De werkloosheidswet - Stichting van de Arbeid

advertisement
69 1,0
;i3^
DE
WERKLOOSHEIDSWET
DERDE
HERZIENE
DRUK
APRIL 1952
Uitgave van de
STICHTING
VAN D E N
Javastraat 2B
's-Gravenhage
ARBEID
DE
iWERKLOOSHElbsWET
DERDE
HERZIBNE
DRUK
A P R I L 1952
Uitgave van de
S T I C H T I N G VAN D E N A R B E I D
Javastraat 2B
's-Gravenhage i
VOORWOORD
Nu de Werkloosheidswet in het Staatsblad is
verschenen en de volledige inwerkingtreding van
deze wet binnen korte tijd kan worden verwacht,
meende het Bestuur van de Stichting van den Arbeid, dat het van belang was op overzichtelijke en
voor ieder begrijpelijke wijze in brochurevorm een
uiteenzetting te geven van de inhoud van deze wet,
die van zo grote betekenis is voor ons volksleven.
Het Bestuur van de Stichting van den Arbeid
mocht de Afdeling \Verkloosheidsverzekering en
Wachtgeldregelingen van het Ministerie van Sociale Zaken bereid vinden hiervoor op korte termijn een betrouwbare gids samen te stellen, die
hierbij de lezer wordt aangeboden.
November 1949
De vaststelling van de datum van invoering der
Wachtgeld- en Werkloosheidsverzekering op 1 Juli
1952 heeft nieuwe belangstelling voor deze brochure
gewekt, zodat een nieuwe druk noodzakelijk werd.
De tekst is door het Algemeen Werkloosheidsfonds
herzien en bijgewerkt.
April 1952
DE WERKLOOSHEIDSWET
Doelstelling.
De Werkloosheidswet heeft tot doel in de plaats
van de vnoegere vrijwillige werkloosheidsverzekering, die door de bezetter ten gronde is gericht, ten
bate van de arbeiders een algemeen verplichte verzekering in het leven te roepen tegen de geldelijke
gevolgen van onvrijwillige werkloosheid. Naast de
ongevallenverzekering, de ziekteverzekering, de
invaliditeits- en ouderdomsverzekering, de kinderbijslagverzekering en de regeling van het Ziekenfondsenbesluit vormt zij, als het ware, het sluitstuk
van onze sociale verzekering.
Vocm der
verzekering.
De wet onderscheidt tweeerlei verzekering, namelijk een wachtgeldverzekering en daarop aansluitend een werkloosheidsverzekering.
Hoe is de verhouding tussen deze beide verzekeringen?
Om deze vraag te beantwoorden, dient men te
bedenken, dat de werkloosheid van een werknemer
vaak van beperkte duur is. Er is in vele gevallen
slechts een korte periode van slapte te overbruggen
in het bedrijf (de bedrijfstak), waarin hij werkzaam
was. Tijdens die periode blijft de werknemer zich
aan het bedrijf verbonden gevoelen. In de regel zal
hij ook na afloop van zijn werkloosheid in dat
bedrijf terugkeren. Men kan met andere woorden
zeggen, dat hij, zo lang hij werkloos was, tot de
arbeidsreserve van die bepaalde bedrijfstak behoorde. Ook als de werkloosheid wat langer duurt,
zal tirouwens in de eerste tijd in het algemeen nog
een band met een bepaalde bedrijfstak aanwezig zijn.
In verband hiermede luidt nu de wet aldus, dat
een werknemer, die werkloos wordt, in de regel
begint met een aantal weken uitkering te trekken
krachtens de wachtgeldverzekering. Dit is dan de
tijd, waarin hij geacht kan worden tot de arbeidsreserve van een bepaalde bedrijfstak te behoren.
Daarna zal de band met die bedrijfstak echter losser worden, terwijl er ook personen zijn (b.v. vele
losse arbeiders) die van de aanvang af niet tot een
bepaalde bedrijfstak kunnen worden gerekend.
Voor deze gevallen is de werkloosheidsverzekering
bestemd. Men kan ook zeggen, dat krachtens deze
verzekering uitkering wordt gegeven aan hen, die
tot de algemene arbeidsreserve behoren.
