Pluis, niet pluis! Matthieu Berenbroek Docent geneeskunde Fontys Hogeschool Verpleegkunde Site: http://www.berenbroek.eu e-mail: [email protected] ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 1 Les 1 Inleiding Inleiding en cellen, cursus Pluis, niet Pluis ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 2 Opzet Lessen In volgorde van belangrijkheid: • Leidraad zijn de sheets, hand-outs, aantekeningen in de les • Stof in het boek – verwijzingen naar boek LG = Ludo Grégoire Tentamen ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 3 1 Anatomie en fysiologie • Anatomie = (Ana=uiteen, tomie = snijden), ontleedkunde = bouw van het menselijk lichaam – veel bekend – beeldtechnieken, LG, blz. 26 e.v. • Fysiologie = (phusis=levensverrichtingen, logos=leer) (normale) functie van het menselijk lichaam – niet zoveel bekend • hersenen • regelmechanismen (afweer, celniveau) • Pathologie = ziektekunde ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 4 Animaal Ù Vegetatief • Animaal of willekeurig – Centraal zenuwstelsel • encephalon (hersenen) • medulla spinalis (ruggenmerg) – Perifeer zenuwstelsel • hersen- en ruggenmergzenuwen Contact met de buitenwereld – Sensibele (gevoelsdeel) prikkels van buiten via de zintuigen (oog, oor, reuk, smaak en tast (huid)) – Motorisch (bewegingsdeel) zowel willekeurig als onwillekeurig (reflex) ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 5 Animaal Ù Vegetatief 2 • Vegetatieve of autonome of onwillekeurige zenuwstelsel – Centraal systeem • sympathisch • parasympathisch – Perifeer systeem regulatie interne organen, zoals circulatie, ademhaling, spijsvertering, uitscheiding en de stofwisseling ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 6 2 Infrastructuur menselijk lichaam ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 7 Metabolisme (stofwisseling) en groei • Opnemen van voedingsstoffen en zuurstof en de afgifte van afvalproducten en CO2 • Eiwitten, vetten en koolhydraten geven via verbranding energie • Verbranding wil zeggen, enzymatische chemische reacties bij 37o • Niet alle energie wordt omgezet in bruikbare (spier)energie. Afvalproduct is warmte ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 8 Anabolisme en katabolisme • Anabolisme = bouwstofwisseling = constructieve metabolisme = opbouwende fase stofwisselingsproces, waarin gecompliceerde stoffen uit eenvoudige worden gevormd (groei) • Katabolisme = energiestofwisseling = destructief metabolisme = fase stofwisseling waarin samengestelde verbindingen uiteen vallen waarbij de voor het organisme benodigde energie vrijkomt ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 9 3 Stamcel en differentiatie • Stamcel is een ongedifferentieerde cel waaruit specifieke cellen ontwikkelen • Differentiatie is een specialisatie van cellen waardoor complexere weefsels kunnen ontstaan • Zenuwcellen zijn bijvoorbeeld zeer gespecialiseerd en kunnen daardoor nauwelijks zich nog vermenigvuldigen • Elke stamcel kan in principe elke celsoort worden ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 10 Meercellige in de ‘oerzee’ • Dit omringend vocht noemen we het INTERCELLULAIR vocht. Ook wel INTERSTITIEEL genoemd, tussen de weefsels • Het vocht in de cellen noemen we INTRACELLULAIR vocht. ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 11 Celopbouw Cel is basisbouwsteen (anatomisch), fundamentele metabolisme eenheid (fysiologisch) • Celmembraan (uiterst dun vliesje) scheiding intracellulaire ruimte en de extracellulaire ruimte • Cytoplasma (celvocht) o.a. eiwitten, koolhydraten, vetten en zouten – Celorganellen (onderdelen cytoplasma) mitochondriën = energiecentrale v.d. cel ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 12 4 Celopbouw 2 • Celkern of nucleus – celkernmembraan – kernvocht – kernzuren of nucleïnezuren of RNA – chromatinekorrels (ook nucleïnezuur) of DNA • RNA en DNA bevatten erfelijk materiaal – hiermee plant de cel zich voort, vernieuwt zich ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 13 Homeostase • Complexiteit van het menselijk lichaam heeft een goed afgestemd fysiologisch regelmechanisme nodig • Homeostase is dat dynamisch evenwicht, d.w.z. niet steeds dezelfde waarden. (koorts) • zowel lichamelijk