Micro organismen

advertisement
Bacteriën
Micro organismen
Systematiek en ordening van het
Waarom ordenen?
leven
• Paragraaf 1.5
• Filmpje ordening
• inzicht in levend/ geleefde
natuur
• Orde van de natuur ontdekken
• Communicatiemiddel
• Voorspellende waarde
Mypip-Hotpotatoes biopuzzel
 Prokaryoten- eencellige organisme zonde celkern. Ze hebben
circulair DNA wat zich los in de cel bevindt
 Eukaryoten- alle organismen waarvan de cellen een celkern
bevatten
Naamgeving:
A- bacillen
B- streptokokken
C- stafylokokken
D- Diplokokken
E- Spirillen
F- Vibrionen
Onderscheid naar vorm
Pneumokok, longontsteking
Streptokok, keelontsteking
Stafylokok, steenpuist of
voedselvergiftiging.
Bacterie
kokken
Bouw van een bacterie
Identificeren
• Macroscopisch onderzoek
• Microscopisch onderzoek
• Biochemich onderzoek
• Waar nodig immunlogisch en moleculair biologische
onderzoek
Macroscopisch onderzoek
• Op nutrienten agar
• PrB 31 beschrijven en beoordelen van een kweek
Microscopisch onderzoek
• Gram-kleuring

Gram-positief en Gram-negatieve bacteriën
• Andere kleuringen
• Kapselkleuring
• Sporenkleuring
• Zuurvast kleuring
• PRB 31 gram-kleuring
Biochemisch onderzoek
• Biochemische vingerafdruk
• Elk micro organismen heeft uniek biochemische eigenschappen
• Biochemisch: Enzymactiviteiten in een cel. (Herkennen van
enzymen in stofwisselingsprocessen)
• Volgt identificeren van geslacht en soort
• Selectieve en differentiële media
• Verschillende selectieve agar (methyleenblauw->remt gram pos
bacteriën)
• Bonte rij
• API test –miniatuur kit
Overige onderzoek
• Moleculair biologische onderzoek
• PCR Polymerase chain reaction
• MRSA bacterie
• Immunologisch onderzoek
Medische microbiologische
technieken
• Het isoleren van pathogenen
• Het identificeren van pathogenen
• Het bepalen van de gevoeligheid voor antimicrobiële
organismsen
Biomedische kennis voor het MLO H3.5
Isoleren
van
pathogenen
Patient verdacht van
infectieziekten
Bloed, feces, urine,
liquor, sputum,
slijmvlies, vocht
Moderne
microbiologie
Klassieke
microbiologie
Kweek op/in verrijkt
medium, en een
selectief medium
Immunologisch
onderzoek
Isolatie van
reincultuur
identificatie
Moleculaire
microbiologische
technieken
http://youtu.be/afM7DGjSVn4
antibioticumgevoelig
heid
Micro organismen
• Positieve en negatieve invloeden, oftewel schadelijke en nuttige
bacteriën.
Opdracht, maak een +/- lijstje
• Microbiologie
• Bestudeert de m.o.
• http://youtu.be/4P9_Hkb02is (bacteriën zijn overal)
Bouw van een bacterie
gramkleuring
Bacterie Indeling door Gramkleuring
• http://www.youtube.com/watch?v=a4LD8VznR
bw
Gramkleuring
Definitie:
• Reactie van de
celwand op
kleurstoffen.
Kleuring:
• Positief/Paars
• Negatief/Rood,Roze
Stappenplan:
• 1. Kristalviolet
• 1a Spoelen. (demi-water)
• 2. Lugol
• 3. Ethanol (ontkleuring)
• 3a Spoelen. (demi-water)
• 4. Waterige Fuchsine.
• 4a Spoelen. (demi-water)
• 4b Drogen
Gramkleuring
Theorie:
Gram positief; zeer dikke celwand met peptidoglycaan.
Gram negatief; dunne celwand, makkelijke doordringing van
ethanol die het kristalviolet uitspoelt.
