenleving…  specifieke organisatievorm is nationale staat
en ontwikkelingen staat hebben invloed op politie
- politie = beroep waarvan taken, machten… gedefinieerd liggen in
wettelijke bepalingen
- historisch-sociologische analyse: macro-niveau  sociohistorische
ontwikkelingen + maatschappelijke processen bepalen aard van en
30
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
relaties tussen maatschappelijke structurele componenten van
alledaagse politiewerk
2.3.4.2. De politie en het recht
- historisch: handhaving OO (en NIET strafrecht) eerste doel politie
- legitimiteit politie nu geboden door recht
- handhaving strafrecht door politie beïnvloed door organisatie politie (hiërarchisch karakter,
bureaucratische structuur, drang naar professionaliteit) + politiecultuur
2.4. De advocatuur
- problemen: analyse maatschappelijke taak advocatuur, plaats advocaat in
interactiesysteem van rechtbank, sociale organisatie en structuur advocatuur,
socialisatieproces binnen advocatuur, relatie advocaat – cliënt…
2.4.1. De sociale organisatie en structuur van de advocatuur
- HUYSE en SABBE: analyseren ontwikkeling tot en met ’96
* stijging aantal advocaten
* 1/3 advocaten = vrouw; echter onder stagiairs vrouwen > mannen
 reden: advocatenberoep = gezinsonvriendelijk
 opmars vrouw in advocatuur voltrok zich traag
- 1888: eerste vrouw behaalt diploma rechten (POPELIN)
- 1922: vrouwen toegelaten tot balie
- ’69: slechts 1/10 advocaten = vrouw (veel afgestudeerde vrouwen
begonnen geen beroepspraktijk)
 reden: o.a. stereotype opvattingen “vrouw is ongeschikt
voor advocatuur”
* zichtbare differentiatie in praktijkuitoefening: werkverbanden (vb.
éénmanskantoor, kleinschalig kantoor, middelgroot kantoor, kostenassociaties (eigen
praktijk en cliënteel, maar kosten gezamenlijk gedragen), geïntegreerde associatie
(kosten en baten gedeeld)…), terreinen… + toevertrouwen van administratieve taken
aan niet-advocaten
31
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
 grotere omvang kantoren + associatievorming = reactie op verschuivingen
in de markt, gaan gepaard met wijzigingen in cliënteel en in aangeboden
dienstverlening
* drie fasen in ontwikkeling advocatuur
a) jaren ’50 – jaren ’70: malaise, zelfbeklag en verheerlijking
- marktpositie + pleitmonopolie advocatuur bedreigd door o.m.
ontwikkelingen voor arbeidsrechtbank
- bedrijfsleven als cliënt verloor aan belang door fusies,
buitengerechtelijke geschillenbeslechting en bedrijven nemen zelf
juristen in dienst
b) jaren ’70 – jaren ’80: zelfgenoegzaamheid
- gebrek aan bereidheid te innoveren
- Ger. W. ’67: procesmonopolie bleef intact + meer jonge juristen door
balie aangetrokken
c) na jaren ’80: hervormingen (druk door toename aantal stagiairs 
marktsegment over meer advocaten verdeeld)
- buitenlandse advocaten kunnen zich nu ook in België vestigen
- nieuwe concurrentie door notarissen + gerechtsdeurwaarders
(verruiming dienstengamma) + niet-juridische beroepen (accountants,
bedrijfsrevisoren…)
- bedrijven + overheidsinstellingen gaan juristen in dienst nemen en
rechtbankprocedures ontwijken
* grote verschillen in omvang balies
* advocatuur: onafhankelijkheid t.a.v. markt en staat, ondernemers die hun diensten
verkopen (uitschakeling aantal vrijemarktmechanismen (vb. minimumtarieven,
monopolievorming...). De advocatuur kenmerkt zich als vrij beroep door
a) bewaking van beroepsdomein door overheid toegewezen
b) zelfregulering (beroepswerkzaamheden slechts gereguleerd door kaderwet)
c) opstellen beroepscode
d) beloningsautonomie
Legitimatie advocatuur als vrij beroep berustte op drie gronden
32
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
a) onvervangbare opdracht als waakhond van rechtsstaat
b) unieke service door persoonlijk en vertrouwelijk contact met cliënt (
betalingsautonomie)
c) unieke kennis en deskundigheid
 ideaalbeeld advocatuur echter door recente ontwikkelingen in het gedrang
(controle toegang tot beroep is verzwakt, beloningsautonomie ondermijnd…)
2.4.2. De relatie advocaat-cliënt
- Rolgedrag advocaat: welke beslissingen nemen ze om kwesties op te lossen?, hoeveel tijd
investeren ze in zaken…
* advocaat als ‘control agent’: maakt beroepshalve uit wat cliënt vraagt
* advocaat als ‘tolk’: vertaalt naar beide kanten waar hun verhaal gehoord moet
worden situatie met enige selectiviteit
2.4.3. De rechtshulp
- Toegankelijkheid rechtshulp?
