Hoe operationaliseer je de geloofsontwikkeling

advertisement
Hoe operationaliseer je de
geloofsontwikkeling
Godsdienstdidactisch
Ontwikkelingspsychologisch
14 maart 2009
Godsdienstdidactische
operationalisering
 Leertheorieën
- wat is leren volgens welke theorie?
- welke leerstijlen zijn er?
 Godsdienstpedagogie en die theorieën
a. welke leertheorie past het beste bij
G-pedagogie?
b. Hoe pas je a. toe op leerprocessen
en motivatie in G-pedagogie?
Leerprocessen:
een complex
van verschillende elementen
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Biologische basis van leren
Psychologische aspecten
Theorieën over leren
Contexten van leren
Leerstijlen en vormen van leren
Motivatie
1. Biologische basis van leren:
Typen van geheugen
a. Sensorisch of onmiddellijk geheugen
b. Korte termijn – max. 15 sec. – STM
c. Lange termijn: ordelijk archiveren >
later terugvinden – ezelsbrug / “cue”
d. Prospective Memory: stuurt LTM aan,
individu bepaalt wat te onthouden en
waar de inhoud op te slaan
Belang van structuur en motivatie
Geheugen :
Structuur en Wisselwerkingen
2. Psychologische aspecten
 De ‘leerling’ structureert de info om
ze te onthouden en terug te vinden
 De ‘leraar’ / ‘school’ / het instituut’
wil duurzame verandering in gedrag,
zodat mensen gaan handelen naar
wat ze geleerd hebben
 Gevaar voor misbruik: indoctrinatie
 Ware doel: beter (over)leven
3. Vier theorieën over leren
A. Behaviorisme: stimulus > respons
B. Cognitivisme: verwerking van info tot
cognitieve structuren
C. Handelings psychologie :
verinnerlijking van materiële daden
D. Humanistische leertheorie:
zelfontplooiing > aansluiten bij
behoeften van individu
Processen bij leren verhelderd vanuit
diverse theorieën





Leren als associatie
Leren als constructie - belangrijkste
Leren als probleem oplossing
Leren als informatieverwerking
Leren als internalisatie van woorden
en handelingen
Leren als stimuleren van de volgende
haalbare stap – reciprocal teaching
Contructivisme – Piaget
 Zoeken naar stabiele organisatie van kennis
 Kennis wordt gradueel opgebouwd, cumulatief
 Wisselwerking tussen eisen van de omgeving
en de eigen structuren
 Geen overdracht van feiten en weetjes
 Kennis wordt altijd actief opgenomen
 Kennis is gereedschap om de werkelijkheid te
begrijpen en betekenis te geven
 De kennis moet steeds worden geconstrueerd,
anders geen deel van de betrokkene / wereld.
Concretisatie van constructivisme
 Betekenisvolle kennis< wisselwerking
ts informatie en pers. Referentiekader
 Omgeving reikt de bouwstenen aan,
op een gestructureerde manier en
rekening houdend met ontwikkeling
 Leerling maakt eigen bouwwerk
 Didactiek: leerling zelf sturend actief:
‘Probleem georiënteerd leren’.
4. Leercontexten
Bolhuis 1995
 Alledaags: onbewust, imitatie / identificatie
 Eigen beweging: weloverwogen, persoonlijk
 Botsing tussen culturen: het nieuw / vreemde
‘dwingt’ mij na te denken – positief: ervaring
rijker – negatief: racisme, xenofobie
 Kritisch leren: afleren, herzien van referentiekader, paradigmawisseling (Galileo)
 Noodgedwongen leren: bij ramp of cultuuromslag
 Georganiseerd leren: school, bedrijf,vereniging
5. Vormen van leren
Stapelen – zonder structuur
Onthouden – training van geheugen
Door toepassen – gericht op gebruik
Afleiden van betekenis: zoekt inzicht
en samenhang door plaatsing binnen
groter geheel
 Zelfontplooiing – ontwikkeling van de
eigen mogelijkheden.




Leerstijlen volgens Kolb
 Manier van leren hangt samen met de
persoonlijkheid
 Twee x 2 polen, loodrecht op elkaar
 Concreet ervaren <>
Abstract conceptualiseren
 Actief experimenteren <>
Reflectief observeren
 4 stijlen: Doener, Dromer, Beslisser,
Denker
Verschillende leerstijlen
volgens Kolb
Verwerking van informatie
Vijf strategieën





Reproductie: memoriseren
Analyse: opsplitsen: details
Relateren: verbanden leggen
Kritisch: argumenteren, meedenken
Concreet: verband met werkelijkheid
Reguleren van informatie
Drie stategieën
 Zelfsturing:
verzamelen info, zelfcontrole,
analyse van tekorten
 Externe sturing:
afhankelijk van docent
 Stuurloos:
geen strategie
Factoren die bijdragen aan (sterke)
leerstijl bij leerlingen
 Leeroriëntatie
prestatie, beroep, diploma, interesse
 Emoties en attributie:
aan wie schrijf je succes / falen toe?
 Eigen concept over wat leren is
 Doceer strategieën.
5. Factoren bij Motivatie
1. Hoe schat de leerling de eigen
bekwaamheid in?
2. Welke waarde kent de leerling toe
aan leren?
3. Hoe schat de leerling de eigen
kansen op succes in?
Formule: M = v · s
V = waarde die men hecht, S = Succes
dat men verwacht (tussen 0 en 1)
Leerconcept van G-pedagogie
 Didactische driehoek met 3 punten:
leerling, inhoud, vormer (leraar)
 De leerling is actief subject van leren
 De vormer geeft niet langer kennis,
maar bemiddelt de relevante kennis
naar de leerlingen – is dienstbaar
 Inhoud wordt bepaald door leerling
en vormer
Samengaan van constructivisme en
G-pedagogisch model Vloet
G-pedagogisch model
Constructivisme
Traditie
Explicatieve hypothese
Inhoud (bouwstenen)
Vormer (uitdagen en
Persoonlijke verificatie
Leerling (eigen huis
aandragen bouwstenen)
bouwen)
Referentiekader en verandering
 Gelovigen houden soms vast aan
oude beelden: lijden als straf God
 Hun referentiekader verhindert het
opnemen van nieuwe inzichten
 Hoe kun je als vormer de blokkade
wegnemen?
 Door de dieptestructuur zichtbaar te
maken en de behoeften die spelen
Blokkade wegnemen in 6 stappen
1. Uitdrukken van de spontane beelden en
voorstellingen
2. Kritisch bevragen van de uitdrukking
3. Conflict laten zien met andere beelden –
aanzet tot ander beeld
4. Nieuwe beeld laten verifiëren door een taak of
test
5. Nieuwe beeld persoonlijk laten uitdrukken
6. Terugkijken op gevolgde proces : inzicht
bieden in de verandering zelf
Download