DEEL III DE HISTORISCHE BEWIJSVOERING: VAN KLASSIEK HISTORISME NAAR INTERDISCIPLINARITEIT 1. KRITISCHE JUXTAPOSITIE VAN DE BRONNEN 1.1. Confrontatie van de getuigenissen: relativiteit van de formele regels, de casus Watergate Principes over het afwegen van getuigenissen (volgens Bernheim en Langlois – Seignobos) 1. getuigenissen stemmen onderling overeen verhaalde feit is bewezen 2. niet de meerderheid van de getuigen haalt het, maar de versie die het best aan de kritieken weerstaat 3. een bron die betrouwbaar lijkt op plaatsen waar we haar via andere bronnen kunnen controleren, wordt verondersteld ook de werkelijkheid weer te geven op plaatsen waar we haar niet kunnen controleren 4. wanneer twee bronnen elkaar voor een bepaald feit tegenspreken, geven we de voorkeur aan de bron die de meeste waarborgen biedt of het meeste gezag bezit 5. getuigenissen hebben meer kans nauwkeurig te zijn, naarmate ze feiten betreffen die zeer algemeen bekend waren in de tijd zelf 6. indien twee getuigenissen onafhankelijk van elkaar totstandkomen en identiek zijn, wordt de geloofwaardigheid van de ene verstevigd door de andere 7. bron A spreekt bron B tegen: dan kunnen we ten hoogste beide meningen afwegen door hen te toetsen aan de algemene logica in het menselijk handelen Watergate als model = model voor gelijkaardige situaties waarin big government in de context van een gemediatiseerde samenleving greep probeert te krijgen op de informatiestroom en uiteindelijk op het collectieve geheugen Cf. ‘Irangate’ problemen van president Reagan (1987 – 88) om de financiële transfers tussen het Iran van de ayatollahs en de contrarevolutionaire milities in Nicaragua uitgelegd te krijgen Cf. ‘Monicagate’ over politieke implicaties van de seksuele escapades van Clinton met Monica Lewinski 1 Watergate (1972-1974): korte rappèl - Op 17 juni 1972 worden ’s nachts 5 loodgieters (lees: inbrekers) op heterdaad betrapt in een flat, die door de Democratische Partij in het Watergate gebouw te Washington gehuurd met het oog op de voorbereiding van de presidentsverkiezingen van november 1972, waarbij de al of niet herverkiezing van de republikein Richard Nixon op het spel stond. (tegenstander; democratische kandidaat McGovern) - Een van de inbrekers, James McCord, liet een notaboekje achter met de referentie “H.H. , W.H.” = “Howard Hunt, White House” in het Watergate gebouw, waat het gevonden werd door de onderzoeksrechter. Dank zij de vindplaatscontext was het boekje voor hem (en voor de Washington Post) een kroongetuige en essentiële schakel in de ontrafeling van de Watergate – affaire. - Motief voor de inbraak: Nixon wist dat de Democraten informatie hadden over zijn niet zo frisse rol in de Viëtnamoorlog en wilde bezwarend materiaal ontvreemden van de tegenpartij. - Door de onderzoeksjournalistiek van de Washington Post en de activiteit van een onderzoekscommissie van de Amerikaanse Staat kwam geleidelijk de betrokkenheid van Nixon en zijn omgeving aan het licht. Dit leidde tot de afzettingsprocedure en tot het aftreden van Nixon in 1974. In het verloop van het demystificatieproces kunnen 3 fasen worden onderscheiden. In dit proces zet de “strategie van de leugen” voortdurende de spelregels van Bernheim & Seignobos schaakmat. 1.1.1. Mythe van de unanimiteit (17 juni 1972 tot 25 juni 1973) Eerste fase van Watergate: alle getuigenissen bevestigen de niet – betrokkenheid van Nixon 2 mogelijke interpretaties 1. zwakke bewijsvoering: getuigen zeggen wat Nixon hen gezegd heeft 2. sterke bewijsvoering: getuigen observeerden dezelfde feiten op totaal identieke wijze, onafhankelijk van elkaar de collectieve leugen: alle bronnen liegen in dezelfde richting ( regel 1 bij B&S) 1.1.2. De meerderheid krijgt ongelijk; woord tegen woord; een onoplosbare patstelling? (25 juni 1973 tot 13 juli 1973) Tweede fase van Watergate: Nixons medewerker J. Dean beweert dat de president betrokken was in de zaak en de doofpot organiseerde. 2 Dean werd, volgens hem, oneervol ontslagen en is verbitterd omdat hij niet bedankt werd voor zijn diensten. Als wraak verrraadt hij de president (psychologisch motief revanchisme) 1.1.3. - B&S regel 2: de meerderheid van de Nixon getrouwen, die blijven ontkennen, halen het op de getuigenis van de alleenstaande Dean, die, later, beter weerstaat aan de kritische toetsingen. - Het is nochtans moeilijk B&S regel 4 toe te passen, vermits zowel Dean als de andere contradictorische getuigen topmedewerkers van Nixon waren, allen even bevoegd en goed geïnformeerd - B&S regel 7: de contradicties zijn totaal een toetsing aan de algemene logica levert niets op omdat Nixon en zijn bondgenoten consequent logen in functie van hun belang (zoals wordt onthuld in fase 3) gezagskritiek schiet te kort! Hard bewijs (13 juli 1973 tot augustus 1974) Derde fase van Watergate: Witte – Huis – medewerker A. Butterfield praat bij een verhoor in de senaatcommissie zijn mond voorbij en onhult het bestaan van bandjes met opnamen van wat onder vier ogen in het Witte Huis besproken is. Aanvankelijk weigert de president de bandjes ter beschikking te stellen van het onderzoek nadien laat hij de consultatie selectief toe ten slotte laat hij de tapes ‘intergraal’ vrij. De context – analysis leerde ons dat de bandjes selectief gecensureerd waren door het selectief zwijgen van de bron: - op 1075 plaatsen kon Nixons stem niet ontcijferd worden - in 595 gevallen was dit het geval voor woorden van11 verschillende gesprekspartners Toen later de Senaat de bandjes zelf in handen kreeg, bleken ze inderdaad selectief verknipt te zijn! bewezen door audiotechnische test: - de ritmestoornissen in de premagnetisatie van de band - niet continue karakter van de achtergrondruis In deze laatste fase wordt uit de bandjes dus het harde bewijs van Nixons betrokkenheid geleverd. De bandjes zijn de kroongetuigen die de patstelling uit fase 2 opheffen: B&S regel 6: getuigenis van Dean wordt bevestigd door onafhankelijke getuigenis van de bandjes sterker bewijs 3 MAAR: uit de bandjes bleek ook dat Dean aan de senaatscommissie veel onnauwkeurigheden, opgesmukte feiten en zelfs regelrechte leugens had verteld over de gebeurtenissen om zichzelf in een beter daglicht te stellen wishful memory 1.2. Redeneringen in het positieve 1.2.1. Analogische inductie steunt op de overtuiging dat de mens in analoge omstandigheden op identieke wijze reageert Bv: analogie tussen Watergate – zaak en zogenaamde ‘Pentagonpapers’: 1971: journalist Daniel Ellsbert had uit het Pentagon geheime dossiers over de Vietnam – oorlog buitengesmokkeld Bv: analogie tussen Joegoslavische oorlogen en oorlogen van Servië met Kroatië, in Bosnië en in Kosovo Joegoslavië: Milosevic ontketende herhaalde conflicten op het territorium van het voormalige Joegoslavië 1.2.2. Redeneringen met hypothesen Cl. Bernard (1865) Stelde eenvoudig model voor van redenering in vier fasen: 1. observatie = analyse en kritiek van de bronnen 2. hypothese = poging tot verklaring: het zich inbeelden van een tot dan tot niet opgemerkt verband tussen een aantal waargenomen feiten 3. analyse van de consequenties van de hypothese 4. verificatie van die hypothese met andere feiten vooruitgang verloopt dialectisch: lectuur van de bronnen roept vragen op die het oorspronkelijke probleem vervormen en anders kleuren Toepassing methode op casus Moskou, augustus 1991 1. observatie - coupleiders gaan stuntelig om met de sovjettelevisie - laten CNN in de lucht - geven Jeltsin nog de kans met de Amerikaanse president (Bush Sr.) te bellen 4 2. hypothese De coup mislukte door: - het geklungel met de media door de organisatoren - het veel handiger bespelen van de communicatie door Jeltsin - de publieke opinie in Rusland geen ogenblik geloofde in de ernst van de coup 3. analyse van de consequenties van die hypothese Er moet een achtergrond zijn voor de Glaubensunwilligkeit van de Moskovieten. uitleg: 6 jaar glasnost zorgde ervoor dat de klok niet kon terug gedraaid worden tot voor Gorbatsjov, zoals de putschisten dachten 4. verificatie van die hypothese met andere feiten vroeger: analoge emancipatieprocessen in de gewezen Oostbloklanden in 1989 later: stuntelige Russische media – aanpak en leugenstrategie tijdens de ramp met de atoomduikboot Koersk in augustus 2000 David Protess = hoogleraar onderzoeksjournalistiek, Medill University of Chicago geeft sinds jaren zijn studenten als endwerk het natrekken van door justitie afgehandelde moordzaken, ter toetsing van aard en kwaliteit van de werkmethodes van de onderzoeksrechters Vaststelling van de studenten Politiemensen stelden slechts één hypothese voorop en daarop slechts heel zelden nog terugkomen, wat ze ook mogen vinden bedenken van een tweede en derde hypothese volstond om de feiten en de schuldvraag in een nieuw daglicht te plaatsen Casus: Anthony Porter Zat al 16 jaar in de cel en stond op dat moment bovenaan de lijst van ‘death row’ toen Protess’ studenten zijn onschuld bewezen! bewezen ahv typisch oorlelletje van Morelli: enige kroongetuige had ten laste van Porter gezien hoe de moordenaar met zijn linkerhand vuurde, terwijl Porter rechtshandig was!! 5 1.2.3. Falsificatietechniek = techniek voor poging tot weerlegging Historici: stellen dat een oorzakelijke verklaring van een voorval veronderstelt dat men niet enkel steunt op een aantal vastgestelde feiten, maar ook op universele wetten en gedragsmechanismen, ontleend aan de psychologie Karl Popper Twijfelt aan de universele geldigheid van deze ‘wetten’ we kunnen slechts een beperkt aantal gevallen observeren geen echte kans op verificatie DUS: falsificaties zijn nuttig: leiden tot verisimilitudo of veriproximitas = een benadering van de werkelijkheid Max Weber Werkt met een benaderende causaliteit (noemt deze “causale adequaatheid”): bij inductie observeren we zoveel mogelijk gevallen en leiden daaruit een algemene these af, waarop we dan de falsificatie loslaten DNA analyse: casus Lodewijk XVI Voorjaar 2000: door DNA analyse werd einde gemaakt aan eeuwenoude controverse over afstamming van Lodewijk XVI. Kind dat in een revolutionaire gevangenis overleed in 1795, was wel degelijk de erfopvolger die als Lodewijk XVII de geschiedenis had moeten ingaan! 1.2.4. Waarschijnlijkheidsredenering Begripverklaring We zoeken in het verleden een context waarin beide hypothesen mogelijk waren, maar waarbij hypothese A succesvoller blijkt te zijn dan hypothese B. Vervolgens gaan we de succescurve na die hypothese A door de eeuwen heen doormaakt. Wanneer hypothese A een stijgende lijn van succes vertoont, wordt ze waarschijnlijker dan de andere hypothese. REDEN: er moeten meer argumenten gevonden worden om ze te weerleggen dan om ze te bewijzen! G. Blainey – Causes of War Turkije en Rusland voerden tussen 1678 en 1878 tien oorlogen, zonder beslissende overwinnaar. hypothese: dit kwam omdat ze het militair potentieel van de tegenstander verkeerd inschatten en ze dus telkens weer een conflict waagden. Pas toen Rusland in 1878 beslissend won, werd de machtshiërarchie duidelijk en volgde er geen oorlog meer 6 1.2.5. Tegenfeitelijke redenering (counterfactual reasoning) (verwant aan de waarschijnlijkheidsredenering) Begripsverklaring Tegenfeitelijke redenering: formuleert een theoretisch antwoord op de vraag “What if?” moeilijk op te stellen: gaat uit van een gang van zaken die zich in de realiteit niet heeft voorgedaan, maar die mogelijk ware geweest Nut van de redenering - Relatieve belangrijkheid van de feiten die wel hebben plaats gevonden beter inschatten - Impact van een persoon, van een gebeurtenis, een situatie beter in een bepaalde context te kunnen situeren Geoffrey Barraclough (Brits historicus, 1967) Onderzocht mogelijke impact van een gespierde militaire reactie van Engeland en Frankrijk in 1936 tegen de militarisering door nazi – Duitsland van het Rijnland, wat inging tegen de bepalingen van het vredesverdrag van Versailles uit 1919. 