Cracked by THE MASTER vwo B Samenvatting Hoofdstuk 3 Stijgen en dalen constante stijging toenemende stijging afnemende stijging constante daling toenemende daling afnemende daling 3.1 Toenamendiagram De toenamen en afnamen van een grafiek kun je verwerken in een toenamendiagram 1 kies een stapgrootte 2 bereken voor elke stap de toename of afname 3 teken de staafjes omhoog bij toename en omlaag bij afname 4 teken het staafje bij de rechtergrens (bv toename van 3 4 teken je het staafje bij 4 ) 3.1 voorbeeld Teken het toenamendiagram van onderstaand figuur met ∆x = 1. ∆x = 1 ∆y [-1,0] 4 [0,1] 2 [1,2] 0,5 . [2,3] -0,5 [3,4] 2 y 4 3 2 . 1 Je tekent de toenamen als verticale lijnstukjes bij de rechtergrens van het interval. -1 0 1 . 2 . . 3 x 4 -1 3.1 Richtingscoëfficiënt of helling van de lijn AB rechts ∆x omhoog ∆y y · B yB dus r.c. = ∆y : ∆x yB – yA = ∆y ∆y · A yA ∆x 0 xA xB x xB – xA = ∆x 3.2 Het differentiequotiënt van y op het interval [xA,xB] is . y B f(b) yB ∆y f(a) yA ∆y . ∆x xaA ∆x A differentiequotiënt is ∆y : ∆x is de gemiddelde toename van y op [xA,xB] is r.c. of hellingsgetal van de lijn AB xbB x ∆y y –y f(b) – f(a) = B A = ∆x xB – xA b - a 3.2 Gemiddelde snelheid In een tijd-afstand is de afgelegde afstand s uitgezet tegen de tijd t. Bij een tijd-afstandgrafiek is het differentiequotiënt van s op [a,b] de gemiddelde snelheid op [a,b]. De gemiddelde snelheid is ∆s : ∆t. 3.2 Gemiddelde snelheid bij een tijd-afstand grafiek Bij een tijd-afstand grafiek waarvan de formule bekend is, benader je de snelheid op het moment t = a door het differentiequotiënt te berekenen op een klein interval. [a , a + ∆t] met bijvoorbeeld ∆t = 0,001 De gemiddelde snelheid = ∆s : ∆t. 3.3 Hoe dichter Bn bij A komt te liggen, hoe meer de lijn ABn op de lijn lijkt die de grafiek raakt. Snelheid en richtingscoëfficiënt tijd-afstand grafiek s s = -t² + 10t 25 a de gemiddelde snelheid op [2,5] ∆s 25 – 16 = = 3 m/s ∆t 5–2 20 ∆s 24 – 16 = = 4 m/s ∆t 4–2 15 ∆s 21 – 16 = 5 m/s = ∆t 3–2 ∆s 18,75 – 16 10 = 5,5 m/s = ∆t 2,5 – 2 b De lijn AB4 komt het dichtst bij de lijn die 5 grafiek A raakt. . . . . . B2 B1 B3 B4 A Bij een tijd-afstand grafiek is de snelheid op t = a gelijk aan de rc van de raaklijn van de grafiek in het bijbehorende punt. De lijn k is de raaklijn van de grafiek in A. k t 0 1 2 3 4 5 3.3 dydx voor x is xA y Voor de rc. van de raaklijn in het punt A is er de notatie : [] dy dx x=xA de GR bezit een optie om dydx te berekenen k A • rc. van de raaklijn van de grafiek in A • helling van de grafiek in A • snelheid waarmee y verandert voor x = xA x O xA 3.3 y Hellinggrafieken top v.d. grafiek helling is 0 hellinggrafiek snijdt de x-as top Bij een gegeven functie kun je aan elke x de helling van de grafiek in het bijbehorende punt toevoegen. x top O stijgend deel v.d. grafiek positieve hellingen hellinggrafiek