* verschillen in gebruik hangen samen met andere sociale verschijnselen (gedrag van
degenen die zij die rechtshulp nodig hebben en zij die rechtshulp verlenen)
* kenmerken van organisaties die beroep erop beïnvloeden: organisatie van
rechtshulpverlening, intentie van instantie, bereikbaarheid hulpaanbod,
deskundigheid, financiering en honorering
- BREDA en STEVENS: vergelijken verschillende vormen van rechtshulp-organisatie (o.a. gelet
op mate van juridische oriëntatie, wijze van honorering…)
* variatie in toeloop op instanties (vraag) en feitelijke dienstverlening (hulpverlening)
verklaard vanuit variatie aanbod
 aanbod waarin balie betrokken is wijkt duidelijk in vraag en hulpverlening
af van vormen aanbod waarin balie niet betrokken is
2.4.4. Het onderzoek van Parmentier en Ponsaers naar het profiel van de advocaat anno
2007
- Onderzoek gehouden in 2006-2007
33
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
* online bevraging
* aandeel Vlaamse advocaten ↑ tot 2006, maar vanaf 2006 ↓ (gemiddeld gezien was
er een groei, maar niet overal even sterk)
* aandeel Waalse balies ↓
* aandeel Brusselse balies redelijk = (licht dalende trend)
* Vlaamse advocatuur (vragenlijst opgesteld door Orde van Vlaamse Balies)
 56% M, 44% V
 gemiddelde leeftijd: 37 jaar
 tableau-advocaten: + 66% werkt in samenwerkingsverband, 34% in
solopraktijk
 stagiairs: + 90% werkt in samenwerkingsverband, 10% bij solo-advocaat
 voor overige aspecten: profiel stagiairs = profiel tableau-advocaten
2.5. De magistratuur
- O.a. volgende Rsoc problemen: plaats + herkomst rechterlijke macht in relatie met nemen
van beslissingen in rechtspleging, analyse maatschappijbeeld + waardenbeleving +
normatieve opvattingen rechters, analyse maatschappelijke functie van RS
(conflictoplossing, normhandhaving) in relatie met sociaal structurele en culturele
condities…
2.5.1. De plaats en de herkomst van de magistratuur
- Onderzoek hiernaar is interessant voor volgende vragen: in hoeverre worden
rechtsbeslissingen beïnvloed door de naar milieu eenzijdige samenstelling van RM en OM, is
deze beïnvloeding (on)ontkoombaar/(on)wenselijk, in hoeverre heeft leer- en
beslissingsproces van rechters uit verschillende milieus verschillende kenmerken?
