Rechtssociologie Beeld: Carlos Yudica/Shutterstock.com Vier rechtssociologen over hun vak Het recht der ­werkelijkheid Rechtssociologie bestudeert de wisselwerking tussen recht en maatschappij. Wat maakt het vak zo boeiend en wat houdt de rechtssocioloog bezig? Mr. vroeg het de rechtssociologen Ashley Terlouw, Barbara Oomen, Suzan Stoter en Marc Hertogh. door Alieke Bruins T erwijl juristen zich bezighouden met geldend recht, bestuderen rechtssociologen hoe dat recht uitwerkt op de maatschappij. Zorgen normen voor ordening en zijn ze helder en voorspelbaar? Wordt met een wet de sociale verandering bereikt die men voor ogen heeft? Het zijn vragen waarover de rechtssocioloog zich buigt. 76 nr. 5 – 2012 076-081_MR05_ART_6-soc.indd 76-77 nr. 5 – 2012 Negatief effect “De meerwaarde van de rechtssociologie is dat het, op basis van theoretisch en empirisch onderzoek, inzicht biedt in de maatschappelijke context van het recht”, vat Marc Hertogh, hoogleraar rechtssociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, samen in het boek Recht van onderop, Antwoorden uit de rechtssociologie (Ars Aequi Libri, 2011). Dit boek, dat hij met rechtssocioloog Heleen Weyers samenstelde, geeft inzicht in de actuele stand van zaken in de rechtssociologie. “Vooral het contrast tussen de ambitie van de wetgever om met het recht een doel te bereiken en de effecten van dit recht op de maatschappij boeit me enorm”, zegt Hertogh. In zijn onderzoek richt hij zich onder meer op de maat- schappelijke effecten van wetgeving, de maatschappelijke beleving van recht en rechtstaat en het vertrouwen in de rechtspraak. Hij geeft een voorbeeld dat dit contrast illustreert: de prostitutiesector. De overheid bekijkt al jaren hoe zij misstanden in die sector kan aanpakken en de rechtspositie kan verbeteren van degenen die in deze branche werken. Een wetsvoorstel om de prostitutie te regule- nr. 5 – 2012 nr. 5 – 2012 77 14-05-12 11:05 Foto Gerhard Taatgen ren en misstanden in de seksbranche te bestrijden is inmiddels goedgekeurd door de Tweede Kamer. Hierin zijn een vergunningplicht voor seksbedrijven en verplichte registratie van prostituees opgenomen. Klanten die een niet geregistreerde prostituee bezoeken zijn strafbaar. Het wetsvoorstel ligt bij de Eerste Kamer. Uit een voorlopig verslag dat op 13 december 2011 bij het wetsvoorstel werd uitgebracht, blijkt dat verMarc Hertogh (Rijksuniversiteit schillende politieke partijen veel Groningen): “De meerwaarde van de rechtssociologie is dat het, inzicht biedt in vraagtekens zetten bij de inhoud. de maatschappelijke context van het recht. Terecht, vindt Hertogh. “Uit allerlei onderzoeken blijkt dat de maatregelen die de wetgever voorstelt in de praktijk nauwelijks effect zullen hebben. Sterker nog: ze hebben juist een negatief effect. De positie van veel vrouwen in de sector zal alleen maar verslechteren.” Legitimiteit Uit dit voorbeeld is volgens Hertogh een belangrijke algemene les te trekken. ”Het effect van een wet wordt niet zozeer bepaald door de ambities van de wetgever of een handhavingsinstantie, maar vooral door de mate waarin het veld dat men wil reguleren de wet accepteert. Dit betekent dat de overheid de oplossing soms buiten wetgeving zal moeten zoeken, of andere maatregelen moet nemen. Soms moet de conclusie misschien zijn dat de wetgever een bepaalde situatie niet kan veranderen, maar dat is een boodschap die dit kabinet niet graag lijkt af te geven.” “Rechtsociologisch onderzoek laat dagelijks zien dat de mogelijkheden om het recht in te zetten veel kleiner zijn dan juristen vaak denken. Het laat ook zien dat de legitimiteit van het recht en het rechtssysteem voor veel mensen niet langer vanzelfsprekend is.” Hertogh verwijst naar een onderzoek dat hij met Weyers deed naar het gezag van justitie. Ze waren