boven de x-as dalend deel v.d. grafiek negatieve hellingen hellinggrafiek onder de x-as overgang van toenemende daling naar afnemende daling is de helling maximaal laagste punt helling pos. pos. x O 0 0 laagste punt 3.4 Hellinggrafiek plotten m.b.v. GR TI MATH – MATH - menu optie nDeriv Casio OPTN – CALC – menu optie d/dx vb. voer in y1 = 0,1x4 – x2 + x + 8 en y2 = nDeriv(y1,x,x) (op de TI) of y2 = d/dx(y1,x) (op de Casio) 3.4 De afgeleide functie Bij een functie hoort een hellingfunctie. i.p.v. hellingfunctie wordt meestal de naam afgeleide functie of afgeleide gebruikt notatie : f’ (f-accent) De afgeleide van een functie f geeft voor elke x : - de richtingscoëfficiënt van de raaklijn van f in het bijbehorende punt - de helling van de grafiek van f in het bijbehorende punt 3.4 Om de formule van de afgeleide van een functie f te vinden, kijken we naar het differentiecoëfficiënt van f(x) op het interval [ x,x + h ] , dus naar f(x + h) – f(x) f(x + h) – f(x) ∆y = = h ∆x x+h-x Neem je op het interval [ x,x + h ] de waarde van h heel klein, dan geeft f(x + h) – f(x) een goede benadering van de r.c. van de raaklijn van de grafiek van f h in het bijbehorende punt. y f(x+h) y f(x+h) – f(x) f(x) O h klein h x f(x+h) f(x) f(x+h) – f(x) h x+h x O x x+h f(x + h) – f(x) voor h naar 0 is de afgeleide f’(x) h de definitie van de afgeleide f’ van een functie f is f(x + h) – f(x) f’(x) = lim h h0 x de grenswaarde van 3.4 Differentiëren regels voor het differentiëren: f(x) = a geeft f’(x) = 0 f(x) = ax geeft f’(x) = a f(x) = axn geeft f’(x) = n · axn-1 voor n = 2,3,… f(x) = c · g(x) geeft f’(x) = c · g’(x) f(x) = g(x) + h(x) geeft f’(x) = g’(x) + h’(x) somregel 3.4 De afgeleide van f(x) = axn f(x) = ax3 f’(x) = 3ax² g(x) = ax4 g’(x) = 4ax3 h(x) = ax5 h’(x) = 5ax4 oude exponent ervoor zetten nieuwe exponent 1 minder (4-1=3) algemeen geldt : k(x) = axn k’(x) = n · axn-1 3.4 Raaklijn en afgeleide Je weet dat de afgeleide f’ aan elke x de helling in het bijbehorende punt van de grafiek van f toevoegt of f’(x) is de rc van de raaklijn in het bijbehorende punt. algemeen: f’(a) is de rc van de raaklijn van de grafiek van f in het punt A(a, f(a)). y f k A x O xA yA = f(xA) rck = f’(xA) 3.5 Raaklijn met gegeven richtingscoëfficient Teken f(x) = x² - 3x + 1 Teken enkele lijnen met rc = 2 Eén van de lijnen raakt de grafiek het raakpunt is B. Bereken de coördinaten van B. rc = 2 dus f’(xB) = 2 xB berekenen f’(x) = 2 oplossen f’(x) = 2x – 3 2x – 3 = 2 f’(x) = 2 2x = 5 x = 2,5 xB = 2,5 yB = f(2,5) = -0,25 B(2,5; -0,25) y 4 3 2 1 -1 0 1 2 ● B x 3 4 -1 3.5 Snelheid en afgeleide De snelheid waarmee f(x) verandert voor x = a gelijk aan de rc van de raaklijn in het punt (a, f(a)). rc = snelheid = f’(a) Je berekent de snelheid dus met de afgeleide f’(a) is de snelheid waarmee f(x) verandert voor x = a. y A f(a) rc = f’(a) O a x 3.5