- Sociologie moet structurele elementen (plaats, herkomst rechter) bestuderen in relatie met
cultuurelementen (waarden, normatieve opvattingen…)
- RICHTER: studie over herkomst Duitse rechters (door DAHRENDORF sociologisch
geïnterpreteerd)
* ontbreken van geografische mobiliteit (rechters oefenen ambt uit in streek waar ze
geboren zijn)
34
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
* ontbreken sociale opwaartse mobiliteit (te veel rechters uit hoogste lagen
bevolking)
* veel rechters afkomstig uit juristenfamilie of ambtenarenfamilie
 DAHRENDORF:
- veroorzaken politiek conservatisme bij rechters
- kloof tussen twee sociale wereldbeelden (rechter  lagere
lagen)
- Andere onderzoeken: relatie herkomst – carrièrepatroon
 aandeel hoogste lagen ↑ met hoogte positie binnen rechterlijk systeem (vb.
voorzitter rb.  lid hogere rb.  HvC)
- Andere Rsoc:
* sociale herkomst is slechts één factor  belangrijker: vervlechtingen tussen
bedrijfsleven, overheidsadministratie en juridische beroepen. Rekrutering rechters
eerder bekeken vanuit juridische werkzaamheden voor hun aanstelling tot rechter.
* selectiepatroon volgens deskundigheid, prestatie, senioriteit
2.5.2. De analyse van rechterlijke beslissingen
- Rechter moet oordeel baseren op de wet: echter wet is niet altijd eenduidig
 verschillen in beslissingen van individuele rechters
 verschillen interpreteren als subjectieve invloeden (= afwijkingen model
onpersoonlijke RS of als onvermijdelijke component rechterlijke
besluitvorming?
- Twee methoden van gedragswetenschappelijke analyse van rechterlijke beslissingen
a) kwantitatieve methode
* = op mathematische wijze nagaan welke samenhangen er bestaan tussen
kenmerken van de casus, sociale kenmerken (van partijen) en uiteindelijke
beslissing  m.b.v. statistiek gewicht variabelen op beslissing berekend
* = correleren van beslissingen van individuele rechters uit eenzelfde
rechtscollege met andere kenmerken (vb. politieke voorkeur)  kernpunt =
komen tot analyse van praktijk van gelijkheidsbeginsel (geen verschil in
behandeling t.a.v. niet-relevante kenmerken)
35
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
b) kwalitatieve methode
* analyse van motiveringen en uitspraken
* houden van uitvoerige vraaggesprekken met rechters over hun arbeid
(hiertegenover staat echter tekort aan systematiek, geringe mate van
generaliseerbaarheid, teveel aan subjectiviteit onderzoeker)
* observatie ter terechtzitting
2.5.3. De beroepsrol van de rechter
- Welke zijn de maatschappelijke verwachtingen die aan rechter gesteld worden?
- WEBER: spanning formele rechtvaardigheid  substantiële rechtvaardigheid
 inherent aan rechtersrol en rechtssysteem
 onderzoek moet aantonen hoe en wanneer welke rechtvaardigheid verwacht
wordt
- Maatschappelijke functie rechter meestal benaderd vanuit onderzoek naar
conflictoplossing en bemiddeling in primitieve maatschappijen. Rechter moet normen
vaststellen, handelen toetsen aan normatieve criteria, sancties vaststellen…
 sociologische analyse van deze taken vereist inzicht in en feiten over werk
rechtbanken (in welk soort zaken treden rechtbanken meeste op, hoe worden zaken
behandeld, in hoeverre bepalen machtsverschillen tussen partijen afloop van
geding…)
- Vergelijkingen tussen vormen van conflict en manieren van conflictoplossing = beste
methode om theorieën te toetsen (judiciële en extra-judiciële vormen conflictoplossing vaak
sociaal bepaald)
- Vb.: zakenlieden wenden zich weinig tot rechter: redenen?