vooral benieuwd naar de mening van de burger over de legitimiteit van het justitieoptreden, een perspectief dat tot dan toe onderbelicht was. In hun onderzoek onderscheidden zij drie aspecten van legitimiteit: vertrouwen in het justitieoptreden, tevredenheid erover en acceptatie ervan. “We denken vaak dat Nederlanders in het algemeen heel gezagsgetrouw zijn en het gezag van het recht automatisch accepteren, maar dat dit niet zo bleek te zijn. Ze zijn juist heel kritisch en bekijken per geval of ze gezag willen accepteren. Opvallend was ook dat de tevredenheid van mensen over justitie, en daarmee ook het vertrouwen, daalt naarmate men er meer mee in aanraking komt. Duidelijk is dat DE burger niet bestaat. Daarmee moet in de benadering van mensen rekening worden gehouden.” “Het afnemend vertrouwen in de politiek, de rechtspraak en 78 nr. 5 – 2012 076-081_MR05_ART_6-soc.indd 78-79 nr. 5 – 2012 de politie zetten de effectiviteit van het recht verder onder druk”, schrijft Hertogh in Recht van onderop. Dit kan volgens hem grote consequenties hebben. “De vraag rijst wat de rechterlijke organisatie kan doen om ervoor te zorgen “De vraag rijst wat de rechterlijke organisatie kan doen om ervoor te zorgen dat haar gezag er over tien of twintig jaar nog is” dat haar gezag er over tien of twintig jaar nog is. Ik heb het idee dat zij nog steeds vooral probeert om alle kritiek af te wimpelen, maar dat volstaat niet meer.” In zijn onderzoek stelt hij zich op als “kritisch toeschouwer van het recht”, zegt hij. “Mijn eigen mening is niet van belang. Ik probeer mijn empirisch onderzoek zo objectief mogelijk te doen, maar laat aan andere partijen over wat ermee gedaan wordt.” Onafhankelijk Anders dan Hertogh deinst Ashley Terlouw er niet voor terug om als rechtssocioloog haar eigen mening te geven. Terlouw is hoogleraar rechtssociologie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Zij doet onder meer onderzoek naar gelijke behandeling, rechtspleging, migratierecht en discriminatie op grond van ras, nationaliteit en religie en heeft vele publicaties op haar naam staan. “Een rechtssocioloog moet eerst zorgvuldig kijken wat er feitelijk gebeurt en dit zorgvuldig en gescheiden van de juridische en andere normen noteren. Is dit gebeurd, dan vind ik dat ik in een conclusie best mijn eigen mening mag geven.” “Bij elk maatschappelijk probleem is een rechtssociologische vraag te stellen”, zegt Terlouw. “Elk onderwerp waar ik me mee bezighoud, is actueel.” Met Karin Zwaan begeleidt ze onder andere een onderzoek naar de rol van deskundigen in asielzaken. “Deze deskundigen worden vaak door de Staat ingeschakeld om bijvoorbeeld te kijken of iemand wel echt minderjarig is, zoals hij stelt, of om te checken of iemand inderdaad wel uit het door hem genoemde gebied in Somalië komt. De Staat stelt dat de deskundige de asielzoeker kan helpen zijn verhaal duidelijk te maken, maar eigenlijk is deze controle gebaseerd op ongeloof. De mogelijkheid voor asielzoekers om contra-expertise te doen is bovendien zeer beperkt. Onderzocht wordt nu hoe deze deskundigen in de praktijk werken en welke vragen zij krijgen voorgelegd. Dat kan dan vervolgens worden getoetst aan normen zoals die van equality of arms en onafhankelijkheid.” Met rechtssocioloog Betty de Hart begeleidt ze onderzoek naar de vraag hoe Nederlands-Marokkaanse en Nederlands-Egyptische gezinnen te maken krijgen met Nederlands en islamitisch familierecht, bijvoorbeeld bij huwelijkssluiting, echtscheiding of internationale gezagsconflicten, en hoe zij hiermee omgaan. Ook werkt ze mee aan een groot onderzoek van het Fundamental Rights Agency naar de toegang van asielzoekers tot het recht in gelijke behandelingszaken. In april is bij haar een promovendus begonnen die onderzoek doet naar etnische registratie binnen