Kweken van micro organismen
• VAST MEDIUM
• AGAR
• VLOEIBARE MEDIUM
• BOUILLON
Opdracht 1 t/m 3
Exponentiele Groei
• Vermeerdering
bacteriën
• Generatie tijd
(verdubbelingstijd)
• 20 minuten
• Binaire deling
• Animatie
• https://nl.wikipedia.org/wiki/Binaire_deling
Groei
• Binaire deling
• verdubbeling cel inhoud
• Verlenging van de cel
• splitsing in twee
gedeeltes
• Prokaryoten
• O.a. Bacteriën
• Eukaryoten
• Mitose
• Meiose
Voeding
• Nutriënten uit de omgeving (voedingsstoffen)
• Gebruikt voor metabolisme van de cel (stofwisseling van de
cel)
• Anabolisme
• Proces dat nutriënten worden opgenomen en als bouwstof gebruikt
voor bv cel onderdelen - energie verbruikend proces
• Katabolisme
• Proces dat chemische verbindingen verbreekt en de vrijgekomen
energie gebruikt als brandstof voor bv groei en beweging
• (Hoofdstuk 7 celstofwisseling)
Voedingstoffen (nutriënten)
• Macro nutriënten
Nutrienten die de cel in grote hoeveelheden nodig heeft.
• Koolstof, Stikstof,Fosfor, Zwavel etc
• Micronutriënten
• Nutrienten die cel in kleine hoeveelheden nodig heeft.
• Kobalt, Zink, Koper, Mangaan etc
• Alle elementen die de bacteriecel bevat moeten uiteraard ook
in het medium worden aangeboden.
Macro nutriënten
• (C)Koolstof:
• Cel is opgebouwd uit koolstof verbindingen (organische)
• Organische verbindingen (koolhydraten, eiwitten ,Lipiden)
• Gebruikt als brandstof (autotrofe organismen) maar ook als bouwstof (heterotrofe
organismen)
• (H)Waterstof en (O) Zuurstof:
• Komen net al koolstof voor organische verbindingen
• Worden tevens gebruikt als brandstof of bouwstof
• (N)Stikstof:
• Bouw van macromoleculen zoals eiwitten, DNA, RNA, ATP, fosfolipen
• Nodig voor bouw van petidoglycaan wand
• Afbraak/bouw van het erfelijk materiaal
• (S)Zwavel:
• Voornamelijk in bepaalde eiwitten (aminozuren, vitaminen)
• Zorgt ervoor eiwitten steviger zijn en meer bestand zijn tegen verhitting
 (P) Fosfor:
 Afbraak /bouw van macromoleculen zoals eiwitten, DNA, RNA, ATP, fosfolipen
Micro nutriënten
•
•
•
•
(Fe) ijzer,
(Cu) koper,
(Ca) calcium,
(Mn) mangaan.
• Veelvuldig gebruik in enzymen.
Groei factoren
• Invloeden op de groei van micro organisme (Milieufactoren)
• 1. Temperatuur
• Temp-bereik: Minimum temperatuur, maximum temperatuur en
een optimum temperatuur.
•
•
•
•
3 groepen met een verschillend optimum.
0-15◦C Psychrofilen
20-37◦C Mesofielen
55-65◦C Thermofielen
• Extreem thermofielen
Groei factoren
• 2. Zuurgraad
• pH-bereik met een minimum, maximum en een optimum.
• De meeste groeien optimaal bij pH 7.
• Bacteriën vaak beter aangepast aan zure milieus.
• Lage pH (0,8) Acidofielen.
• Hoge pH Basofielen
Groei factoren
• 3. Zuurstofspanning
• Micro organismen houden van een zuurstof arme en/of
zuurstofrijke omgeving.
•
•
•
•
•
Verdeling in 4 groepen:
Obligaat aerobe micro organismen.
Obligaat anaerobe micro organismen.
Facultatief anaerobe micro organismen.
Micro aerofiele micro organismen.
Groei factoren
• 4. Osmotische waarde
Micro organismen hebben water nodig voor hun groei.
• Groei en overleving kan drastisch beïnvloed worden door de
hoeveelheid water wat de cel kan opnemen of verlaten.
•
•
•
•
3 soorten milieus:
Hypertonisch milieu
Hypotonisch milieu
Isotonische milieu
Ei osmose
• https://youtu.be/SrON0nEEWmo
Zoek de definities/beschrijvingen van de
volgende begrippen
• Cel ademhaling
• Aerobe
• Anaeroob
• Fermentatie
• Zuurstofspanning
• Psychrofielen
• Mesofielen
• Thermofielen
• Acidofielen
• Basofielen
• Buffer
• Isotoon milieu
• Osmotische waarde
• Osmose
• Halofielen
Culturen
• Kweken van een bacteriesoort – (bacterie)cultuur
• Vloeibaar medium - bouillon
• Vast medium –agar
• Geisoleerde groep micro organisme op een vaste bodem =
kolonie
• Reinkweek (zuivere of reincultuur )• 1 populatie micro organisme/ 1 soort
• specifieke kenmerken zoals celvorm, gramkarakter,
beweeglijkheid, stofwisselingseigenschappen.