als geestelijk ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 14 Homeostase ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 15 5 Homeostase voorbeelden • Bedorven eten => veel bacteriën => diarree => ziektekiemen snel eruit • Milieu interieur (constante samenstelling, bloed en weefselvloeistoffen) zoals pH (zuurgraad), temperatuur • Nieren met name voor de afvalstoffen ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 16 RNA - DNA erfelijkheid • DNA (desoxyribonucleïnezuur) bevat alle informatie op grond waarvan talloze enzymen en andere eiwitten worden gesynthetiseerd. – Bepaalt zowel het voorkomen als het functioneren van elk UNIEK individu • RNA (ribonucleïnezuur {ribonucleic acid}) speelt een essentiële rol in de eiwitsynthese ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 17 Chromosomen • Chromosoom is de drager van de erfelijke eigenschappen = genen, (paarsgewijs) 22 + 1 voor het geslacht (heterochromosoom) • Vrouwelijke geslachtschromosoom 2 x X • Mannelijke geslachtschromosoom XY • Gen = deel van het DNA dat de informatie voor één eigenschap bevat • Genoom = totaal aan genetische code (> miljoen genen) ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 18 6 Fenotype en Genotype • Dominant (hoofdletter) <=> recessief (kleine letter) b.v. bruine ogen /blauwe ogen (Bb) • Mengvorm (huidskleur) • fenotype = vorm zoals het individu zichtbaar is • genotype = gezamenlijke, dominante en recessieve erfelijke eigenschappen ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 19 Meiose en mitose • Meiose = reductiedeling waarbij gameten ontstaan met 23 ongepaarde chromosomen, geslachtelijke voortplanting (dus halvering) • Mitose = indirecte celdeling, een cel => 2 cellen, genetisch identiek, ongeslachtelijke voortplanting, 23 gepaarde chromosomen • Volgende dia dus GEEN mitose ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 44 + X+X oogenese spermatogenese 44 + X+Y a =oogenese: 100% van de vrouwelijke eicellen heeft X-chromosoom Meiose 1 22 + X 22 + X 22 + X 22 + X =poollichaampje of centrosoma 22 + Y 22 + X 22 + X 100% 22 + X 22 + X 22 + Y 22 + Y c =bevruchting: de mannelijke inbreng bepaalt geslacht 50% 50% LG, blz. 402 a b 22 + X + 22+X = 44 + X+X 22 + X + 22+Y = 44 + X+Y ei b =spermatogenese: 50% van zaadcellen heeft een X-chromosoom andere 50%Ychromosoom Meiose 2 22 + X 20 sperma ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 c 21 7 Aantal chromosomen ei/zaadcel • Om de chromosomen van man en vrouw samen te kunnen voegen, moet eerst dus het aantal chromosomen gehalveerd worden. • In de meiose worden eicel en zaadcel gedeeld, zodat elk nog maar 23 ONGEPAARDE chromosomen heeft. • Bij samensmelting van eicel en zaadcel ontstaat dus weer een cel met 23 paar chromosomen. ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 22 Passief transport • Filtratie, diffusie en Osmose • Basiskracht is concentratieverschil tussen intra en intercellulaire ruimte. • Diffusie is beweging van deeltjes van een plaats van hoge concentratie naar een plaats waar ze minder voorkomen. • Osmose is beweging van water naar een plaats met de meeste opgeloste deeltjes. ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 23 Filtratie bloeddruk bloedvat H2O + deeltjes interstitium H2O + deeltjes cellen ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 24 8 Uitwisseling van stoffen: DIFFUSIE • De manier waarop veel stoffen binnen ons lichaam worden uitgewisseld verloopt middels diffusie. • Diffusie is het passieve transport van stoffen langs een concentratiegradiënt. • Een concentratiegradiënt is een verschil in concentratie van stoffen in 2 aangrenzende ruimten • In gas gaat diffusie sneller dan in vloeistof ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 25 Diffusie 1 2 3 NaCl NaCl NaCl NaCl NaCl NaCl 20 ST 2 ST 20 ST 2 ST 11 ST 11 ST 1 Indien de zoutdeeltjes(ionen) de doorlaatbare membraan passeren 2 dan het NaCl (keukenzout) zich gelijkmatig over de bak verdelen over de hele bak 3 er gelijke concentraties Li en Re bestaan Theezetten: de bruine kleurstof verdeelt zich gelijkmatig over de gehele pot 26 ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 Diffusie oppervlak Geen wand Ondoorlaatbaar Doorlaatbaar ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 DOORlaatbaar 27 9 Diffusie temperatuur Warm water Koud water ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 28 Selectieve permeabiliteit • nauwkeurige selectie van de in- en output van de cel. • maakt specifieke uitwisseling van materie en informatie mogelijk tussen de cel en zijn omgeving. • Verstoring door: – Bacterie / virus / ontsteking – Beschadiging, wondjes – Tekorten ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 Uitwisseling van stoffen: 29 OSMOSE • Een andere manier waarop stoffen uitgewisseld worden is middels osmose. • Osmose vindt altijd plaats wanneer twee vloeistoffen gescheiden zijn door een gedeeltelijk doorlaatbare (semi-permeabele of beter selectief permeabele) wand. • Voorwaarde is een concentratieverschil in opgeloste stoffen die niet vrij de wand kunnen passeren. ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 30 10 Uitwisseling van stoffen: OSMOSE • Een belangrijke stof voor het ontstaan van concentratieverschillen is keukenzout (NaCl) dat zich in een vloeistof splitst in de ionen Na+ en Cl-. • Osmose is feitelijk alleen watertransport. Osmose lijkt op diffusie en wordt ook wel waterdiffusie genoemd. • Met het water worden ook stoffen meegesleurd (als ze door de membraanporiën kunnen). ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 31 Osmose 1 2 NaCl NaCl NaCl NaCl 20 ST 2 ST 20 ST 2 ST 3 NaCl 20 ST NaCl 2 ST 1 de scheidingswand is niet permeabel (doorlaatbaar) voor zout. Er kan geen diffusie optreden maar wel druk van het zout (NaCl) 2 zuigkracht van het zout trekt water aan, water van Re => Li 3 er ontstaat evenwicht tussen waterdruk hoge kolom en zuigkracht van het zout Osmose is diffusie van het oplosmiddel ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 32 Osmose Hoge concentratie Hogere concentratie lage concentratie lagere concentratie Osmotische druk ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 33 11 Osmotische waarde • Osmotische waarde van een oplossing = zuigkracht van de oplossing = ongeveer het aantal deeltjes in die oplossing • Zuigkracht = de osmotische druk COD = Colloïd Osmotische druk = in het bloed de zuigkracht voornamelijk bepaald door de eiwitten in het bloed Molecuulgewicht hoe hoger hoe groter de aanzuigende werking ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 34 Osmose voorbeelden • Rimpelvingertjes na lang in bad liggen • Hoogte van bomen wordt beperkt door de maximale osmostische zuigkracht, dus veel eiwitten in de kruin • Hongeroedeem ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 35 Osmose animatie ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 36 12 ACTIEF TRANSPORT Uitwisseling van stoffen: • Op veel plaatsen in het lichaam is het nodig stoffen energetisch ‘bergopwaarts’ te transporteren ofwel tegen hun elektrochemisch verval. • In tegenstelling tot de passieve processen is bij deze processen altijd energie (ATP oftewel glucose) nodig. • Het betreft hier voornamelijk ionen transport, vandaar dat we spreken van IONENPOMPEN. ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 37 Actief transport (kost energie) • Enzymatische pomp of ionenpomp (bijvoorbeeld Na/K pomp) soort draaideur effect • Endocytose (buiten de cel naar binnen de cel) – Fagocytose (vaste stoffen) – Pinocytose ( vloeistoffen) • Exocytose (binnen de cel naar buiten de cel) zweetklieren 38 ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 Fagocytose = opnemen door insluiting Capillairwand Leukocyt Bacteriën Diapedese Leukocyten (witte bloedcellen) verlaten bloedvat (diapedese) Ruimen ruimen bacteriën op door fagocystose ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 39 13 Intracellulair: veel K, weinig Na Extracellulair: weinig K, veel Na Door diffusie verplaatsing Na en K Cel K Na Bloed Door actief transport probeert de cel: K terug te zuigen Na eruit te gooien Cel K Na Bloed Dit kost energie (glucose = suiker), heet Na/K pomp 1 celmembraan 2 pomp (schematisch) ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 40 Samenvatting Grofweg zijn er 4 soorten transport te onderscheiden: 1. Filtratie 2. Diffusie 3. Osmose 4. Actief transport Energie ANZN 1e leerjaar - Les 01 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 41 14