 tenietdoen (ver)kooporders (= wanprestatie) hoort in hun ogen bij geef-en-neemhouding zakendoen
 conflicten zouden groter worden als juristen zich bemoeien met hun zaken
 bestaan van allerlei effectieve informele sancties binnen zakenwereld
36
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
 sociaal systeem heeft daar technieken van gedragsbeïnvloeding en
conflictoplossing ontwikkeld buiten juridische constructies (grondslag: aard sociale
interactie, nl. rationele keuze om ruilverhouding aan te gaan)
- Andere benaderingswijze rol RS: vergelijking functie rechter  bestuurlijke functie
 Rsoc: waarin onderscheiden deze functies zich van elkaar, waarin verschilt sociale
context… (bestuursjuristen meestal werkzaam in bureaucratische
overheidsorganisaties)
- Ambt rechter: voortdurende spanning maatschappelijke verantwoordelijkheid (macroniveau)  verantwoordelijkheid individuele conflicten (micro-niveau)
 rechter maatschappijgericht?  ‘Social engineering’ met gevaar individuen ten
prooi te laten vallen aan bepaalde gewenste maatschappelijk, politieke orde
(politieke rechtspraak)
 rechter gericht op microniveau?  Gevaar wereldvreemde beslissingen te nemen
(verdoofd legisme)
 Rsoc kan wijzen op verwevenheid tussen macro-structuren (maatschappelijke
verantwoordelijkheid) en micro-problemen (individuele verantwoordelijkheid)
- HUYSE en SABBE: gegevens over de Belgische magistratuur
* aantal rechters daalde en steeg doorheen geschiedenis (vanaf ’85: opnieuw ↑)
* Rv EA: helft van Belgische magistraten hier tewerkgesteld
* vanaf ’48: vrouwen konden tot rechter benoemd worden  gevolg: van 1%
vrouwelijke rechters in ’61 naar 33% vrouwelijke rechters in ’96 tot 48% heden
* vrouwelijke rechters vooral in arb.rb., rb. v. Kh. en rb. v. EA
* gemiddelde leeftijd = 47 jaar
HOOFDSTUK 3: DE BURGERS EN HET RECHT
3.1. De legitimering van het recht
- Relatie individu – recht: vb. in hoeverre aanvaarden ondergeschikten wettelijke
maatregelen, in hoeverre hebben ze vertrouwen in recht…?
37
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
 probleem van de legitimering: in hoeverre erkennen gezagsonderhorigen bevelen,
normen, beslissingen… van het ‘hogere gezag’ als juist?
- Ook sancties moeten gelegitimeerd worden
- Probleem legitimering speelt in tal van instituties en organisaties
 onderscheid macht  gezag
* gezag
- juridische betekenis: ‘het boven ons aangestelde gezag’
- sociologische betekenis: relatie meer machtigen – minder machtigen
* macht = gelegitimeerde macht
- Waarom en wanneer moet recht en wetten gehoorzaamd worden? (recent ook wanneer
mogen of moeten wetten gehoorzaamd worden?)  Rsoc: waarom gehoorzamen burgers
de facto aan het recht?
1) Gehoorzaamheid wordt afgedwongen door sancties (dwangtheorie) (WEBER):
recht verschaft machthebber monopolie over fysieke dwangmiddelen = basis van de
door het recht afgedwongen sociale orde. Legitimering dwang: gebaseerd op
legaliteit van degene die dwang uitoefent (dwang moderne recht berust op legaalrationeel gezag)
2) Gehoorzaamheid wordt verleend op grond van instemming met de regels en de
normen (consensustheorie) (EHRLICH): recht vindt bron en basis in morele principes
van het ‘levende recht’ (= zoals door subjecten gemaakt en ervaren). Recht vindt
basis in aanvaarding door burgers (geen gehoorzaamheid op grond van
sanctiebedreiging, maar omdat men normen legitiem erkent). Aanvaarding zal per
norm en per groep van bevolking verschillen.
- Legitimeringsprobleem speelt op minstens drie niveaus2
a) fundamentele uitgangspunten van een rechtssysteem (vb. individuele rechten,
procesrecht, openbaarheid…)
b) afzonderlijke rechtsinstellingen (vb. het vertrouwen in de rechterlijke macht of
politie)
c) afzonderlijke wetten of samenhangend stelsel van wettelijke maatregelen (vb. de
drooglegging, de abortuswetgeving, de belastingwetgeving)
2
Potentiële examenvraag!