Kweken van micro organismen
• VAST MEDIUM
• AGAR
• VLOEIBARE MEDIUM
• BOUILLON
Opdracht 1 t/m 3
Groeicurve in vloeibaar media
• Lag-fase: de periode die verloopt voordat de vermeerdering van de bacteriecellen begint;
• logaritmische fase: de periode, waarin de feitelijke groei plaatsvindt, hierbij verdubbelt het aantal zich elke
generatietijd
• de stationaire fase: de periode, waarin het aantal levende cellen per ml constant blijft
• afstervingsfase: de periode, waarin het aantal levende cellen per ml afneemt
Identificatie schema
Aan- of afwezigheid van:
Enzym Katalase =
Waterstofperoxide ontstaat
tijdens de aërobe ademhaling,
het is giftig. Katalase voorkomt
dus afsterving van de bacteriecel
door het peroxide af te breken
Alle melkzuurbacteriën zijn katalasenegatief en
zo te onderscheiden van andere grampositieve
coccen en staven
Aan of afwezigheid van:
Enzym Oxidase =
Met deze test wordt een
ademhalingsenzym aangetoond dat in
strikt aërobe micro-organismen in zo'n
hoge concentratie aanwezig is dat het
zeer snel aantoonbaar is. Toont dus
Anaerobe of Aerobe stofwisseling
aan
Indeling bacteriën
• Bacteriesoort zijn opgebouwd uit 2 namen geslachtnaam en
soortnaam
• Binnen een soort kunnen M.O. van elkaar verschillen
• Worden vastgesteld met serologische bepalingen – serotypen
• Kleinste eenheid binnen 1 soort is een stam (een cultuur die uit 1 cel
is ontstaan)
• Groot probleem is bij het indelingen het kruisen van bacteriën
• Op Basis v.d. celwandsamenstelling worden ze ingedeeld in drie
belangrijke hoofdgroepen
• Grampositief- bacteriën met een dikke peptidoglycaan wand
• Gram negatief- bacteriën met een dunne celwand van
peptidoglycaan met daarom een dunnen buitenmembraan
• Bacteriën zonder celwand, alleen met een celmembraan,
Mycoplasma
• Indeling van subgroepen vindt plaats op basis van vorm ,
rangschikking van de cellen en biochemische eigenschappen
Grampositieve kokken
• Kokken
• Meest voorkomend geslacht is Micrococcus
• Micrococcus luteus
• Gele kolonies op agarplaten• Vaak gerangschikt met vier cellen bij elkaar.
• Onschadelijke saprofyten (bodem, water, lucht)
• Stafylokokken
•
•
•
•
Facultatief aerobe bacteriën
meerdere richtingen delen
Huid en slijmvliezen (mens en warmbloedige dieren)
Staphylococcus aureus (gele kolonies)
• produceert extracellulaire enzymen en toxines, PATHOGEEN
• Enzymen: coagulase (omzet fibrinogeen naar fibrine )en leukocidine (breekt
leucocyten af)
• Toxines: hemolysine (lyseert rode bloedcellen) en thermostabiele enterotoxinen
(voedselvergiftiging)
• Huidinfecties (zweren, steenpuisten en abcessen)
• Staphylococcus epidermis (witte kolonies)
Grampositief kokken
• Streptokokken
• Facultatief anaerobe bacteriën- veel soorten
• delen in 1 vlak – paren of ketens (kleine kolonies)
• Streptococcus thermophilus – productie van yoghurt
(biotechnologie)
• Veel pathogene streptokokken (tabel 4-2)
• Sommige produceren hemolysine
• - hemolyse - groenig hof – vergroende streptokokken
•  - hemolyse - helder hof – hemolytische streptokokken
•  - hemolyse – geen hof –indifferente streptokokken
Grampositieve staafjes
Sporenvormende staafjes
• Grote weerstand tegen uitdroging, desinfectantia, straling, hitte
• Zichtbaar als verdikking, of als trommelstokje - sporekleuring
• Meeste soorten onschadelijke saprofyten
• Clostridium – obligaat aeroob
• Meer pathogene soorten C.perfringens (voedselvergiftiging), C. tetani (tetanus), C.
