Een stukje geschiedenis In Europa begon de geschiedenis van het onderwijs in de Griekse oudheid (1). Het onderwijs bestond toen uit drie algemene categorieën, te weten: lichaamsoefening, grammatica en muziek. Vanaf de vijfde eeuw voor Christus begon het schrift aan belang te winnen, in de wetenschap, literatuur en zakenwereld. Vanaf de vierde eeuw voor Christus breidde het onderwijs, door Griekse invloed, langzaam uit naar West-Europa dat voornamelijk in kloosters of andere geloofsinstellingen werd gegeven. Pas vanaf het begin van de negentiende eeuw is er in Nederland sprake van een landelijke regeling voor het lager onderwijs. Vanaf die tijd gingen verschillende leerpsychologen zich bezig houden met de vraag: “Hoe kan er het beste geleerd worden?” '20 - Behaviourisme Men dacht dat leerlingen van nature niet gemotiveerd waren om nieuwe dingen aan te leren. De leerlingen werden als passief gezien en moesten geactiveerd worden door de docent. Positief gedrag werd beloond door andere het geven van cijfers, krullen en stickers en negatief gedrag werd bestraft. De kennis die werd opgedaan moest gezien worden als de echte werkelijkheid. '60 - Cognitivisme De Gestalt-psychologen Barlett en Bruner hadden hun visie gericht op het denken, cognitie, als medium voor het leren. Nieuwe kennis en vaardigheden ontstaan volgens hen wanneer de leerling een beroep doet op zijn mentale verwerkingsprocessen om informatie of gedrag te leren. De aangeboden informatie wordt geïntegreerd in het kennisbestand waarover de leerling reeds beschikt. Huidige tijd - Constructivisme Het constructivisme is een aanvulling op de cognitivistische leertheorie, waarbij een verbinding wordt gemaakt tussen het proces van informatieverwerking, cognitie en het leergedrag. De leerling wordt gezien als een actieve actor in het leerproces. De leerlingen creëren zelf een situatie waarin ze de dingen op hun eigen manier leren en bouwen hun eigen kennis op. Leerlingen beschrijven hun eigen leerdoelen. Kennis wordt door de constructivisten gezien als een individueel en uniek bezit van ieder mens. Er bestaat buiten de mens een werkelijkheid die grenzen stelt aan wat we kunnen ervaren. De menselijke geest construeert zelf een structuur om de wereld te begrijpen en dit door middel van een continue interactie met deze wereld. De mens construeert dus zijn eigen werkelijkheid door van buitenaf aangeboden informatie te interpreteren en bewerken in samenhang met de aanwezige voorkennis en de verwachtingen en behoefte van de lerende. Wat en hoeveel een lerende leert hangt af van zijn eigen leerdoelen en verwachtingen. Kennis is vooral gebaseerd op sociale interactie. Daarom zijn discussie, samenwerken, onderhandelen en het 'delen' van betekenissen zo belangrijk. Naast formele kennis zoals logica en wiskunde is ook de subjectieve kennis van belang. Toekomst – Connectivisme Deze nieuwe leertheorie is in opmars. In de huidige wereld van vele nieuwe ontwikkelingen vraagt men om mensen die mee kunnen in deze hoge versnelling. Het ‘up-to-date’ blijven is de insteek van alle leeractiviteiten, ook wel levenslang leren genoemd. De termen knowhow en know-what worden vervangen door know-where: weten waar je bepaalde kennis kunt halen. Dat is de kern van deze nieuwe leertheorie. Constructivisme in de praktijk Het constructivisme krijgt anno 2010 steeds meer gestalte binnen het onderwijs. Hieronder drie redenen voor het constructivisme tegenover drie bezwaren tegen deze onderwijsvorm. Voordelen - Het constructivisme is een antwoord op de tekortkomingen in de meer traditionele manieren van lesgeven. Leerlingen bezitten teveel passieve kennis die onbenut blijft; De stimuli die docenten leerlingen geven zijn nooit toereikend om de betekenis van iets over te dragen. De leerling moet zelf opnieuw construeren en reconstrueren wat iets betekend. Het heeft zin om het leren zo te organiseren dat deze betekenis wordt meegenomen; - Uit psychologisch onderzoek blijkt dat actieve betrokkenheid van leerlingen tot beter onthouden en tot beter begrip leid, en tot beter gebruik van kennis. De sociale dimensie van leren blijkt vaak – maar niet altijd – het leren te stimuleren. Bezwaren - Constructivistische toepassingen kosten docenten meer tijd. Hierdoor komen docenten in tijdnood met het examenprogramma; - Tegenover leerlingen die door het constructivisme beter leren zijn er leerlingen die de lesstof fout aanleren. Veel docenten vinden dat leren ook moet leiden tot begrip van de beste theorieën die binnen de vakgebieden aanboden worden; - Constructivisme stelt hoge cognitieve eisen aan leerlingen. Niet alle leerlingen kunnen met die eisen even goed omgaan. Bovendien voelen zie zich soms gemanipuleerd. Dan zeggen ze: ”Waarom vertel je met niet gewoon wat ik moet leren in plaats van er zo’n groot geheim van te maken?” Die opmerking van leerlingen lijkt niet altijd onredelijk. Constructivisme is een veelbelovende onderwijsvorm. Toch denken wij dat ook deze vorm van onderwijs niet voor alle leerstof en alle leerlingen de meest aansluitende en volledige onderwijsvorm is. Wat bijvoorbeeld als er onvoldoende intrinsieke motivatie is? Of wanneer er onvoldoende cognitief vermogen is om zelfstandig informatie te koppelen aan al bestaande informatie of om betekenis aan die informatie toe te kennen? En zijn alle leerlingen in de adolescentiefase echt in staat om verantwoordelijk te zijn voor hun eigen leerproces? Belangrijk is de leerling in zijn/haar mogelijkheden en beperkingen als uitgangspunt te nemen. Werkt bij de leerling de aanpak van het constructivisme? Prima! Geeft dit niet het gewenste resultaat? Maak dan gebruik van iets anders. Het is niet de enige mogelijkheid. Het gaat erom dat de leerling groeit in zijn/haar ontwikkeling . Conclusie Er zijn veel goed onderbouwde argumenten aan te voeren die pleiten voor gebruik maken van het constructivisme binnen het onderwijs. Er zijn geen meetbare gegevens voor handen waaruit blijkt dat leerlingen beter scoren met het constructivisme ten opzichte van andere leervormen. Uit de literatuur maken wij echter wel op dat het constructivisme niet altijd en voor alle leerlingen de meest geschikte onderwijsvorm is. Wij vinden het dan ook belangrijk dat er oog is voor de individuele behoefte van de leerling. Daarnaast zijn wij van mening dat de docenten flexibel om moeten kunnen gaan met de verschillende onderwijsvormen. Als doel hebbende dat de leerlingen het onderwijs zo krijgen aangeboden dat zij de leerstof op kunnen pikken en dus ook daadwerkelijk leren.