38
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
 ook nadere analyse onderlinge relaties tussen niveaus noodzakelijk (vb. na
hoeveel wetten die niet vertrouwen van burgers hebben komt legitimiteit van
instellingen (zoals Parlement) in het gedrang?...)
- Gaat het bij de legitimering van het recht om individualistische visie of verloopt dit proces
via groepen, organisaties…?
 organisaties = geïnstutionaliseerde legitimering
3.2. Het recht en de publieke opinie
- Vragen: moet mening van meerderheid gemeenschap gevolgd worden wanneer deze
indruist tegen positieve recht, wat is democratie, wat is de gemeenschap, in hoeverre moet
WG rekening houden met publieke opinie-onderzoek…
- Rsoc: heel wat opinie-onderzoek (o.a. PODGORECKI)
* = onderzoek naar het rechtsbewustzijn, rechtsgevoel… Voor andere Rsoc eerder
een politiek instrument dan wetenschappelijke analyse van werkelijkheid.
* GALTUNG: vijf bezwaren  te individualistisch, te democratisch, te statisch
(momentopnames), beperkt tot brede middenklasse, sociale afstand interviewergeïnterviewde te smal
- Besluit: publieke opinie-onderzoeken vertellen meer over geïnterviewde en over
wetenschapsopvattingen van interviewer dan dat ze iets zeggen over recht.
3.3. Rechtsbedeling
- Aandacht voor sociale omstandigheden waarin verschillende groepen toegang vinden in de
rechtsbedeling = ongelijkheidsthema
 bepaalde groepen slagen er beter in hun rechten te realiseren
- Naast objectieve rechtsbedeling ook onderzoek naar subjectieve ervaringen van
rechtsbedeling (vb. waarom procederen mensen, hoe ervaren mensen uitkomst proces, hoe
ervaren gedetineerden hun voorhechtenis…?)
HOOFDSTUK 4: RECHTSBEGINSELEN EN FUNDAMENTELE BEGRIPPEN
39
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
- Recht
* concepten met zeer ruime betekenis (vb. schuld, rechtvaardigheid, contract…)
* rechtsbeginselen al dan niet in wet opgenomen (vb. beginsel van de goede trouw,
beginsel van niet-terugwerkende kracht van strafwet…)
 in administratief recht: ABBB (vb. gelijkheidsbeginsel,
motiveringsbeginsel…)
- Rsoc: oog voor sociale omstandigheden waarin beginselen/concepten worden gehanteerd,
maar ook voor sociale functie, betekenis van begrippen en beginselen.
 spanningsvelden tussen begrippen en beginselen (vb. rechtmatigheid –
doelmatigheid opsporen misdrijven)
- Rsoc: belangrijke bijdrage op vlak van rechtsbeginselen want ziet hoe rechtsbeginselen in
verschillende rechtstakken worden toegepast
 vb. indien interesse voor gelijkheidsbeginsel kijken naar toepassing in
- strafrecht  straftoemeting
- administratief recht  verlenen van vergunning
- belastingrecht
- internationaal recht  vetorecht
- Rsoc heeft voor ogen dat rechtsbegrippen komen uit dagelijkse leven + rechtspraktijk
 rechtsbeginselen spelen rol bij beslissingen
DEEL III
TOEKOMSTPERSPECTIEVEN IN DE RECHTSSOCIOLOGIE
- Nood aan vergelijkend onderzoek over sociale condities van het recht in andere
samenlevingen (vb. recht in Derde Wereld)
- Sociologie: minder groot prestige dan andere wetenschappen (stijging geloof sociologie als
“maakbaarheid” samenleving stijgt)
- Rsoc ontwikkelt zich in context van natie  onder druk door internationalisering,
Europeanisering  Rsoc in de toekomst meer gericht naar Europese normen
40
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
- Natie onder druk  leidt tot grondwetswijzigingen waarbij bevoegdheden overgaan naar