botulinum (botulisme)
• Bacillus – aeroob
• Veel gebruik in bioindustrie, vanwege hoge enzymproductie (wasmiddelen
industrie)
• Bacillius cereus - pathogeen- voedselvergiftiging
Regelmatige staafjes (niet sporevormende bacterien)
• Lactobacillus ( mond, vagina, darmen, warmbloedige dieren) Niet
pathogeen
• Veelgebruikt in de levensmiddelen industrie bij fermentatie
plantaardig/dierlijk materiaal
• Listeria monocytogenes (on gepasteuriseerde melk, kaas) Pathogeen
• Veroorzaakt vroeggeboorte bij zwangere vrouwen
Grampositieve staafjes
Onregelmatige staafjes (niet sporevormend)
• Corynebacterium
•
•
•
•
Variëren in dikte en lengte, liggen in Lettervormen (L,Y, V of Chinese tekens)
Sommige saprofyten (bodem water)
Sommige pathogeen voor planten
Sommige pathogeen voor mensen
• Corynebacterium diphteriae (difterie)
• Zuurvaste staafjes
• 1 geslacht Mycobacterium
• Ze zijn zuurvast, na de kleuringstap met zoutzure ethanol ontkleuren ze niet > nakleuren met methyleenblauw
• Meeste onschadelijke saprofyten
• 2 pathogene soorten
• Mycobacterium tuberculosis (tuberculosis TBC)
• Mycobacterium leprae (lepra)
Gramnegatieve kokken
•
•
•
•
Gedomineerd door 1 geslacht Neisseria
Niervormige cellen (diplokokken) met platte zijde tegen elkaar
Sommige commensaal (neus- en keelholte)
Belangrijke pathogenen
• Neisseria gonorehoeae (gonorroe druiper)
• Neisseria meningitidis (hersenvliesontsteking (meningitis)
Gramnegatieve kokken
Bijzondere Chlamydiae
•
•
•
•
•
Intracellulaire parasieten (komen sterk met virussen overeen
Worden gekweekt in weefselkweekcellen
Chlamydia trachomatis (chlamydia, meest voorkomende SOA)
Vermenigvuldigt in slijmvliezen van de geslachtsdelen)
Langdurige infectie leidt tot onvruchtbaarheid
Gramnegatieve staafjes
Facultatief anaerobe staafjes
• Zetten glucose in afwezigheid van zuurstof om in zure
stofwisselings producten
• Familie Enterobacteriaceae (Verdere indeling biochemisch
onderzoek, microscopisch niet te onderscheiden)
• Commensalen: Escherichia coli , Proteus, Klebsiella, Serratia,
Enterobacter -> kunnen pathogeen worden porte d’entree
• Pathogenen
•
•
•
•
Salmonella soorten (diarree en tyfus)
Shigella soorten (dysentrie en builenpest)
Vibrio cholerae (cholera
Haemophilus influenzae (menigitis kinderen)
Gramnegatieve staafjes
• Aerobe staafjes
• Veelal saprofyten (bodem & water)
• Pseudomonas-soorten (kunnen pathogeen worden bij verzwakte
mensen)
• Aztobacter-soorten (vrijlevende bodembacterien)
• Rhibozium- soorten (stikstofbindende soorten in de wortels van
bepaalde planten
• Legionella soorten veroorzaakt de veteranenziekte
Anaerobe staafjes
• Commensaal Komen voor in het darmkanaal van de mens
• Kunnen pathogenen als ze in andere plaatsen in het lichaam terecht
komen
• Bacteroides fragilis is de meest algemene soort
Spirillen
• Beweeglijk, spiraalvormig, heel dun
• Meeste soorten saprofyten (water & modder)
• Pathogene soorten:
• Treponema pallidum (geslachtsziekte syfilis)
• Borrelia burgdorferi (overgebracht door de beet van een teek,
ziekte van Lyme)
• Campylobacter jejuni –darm ifecties
• Helicobacter pylori (Gram-negatieve spiril; Maagzweren)
Mycoplasma
• Kleinst levende micro organisme
• Meeste soorten zitten op de slijmvliezen van mensen en
dieren
• Hebben geen celwand, alleen membraan
• Daardoor unieke eigenschappen:
• Cellen flexibel, van bolvormig tot vertakt
• Cellen zwellen en knappen makkelijk als ze verdund worden met
water
• Antimicrobiële middelen die de celwandsynthese remmen, zoals
peniciline, hebben geen groeiremmend effect.
Download