2 mogelijke gevolgen: - dergelijk ingrijpen kon WO II vermeden hebben, of in het slechtste geval vertraagd! - omgekeerde reactie; dergelijke aanval had vermoedelijk de nationale trots binnen Duitsland nog meer opgezweept en de aanhang van Hitler vergroot 1.3. redeneringen in het negatieve: het zwijgen van de bron argumentum ex silentio wanneer een bepaald feit wordt vermeld door een aantal getuigen / bronnen, maar niet vermeld wordt door een aantal andere, doet zich een opmerkelijk ‘zwijgen’ bij deze tweede groep van bronnen voor. voorwaarden voor het hanteren slechts geldig indien: 1. de zwijgende auteur in staat was het feit te kennen 7 2. hij de intentie had alle elementen op te sommen uit de klasse van de gebeurtenissen waartoe het verzwegen feit behoort 3. hij niet materieel of moreel zo geremd was dat hij het niet kon meedelen Totale afwezigheid van feiten deze feiten waren in de denkwereld, in de algemeen logische context, voor het politiek of ideologisch engagement van de besproken auteur zo essentieel waren dat ze hadden moeten worden vermeld indien ze ook werkelijk zouden zijn gebeurd Langlois en Seignobos Hoe groter de kans is dat de documenten verloren gingen, hoe kleiner de waarschijnlijkheid is dat men aan het argumentum ex silentio mag toekennen argument is dus zwakker voor de ME dan voor XIX restricties Men gebruikte in de VIII – X perkament vaak een tweede keer, na de oorspronkelijke tekst uitgekrabd te hebben (palimpsest) zodat essentiële bronnen verloren gingen Vele gebeurtenissen werden niet opgetekend omdat de auteurs ze te evident of niet relevant vonden Het is onzin te menen dat alle opgetekende feiten ook geobserveerd werden door auteur, of dat ze alle gebeurd zijn 1.4. casus: Sabra en Chatilla (1982 Context In 1982 besluit de Israëlische premier Menahem Begin komaf te maken met de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO, die vanuit Libanon aanvallen uitvoert op Israël en de facto een staat binnen de staat Libanon vormt. Israël beschouwde de christenen in het door burgeroorlog verscheurde Libanon als hun natuurlijke bondgenoten: ze gaven hen (financiële) steun en opleidingen. In het christelijke kamp deelden de Falangisten – de Libanese Strijdkrachten – van Bashir Gemayel de lakens uit. Gemayel beschouwde de PLO als grootste vijand van de Libanese staat en van de macht van de christenen. Ariël Sharon, destijds minister van Defensie, was de architect van het Israëlisch beleid in Libanon. Zijn plan: een Israëlische invasie zou de Palestijnen en de Syriërs uit Libanon verdrijven. De Palestijnen zouden naar Jordanië trekken en daar een eigen staat vestigen. Daardoor zou de druk op Israël afnemen en kon het de Westelijke Jordaanoever definitief annexeren. In Libanon zou de Falange van Gemayel aan de macht komen en een vredesverdrag met Israël sluiten. Na een moordpoging op de Israëlische ambassadeur in het VK zette het kabinet het licht op groen voor de operatie “Vrede voor Galilea”, die begon op 06/06/1982. Na Amerikaanse bemiddeling konden de PLO’ers naar Tunesië vertrekken. In de 8 vluchtelingenkampen bleven duizenden Palestijnen bevonden zich daaronder nog zeker 2000 ‘terroristen’. achter. Volgens Sharon Gemayel werd op 23 augustus tot president verkozen, maar werd vermoord voor hij in september zijn ambt kon opnemen. Israël beslist daarom West Beiroet binnen te trekken. De Falange, kwaad omwille van de moord op Gemayel door, naar zij dachten, Palestijnen (wat later niet waar bleek te zijn) zou de kampen Sabra en Chatilla ‘zuiveren’ van verzetshaarden om Israëlische soldaten te beschermen. De intocht in het Westelijk deel van de stad begon in de vroege ochtend van 15 september. De Israëliërs werden beschoten vanuit de kampen. Op 16 september was heel Beiroet in handen van de Israëli’s; De kampen Sabra en Chatilla waren omsingeld door Israëlische tanks. De Falangisten trokken de kampen om 18 u ’s avonds binnen. Toen de Falangisten om 8u de volgende ochtend de kampen verlieten, gingen journalisten in de kampen kijken. Ze ontdekten een slachtpartij, waarbij tussen de 700 en 800 mannen, vrouwen en kindern werden afgemaakt. Motieven - De wil om de PLO te vernederen met behulp van een derde (de Falange) => Libanon tot bufferstaatje maken onder Israëlische controle cf. redenering naar analogie met wat Sharon nu doet (Arafat persoonlijk proberen te raken, zijn infrastructuur vernietigen) - De ambitie om de hand te leggen op het archief van de PLO in Sabra cf. het belang van bronnen, archivalia… wilden greep krijgen op het politieke / collectieve geheugen zeer nuttig om de structuur van de PLO te doorzien (strategisch wapen) Een Israëlische onderzoekscommissie onder leiding van de voorzitter van het Hooggerechtshof, Yitzhak Kahan, legde de schuld bij de Falangisten, maar verweet Sharon dat hij niets had gedaan om wraakacties van de Falangisten te voorkomen. => de commissie kwam tot het besluit dat de politieke en militaire top zware vergissingen had begaan en dat Israël indirecte verantwoordelijkheid had. (bevoegdheidskritiek) Hoe werkt de censuur in deze materie? De eerste berichten over de slachting vinden we op de BBC – radio op 18/09/1982, wanneer de gruweldaad al 2 dagen oud is => gevolg van een goede censuur! - De kampen waren volledig afgesloten - Journalisten werden geweerd 9 Langzaamaan brokkelt de Israëlische censuur af 1. Premier Begin beweert, als hem gevraagd wordt naar een reactie, dat hij het nieuws ook voor het eerste op de BBC heeft gehoord. MAAR: een woordvoerder van de regering zegt later op de dag nog dat de Falangisten toegang hadden gekregen tot de kampen spreken elkaar tegen: communicatiefout! Waarom gaf de Israëlische regering zo snel toe? (interpretatiekritiek) vereist het checken van hypothesen op waarachtigheid (redenering in het positieve) Hypothese 1: flaters van de informatiedienst, onhandigheid Hypothese 2: brutale zet tegenover de Arabische wereld (“kijk eens wat wij durven als jullie stout zijn” Hypothese 3: tactiek men vreesde de reacties van de traditionele bondgenoten (lees: de VS) dit bleek de juiste hypothese te zijn! Direct na de feiten waren alle 3 de hypotheses mogelijk (belang van afstand in tijd tussen de historicus en de feiten). Door de commissie Kahane (okt – dec 1982) weten we nu dat Begin wist dat er zeer compromitterende getuigen bestonden die wisten hoe de vork in de steel zat nl. buitenlandse diplomaten (en die Sharon verantwoordelijk stelden voor de slachting) stukje bij beetje toegeven 2. Getuigen bevestigen dat het Israëlische leger op donderdagnacht tegen een hoge frequentie vuurpijlen afschoot boven de vluchtelingen kampen. Waarom? 3. Journalisten merken troepenverschuivingen op van het Israëlische leger en mochten de kampen niet binnen. Waarom? 4. In Le Monde verschijnt een opiniestuk waarin geponeerd wordt dat Israël onmogelijk NIET kon weten wat er in de kampen zou gebeuren als ze de Falangisten vrij spel gaven. belang van de interpretatiekritiek! De schuldvraag De confrontatie van honderden tegenstrijdige bronnen en getuigenissen in de commissie Kahane, leverde het harde bewijs op dat op 16 september het kabinet Begin inderdaad de Falangisten toelating gaf om de kampen binnen te vallen, met alle gevolgen van dien. De kroongetuige was in dit geval het bewaarde verslag 10 van een kabinetszitting op donderdag, anderhalf uur na de inval van de Falangisten. 1. Sharon zegt dat hij tegen de Falangisten gezegd heeft dat ze de kampen mochten binnengaan “met hun eigen methodes” => duidt op passieve betrokkenheid 2. de vuurpijlen zorgden wel degelijk voor verlichting voor de Falangisten => duidt op actieve betrokkenheid Politieke gevolgen - Sharon wordt ontslagen als minister van Defensie (wordt daarna wel gerehabiliteerd) - Begin en Levi krijgen een blaam - De legertop wordt op pensioen gestuurd Reconstructie van de feiten Conflicten en tijden van hoop Vooraf: 1967: Zesdaagse Oorlog 1973: Yom – Kippoer Oorlog 1982: Peace in Galilea Wat volgt: 1982: PLO uit Libanon extremere Hamas en Hezbollah nemen rol over 1985: Israël trekt zich terug uit Libanon 1987: Eerste Intifada 2000: Tweede Intifada 2005: ontruiming Gaza - strook Afstand in tijd tussen de historicus en de feiten - Dicht: journalisten kunnen na 3 dagen toch in het kamp: ze kunnen ooggetuigen ondervragen en de situatie op het terrein inschatten - Ver: veel bronnen zijn nog niet aanwezig Belang van gezagskritiek en bevoegdheidskritiek - Spreekt de getuige met het gezag van een ooggetuige? 11 - Glaubensunwilligkeit: moeilijk om objectief te blijven bij zulke vreselijke gebeurtenissen hoe ziet de journalist zijn rol? Bij zulke sensationele gebeurtenissen speelt de twijfel tussen de deontologie (checken van de bronnen) en het aan het licht brengen van de gebeurtenissen - Nauwkeurigheid van de waarneming: selectie bij het observeren gebeurd op basis van interesse + rol van vooringenomenheid Vb: donderdag om 22u pikt de BBC al berichten op over de moorden oordelen: “niets speciaal” past binnen context van sensatieberichten die uit Libanon komen bericht wordt 1 keer op de radio uitgezonden zonder gevolgen, kan ook niet gecheckt worden - Begrijpen van de feiten bewustzijnsgraad: elke getuige ziet zijn deel van de werkelijkheid; velen spreken elkaar tegen (Sharon – Begin – PLO – journalisten) cf. overvloed aan bronnen cf. verschil tussen bewust doorgemaakte werkelijkheid en onbewust ondergane werkelijkheid Belang van rechtzinnigheidskritiek: feiten worden verdraaid / verzwegen - politiek: Israël verdraaid feiten uit vrees voor de reacties van bondgenoten, de Falangisten verdraaien feiten omdat ze vrezen dat ze anders hun geloofwaardigheid bij de Arabische landen verliezen - dwang: * De Falangisten moeten zeggen wat Israël hen beveelt * censuur: journalisten mogen de kampen niet binnen Getuigenissen - R. Fisk Journalist, een van de eerste mensen ter plaatse: merkte dat het leger naar hem keek met verrekijkers, terwijl hij te midden van het bloedbad stond. Als ze hem konden zien, dan konden ze ook al de lijken zijn die overal rond lagen in de kampen het leger wist het en deed toch niets! >>> Spreekt over “ethnic cleansing” en “war on terror” - Souad Drour Verloor haar vader en 2 broers, werd verkracht en raakte zwaargewond. Elie Hoebeika = leider van de Falangisten Werd geïnterviewd door de Belgische politicus Vincent van Quickenborne en zegt te kunnen aantonen dat niet hij, maar Israël verantwoordelijk was voor de moorden en wilde getuigen in Brussel 40 uur na gesprek wordt Hoebeika vermoord (24 januari 2002) 12 Vaststellen van het bewijs op verschillende niveaus Eenvoudig – evenementiële niveau: 3 gradaties van zekerheden 1. materiële waarheid (concreet): vb. Wat heeft het Israëlische leger precies gedaan om de Falange te steunen (vb. afschieten van lichtpijlen) 2. statistische waarheid: vb. Hoeveel slachtoffers zijn er gevallen (belangrijk voor de publieke opinie!) 