kleinere statelijke eenheden  Rsoc zal meer oog moeten hebben voor trends op lagere
bestuurlijke niveaus
- Recht reguleert steeds meer en meer alle aspecten sociale leven  gaat gepaard met
groeiende vervreemding recht – maatschappij  leidt tot legitimiteitscrisis recht  gaat ten
koste van voorspelbaarheid, formeel karakter, stabiliteit… van recht
- Toegankelijk maken van het recht  tendens toegankelijkheidsproblemen te omzeilen
door conflictbemiddelingsmechanismen die informeler zijn dan juridische mechanismen 
men wil echter juridiseren (= formaliseren) waarbij rechter zich uitspreekt over uitvoering
straffen (behoort in feite toe aan administratie gevangeniswezen, vb. nieuwe wet voorlopige
hechtenis)
- Individualisme in Rsoc zeer centraal  laatste tijd trend om groepen + rechtspersonen als
rechtsonderhorigen te beschouwen (vb. VZW Liga van Rechten van de Mens kan juridisch
procedure starten)
- Post-moderne samenleving3
* F. SNYDER bespreekt effecten globalisering op recht
 rol jurist, logica rechtspraktijken en natuur van juridisch domein gewijzigd
 ontwikkeling nieuwe rechtsvormen en –stelsels (verschillend van statelijk
recht)  grenzen nationaal – internationaal recht vervagen
 ‘governance of globalization’ gekenmerkt door:
- contracten tussen formeel gelijke partijen (staten, individuen…)
- hiërarchie die zich uit in ‘multilevel governance’ (verschillende
niveaus van ‘governance’ interageren)
- transnationale netwerken (publiek, privaat of hybride)
- ‘lex mercatoria’: mix van publieke en private regelgeving, vorm van
gereguleerde zelfregulering (meer brede principes dan gedetailleerde
regels)
- globaal rechtspluralisme (door combinatie publieke, private en
hybride ‘governance’)
3
Potentiële examenvraag!
41
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
- ‘soft law’: niet-bindende gedragsregels, maar toch praktische en
juridische effecten (beantwoorden beter aan onzekere
omstandigheden)
CRIMINALISERING ALS LAATMODERNE SOCIALE
CONTROLESTRATEGIE. DE ONTWIKKELING VAN HET STRAFRECHT
ONDER DE ‘PAARSE’ REGERINGEN VERHOFSTADT I EN II (19992007)4
- Sociaal-wetenschappelijke verklaringen voor de ontwikkeling van het strafrecht
a) opinies, waarden, ideologieën…
b) sociale groepen, sociale bewegingen, sociale klassen
c) de staat en de politieke partijen
d) de economische context
- Het strafrecht en (de veiligheid van) de staat
* de volkenrechtelijke misdrijven (criminalisering gebruik anti-persoonsmijnen,
criminalisering foltering, bestraffing ernstige schendingen van het internationaal
humanitair recht, criminalisering rekrutering huurlingen)
* de criminalisering van het (internationaal) terrorisme (criminalisering verspreiding
van stoffen waardoor ernstige gevoelens van vrees veroorzaakt worden voor een
aanslag op personen of op eigendommen, criminalisering terrorisme, criminalisering
financiering terrorisme)
* het vreemdelingenstrafrecht (wijziging wet op de politie van de vreemdelingen,
criminaliseren persoon die binnenkomen, verblijven of doorreizen van vreemdeling
buiten de EU voorbereidt, vergemakkelijkt of eraan hulp verleent, criminaliseren
schijnhuwelijk)
- Het strafrecht en de economie (criminalisering van computer- en
telecommunicatiepraktijken, criminalisering van productie- en handelspraktijken met het
oog op de bescherming van de consument, criminalisering van financiële praktijken,
criminalisering van praktijken in het vervoer van goederen en persoon, criminalisering van
4
Niet in syllabus!