drie semioverheidssectoren in Nederland en Duitsland. Onderzoekservaring Voor haar oratie deed Terlouw onderzoek naar de Sanctieregeling Iran. Deze regeling verbiedt Nederlandse universiteiten en nucleaire instellingen Iraanse burgers toe te laten als zij daardoor in aanraking kunnen komen met nucleaire informatie. Daardoor zijn negen academische studies en vijf nucleaire instellingen voor hen verboden terrein. “Ik voelde aan mijn lever dat deze regeling in strijd met het recht was, want waarom zouden alleen Iraniërs uitgesloten moeten worden?” Tijdens de interviews die ze afnam, bleek dat er niet veel Iraniërs rechtstreeks door de regeling geraakt werden. “Maar indirect bleek de regeling negatieve effecten te hebben voor álle Iraniërs. Zo blijken andere werkgevers en financiële instellingen als gevolg van de regeling te denken: ‘Er deugt kennelijk iets niet aan Iraniërs’. De overheid geeft met deze regeling het verkeerde voorbeeld.” Drie Iraanse Nederlanders en de Actiegroep Iraanse studenten spanden een rechtszaak aan tegen de overheid bij de rechtbank in Den Haag. Terlouw trad op als deskundige. De Staat overtrad het discriminatieverbod, zoals onder meer vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, oordeelde de rechtbank. Het gerechtshof bevestigde deze uitspraak. De Staat is in cassatie gegaan. “Hoewel de Staat twee keer in het ongelijk is gesteld, geldt de sanctieregeling nog steeds. Het kan dus heel lang duren voordat iemand zijn recht kan halen. Dat vind ik ontluisterend.” “Het kan heel lang duren voordat ­i emand zijn recht kan halen. Dat vind ik ontluisterend” Om haar studenten te laten zien wat het positieve recht teweeg brengt in de praktijk, geeft Terlouw praktische opdrachten en laat ze hen zelf onderzoek doen. “Mij valt op hoe weinig onderzoekservaring studenten hebben als zij na drie jaar studie bij mij onderwijs volgen. Eigenlijk zouden ze dergelijke ervaring veel eerder in hun studie moeten opdoen.” Om zich ook na afronding van de stu- die bewust te blíjven van wat er in de maatschappij speelt, pleit Terlouw voor een maatschappelijke stage voor verschillende juridische beroepen. Walswetten Ook Barbara Oomen pleit voor meer aandacht voor de rechtssociologie en onderzoeksvaardigheden tijdens de rechtenstudie. Oomen is hoogleraar sociologie van de mensenrechten aan de Roosevelt Academy, het University College van de Universiteit Utrecht in Middelburg. “Vanuit de advocatuur en rechterlijke macht is er veel vraag naar breed opgeleide juristen, die statistieken kunnen lezen, kennis hebben van psychologie en talen spreken, maar rechtenopleidingen reageren daar tot nu toe onvoldoende op. Anders dan in Amerika en Engeland, waar meer aandacht is voor metajuridica als onderdeel van de juridische opleiding, wordt de rechtenstudie in Nederland heel nauw ingevuld. Dat is jammer.” Wat haar vooral boeit aan “de studie van het recht der werkelijkheid”, zoals zij de rechtssociologie noemt, is om te onderzoeken wat het recht doet met mensen. Ze verwijst naar haar onderzoek naar de opvattingen en effecten van gelijkebehandelingswetgeving binnen de gereformeerde gezindte. Onderzocht werd hoe die de politieke en maatschappelijke discussie over het SGP-vrouwenstandpunt en de bijbelse visie op homoseksualiteit waardeert. De Hoge Raad oordeelde dat de Staat effectieve maatregelen moet nemen die ertoe leiden dat de SGP haar vrouwenstandpunt verlaat en daarmee vrouwen niet meer uitsluit van het passief kiesrecht. “Ik was benieuwd wat die rechtszaken teweegbrachten in gereformeerde kring. In hoeverre hebben deze een emanciperend effect?” Uit het onderzoek bleek dat de gevoerde rechtszaken niet zozeer leidden tot verandering van opvatting, maar eerder tot verstarring en een gevoel van isolement. De gelijke-behandelingswetgeving