3. psychologische / emotionele waarheid: wie is verantwoordelijk? Vb. waarheid Sharon waarheid Arafat Algemeen – evenementiële niveau Situeren binnen en langdurig conflict Sabra en Chatilla is een ijkpunt geworden voor beide partijen Voor de Palestijnen : symbool van de Israëlisch staatsterreur Voor de Israëliërs: keerpunt in de agressieve politiek van de Likudregering. Markeerde het begin van een 15 jaar durende toenaderingspolitiek (gestopt met de moord op Rabin + de komst van Sharon op de Tempelberg 2. DE FEITEN: BOUWSTOFFEN VOOR DE HISTORICUS 2.1. Zijn feiten eenmalig of recurrent? Theoretisch: historische gebeurtenissen zijn uniek en eenmalig (Bv: in Duitsland kan anno 2005 geen Hitler op dezelfde manier aan de macht komen zoals in 1933) Mens reageert in analoge situaties op analoge manieren Helmut Gaus “Opgang en verval van extreem rechts. Bijdrage tot de studie van politieke cycli” (Gent, 2004) Gemeenschappelijke kenmerken van extreem rechts - Irrationalisme - Gewelddadigheid - Extreem nationalisme - Leidersbeginsel - Totalitair karakter van de beweging - Antifeminisme (cf. KKK = Kirche, Kücher, Kinder) 13 Autoritair syndroom = collectieve psychologische attitude gekenmerkt door regressie (puerilisme / onvolwassenheid) Kondratieff cycli Verband tussen: - opstoten van autoritair syndroom in Westerse landen sinds 1789 EN - dieptefase in de Kondratieff cycli Strategieën tegen extreem rechts - Radicaal doodzwijgen van dergelijke bewegingen - Laten veroordelen door autoriteiten raken waar het het meeste pijn doet: extreem rechtse groeperingen hebben een sterk geloof in de autoriteiten J. Huizinga Was tegen nazisme werd eerst in een kamp opgesloten en later in persoonlijke ballingschap gedaan (Stierf in 1945, vlak voor de bevrijding) 1936: “In de schaduwen van morgen” = belangrijk essay over de diagnose van het geestelijk lijden. Hij spreekt over een ontwrichting en over puerilisme) geeft hem de naam van ‘het geweten van Europa’ 2.2. Grote en banale feiten en hun kenbaarheid Indeling van de feiten o Eenvoudig – evenementiële - materiële waarheid beperkt zich tot het vaststellen van feiten bv: transporten van joden naar nazi – vernietigingskampen - statistische waarheid (meer omstreden) wat vertellen de statistieken ons? bv. discussie met negationisten over het aantal slachtoffers 14 - psychologische waarheid peilt naar intenties en belevingswereld van de historische acteurs bv. hoe hebben daders en slachtoffers het leven in de vernietigingskampen verwerkt? o Algemeen – evenemetiële Oorzaken van bepaalde gebeurtenissen?? probleem: onderzoeker kan heel uiteenlopend gewicht toekennen aan ideologische, militaire, economische, sociale en politieke factoren o Niet – evenementiële = fictie, neerslag van een ideologische of artistieke realiteit Bv: Giorgio Bassani: visie op het leven van een Italiaanse stad ten tijde van het fascisme Evolutie in de geschiedschrijving XIX: succes van het kapitalisme enkel grote feite van het verleden zijn belangrijk 1945: doorbraak moderne sociale welvaartsstaat nieuwe interesses bij historici: Sociale fenomenen - armoede - marginalen - het kind - weduwen Sociaal – economische kortsluitingen Bv Naast ideologische overwegingen lag de prijs van graan en brood ook aan de basis van de revolutie van 1789 Mentaliteiten Bv. Waarom isoleert een samenleving haar ouden van dagen en geesteszieken buiten de gezinsstructuur? Invloed neo – Marxisme: Historici vragen aandacht voor de ‘kleine man’, voor hun zogeheten banale handelingen en voor hun sociale codes 15 1968 Boek van Norbert Elias uit 1939 (Über den Prozess der Zivilation) kreeg nu pas impact: over ‘la quotidiennité’ = het alledaagse voor de historicus vaak moeilijk te vatten begrip! Casus: ‘Le chemin des dames’ o Context - Chemin des Dames: ligt ten zuiden van Laon - Nicolas Offenstadt: Franse mediëvist die groep die de veldslag bij Chemin de Dames bestudeerde, leidde - Nivelle: stelde groot offensief voor om een doorbraak in het front te forceren plan mislukt volledig en het offensief resulteert in een slachting wordt vervangen door Pétain - Pétain Man die ‘succes’ geboekt had in Verdun kleine terreinwinst (bv. Craonne) maar toch over het algemeen een mislukking - Muiterijen (lente 1917) = tekenen van collectief ongenoegen (meeste incidenten in 5de korps = reservekorps) Fase Nivelle 26 incidenten van opstand Fase Pétain 229 incidenten van opstand verklaringen?? * onrust in Rusland: aanloop naar Oktoberrevolutie * stakingen in Frankrijk (niet militair) o ‘La chanson de Craonne’ = hét Franse oorlogslied uit WO I - Origineel: Charles Sablon- Adieu l’Amour - “une chanson palimpseste”: andere tekst plaatsen op liedje dat iedereen kent - Diende als katalysator van de muiterijen: lied werd o.a. teruggevonden in brieven die omwille van censuur werden achtergehouden - Zelfde muziek werd ook gebruikt voor liederen over Verdun, Corette… - Opgenomen in jaren ’60 16 o o Voor het eerst uitgezonden in 1963 (!) Stanley Kubrick – Paths of Glory (1957) - Gebaseerd op roman: behandeld wat er zich in 1917 aan de Chemin des Dames heeft afgespeeld - Kolonel Dax: verzet zich tegen de generaals en neemt het op voor de muitende soldaten - Verboden in Frankrijk sinds 1957 (verbod uitgevaardigd onder presidentschap van Charles de Gaulle die veel problemen had met het leger in de kolonies verwijzingen naar de oorlogslogica van de kolonel worden niet aanvaard) - Bleef verboden tot in 1975 - 1998: premier pleit voor ‘eerherstel’ voor degenen veroordeeld wegens muiterij M. Bloch Had in de loopgraven contact met boerenjongens gaat zich andere vragen stellen over het verleden (persoonlijke bronnen) 2.3. Harde feiten en opinies 2.3.1. Van mentaliteitsgeschiedenis naar geschiedenis van de representatie Positivisme Cf. Ranke, Langlois en Seigobos: “pas de documents, pas d’histoire” opinies, dromen, fantasmen, ideeën = te ongrijpbaar om gevat te worden door een wetenschappelijke analyse Sociale wetenschappers Opinies, dromen, fantasmen en ideeën zijn een zeer waardevol studieobject voor de sociale wetenschappen! Non –event heeft grotere invloed op publieke opinie dan de echte gebeurtenissen bv. berichten in de media over het dumpen van 5000 dode in een massagraf in Roemenië door de Securitate (Geheime Politie) in december 1989 manier om Ceauscescu nog sneller uit te schakelen 17 Godsdienstgeschiedenis Oorzaak van de psychologische bereidheid van een massa om een bepaald geloof / mythe te accepteren? bv: Lijkwade van Turijn (hoewel het een ME object is) cultus en verering die = ‘reëel feit’ >>> dus als dusdanig een zelfstandig en legitiem object van historische belangstelling stelling: een feit moet gevolgen hebben en opinies moet uitlokken opdat het de status van historisch feit zou verwerven Mentaliteitsgeschiedenis = studie van eerder onbewust mechanismen, niet gepersonaliseerde en automatische sociale praktijken (bewuste en intentionele wordt terzijde gelaten situering - Reeds beoefend door Jan Huizinga (avant la lettre) - 1929: terrein van de mentaliteitsgeschiedenis = ontgonnen door M. Bloch en L. Febvre - 1975: pas echt ontdekt door de Fransen - Mentaliteitsgeschiedenis slaagt erin de traditionele culturele geschiedenis te vernieuwen - Kwantitatieve methodes zwakheden van de methode (werden ingezien oiv van linguistic turn) - Te vlug en te vaag gelijk schakelen van een bepaalde samenleving met een bepaalde ‘mentaliteit’ die haar werd toebedeeld te simplistische veralgemeningen - Klemtoon op serieel te kennen verschijnselen maakt het te weinig gevoelig voor: * individuele variatie * complexe proces van zingeving * variatie in de ruimte Geschiedenis van de ‘representatie’ beoogt de sociale geschiedenis van het culturele te vervangen door een culturele geschiedenis van het sociale Hoe? - Erfenis van de mentaliteitsgeschiedenis ter hand nemen - Completeren met een nieuwe reeks bronnen die in de eerste plaats een kwalitatieve benadering toelaten 18 Representatie = hoe tijdgenoten zich hun samenleving en hun positie daarbinnen voorstellen via representatie een gedifferentieerde lezing van samenlevingen in het verleden mogelijk maken 2.3.2. Opinies, geruchten en legenden Mentale feiten afleiden uit bronnen o Mentaliteitsgeschiedenis Naar Annales – recepten: indirect materiaal wordt op seriële basis uit bronnen gehaald kenmerk = lage bewustzijnsgraad: “Les hommes se servent des machines qu’ils inventent en gardant les mentalités d’avant les machines” o Representatie (Silbermann) factoren in de meningsvorming - Media: * activeren latente meningen * versterken meningen * vormen latente meningen om in bestaande - Persoonlijke factoren: * milieu * groepsverhoudingen * materiële en geestelijke omstandigheden - Invloed van opvoeding en onderwijs Fictie als geprivilegieerde bron o Engelse film (tss 1950 en 1970) Victoriaanse moreel – preutse Engelse samenleving van jaren ’50 ‘permissive society’ van jaren ’60 multiculturele samenleving Fictie= seismograaf voor mentale en sociale mutaties o Fictie als spiegel Opletten! functie fictie – literatuur = existentiële spanningen bij consumenten van deze fictie te milderen 19 DUS: auteur van de roman beeldt in een roman niet de sociale klasse van zijn lezerpubliek uit omdat de lezer niet zoekt wat hij al heeft! (cf. escapisme van de lezer) o Fictie – realiteit merkwaardige dialectische relatie:romans en films provoceren imitatiegedrag (cf. Woody – Allen humor) Rol van de massamedia o o Vier elementen - Bron (zender) - Ontvanger (publiek) - Medium - Boodschap Werking van de bron - Impact stijgt als bron uitgaat van een autoriteit met machtspositie - Kan negatief werken: ontvanger wordt gedwongen zich te gedragen tegen zijn overtuiging in - Doel = boodschap tot een intrinsiek deel van de cognitieve structuur van de ontvanger maken casus: val van de Muur van Berlijn = voorbeeld van een gerucht dat niet had mogen verspreid worden en enorme consequentie had - maandenlang onvrede / onbehagen in Oost – Europese samenlevingen betogingen: willen glasnost en perestroika in realiteit! - Regime staat in Oost – Duitsland onder grote druk aanstelling nieuwe secretaris – generaal: Egon Krenz (SED) - 9 november 1989: een nieuwe regeling wordt voorgesteld om vrij te kunnen reizen tussen het oosten en het westen - Persconferentie: Gunther Schabowski (lid politiebureau SED) geeft vage antwoorden op de vragen van de journalisten - Antwoorden van Schabowski worden geïnterpreteerd vele Oost – Duitsers melden zich aan de grenzen (het verwachtingspatroon was ingevuld: men wachtte al een tijdje op de opening van de grenzen) overheid: 2 mogelijke reacties: * militair geweld * laten begaan men kiest hiervoor en dus ook voor een nieuwe politieke situatie 20 2.3.3. De afstand in de tijd tussen de historicus en feiten: het spagaat van de eigentijdse geschiedenis Problemen bij de zgn. ‘histoire immédiate’ o o Voordelen: - gegevens controleren ahv getuigenissen en intervieuws - meer bronnen meer onderzoek (cf. Bruno de Wever over WO II) Nadelen: - Moeilijk om objectief te blijven - Blijvend in vraag gesteld: evenwicht zoeken tussen mentaliteitsgeschiedenis en representatie - Historicus in rol van rechter geduwd (bij belangrijke maatschappelijke discussies mbt nog niet verwerkte trauma’s uit een recent verleden) vooral gedwongen van interpretaties te geven aan gebeurtenissen én objectief te blijven (???) voorbeelden * zaak Lumumba * Srebrenica * wet op het koloniaal verleden (Frankrijk 2005) - Paradox: veel bronnen, maar vaak niet consulteerbaar actualiteitswaarde impliceert geheimhouding Bv. Pentagon – papers In 1971 publiceerde de New York Times een aantal geheime