42
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
georganiseerde misdaadpraktijken (vb. valsmunterij, illegale wapenhandel, witwassen van
geld, mensenhandel en mensensmokkel, omkoping, namaak))
- Het strafrecht en de civiele maatschappij
* decriminalisering en depenalisering die tegemoet komen aan de verwachtingen van
de progressieve middenklassen (vb. decriminalisering euthanasie, decriminalisering
toedienen substitutiemiddelen door artsen aan verslaafden, depenalisering de facto
van soft druggebruik)
* zwaardere criminaliseringen die tegemoet komen aan de verwachtingen van de
progressieve middenklassen (vb. racisme en xenofobie en discriminatie, familiaal en
partnergeweld, geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk,
strafrechtelijke bescherming zwakke weggebruiker, strafrechtelijke bescherming van
dieren)
* zwaardere criminaliseringen van de sociale onderkant van de samenleving (vb.
meer repressieve aanpak van jeugddelinquenten, zwaardere strafrechtelijke of
administratiefrechtelijke sanctionering van verstoringen van de openbare orde op
straat, in het openbaar vervoer, in en rond voetbalstadia…, zwaardere criminalisering
van geweld tegen gezagsdragers en leden van de publieke macht)
- Een structureel-historische analyse van de strafrechtsontwikkelingen (1999-2007)
* Belangrijke vaststellingen:
 Belgisch bijzonder strafrecht voor het eerst in naoorlogse periode in zoveel
verschillende domeinen gewijzigd
 Meeste wijzigingen in richting van meer repressief strafrecht
 Voor het eerst werd evolutie strafrecht in zo’n sterke mate bepaald door
beslissingen op het internationale en Europese niveau
* Laatmoderne ontwikkelingen van de kapitalistische productiewijze
 Belgisch strafrecht werd aangepast aan neoliberale economische globale
context en aan belangen van economisch en financieel establishment
 In mindere mate werden belangen van consumenten in enkele nieuwe
belangrijke marktsectoren (telecommunicatie, elektronisch handelsverkeer…)
strafrechtelijk beter beschermd
 Legale economie werd beter beschermd tegen georganiseerde illegale
economische activiteiten
* Laatmoderne culturele, morele en sociale ontwikkelingen
43
Rechtssociologie
Door Kevin Willems
 Laatmoderne ontwikkelingen van de kapitalistische productiewijze hebben
indirect de culturele, morele en sociale relaties in de civiele maatschappij
grondig gewijzigd.
 Het strafrecht werd enerzijds aangepast aan een aantal decriminaliserende
en criminaliserende verwachtingen van de progressieve middenklassen met
betrekking tot de private en publieke orde
 Het strafrecht werd anderzijds aangepast aan een aantal criminaliserende
verwachtingen van de conservatieve middenklassen met betrekking tot de
publieke orde
* Laatmoderne politieke ontwikkelingen
 Laatmoderne ontwikkelingen in de kapitalistische productiewijze hebben
een belangrijke impact op de nationale staat
 De strafwetswijzigingen in verband met (de veiligheid van) de staat en de
economie ondersteunen zowel een neoconservatieve militaire en politieke
wereldorde als een neoliberale globale economische orde. Zij weerspiegelen
eveneens een verminderde relatieve autonomie van de staat ten overstaan
van globale politieke, economische en financiële machtsgroepen
 De strafwetswijzigingen in verband met de civiele maatschappij komen
tegemoet aan verwachtingen van zowel de progressieve als de conservatieve
middenklassen. De relatieve autonomie van de staat met betrekking tot de
morele, culturele en sociale relaties in de civiele maatschappij is groter dan
met betrekking tot de veiligheid van de staat en de economie.
- CONCLUSIE
* Criminalisering is een centrale laatmoderne sociale controlestrategie ten aanzien
van groepen die economisch, politiek, sociaal en cultureel uitgesloten worden
* Gedurende de regeringen Verhofstadt I en II (1999-2007) is deze laatmoderne
sociale controlestrategie op een ‘paarse’ wijze uitgebouwd, d.w.z. neoliberaal van
oriëntatie maar ondergeschikt ook rekening houdend met een groene/sociaaldemocratische context
44
Download