wordt door bevindelijk gereformeerden getypeerd als ‘walswetten’ en ‘dictatuur van de meerderheid’. Oomen verwijst naar internationaal onderzoek, waaruit blijkt dat als sociale veranderingen alleen via het recht worden afgedwongen vaak snel een backlash ontstaat: een tegenovergestelde reactie van wat bereikt moet worden. “Waar wél brede, politieke en maatschappelijke steun is, kan een rechtsproces juist het laatste duwtje in de rug zijn.” Mensenrechten Ashley Terlouw (Radboud Universiteit): Oomen riep de gereformeerden op zich niet in isolement terug te “Bij elk maatschappelijk probleem is een nr. 5 – 2012 rechtssociologische vraag te stellen.” nr. 5 – 2012 79 14-05-12 11:05 Rechtssociologie trekken, maar sterker het debat aan te gaan. Ze benadrukt evenwel dat zij zich in dit onderzoek onthield van het geven van een eigen mening. “Gaat het daarentegen om mensenrechten, dan vind ik het juist belangrijk om mijn kennis actief in te zetten in de discussie die erover in de maatschappij wordt gevoerd. Dat ik anderen daarmee kan beïnvloeden vind ik te rechtvaardigen, maar ik realiseer me dat ik me Barbara Oomen (Roosevelt Academy/ daarvan steeds bewust moet zijn. Universiteit Utrecht): “In de Verenigde In de Verenigde Staten is het oveStaten is het veel gebruikelijker dat rigens veel gebruikelijker dat wewetenschappers actief bijdragen aan tenschappers actief bijdragen aan de discussie.” de discussie. Dat wordt zelfs van hen verwacht.” Mensenrechten moeten een belangrijkere rol spelen als maatstaf voor beleid in Nederland zelf, stelde ze in haar inaugurele rede als hoogleraar sociologie van de mensenrechten, in december 2011. “Nederland heeft internationale verdragen ondertekend, maar in hoeverre worden deze intern gebruikt als toetssteen? In het Verdrag van de Raad van Europa staat bijvoorbeeld duidelijk welke verantwoordelijkheden de overheid heeft, maar op het dossier van huiselijk geweld, dat in Nederland relatief veel voorkomt, doen we niets met dit verdrag. De overheid zou meer verantwoordelijkheid moeten nemen. “Rutte gebruikte Europa als excuus gebruikt voor iets waar de regering geen zin in heeft” “Op de radio hoorde ik onlangs een interview met premier Rutte over misdrijven in de katholieke kerk. Toen hem gevraagd werd of Nederland de daders kan vervolgen, antwoordde Rutte dat daar goed naar moet worden gekeken, maar dat het kan zijn dat het niet mag van Europa. Toen heb ik echt gevloekt, want het is juist andersom! In het Europese beleid ligt de nadruk juist op vervolging van veelplegers, zeker als het gaat om onmenselijke en wrede behandeling, zoals in een aantal van deze zedenzaken aan de orde is. Europa wordt als excuus gebruikt voor iets waar de regering geen zin in heeft.” Soms is het onwetendheid, stelt ze. “Dat is een van de redenen dat ik voorzitter ben geworden van Platform Mensenrechteneducatie. In het onderwijs wordt weinig over mensenrechten overgedragen, en wat wordt overgedragen is vaak onjuist of onvolledig. Ook bij parlementariërs signaleer ik een grote kennislacune. Sommige scholen besteden in hun programma’s wel aandacht aan mensenrechten, maar het is niet omschreven in de kerndoelen. Dat zou anders moeten.” Innovatie Suzan Stoter promoveerde in 2000 op een onderzoek naar criteria voor behoorlijke belangenafweging voor de wetgever. Daarna ging ze aan de slag als wetgevingsjurist bij het ministerie van Verkeer- en Waterstaat. “Ik wilde zien hoe wetgeving in de praktijk werd gemaakt.” Deze stap en haar scholing in het positieve recht maken haar positie wezenlijk anders dan die van veel andere rechtssociologen, stelt ze. Als wetgevingsjurist merkte zij dat technologische innovaties, zoals de vijfde baan van Schiphol, de tweede Maasvlakte en de HSL-lijn, meestal pas in een vergaand stadium aan het recht worden