dossiers over de oorlog in Vietnam die in het Pentagon op volkomen illegale wijze ontvreemd waren door journalist Daniel Elsberg bombardement op Noord Vietnam bleek maanden op voorhand te zijn voorbereid = voortijdige onthulling die niet zo snel na de feiten had mogen plaatsvinden - We kennen de toekomst van de feiten en oordelen dus anders dan we zouden gedaan hebben moesten we dichter bij de gebeurtenissen gestaan hebben en de consequenties niet kennen casus: de holocaust o E.A. Cohen – “De 19 treinen naar Sobibor” - Maakte zelf holocaust mee (Auschwitz) en overleefde - 1979: analyse van de situatie in Sobibor zgn. ‘Arbeitsjuden’ meewerkten aan vernietiging van andere joden en uiteindelijk ook zichzelf 21 - Conclusie: ‘wie er niet bij is geweest, kan er niet over schrijven’ = zeer intuïtieve benadering zo is elk historisch onderzoek over voor 1900 uitgesloten! o o 3. Guy Van Den Berghe - Beklemtoont het gevaar van slachtofferperspectief, nl. je kunt niet de ‘volledige’ waarheid te weten komen en dus ook niet het ‘volledige’ historisch inzicht - ‘hoe’ is ook belangrijk kennis over vernietigingsmechanismen van de Nazi’s gebruiken om genocides te verklaren (cf. Rwanda en Cambodja) - Kleine minderheid gaat hiermee akkoord Daniel Goldhagen - Vertrekt vanuit het slachtofferperspectief - Vooral het ‘waarom’ is belangrijk antwoord in ‘Hitlers’ willing executioners. Ordinary Germans and the Holocaust’ = Duitse volk is genetisch voorbestemd tot anti – semitisme - Extreem doortrekken van het slachtofferperspectief: alles wordt geïnterpreteerd in functie van een vooraf opgesteld doel - Neemt hiermee stelling in de Historikerstreit = debat sinds jaren ’60 over Duitse keizertijd, twee WO, Nazi tijdperk en het omgaan met het verleden in de twee Duitslanden van na WO II HET DECODEREN VAN DE MOTIVATIES VAN DE HISTORISCHE ACTEURS motivaties van de historische acteurs zijn altijd anders: l’homme moyen van Quetelet bestaat niet! 3.1. Ideologie, godsdienst, klerikalisme, antiklerikalisme Augustinus ‘Civitas Dei’ = teleologische visie: rechte lijn theorie (de geschiedenis beweegt zich van het ene vaste punt naar het andere vaste punt) dualistische visie (onderscheid tussen goeden = gelovigen en de kwaden = heidenen) = mancheïsme 22 Religieus fundamentalisme Christenen (VS) Joden (Israël) Hindu’s (India) Islam (’89: dood Ayatollah Khomeini) o o Gemeenschappelijke argumenten - Godsdienst wordt naar voren gebracht op massale bijeenkomsten - Band tussen religieuze opvattingen en directe invloed op de politiek - Nationalisme (‘uitverkoren volk’) cf. kruistocht - Woorden tegen secularisatie (joden en hindu’s) - tegen het wereldse in het algemeen, bedreiging van de identiteit - moreel gedrag is verwaterd teruggrijpen naar de waarden van het verleden (streng religieus!) Hoe mee omgaan? Behaviouristische benadering (cf. ook p. 170): door observeren van het uitwendige inzicht verwerven over het innerlijke (motivaties!) o Amerikaanse politiek: tv predikanten Robinson = tv predikant die veel succes boekte onder Reagan en gooi doet naar het vice – presidentschap - Maakt het door zijn ervaring met manipuleren zijn tegenkandidaat Bush heel moeilijk religieus leider boekt voorlopig politiek succes en zet de echte politicus (= Bush) onder druk en deze neemt zijn discours bijna letterlijk over - Eind jaren ’80: seksschandalen brengen tv predikanten in opspraak Bv; * dominee Bakker pleegde in 1987 overspel met zijn secretaresse (zijn concurrent Swaggart spreekt van een ‘verderfelijke’ priester) * Dominee Swaggart: had seks in 1988 met een prostituee en hervalt drie jaar later concurrentie tussen de verschillende predikanten zorgt ervoor dat de seksschandalen veel weerklank krijgt 23 - Kringen rond Robinson suggereren dat Bush een lastercampagne gestart heeft om Robinson in een slecht daglicht te stellen heel religieuze inslag van het presidentschap sindsdien (behalve interludium van 8 jaar onder Clinton) religieus discours dringt door tot in het onderwijs : creationisme (‘intelligent design’ grote invloed van religie op de binnenlandse politiek - State of the Union (G.W.Bush - Religieus bepaalde wereldbeeld: mancheïstische opdeling van de wereld in 2 kampen (goed kwaad) - Na 11 / 09: zelfbeeld van Bush veranderd: van ’12-step-God’ – gelovige naar messianistische calvinist - Gebruikt steeds straffere taal: “If you are not with us, you are with the terrorists” - Veel slechte theologie in zijn discours: God is aan hun zijde en ze hebben een goddelijke missie = voedingsbodem voor verkeerde interpretaties - Gebruik van bijbelfragmenten die de Amerikanen kennen mobiliseren van religieuze teksten voor politieke doeleinden 3.2. Sociaal – economische situatie Norbert Elias “Über den Prozess der Zivilation” (1939) - Stelde dat omgangsvormen in de ME en de Renaissance fel contrasteren - Analyseerde de eetgewoonten en dagelijkse lichamelijke verrichtingen (slapen, wassen, neus snuiten…) Marx Onderscheidde: - Objectieve klassen = bij elkaar horen van mensen op grond van een eerlijke positie in het productieproces - Subjectieve klassen = bij elkaar horen van mensen op grond van het bewustzijn van die gelijke positie Lenin Onderscheidde 2 types klassenbewustzijn: - Een dat streeft naar onmiddellijke lotsverbetering 24 Een dat ijvert voor totale omvorming op langere termijn Lukacs Specificeerde: - Feitelijk klassenbewustzijn - Potentieel klassenbewustzijn bedoeling activisten = omzetten van potentieel naar feitelijk klassenbewustzijn 3.3. Rassen en racisme ‘ras’ Niet: biologische term Maar: politieke term! (joden = geen ander biologisch ras, maar politiek ras) Bv; Immanuel Wallerstein en Etienne Balibar 1991: legden in een boek de dubbelzinnige betekenis van het woord ‘ras’ uit Self – fulfilling prophecy = bepaalde irrationele oordelen kunnen realiteit worden (opgedrongen) menselijke behoeft aan een vijandbeeld (cf. strijd tussen godsdiensten) Bv; Van Kappen 1965: asociaal gedrag van zigeuners is toe te schrijven aan een rasfactor MAAR: sociologisch onderzoek wijst uit dat dit een opgedrongen houding is tov de vijandige omgeving Casus: antisemitisme in Frankrijk o o 1890: zaak Dreyfus - kapitein uit het leger die veschuldigd werd vna het doorspelen van gevoelige info aan de erfvijand (Duitsland) - beschuldiging bleek niet correct te zijn: Dreyfus wordt niet alleen aangepakt omdat iets mispeuterd had, maar omdat hij joods was Vichy – Frankrijk = onbezet deel van Frankrijk, marionettenregering onder de Duitsers, Pétain collaboreerde met de Duitsers - Onder leiding van Pétain 25 - 1940: Vichy – regering stelt ZELF antisemitische regels op (wachten niet op de Duitsers) - Mei 1941: oprichting “L’Institut des question juive” maakt bevolking duidelijk hoe ze joden kunnen herkennen - Joden krijgen de schuld voor de nederlaag van 1940 (Duitsers bezetten Frankrijk) - 1942: joden worden opgepakt en aan de Duitsers overgeleverd - 75 % procent van de joden werd gered ( 25% = 75 000 mensen 2/3 waren niet – Frans) - Mitterand: zei dat het collaboratie was en niet de Franse staat door monsterprocessen weet men nu beter Casus: antisemitisme in België o Eerst fase: ‘onschuldig’ antisemitisme Russische joden waren naar het Westen gevlucht (o.a. naar Antwerpen) Picturaal geweld: spotprenten die het fysieke cliché van de jood bevestigen o Na WO I :verandering van de situatie 1929 Stemming van de ‘amnestiewet’: vroegere collaborateurs kwamen vrij uit de gevangenis, waar ze beïnvloed werden door antisemieten velen vestigen zich in Antwerpen en beïnvloeden de publieke opinie 1933 Picturaal geweld verbaal geweld Bv. pamflet over ‘sprinkhanenplaag’ van de NACO die ijveren voor een “België aan de Belgen”) >>> relatie tussen joden en Antwerpenaren wordt conflictueuzer 1938 Ontstaan van vlaams Blok avant – la – lettre: 1. Katholieke Vlamingen Antisemitisch omwille van de Bijbelse erfenis: Jezus wordt verraden door een jood 2. VNV Vlaams Nationaal Verbond: partij die ijvert voor een Groot Dietsland 3. middenstandersorganisaties 26 antisemitisch omwille van het feit dat vele joden middenstanders en dus concurrenten waren 1940 1. Antwerpse politie speelt dubbele rol - Helpen de joden te ontsnappen (bv. door waarschuwingspamfletten te verspreiden) - Volgen de Duitse bevelen goed op (bv. beter dan in Brussel, waar de politie alles deed om de anti – joodse maatregelen te vertragen) 2. ook op de hoogste Antwerpse bestuursniveaus wordt er goed meegewerkt met de Duitsers 3. In Vlaanderen helpt 1/8 van alle priesters joden onder te duiken, in Brussel is dit ½ van alle priesters in Antwerpen worden 65% van alle joden gedeporteerd, in Brussel is dit slechts 37% en in Luik 35% o Racisme als constructie Dezelfde factoren leiden in verschillende situaties tot andere gevolgen 1. De weerstand tegen het antisemitisme is groter waar extreemrechts nog banaal was 2. instanties die een voorbeeldfunctie hebben (Kerk + andere gezagsdragers) reageren anders in dezelfde situatie 3.4. Ecologie en biologie Ecologische geschiedenis - Evolutie tussen natuurlijke rijkdom en het beslag dat door de mens erop wordt gelegd om in een aantal behoeften te voorzien = nuttige toepassing van historische kennis - Bestudeert processen van “longue durée”: levert inzicht in problemen waarvoor de samenleving zich geplaatst ziet, maar waarvan inzicht pas op de langer termijn verhelderd wordt - Eerste beoefenaars: uit Annales school Emmanuel Le Roy Ladurie o Ancien Régime Voor 1300: demografische groei 27 Na 1300: immobiele situatie: mens als gevangene van het demografisch en biologisch ecosysteem o 3 remfactoren 1. verstoringen in het evenwicht tussen bevolking en voedselvoorraad 2. microbiologische eenmaking op wereldschaal: door contact met andere gebieden bracht pest en syfilis naar Europa 3. oorlog: systematisch vernietigen van het agrarisch productiepotentieel van de tegenstander Ecological Imperialism uitdieping van de biologische factor door A.W.Crosby, J. Diamond en J.R. McNeill Columbian Exchange Menselijke migratie = oorzaak van verstrekkende biologische uitwisseling Bv: - indianen sterven aan pokken - Atlantische slavenhandel brengt de gele koorts en malaria van Afrika naar Amerika - Conquistadores brengen syfilis mee en besmetten brengen de ziekte later weer terug naar de indianen MAAR: dit is de traditionele opvatting over de verspreiding van syfilis! Ondertussen weten we door historische medische analyse op archeologische vondsten dat syfilis al voorkwam in het Griekenland van 600 BC oorzakelijk verband tussen het opduiken van de ziekte en de veroveringen in Amerika werd te snel aangenomen 3.5. Wetenschap en techniek Elizabeth Eisenstein “The printing press as an agent of change” (1979) - Tekst veilig stellen voor de toekomst - Wetenschappers: systematisch vergelijken en voortbouwen op vondsten van vorige generaties - Gewone mensen leerden lezen emancipatie - Fundamenteel voor opbloei van de Renaissance (XV-XVI) 28 - Doorslaggevend voor het succes van de Reformatie (pamflettenoorlog) - Natuur- en menswetenschappen versnelden enorm A. Pacey Toonde aan hoe door de ‘ontmoeting van continenten’ technologie een dynamische factor is geweest in de wereldgeschiedenis: innovaties en transfers uit andere culturen - Kruistochten: contacten met Arabische cultuur: innovatie in de landbouw werden naar Europa gebracht - Willem van Rubroeck: bracht het buskruit mee uit Mongolië - Contact met Arabisch Spanje: invoer papier, uurwerken en kopieën van klassieke auteurs - Europese mijntechnologie