COC-praatje Afhankelijk van de doelgroep vertel je onderstaande informatie kort of uitgebreid. De vier belangrijkste taken van de N.V.I.H. COC: Belangenbehartiging (met name politiek gericht), bv. strijden voor homo-huwelijk. Hulpverlening/informatieverstrekking. Hulp voor mensen die vragen hebben over homoseksualiteit (van zichzelf of kind), hulp bij maken werkstukken school, etc. Ook gespreksgroepen. Voorlichting geven. Actief benaderen en op uitnodigingen ingaan van scholen, verenigingen e.d. om te praten over homoseksualiteit (de voorlichtingsgroep!). Uitgaansgelegenheid, ontmoetingsplekken bieden “waar homoseksualiteit normaal is”. Kort overzicht van de geschiedenis van het COC De basis tot het ontstaan van het COC ligt vlak voor de Tweede Wereldoorlog. In 1940 werd het blad Levensrecht, bestemd voor homoseksuele mannen en vrouwen, opgericht. Bij de inval van de Duitsers werd het derde nummer vernietigd, door het in een wasmachine tot pulp te vermalen, en werd de uitgave van het blad gestaakt. Na de oorlog verschijnt in september 1946 het vierde nummer van Levensrecht. Aangezien veel abonnees behoefte hebben aan meer contact ontstaat er een lezersclub onder de schuilnaam Shakespeareclub, die in december 1946 de eerste bijeenkomsten houdt. Al snel trekt men de aandacht van de zedenpolitie en van justitie, die vinden dat het blad en de club de zedelijkheid bedreigen. In 1948 staakt men noodgedwongen de uitgave van Levensrecht, maar tot een verbod van de club komt het niet onder meer omdat de politie in Amsterdam het praktischer vindt als homo’s op een bekende plaats bijeen komen in plaats van in pisbakken en parken. Van de Shakespaereclub zijn ook vrouwen lid, hun aantal bedraagt ca 15%. Om politieke redenen wordt de naam in 1949 gewijzigd in Cultuur- en Ontspanningscentrum (C.O.C.) en krijgt het verenigingsblad de naam Vriendschap. Men richt zich vooral op homoseksuelen en probeert hen op te voeden. Er ontstaan plaatselijke afdelingen, eerst in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, in 1950 in Groningen en Utrecht, en daarna in een paar andere plaatsen. In 1955 koopt het C.O.C. een pand in Amsterdam en exploiteert daarin o.a. de bardancing De Schakel. In de jaren vijftig blijft het aantal vrouwelijke leden klein, 7% in 1953, 13% in 1959. Om meer vrouwen aan te trekken wordt in 1960 de Vrouwenkern opgericht. Men gaat zich langzamerhand ook meer richten op de buitenwereld, de reclassering en de geestelijke volksgezondheid. Dit leidt tot een begin van een dialoog met de buitenwereld: de in 1964 opgerichte stichting Dialoog probeert onder meer via het gelijknamige tijdschrift sleutelfiguren in de maatschappij te beïnvloeden. Deze nieuwe openheid is tevens de aanleiding voor een nieuwe naam: De Nederlandse Vereniging van Homofielen C.O.C. Na de studentenopstanden in het buiten- en binnenland in 1968 richten studenten in de meeste universiteitssteden in 1969 Studenten Werkgroepen Homoseksualiteit op. De overkoepelende Federatie (FSWH) houdt de eerste homodemonstratie op het binnenhof tegen artikel 248bis. In 1971 wordt dit artikel afgeschaft en in 1973 krijgt de vereniging 'Koninklijke Goedkeuring'. Onder invloed van de FSHW en de actiegroep Nieuw Lila gaat het C.O.C. een meer maatschappijkritische koers volgen. Dit komt ook tot uiting in de nieuwe naam: Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit COC. Buiten het COC ontstaan vrouwengroepen, als Paarse September en Purperen Mien. Als reactie hierop komen er binnen het COC zelfstandige vrouwengroepen. In de tweede helft van de jaren zeventig komen er allerlei groepen en acties binnen en buiten het COC: vanaf 1975 de Rooie Flikkers, in 1977 de Miami Nightmare als protest tegen de kruistocht in de VS van Anita Briant tegen homoseksualiteit, in 1979 de Roze Demonstratie in Roermond tegen bisschop Gijssen Vanaf 1983 gaat het COC zich meer bemoeien met de parlementaire politiek. Men stelt eisen aan de politiek in de nota 'Homoseksualiteit in het Overheidsbeleid' en laat een rapport verschijnen over discriminatie van lesbiennes en homoseksuele mannen 'Het topje van de ijsberg'. In 1985 manifesteren de Nederlandse lesbische vrouwen zich op de Internationale Vrouwenconferentie van deVN. Na twintig jaar discussie neem de Eerste Kamer in navolging van de Tweede Kamer in 1994 de Algemene Wet Gelijke Behandeling aan. Het COC heeft al die tijd voor deze wet gestreden die ook discriminatie op grond van seksuele voorkeur verbiedt. Helaas kent de wet tal van uitzonderingen. Bij bijvoorbeeld de pensioenfondsen en bij de bloedbanken (het geven van bloed) is er volgens het COC nog steeds sprake van discriminatie. Klagers kunnen zich melden bij de Commissie Gelijke Behandeling. In 1996 is er een felle discussie over de openstelling van het Burgerlijk Huwelijk en het daaraan gekoppelde recht tot adoptie voor homo- en lesbische paren. Het kabinet wil niet verder gaan de partnerregistratie. De Tweede Kamer is het hier niet mee eens. Toch wordt eerst de partnerregistratie ingevoerd. Maar in 2000 gaat het kabinet toch akkoord met de openstelling van het Burgerlijk Huwelijk voor mensen van hetzelfde geslacht. Vanaf april 2001 is dat mogelijk. Ondertussen is in 1999 het COC omgevormd tot een federale structuur waarbij de afdelingen zelfstandig worden en het landelijk COC een ondersteunende functie krijgt. Mede dankzij de inspanningen van het COC is de situatie rond homoseksualiteit heden ten dage niet te vergelijken met die van voor 1946. Het Homomonument in Amsterdam (1987) is een teken dat herinnert aan de onderdrukking van homoseksualiteit in het verleden. Het inspireert om te vechten tegen onderdrukking en vervolging. Het confronteert een ieder met het bestaan van homoseksualiteit, nadat dit eeuwenlang door de maatschappij weggestopt is.