getoetst. “Juristen krijgen steeds het verwijt dat zij te laat en niet proactief zijn.” Daarom moeten zij anders worden opgeleid, bedacht ze. “Ze moeten meer openstaan voor de buitenwereld. Tegelij- “Juristen krijgen steeds het ­v erwijt dat zij te laat en niet ­p roactief zijn. Daarom moeten zij DIALOGUE BV anders worden opgeleid” advies coaching mediation training e u g o l a i D j i b eM diator word je Onltowoinktk!eling Een praktijkgerichte basisopleiding, in kleine groepen met veel persoonlijke aandacht. kertijd moet het bij ingenieurs doordringen dat we in een rechtstaat leven en dat de publieke waarden die daar gelden moeten worden geborgd.” Om dit te bevorderen ging Stoter aan de slag als hoofddocent staats- en bestuursrecht aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit. Tegelijkertijd startte ze bij de TU Delft als hoofddocent recht en techniek. Beide universiteiten gingen samenwerken in het Centre for Law & Innovation (CLI), dat onderzoek doet naar de juridische aspecten van innovatie, met als doel knelpunten in een vroeg stadium op te sporen en op te lossen. Het CLI brengt juristen, bestuurskundigen en technici samen om wetenschappelijk onderzoek en onderwijs te verzorgen. Spanningsveld In december 2011 aanvaardde Stoter het ambt van hoogleraar rechtssociologie aan de Erasmus Universiteit. Met de casus van een elektrische step – de Segway – liet ze zien dat regels een bepaalde souplesse nodig hebben, willen ze kunnen meegroeien met (technologische) ontwikkelingen. Het gebruik van de step op de openbare weg werd een aantal jaar geleden door toenmalig minister Peijs van Suzan Stoter (Erasmus Universiteit/ Verkeer en Waterstaat verboden, TU Delft): “Juristen moeten meer openomdat het voertuig niet voldeed staan voor de buitenwereld.” aan Europese wetgeving: het had een motor en was daarom te classificeren als bromfiets. Maar als bromfiets voldoet het weer niet aan andere regels. Op dat moment crosten al enkele honderden validen en mindervaliden met de step door het land. De zaak zorgde voor veel opschudding. Onder druk van de Tweede Kamer besloot minister Eurlings de step te gedogen, maar hiermee waren de problemen niet opgelost: de Wegenverkeerswet moest worden aangepast. Stoter: “Het heeft uiteindelijk acht jaar geduurd voordat de Segway op de openbare weg werd toegelaten.” Zo zijn er nog vele andere voorbeelden te bedenken van het spanningsveld tussen ons rechtssysteem en technologische innovaties, b ­ enadrukt ze. “Denk maar aan de ovchipkaart, die de politiek graag wilde. Pas nadat deze ontwikkeld is, startte een onderzoek naar fraudegevoeligheid en privacywetgeving.” Regelgeving moet ook weer niet zo soepel zijn dat burgers niet meer weten waar ze aan toe zijn. “Codificatie zorgt voor rechtszekerheid en rechtsgelijkheid, maar het huidige systeem, waarin alles in wet- en regelgeving wordt geregeld, loopt vast. Technologische ontwikkelingen volgen elkaar in rap tempo op; de gevolgen ervan worden steeds groter.” Koppeling Net als Hertogh, Terlouw en Oomen benadrukt Stoter dat een koppeling tussen inhoud en vaardigheden als onderhandelen, gesprekstechnieken, adviesvaardigheden en managementtechniek in de rechtenstudie essentieel is. Universiteiten zouden daarvoor meer gebruik moeten maken van de kennis en ervaring van mensen uit de praktijk. “Als onderwijsdecaan zet ik me er graag voor in om juristen op te leiden die zich staande kunnen houden in het enorme krachtenveld waarvan ze deel gaan uitmaken, vooral als ze bij overheid gaan werken.” nr. 5 – 2012 nr. 5 – 2012 81 DIALOGUE, SPECIALIST IN VAARDIGHEDENTRAININGEN VOOR ADVOCATEN EN JURISTEN lindelaan 12, 1405 ak bussum 076-081_MR05_ART_6-soc.indd 80-81 t 035 541 18 4 4 f 035 542 48 29 e i n fo@ di a l og u e b v. n l i w w w.d ia lo g u e b v.n l 14-05-12 11:05