overbrengen naar Peru en Mexico M. Adas “Machines as the Measure of Men” Toonde aan dat de theorie van de superioriteit van de Europeanen over niet Europese volkeren op grond van hun wetenschap en technologie, een onjuiste beeldvorming is. o Rond 1500 beeld is gemaakt door westerse ideologen REDEN: koloniale overheersing legitimeren o Begin XIX Industriële Revolutie: technologische innovatie wordt geïdentificeerd met beschaving inferioriteit van Afrikaans en Aziatische volkeren verklaren door hun (vermeend) gebrek aan technologie o Einde XIX Darwin wetenschappelijke superioriteit wordt gekoppeld aan rassentheorie (beeld van de blanke Übermensch als drager van de beschaving) 3.6. Macht Definitie (Max Weber) “De waarschijnlijkheid dat iemand zijn / haar wil kan opleggen niettegenstaande weerstand bij de medeactor” 29 2 Soorten machtsuitoefening o Macht van bovenuit = macht opgelegd door een heerser (vorst, keizer, president…) o Macht van onderuit ≠ opgelegd van bovenuit ≠ evidente constructie van sociale verhoudingen = macht die maakbaar en beïnvloedbaar is door wie haar ondergaat belangstelling voor collectieve bewegingen, opstanden en voorlopers van volksvertegenwoordiging Charles Tilly o Staatsvorming: 2 paden ‘Capital intensive path’ = ‘Coercion intensive path’ o concentratie van het kapitaal via de fiscaliteit is doorslaggevend = pure dwangmiddelen zijn doorslaggevend Resource mobilisation theory Isoleert 5 componenten die toelaten politieke actie nu en in het verleden te evalueren: o - Belangen - Organisatie - Mobilisatie - Mogelijkheden - Collectieve actie zelf ‘La génèse de l’Etat moderne’ = onderzoeksprogramma van de ‘European Science Foundation’ in de jaren ’90 om te kijken en luisteren naar wat oppositiebewegingen te vertellen hebben sluit aan bij de manier waarop de zgn. ‘linguistic turn’ historici de reflex heeft bijgebracht teksten op verschillende niveaus te lezen en decoderen Hidden transcripts = transcripten waarbij de echte bedoelingen verscholen blijven achter een discours waarin machtelozen hun onvrede met de situatie ventileren 30 4. VAN VERHAAL NAAR STRUCTUUR EN TERUG NAAR HET VERHAAL: DE GESCHIEDENIS OP DE GOLVEN VAN INTERDISCIPLINARITEIT De “Nouvelle Histoire” o Einde XIX De geschiedenis wilde als totaalwetenschap de hedendaagse situatie verklaren door naar het verleden te kijken o Einde WO I Paul Valéry: “geschiedschrijving is ongeloofwaardig en dient nergens toe” kritiek = verdiend: geschiedschrijving had gefaald WO I te voorzien of te verklaren o Na WO II Nieuwe wind door de geschiedschrijving door de “Nouvelle Histoire” van de Annales – school (groep historici die zich vormde rond het tijdschrift Annales) Annales – school o Geloofwaardigheid NIET: - putten uit zaligverklaring van wetmatigheden objectivisme (gaat ervan uit dat er ‘pure’ feiten bestaan) MAAR: politieke, sociale en culturele systemen en diepere oorzaken zoeken om tot overtuigende interpretaties te komen vertrekken vanuit een vraagstelling die antwoorden zocht op actuele maatschappelijke vragen o Theorieën en verklaringen >sociale wetenschappen Reden: mechanismen in de samenleving begrijpen (“om te kunnen extrapoleren naar vandaag en morgen, moet men een aanloop nemen in gisteren”) Voorbeeld: J. Forester Onzekerheid over huidige samenleving en wetenschap > geografisch en chronologisch kortzichtige visie op de geschiedenis men zocht oorzaken van de crisissen (cf. Kondratieff): - Op korte termijn - Binnen conjunctuurgolven van nationale economieën 31 MAAR: - dynamiek van de industrielanden = gedetermineerd door dynamiek van de ontwikkelingslanden (en omgekeerd) - observatie op lange termijn is vereist Context Linguistic turn (+ cultural turn) visie werd ontmaskerd als een zoveelste manier om het verloop van de geschiedenis te beschouwen o Structuur verhaal Inschakelen van de verworvendheden van de studie van taal, teksten en tekens deed de slinger van het historisch bedrijf terugslaan van structuur naar verhaal. risico’s van de interdisciplinaire aanpak o anachronisme Elke tijd stelt nieuwe vragen over het ene zelfde verleden met als resultaat telkens een nieuw beeld gebruik van anachronistische termen (woorden die nog niet bestonden in de tijd waarover men schrijft) o overconceptualiseren = modelmatig en conceptualiserend te werk gaan en zo voorbarig en fout generaliseren - bewust zijn van het eenmalige karakter van gebeurtenissen - basismateriaal (feiten) niet verwaarlozen 4.1. De sociale wetenschappen: de invloed van de grote theorieën geschiedenis : legt minder het accent op het wetmatige, tijdsdimensie is essentieel sociologie: - handelingen van mensen in collectief verband - handelingen die berusten op collectief bewustzijn - handelingen die niet herleidbaar zijn tot het individu 32 4.1.1. De grote theorieën: Marx, Weber en Durkheim Karl Marx (1818 – 1883) o Dialectisch paradigma van Hegel = basis voor het denken van Marx These – antithese – synthese synthese kon dan weer als these geponeerd worden (proces herhaalt zich eindeloos) o Historisch materialisme = materiële situatie primeert als motor van het handelen Marx: de dialectische relatie tussen materiële productiekrachten en sociale productieverhoudingen = basis van alle sociale mutaties o Marxisme = historisch materialisme PLUS andere determinerende factoren: o - Techniek - Ideologie - Het spirituele - Economische infrastructuur - Ideologische bovenbouw (recht, moraal en kunst) Invloed van Marx - Verstarde doctrinaire versie van het marxisme in USSR - Variaties door Jan Romein en Karl Wittfogel - 2de Annales –school (Braudel) - Filosofen: Sartre, Althusser, Mandel - François Furet Max Weber (1864 – 1920) o Methodenstreit Nomothetische denkers wilden wetmatigheden ontdekken in de geschiedenis en economie Ideografische denkers stelden dat sociale wetenschap zich tot het beschrijven diende te beperken Weber probeerde een brug te slaan tussen deze twee groepen in deze heftig woedenden Methodenstreit 33 o Ideaaltypes = basisidee: nuttige concepten kunnen als ‘ideaaltype’ fungeren, die de basis zijn voor typologieën, gepuurd uit abstrahering (afzondering) op basis van de observatie van vele empirische gegevens Voorbeeld: de kapitalistische markt o Causale relaties “causale adequaatheid” : verder dan waarschijnlijkheidsuitspraken kan men niet komen o Wirtschaft und Gesellschaft (1922) = illustratie van Weber’s rationalisatie van de samenleving: de zin die actoren aan hun daden geven, halen ze: niet in de eerste plaats uit hun individuele psychische gesteldheid maar uit de cultuur van de sociale organisatie waartoe ze behoren stelt dat de ontwikkeling van het kapitalistisch systeem in de 16de eeuw door een uit het calvinisme volgende ethos (= aanvaarde en rationele levenswijze) wordt ondersteund o Invloed en uitdaging in de stellingen R.H.Tawney en A. Fanfani “Religion and the Rise of Capitalism” Nuancering: kapitalisme is even sterk opgebloeid in de katholieke landen van de 16de eeuw E.E.Hagen “On the Theory of Social Change” Dynamiek = minder te wijten aan de godsdienstige factor dan aan de behoefte aan achievement op sociaal – economisch vlak A.Hepburn “Minorities in History” Grenssituatie = factor die leidt tot inspanningen om uit de marginale situatie op te stijgen Peter Gay Benaderde Webers kapitalistische zakenman psychoanalytisch 34 Emile Durkheim = 1 van de grondleggers van de structurele benadering binnen de sociologie o ‘faits sociaux’ staan centraal = alle producten die voortkomen uit het georganiseerd sociale leven Kenmerken van sociale feiten - extern aan het individu - dwingend - gekenmerkt door statistische regelmaat bestudeerbaar filosofische / psychologische benadering van het sociale Twee soorten o - materiële - immateriële waarden en normen die door een individu worden geïnternaliseerd, maar die niet tot zijn / haar psyche behoren “Le suicide. Etude de sociologie” Toont aan: o - hoe via het collectief bewustzijn, samenlevingen zich de wereld voorstellen en ervaren - hoe en in welke uiteenlopende mate een bepaalde samenlevingsvorm individueel gedrag integreert of reguleert Twee leerlingen François Simiand Beoefende economische sociologie propageerde de studie van de arbeiderswereld en van de lonen Marcel Mauss - Beklemtoont maatschappelijke betrokkenheid van de intellectueel - Werk: “Essai sur le don” = werk over het geven van geschenken door de eeuwen heen 35 4.1.2. Methodologische vernieuwing Statistiek o Simiand “Les fluctuations économiques et la crise mondiale” = werk over gelijkaardige crisismomenten als de crisis van 1930 o Schumpeter “Business Cycles” ; stelde 3 types van bewegingen in de economie vast: o - Korte cycli (ca. 3 jaar) - Tussencycli (10 jaar) - Langetermijn cycli (50 à 60 jaar) Juglar 1862: definieerde als een der eersten cycli van middelmatige duur: o - visueel waarneembare crisissen - door de tijdgenoot ervaren afwisseling van welvaartsjaren en crisissen - opeenvolging van euforie en depressie - corresponderen ongeveer met het evenementiele niveau Kondratieff Definieerde de longrun beweging: - Opeenvolging van een fase A waarin de prijzen en productie stijgen en een fase B waarin stagnatie optreedt of prijzen en productie dalen - Verklaring voor afwisseling: * muntomloop * goud- en zilverproductie * oorlogen en demografische crisissen * meteorologische verschijnselen o Labrousse “La crise de l’économie Française à la fin de l’Ancien Régime’ (1943) Bewees dat de Franse Revolutie niet enkel door politieke en filosofische factoren gedetermineerd werd. Ook : - economische factoren - conjuncturele bewegegingen Concreet in 1789: - recessie in de jaren 1774 – 1791 - voedselbevoorradingscrisis in de jaren 1788 - 1789 36 De intuïtieve en behaviouristische benadering o Intuïtieve aanpak = inleven in situaties uit het verleden: proberen voor te stellen hoe je toen over een en ander zou gedacht hebben Niet eenvoudig - Geen tijdgenoot / ooggetuige - Ideologisch / politiek / tactisch grondig oneens met de denkwereld van de anderen Historische acteurs Hun herinnering vervaagt vlug, dus door ‘oral history’ (interviews) de acteurs helpen zich opnieuw in te leven in hun eigen ‘geschiedenis’ provocatie van de site = beproefd middel: ondervragen op de plaats waar de getuige een dramatisch gebeuren meemaakte Observeren historische sites = nuttig - Om zich in de geest van toen in te leven - Om de ruimtelijke grenzen van de interpretatie die geschreven bronnen uitlokken juist in te schatten Vuistregel Onderzoeker mag niet redeneren in het licht van de afloop van het verhaal Huizinga Standpunt in “Methodenstreit”: feiten zijn eenmalig en het zoeken naar wetmatigheden is zinloos Cf. Herfsttij der Middeleeuwen o Behaviouristische aanpak = aanpak waarbij respectievelijk de interne componenten die het handelen bewust of onbewust bepalen en de extern waarneembare manifestaties uit elkaar worden gehouden Berkhofer - Intuïtieve aanpak van historische personages = onmogelijke opdracht leidt fataal tot het door elkaar haspelen van het niveau van de ‘historical actors’ en dat van de ‘observer’ (historicus) - In ruil: behaviouristische aanpak 37 - Onderzoeker komt op grond van het externe tot inzicht in het interne - Scheiding van de ‘actor’s conceptions’ en de ‘observer’s constructs’ - Situational approach: milieu moet worden gezien als 1 te analyseren schema Het uitdenken van typologieën o o Voorbeelden van typologieën - Charismatische theocratie (macht van de vorst of staatshoofs berust op bovennatuurlijke en persoonlijke elementen) - Patriarchale maatschappij - Feodale samenleving - Polis / stadstaat - Kapitalistisch systeem - Democratisch – liberale staat (vrije concurrentie) - Dirigistische staat (trusts en kartels + technische kennis beheerst het sociale leven en opleiding) - Fascistische staat - Collectivistische en centralistische staatsalmacht Talcott Parsons “ The evolutions of societies” (1961) o - Sociale mobiliteit - ‘Adaptive upgrading’ - Sociale differentiatie - Veronderstelt in grote mate consensus in de maatschappij - Grote rol is weggelegd voor privé initiatief en vrije markt - LIBERAAL = vermogen van samenlevingen om hun fysische omgeving te domineren om zo minder afhankelijk te worden van de wisselvalligheid van de natuur Emmanuel Wallerstein Parsons - MARXISTISCH - Beklemtoont in zijn wereldsysteemanalyse het belang van tegengestelde belangen en conflicten - Centraal: kapitalisme in den XVI 38 - Internationale arbeidsverdeling = motor van maatschappelijke evolutie - Kader = wereldmarktsysteem - Dialectische relatie tussen kern, periferie en semi – periferie komt tot uitdrukking via: * militaire overheersing * ideologische verbondenheid (commitment) * taakverdeling tussen kern en semi – periferie waardoor de periferie in een staat van permanente onderontwikkeling blijft o Ideaaltypen > Max Weber Henri Pirenne en Georges Espinas: studie over een aantal kooplieden – ondernemers in de Late Middeleeuwen Trahison de la bourgeosie = stereotiep gedragspatroon van de burgerlijke elites: meeste kooplieden willen na 1 generatie al hun winsten beleggen in onroerende goederen en de commerciële status waaraan ze hun sociale promotie te danken hebben opgeven Cf. Thomas Mann – ‘Buddenbrooks. Verfall einer Familie’ Hugo Soly Verraad van de burgerij ≠ algemeen en permanent geldend historisch model Vb. niet geldig in de Nederlanden van de XVI Gevaren van ideaaltypen o - Systematisering impliceert veralgemening - Generalisaties = gevolg van vooraf gemaakte en vaak impliciet blijvende vergelijkingen - Te sterke gelijkschakeling van historische termen uit bronnen is gevaarlijk: bepaalde termen (vb. burgerij) betekenen niet hetzelfde door de eeuwen heen Begriffsgeschichte - Brug slaan tussen structurele benadering van het verleden en de rijke erfenis van filologie en hermeneutiek - Schatplichtig aan de ‘linguistic turn’ - “Geschichtliche Grundbegriffe. Historisches Lexikon zur politisch – sozialen Sprache in Deutschland.” – Otto Brunner, Werner Conze en Reinhart Koselleck 39 De applicatie van econometrische modellen: Clio met de computer o Economische modellen Computer maakt simulatietechniek mogelijk die in het model bepaalde factoren als constant beschouwt en andere laat variëren. terrein van de counterfactual reasoning! Voorbeeld: R.W.Fogel Ging na of de economische groei van de VS even spectaculair zou geweest zijn indien de factoren van de aanleg van spoorwegen ‘from coast to coast’ en de massale inzet van slavenarbeid in de Zuidelijke staten er niet zou geweest zijn. o Sociale modellen Verkiezingen XIX - Strikte analyse van verkiezingsuitslagen en opiniepeilingen - Studie van de motivaties van de uitslagen en peilingen geven ons summiere gegevens over de verkiezingsresultaten van de XIX Analyse databanken Prosopografische databanken Collectieve biografie = = gemeenschappelijke kenmerken van een groep op systematische kwantitatieve basis ontleden met een collectieve biografie als eindresultaat verrijking voor de sociale en politieke geschiedenis van de Oudheid, de late ME en het ancien régime De psychoanalyse en psycho – history o o Psychoanalytische aanpak - Komen tot inventaris van de waarden - Ontdekken van fundamentele reflexen - Ontdekken van gemeenschappelijke idealen bij groepen - Psychologische analyse van leidende figuren Psycho – history Onderscheid: - ‘life history’ = psychoanalyse van motieven van het individu ‘ group history’ = motieven die groepen drijven 40 Lucien Febvre Psycho – history ideale manier om komaf te maken met het psychologisch anachronisme = psychologie van individuen uit de XX – XXI op vroegere eeuwen terug te projecteren L. Febvre over Rabelais Voorafgaande onderzoekers: Rabelais = ongelovige, rationalistische vrijdenker REDEN: attitudes en opvattingen van iemand uit de XX op een XVI eeuws personage te projecteren Febvre: Rabelais = kritische christen zoals zijn tijdgenoten More en Erasmus ‘outillage mental’ = mentale uitrusting: voorloper van de mentaliteitsgeschiedenis De historische antropologie o - Ontwikkelde interesse voor mythen, rituelen, de lichamelijkheid en het belang van gebaren en familievormen - antropologische benadering voor bronnenarme periodes kan heel verrijkend zijn! Jacques Le Goff Grijpt op methodologisch en theoretisch vlak terug naar de denkbeelden van Claude Lévi – Strauss o o Sociale en culturele antropologie - Maakt duidelijk dat sociaal – culturele systemen van alle tijden zijn - Cultuur wordt aangeleerd (is dus niet erfelijk) Clifford Geertz - Religie: * symbolen zorgen voor een ingrijpende voorstelling van het menselijk leven * reikt zingeving aan die krachtige langdurige collectieve gemoedsgesteltenissen teweegbrengt - Reageerde fel tegen de methode van vele antropologen om het handelen van de bestudeerde individuen of groepen te verklaren door te refereren naar structuren en concepten, die deze personen nooit zelf bedachten om hun handelen te verklaren 41 o - “Negara. The theatre state in 19th century Bali” (1980): politieke dramaturgie = bepalend voor het karakter van de machtsrelaties tussen vorst en onderdanen (in Bali) - “Realms of Ritual” (1996) – Peter Arnade: symbolen in rituelen zijn niet langer een randverschijnsel, maar essentiële onderdelen van de ‘spektakelstaat’ Afbeelding: miniatuur Gentse burgers die zich onderwerpen aan de hertog van Bourgondië. Zomer 1455; leger van de hertog versloeg het leger van Gent. inhoud was een jaar op voorhand al vastgelegd als verzoeningspoging tussen de Hertog van Bourgondië en stad Gent. 4.2. De interdisciplinariteit aan het werk: een historiografische wandeling I Paradigma (volgens Thomas Kuhn) = een complex van normen, veralgemeningen en filosofische uitgangspunten en veronderstellingen, die aanvaard worden door een groep van wetenschappers geen procedure om wetenschappers te doen aansluiten bij een bepaald paradigma Wat soms misloopt Niet expliciet zeggen dat een paradigma gebruikt werd, sommigen zeggen zelfs dat ze geen gebruiken Leopold von Ranke historisme, reconstrueren ‘wie es eigentlich gewesen ist’ “rankeaans paradigma” = zogezegd objectief auteur die zogezegd neutraal staat tegenover allerlei wantoestanden, keurt impliciet die wantoestanden goed + Ranke was zeer antiklerikaal Revue Historique - 1878: opgericht door Gabriël Monod - Positivistisch – objectieve of methodische school van het historisme - Verdedigen Franse staatsnationalisme - Voorbeelden: Duitse eruditie van Ranke en Monumenta Germaniae Historica (heel moedig na de Frans – Duitse oorlog) 42 - Ondersteunen verwezenlijking van de 3de Franse Republiek ( vooral vrijdenkers en protestanten) - “l’histoire est la science maîtresse” - Handboek voor historische methode van Langlois & Seignobos kwam voor uit deze beweging - Reactie hierop = Annales 4.2.1. De Annales en de ‘nieuwe sociale geschiedenis’ Eerste fase van de Annales “Annales d’histoire économique et sociale” (vanaf 1929) - Lucien Febvre en Marc Bloch - Tegen het evenementiële - Voor interdisciplinaire samenwerking met ander menswetenschappen - Ontwikkelingen over de “longue durée’ staan centraal - Peilen naar economische activiteit, sociale organisatie en collectieve psychologie - Febvre: legde basis voor mentaliteitsgeschiedenis - Bloch – “La Société féodale”: zocht naar sociale structuren in de ME - Bloch - ‘Les rois thaumaturges’ : over de genezende eigenschappen die in de ME aan de Franse en Engelse monarchie werden toegeschreven - Bloch & Febvre: werken alletwee met sociale en mentale structuren teksten liggen aan de basis van de Annales school - Bekendste werk: “Apologie pour l’histoire ou le metier d’historien” Tweede fase van de Annales “Annales. Economies, sociétés, civilisations” (na WO II) o Invloed van het kwantitatieve werd dominant o Braudel – “La Méditerranée et le monde méditerranéen à l’époque de Philippe II”: de Middellandse Zee staat centraal en niet Philips II geografische samenhang primeert op de dynastisch politiek constellatie o Drietrapsmotor = onderscheid tussen structuren, conjuncturen en feiten - voordeel: gegevens van allerlei slag en soort samenbrengen en tot een grote synthese van het geheel komen - droom van de Annales –school om een ‘totale geschiedenis’ te schrijven 43 o - onderste laag = geografische tijd: immobiele structuren die voor de tijdgenoot onzichtbaar zijn (klimaat, landschap, infrastructuur) - middenduur = sociale tijd: economische organisatievormen (handelsvennootschappen, corporaties, economische conjucturen, prijzen en lonen) - korte tijd = individuele tijd: politiek – militaire onderdeel Braudel – “Civilisation matérielle, économie et capitalism du XVe au XVIIe siècle” Probeert antwoord te bieden op de vraag hoe het komt dat West – Europa een andere weg begon te volgen (driedelige synthese, uitgebracht tussen 1967 en 1979) o Universitaire instelling Onder Braudel 1947: oprichting Ecole pratique des Hautes Etudes o Media Vele historici bouwen hiermee een band op om een zo breed mogelijk publiek te bereiken Derde fase van de Annales “Annales. Histoire, sciences sociale” (vanaf 1989) o Aandacht voor de mentaliteitsaspecten: * het kind (Philippe Ariès) * de dood (Michel Vovelle) * seksualiteit en waanzin (Foucault) o Alle aspecten komen samen in het socio – culturele vbn. “Montaillou, village occitan de 1294 à 1324” (1975) – Le Roy Ladurie (zie hb p 181) “Le chevalier, la femme et le prêtre. Le mariage dans la France médievale” (1981) – Georges Duby beeldfragment: interview Blikt met enthousiasme terug op de tijd waarin hij het vernieuwende van de Annales leerde kennen (“histoire question”) 44 o Casus: Jean Delumeau “La peur en Occident” (1978) Ziet rond 1350 het thema opduiken in de kunst van de morbiditeit (dodendans, ontbindende lijken, bergen schedels) mensen werden niet meer in al hun glorie afgebeeld, maar als lijken in ontbinding (men toont boven de kist wat er zich binnen de kist afspeelt) Waar komt dit vandaan? - Individuele artistieke expressie wordt door imitatie universeel - Collectieve factor die het leven van de mensen 250 jaar lang beïnvloed heeft = pest (1/3 van de bevolking stierf) pest als straf van God voor de zonden van die tijd (cf. ook hongersnood) MAAR: * maatschappij was aan grens van de groei gekomen en er was geen voedsel genoeg * Honderdjarige Oorlog * druk van de Turken Kunst als spiegel van collectief gedrag o Casus: Chiffoleau “La compabilité de l’au delà. Les hommes, la mort et la réligion dans la région d’Avignon à la fin du Moyen Âge, vers 1320 – vers 1480” (1980) = studie over de evolutie van testamenten in Avignon XIV: Avignon was thuisbasis van de paus en een zeer rijke stad. Chiffoleau merkte een duidelijke toename van het aantal testamenten op na 1300 Ook de inhoud van de testamenten veranderde na 1300: - Meer mensen wensen in de kerk begraven te worden - Men maak meer geld beschikbaar voor de begrafenisstoet reden: men wil niet alleen zijn tijdens de dood en door zich in de kerk te laten begraven hoopt men bescherming te genieten ‘over de dood heen’ Opkomst van de pest ≠ oorzaak, maar katalysator! door een testament te maken, kocht men eigenlijk veiligheid Redenen voor angst: - sterke verstedelijking 45 o o - nieuwe gedragspatronen, - verschillende generatie onder 1 dak - minder sociale omvang Structuralisme - Niet tevreden met het opsporen van enkel uitwendig waarneembare feiten - Zoek naar de niet – observeerbare samenhang en structuren, die alles kunnen verklaren (zoals gedrag van de mens, zowel als individu als in groepsverband) - Structuren = verbanden tussen personen en groepen geen elementen uithalen om apart te bestuderen, want dan wijzig je de andere - Beïnvloed door etnologie en antropologie Invloed van de Annales – school - Onstaan in Frankrijk - Grote invloed in Italië, VK, VS, Nederland en België - Kenmerkend: gemakkelijk aanpassen aan nieuwe trends en modes veel verschillende aanpakken die beweren een verwantschap met de Annales te hebben, zonder dat er een centrale autoriteit is die op de orthodoxie toeziet o Kinderen van de Annales –school - Carlo Ginzburg en Giovanni Levi :microstoria: behandelen alles op kleine schaal (alles wordt lokaal gezien) - Group for the History of Population and Social Structure (Cambridge) : demografisch onderzoek met de klemtoon op het globale (invloed van de structurele Annales) origineel = back projection techniek : eens dat voor een goed beschreven en bestudeerbaar moment alle structurele gegevens gekend zijn, kunnen deze terug geprojecteerd worden op een minder goed gedocumenteerd moment voorbeeld: Shofield en Wrigley 1989: ahv bronnen uit 1871 volledig bevolkingsstructuren tot 1550 kunnen reconstrueren: bevolkingsgroei XVIII > meer geboorten > meer huwelijken > meer koopkracht 46 voorbeeld: VS, VK, Frankrijk, België Vernieuwende studie van familie, huwelijk, affectieve en seksuele relatie, sociale netwerken, armenzorg Catharina Lis en Hugo Soly: ontdekten dat armoede voorkomt in zowel economisch voorspoedige als ongunstige zones 4.2.2. ‘Nieuw links’ en ‘new history’ In het Engelstalige Westen ging men experimenteren met de marxistische theorie om het lot van de gewone man in het verleden (het lumpenproletariaat) bloot te leggen (na WO II) - Gebruiken technieken uit de sociale wetenschappen - Probleem: politiek engagement blijft te duidelijk aanwezig Past & Present o - Opgericht in 1952 door de fellow travellers (historici van de communistische partij in Engeland) - ‘transitiedebat’ = debat over de overgang van de feodale naar de kapitalistische samenleving (voornamelijk in Noord – West Europa) Brenner – “Agrarian class structure and economic development” = artikel in ‘Past & Present’ over het transitiedebat krijgt de bijnaam ‘het Brenner – debat’ stelt dat de sleutel van het probleem ligt in de klassenverhoudingen: nl. spanning tussen de arbeiders (producerende klasse) en de hen dominerende niet producerende klasse Guy Bois gaat hiertegen in: zoekt naar externe factoren (monocausale verklaring ≠ voldoende); Brenner vergeet de revolutionele rol van nieuwe argrarische productiemethodes en de daaruit voortvloeiend verhoging van de arbeidsproductiviteit Neo – Malthuaanse critici: (oa.Michael Postan en Herman van der Wee): demografie als prime mover o I. Wallerstein - Beïnvloed door Braudel - Kapitalisme = groot sociaal wereldsysteem dat zonder overgang is voortgekomen uit de crisis van de laat - Middeleeuwse feodaliteit - Minimaliseert Marx’ theorie 47 - Leert van Braudel dat nieuwe historiografische richtingen best ‘geïnstitutionaliseerd’ worden als ze invloed willen blijven uitoefenen gevolg: binnen de New York State University (1976) richt hij op: “Fernand Braudel center for the study of economics, historical systems and civilisations” - 3delig synthesewerk: “The Modern World System” (1974 -1989): evolutie van het kapitalisme door de uitbuiting door industrielanden van onderontwikkelende perifere gebieden * industrielanden (kernlanden): zorgen voor hooggeschoolden, geavanceerde industrie en gedifferentieerde landbouw * perifere landen: monocultuur, laaggeschoolden, slavernij * Kapitalistisch systeem = dynamisch : sommigen verliezen hun status van kernland en anderen worden kernland * conclusie: ontwikkeling van het ene land gaat gepaard met onderontwikkeling van het andere land - Francis Fukuyama = neo – conservatieve filosoof 1992: “The end of history” : markteconomie overheerst toch de hele wereld, dus komt er geen geschiedenis meer… Cf. Immanuel Wallerstein: schreef hier ook een boek over (“The end of the world as we know it: social science for the 21st century.” - 1999) * grote mensenmassas zullen grote systemen van zich afduwen * 1996: “Open the social sciences” : pleidooi voor herenigde historical social science ambities van Bloch en Febvre zijn terug te vinden Nieuw links - Zoektocht naar wat voordien als oninteressante sociale groepen werden gezien - Studie van taboe – onderwerpen o Gender studies = de relatie tussen biologische vrouwelijkheid, vrouwelijke psyche en vrouwelijke rollen = relatie tussen seks, seksuele begeerte en gender positie 48 o - Gegroeid uit klassiek familie – onderzoek feministische hypothese dat het verschil man – vrouw in de samenleving essentieel een sociale constructie is - Leerstoelen voor ‘vrouwengeschiedenis’ werden opgericht Cultural studies = interdisciplinariteit van cultuur (oiv postmodernisme verbonden geraakt met sociale wetenschappen) Probleem - Vastgebonden aan politieke strekkingen - Moet losgekoppeld worden onder druk van het politiek correcte 4.2.3. Micro – storia, nieuwe cultuurgeschiedenis en narrativisme Micro – storia o Carlo Ginzburg - Introduceerde het ‘paradigma indiziario’ = schijnbaar nietszeggend detail gebruiken om een onderliggende realiteit te zoeken (cf. Morelli gebruik termen uit plastische kunst) - “De kaas en de wormen” (1976) : boek over 1 casus: proces van inquisitie tegen molenaar uit XVI die de maagdelijkheid van Maria en de goddelijkheid van Jezus in vraag stelt titelverklaring: vgl schepping van engelen met het verschijnen van wormen in kaas combi van volkscultuur (wormen en kaas) en elitecultuur (boek) o Micro – storia - Vanuit individuele situatie proberen te achterhalen hoe individuen hun sociale wereld opbouwen - Interactie tussen personen (conflicten en bondgenootschappen) - Iconografische en picturale bronnen - Verschillende standpunten waaruit de werkelijkheid zich laat benaderen zekere afstand nemen om het geheel te overzien (Voorbeeld: theoretische opstellen van Ginzburg: “A distance: neuf essais sur le point de vue en histoire” – 2001) - Veel succes bij historici die ontgoocheld zijn in het stereotiepe karakter van het structuralistische onderzoek (vb. “The return of Martin Guerre” 1983: Zuid-Frans familiedrama uit XVI, gebruiken om wereldbeeld uit die periode te reconstrueren) 49 o Geert Mak 2004: “In Europa. Reizen door de twintigste eeuw” - illustratie van het succes van de micro – storia - met aandacht voor de aspecten van de ‘human interest’ - in opdracht van het NRC Handelsblad Nieuwe cultuurgeschiedenis = kind van de vernieuwde interesse voor de cultuurgeschiedenis (niet meer in essayistische stijl van Huizinga) o Invloed van antropologie en de theorie van de socioloog Norbert Elias (het civilisatieproces) o Simon Schama - “The embarresment of riches. An interpretation of Dutch culture in the Golden Age” (1987) = blootleggen van de schaamte die de elite koesterde over haar nieuwe rijkdom - “Citizens. A Chronicle of the French Revolution” (1989) = episch verhaal over de Franse Revolutie nadrukkelijke aanwezigheid van de band met de media o Robert Muchembled - “Une histoire du diable” (2000) Beeld van de duivel wordt verspreid en als handig middel gebruikt om bepaalde groepen in de maatschappij te isoleren en als zondebok te gebruiken - “L’orgasme et l’occident. Une histoire du plaisir du XVIe siècle à nos jours” (2005) * Sublimeren van seksuele driften op allerlei vlakken cycli van vrijheid (vanaf 1700: Verlichting) en dwang / controle (XVI & XVII / XVIII: Victoriaans) * belangrijke stellingsname rond homoseksualiteit Narrativisme = poging om aandacht te vragen voor het feit dat geschiedenis gemaakt wordt - Maker - context van deze creatieve daad Essentieel onderdeel van verhaal 50 NIET: poging om literaire en historische kritiek in elkaar te laten overgaan o o Frank Ankersmit - ‘wil men een goed historicus zijn, dan zal men een goed stilist moeten wezen’ - Opvatting: geschiedenis moet zich op teksten concentreren Feit en fictie. Tijdschrift voor de geschiedenis van de representatie - J. Huizinga: wetenschappelijk betoog diende een vlot leesbaar verhaal te zijn vertrekken vanuit een ‘historische sensatie’ - Annales, 3de generatie: * klemtoon op mentaliteitsgeschiedenis * werken met bronnen met hoog narratief gehalte (cf. egodocumenten) o o 4.3. Linguistic turn: hernieuwde aandacht voor taal en discours ‘De vreugde van Houssaye. Apologie van de historische interesse.’ - Jo Tollebeek en Tom Verschaffel - 1992 - ‘historische sensatie’ en ‘historische interesse’ - Geschiedenis is nutteloos en bevredigt via het narratieve element een behoefte aan historisch inzicht Edward P. Thompson - ‘The Making of the English Working Class’ (1963) - Verschuift accent van structuur naar cultuur - Sociale klasse ≠ voortgebracht uit positie in het productiesyteem (cf. Marx) - Klasse = cultureel product, gemaakt door mensen uit elementen van hun levensloop De linguistic turn: taal, tekst en tekens of de geschiedenis van het postmoderne denken 4.3.1. Belang van linguïstiek, semantiek en semiotiek Linguïstiek Bestudeert de vele sociale functies van de taal 51 Semantiek Bestudeert de wisselende inhoudelijke betekenis van woorden Semiotiek Bestudeert de verklaring van tekens en symbolen Conclusie - Lectuur van woorden is tijds- en cultuurgebonden - Wie er niet mee vertrouwd is, decodeert fout = aberrant decoding - Mensen die tot dezelfde cultuur behoren, decoderen grotendeels op eenzelfde wijzen 4.3.2. Traditie en vernieuwing in de filologische methodes Filologisch – kritische methode - > Mabillon en Lachmann - Kritisch interpreteren van de letterlijke en dubbele taalkundige betekenis van teksten binnen hun wisselend tijdskader - Anachronistisch woordgebruik = verklikker van vervalsing - Stelt gedachte van de autonome auteur in vraag Content analysis - B. Berelson en W. Budd - Analyse = kwantitatief (tellen van woorden) - Objectief meten * woorden (en hun intensiteit) * thema’s * correlaties tussen begrippen en thema’s Casus: debat Kennedy – Nixon: toepassing van de content analysis - Kennedy: ‘treaty’ kwam veel voor - Nixon: ‘war’ kwam veel voor - Mening radiopubliek: Nixon wint - Mening tv – publiek: Kennedy wint 52 Casus: Amerikaanse campagne 2000: Al Gore – G.W. Bush Jr. - Misbruik van onbewuste beïnvloeding door subliminale beelden - Republikeinse campagnemakers brachten spot op tv waarin de democratische plannen inzake sociale zekerheid als typische producten van ‘bureaucrats’ werden voorgesteld. Eventjes werd bij het vormen van het woord op het scherm het onderdeel ‘RATS’ apart en langer in beeld gebracht, met doel om bij de kijker een onbewuste negatieve associatie met ratten tot stand te brengen. 4.3.3. Belang van de semantiek Semantiek Bestudeert hoe een term diverse betekenissen kan aannemen, verschillend in tijd, ruimte, sociaal en intellectueel milieu afwijkende nuancering is nodig om verkeerde interpretatie van woorden te voorkomen Voorbeeld: “grève” - Vroege ME: aanlegplaats, rivieroever - Late ME: plaats waar arbeiders zich voor werk aanboden - XIX: staking Viktor Klemperer - “ LTI (Lingua Tertii Imperii). Notizbuch eines Philologen” - Dagboek over hoe taalgebruik een essentieel onderdeel was van de manier waarop het naziregime geleidelijk bezit heeft genomen van de geesten en opvattingen heeft gekneed - Registreerde later taalverloedering en dito politieke manipulatie in de DDR 4.3.4. Belang van de semiotiek Semiotiek en tekens = systematische studie van de tekens Tekens = verbale of niet – verbale gegevens, die door de lezers en gebruikers worden ontcijferd en gedecodeerd 53 decoderen ≠ moeilijk: * rechtstreekse band tussen teken en voorwerp * goed ingeburgerde conventie (cf. verkeerstekens) Niet – verbale tekens Lichaamstaal en kledij zijn ook belangrijk! cf. Roland Barthes en Umberto Eco Erwin Panofsky “Studies in Iconology” (1939): methode met 3 componenten 1. herkennen van de realistische gegevens 2. identificeren van de uitgebeelde personen 3. zoek naar de intrinsieke betekenis van de boodschap kritiek: Bourdieu: - methode is te ‘automatisch’ - te eng beperkt tot het standpunt van degene die interpreteert - standpunt van de producent? - Vrijblijvend artistieke verdient erkenning Decoderen van beeldmateriaal: valkuilen o Gebruik van symboliek en metaforen Voorwerpen verwijzen naar ideeën en gevoelens Pablo Picasso – Les demoiselles d’Avignon - Mijlpaal in het ontstaan van het kubisme - Complexe beïnvloeding vanuit vroegere tradities van de schilderkunst (volgens Ginzburg) Casus: Les Bourgeois de Calais - Rodin 1347, Honderjarige Oorlog: burgerij van Calais offert zich op om de stad te redden van de Engelse Koning Edward III INVLOEDEN VERHAAL - 2 XIV eeuwse kroniekschrijvers: * Jean Froissard: “ Les Bourgeois de Calais. Essai sur une mythe historique” * Le Bel - XVI: burgers van Calais worden helden in klassieke traditie - XVII – XVIII: toneelstukken 54 - Franse Revolutie: burgers als martelaars (afgebeeld zonder de koning, conform aan de tijdsgeest) - XIX: operettes en cantates - Na nederlaag tegen Duitsland: volk heeft nood aan symbolen burgers van Calais als symbool voor opstand tegen een vreemde vorst - WO II: Duitsers droppen kaartjes met persiflages van de Burgers van Calais en verschillende conflicten tussen Frankrijk en Engeland om de moraal van de Fransen ondermijnen wantrouwen opwekken tegenover de Engelsen (lieten Fransen het vuile werk doen) MAAR: - XVIII: eerste kritische geluiden: * Voltaire; stelt vragen bij historisch juistheid * resultaat onderzoek: burgers verkochten Calais aan de Engelse Koning in ruil voor materiële goederen - Eind XIX: nieuwe interpretatie: burgers als lokale patriotten enkel voor welzijn van Calais (voorafgaand stadium van nationaal patriottisme) CONCLUSIE Representatie primeert op de historische feiten o Anachronisme Bv. 15de eeuwse miniatuur stelt een Karolingische ridder uit de 9de eeuw steevast voor in 15de eeuwse kledij o Dubbele boden en ironie Werken met techniek van de onopvallende kenmerken, die aan wijzingen zijn van verscholen realiteiten Analyse van foto’s en films o Dubbele ingreep van de cineast 1. opname: mise – en – scène gebeurt volgens aanwijzingen van de regisseur 2. montage: speelt met de tijd, verknipt opnamen en plakt ze aan elkaar 55 o Tekens in de film Iconen = tekens waarvan de vorm verwijst naar ons bekende dingen Symbolen = tekens waarvan de vorm niet verwijst naar ons bekende dingen Indexen o = tekens die indirect verwijzen naar een moeilijk uit te beelden realiteit (bv. hitte beeldt men uit door parelend zweet te tonen) Filmanalyse Franse structuralisten Film behandelen alsof het een tekst is (vormelijk en inhoudelijk) Angelsaksische aanpak Aandacht voor contextuele benadering: o - Productie en receptie van de film - Ideologische elementen Historische film: een genre apart Robert Rosenstone: film als soort geschiedschrijving - Invention = fictionaliseren van historische feiten en het verrijken van het verhaal met fictieve elementen - True invention: extra fictie elementen brengen geen schade toe aan het historisch inzicht - False invention: extra fictie elementen brengen wel schade toe aan het historisch inzicht 4.3.5. Belang van de hermeneutiek: beschrijven of speuren naar wetmatigheden? Hermeneutiek = leer van de regels en hulpmiddelen bij de uitlegkunde Nomothetische aanpak = zoeken naar wetmatigheden 56 Hermeneuten o o o Wilhelm Dilthey en Wilhelm Windelband - Neo – Kantianen - Historicus moet feiten en handelingen pogen te verstaan (“Verstehenslehre”) - Accent op het individuele Hans – Georg Gadamer - Bouwt voor op Verstehenslehr - Er moet een behoorlijke tijdsafstand zijn tussen observator (historicus) en het object (verleden) - Leggen van verbanden als wetenschappelijke analyse Paul Ricoeur - “La mémoire, l’histoire, l’oubli” - Onderscheid tussen ‘herinnering’ en ‘geschiedenis’ - Herinnering: beperkt zich tot recentste geschiedenis en wordt door de media aangewakkerd - Geschiedenis: zoektocht naar de waarheid - Sinds Lorenzo Valla de “Donatio Constantini” als falsum ontmaskerde historicus beschikt over argumenten en methodes om andere falsa te ontmaskeren Nomothetische aanpak o o Gustav Hempel & Patrick Gardiner - Hempel : “The function of general laws in history” - Gardiner: “ The nature of historical explanation” - ‘covering – law model” : elke losse handeling moet worden uitgelegd binnen een bredere basisstructuur of model Robin G. Collingwood - Natuurwetenschapper : zoekt uitwendige oorzaken overeenkomstig wetmatige verklaringen - Menswetenschapper: zoekt motieven voor menselijk handelen 57 o o William H. Dray - Algemene wetten kunnen niet alle handelingen uitleggen - Verklaren + ‘verstehen’ zonder naar overkoepelende wet te verwijzen - Veronderstelt dat mens altijd handelt op basis van een aantal normatieve basisbeginselen - Irrationele handelen blijft in de kou = belangrijkste kritiek op zijn theorie Arthur C. Danto Historicus moet feiten uiteenzetten in de volgorde waarin ze plaatsvonden 4.3.6. Structuralisme, poststructuralisme en postmodernisme: aandacht voor het discours (post-)structuralisme = aandacht vestigen op het feit dat elke lezer of toehoorder de tekst leest en begrijpt op zijn eigen wijze Ferdinand de Saussure o “Cours de linguistique générale” (1916 – postuum) Taal als functionerend systeem : o o taalfeit moet in zijn relatie tot het taalsysteem als geheel worden bekeken Signifiant – signifié - Vormaspect: ‘signifiant’ = dat wat betekend, de woorden - Betekenisaspect: ‘signifié’ = het onderliggende begrip Langue - parole - ‘Langue’ = gesystematiseerde taal synchronisch bestuderen - ‘parole’ = taalgebruik in de dagelijkse praktijk diachronisch bestuderen Jacques Derrida - “Marges de la philosophie” (1972) - Klemtoon: deconstrueren van de tekens om interne tegenspraak, spanningen of dubbelzinnigheden bloot te leggen - Relatie tussen ‘signifiant’ en ‘signifié’ is onzeker en wisselend 58 - Betekenis van tekens veranderd naargelang de context waarin ze worden gebruikt - Intertekstualiteit: teksten verwijzen niet naar een werkelijkheid, maar naar andere teksten (“il n’y a pas de hors – texte”) - ‘dissémination’ = de in principe onbeperktheid van betekenissen historische context mag niet als betekenisverlenend aan de tekst worden beschouwd Nelson Goodman - “The language of Art” - Werkelijkheidsgehalte van een schilderij moet je lezen op verschillende niveau’s Bv: Holbein portretteerde Erasmus, portret bevat een dubbele waarheid: * die van Erasmus, want het portret gelijkt op andere Erasmusportretten *die van Holbein, want het portret gelijkt op andere Holbein - portretten Roland Barthes Vestigde aandacht op het historisch discours: bevat reeks vooronderstellingen die de historicus bewust (maar nog veel vaker onbewust) inlast en die niet van de bestudeerde bronnen afkomstig zijn, maar van eigen inzichten Jean – François Lyotard - “La condition postmoderne. Rapport sur le savoir” (1979) - Fundamenteel wantrouwen tegenover de grote verhalen en de ‘méta – récits’ REDEN: benaderen geschiedenis vanuit een enkel interpretatiekader, wat onvermijdelijk tot vervormingen en beperkingen voert - Historici moeten zich realiseren dat de teksten die zij voortbrengen en de gebeurtenissen uit het verleden twee verschillende zaken zijn Michel Foucault - “Les mots et choses: une archéologie des sciences humaines” (1966) - “Archéologie du savoir” (1969) - Studie van de waanzin - (onafgewerkte) studie van de geschiedenis van de seksualiteit - Studie van hoe de samenleving via instellingen specifieke groepen en individuen behandelt 59 - Feiten bestaan nooit onafhankelijk van de gedachtewereld die een bepaald feit denkbaar maakt - Moderniteit = gevangenisachtig universum dat de controle over het individu en het sociale leven almaar uitbreidt Michel de Certeau - “L’invention du quotidien” (1980) - Pogingen om aan controle en disciplinering van de moderniteit te ontsnappen - “La prise de parole” (1968) - Het woord nemen (protesten mei ’68) ondermijnde de officiële waarheid van de machthebbers Pierre Bourdieu - ‘le discours juridique est une parole créatrice, qui fait exister ce qu’elle énonce” - Genadegerecht: naast de veroordeling moeten overwegingen en redenen voor het verlenen van gratie aan bod komen Noam Chomsky - Scherp criticus en analist - Onderscheid competence - performance Competence = kennisniveau dat een taalgebruiker passief van zijn taal bezit en diens handigheid Performance = effectieve gebruik van die kennis - “Hegemony or survival. America’s quest for global dominance” (2003) - Kritische aandacht voor discours kan direct politiek engagement onderbouwen 4.3.7. Het kritisch realisme als uitweg? Keith Jenkins - “Refiguring history. New thoughts on an old discipline” (2003) - Verleden ≠ geschiedenis - Iedere historicus bouwt een eigen verhaal / visie over een deel van het verleden - ‘the before now’ = verleden (beeld van de historicus althans) - Geschiedschrijving = zinvolle fictie - Eindresultaat = geconstrueerd verhaal 60 Gabrielle Spiegel - ‘theory of the middle ground’ : tussenweg tussen het positivisme en postmoderne scepsis - Bronnen verwijzen naar een werkelijkheid die buiten andere teksten bestaat Carolyn Steedman - Wijst op het aparte karakter van de teksten: historicus neemt kennis van teksten die niet voor hem bedoeld waren - Verstandige lectuur van teksten / iconografie: intentie van de maker van de tekst én vele interpretaties van andere lezers in acht nemen - Verleiding is groot om vrije en daardoor aberrante verklaringen te geven Umberto Eco - “The limits of interpretation” - Rechten van de interpreterende lezer én van de geïnterpreteerde tekst dienen gerespecteerd te worden - Grens = gedeelde wijsheid van een aantal competente lezers Postmoderne geschiedschrijving o o Kenmerken - Elk discours is valabel - Geschiedenis = constructie van de historicus - Meta – theorie over historische evoluties is puur maatwerk Gevaar Wetenschap is slechts een intellectueel, vrijblijvend spelletje Bv. Holocaustontkenners moeten even serieus genomen worden als overlevenden van de kampen Roy Bhaskar - “Reclaiming realilty” (1984) - “The possibility of naturalism: a philosophical critique of the contemporary human sciences” (3de ed. 1998) - Teruggrijpen naar de redelijkheid - Feiten bestaan onafhankelijk van onze kennis van de gebeurtenissen - Observatie is theorie – geladen, maar kan aan empirische controle worden onderworpen 61 62