Wie onder de verzekering .vallen.
Onder de werking der wet valt in beginsel ieder,
die in Nederland in loondienst werkzaam is. Is de
werknemer in loondienst werkzaam buiten Nederland, doch in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever, dan valt hij ook onder de wet,
mits hij in Nederland woont of als schipper of
schepeling dienst doet op een vaartuig, dat in de
regel naar Nederland terugkeert.
Verder behoren nog tot de kring van verzekerden:
a. zij, die persoonlijk in aangenomen werk ten
behoeve van een ander arbeid verrichten en ten
aanzien van wie door het bestuur der Rijksverzekeringsbank niet is beslist, dat zij in de zin
der Ongevallenwet 1921 of der Land-en Tuinbouwongevallenwet 1922 in een onderneming
een verzekeringsplichtig bedrijf uitoefenen;
b. zij, die de onder a. bedoelde personen bij het
verrichten van de arbeid bijstaan;
c. zij, die als leider of lid van een orkest optreden,
voor zover het bestuur der Rijksverzekeringsbank niet heeft beslist, dat de leider van het
orkest zelfstandig een verzekeringsplichtig
bedrijf in de zin der Ongevallenwet 1921
uitoefent;
d. provisiereizigers e.d., die voor een onderneming
optreden en wier functie tevens hoofdberoep is;
e. thuiswerkers, alsmede de personen die hen helpen, echter beperkt tot bij algemene maatregel
van bestuur aangegeven gevallen;
f. de D.U.W.-arbeiders, met uitzondering van
enkele door de Minister van Sociale Zaken en.
Volksgezondheid aan te wijzen groepen;
g. deelvissers, die in dienst van een ander werkzaam zijn.
Uit het vorenstaande volgt, dat de zogenaamde
kleine zelfstandigen niet onder de Werkloosheidswet vallen.
Buiten de kring der verzekerden vallen:
a. ambtenaren volgens de Ambtenarenwet 1929;
b . , het personeel van het bijzonder onderwijs, voor
hetwelk een wachtgeldregeling is getroffen,
welke niet minder gunstig is dan die voor de
ambtenaren;
c. bepaalde groepen van personen, in dienst van
de overheid of daarmede op een lijn te stellen
lichamen, indien voor deze groepen een afzonderlijke regeling voor uitkering bij werkloosheid
geldt. Die regeling moet dan echter door de
overheid zijn vastgesteld of goedgekeurd, terwijl zij niet minder gunstig mag zijn dan de
regeling van de Werkloosheidswet.
Arbeidscontractanten zijn geen ambtenaren in
de zin der Ambtenarenwet 1929 en vallen dus
onder de wet, doch zij kunnen uitgezonderd
zijn als het hierboven onder c. vermelde van
toepassing is;
d. huispersoneel in de huishoudinq van natuurlijke
personen;
e. degenen, wier overeengekomen vast loon in
geld, verdiend in loondienst van een of meer
werkgevers, meer bedraagt dan f 6.000,^ per
jaar. Daarbij wordt het over gedeelten van een
jaar overeengekomen vast loon in geld tot jaarloon herleid. Indien de overeenkomst is gesloten
voor een of meer weken, wordt een jaar gerekend op 50 weken;
f. zij, die alleen in buitengewone gevallen gedurende korte tijd in loondienst arbeiden;
g. zij, die in loondienst alleen werkzaamheden verrichten van bijkomstige aard;
h. personenvan 65 jaar en ouder.
Wie van de in de wet gestelde
kiinnen worden vrijgesteld.
verplichtingen
Sommige personen hebben gemoedsbezwaren
tegen elke vorm van verzekering. Ook in deze wet
is daarmede rekening gehouden. Zulke personen,
zowel werkgevers als werknemers, kunnen onder
zekere voorwaarden worden vrijgesteld van de
verplichtingen, die de Werkloosheidswet oplegt.
De werkgever, die van premiebetaling is vrijgesteld,
moet echter een overeenkomstig bedrag aan inkomstenbelasting betalen. De werknemers van een dergelijke werkgever dienen zelf de door hen verschuldigde premie aan de betrokken bedrijfsvereniging
te betalen. Hierop dient wel gelet te worden, want
onder normale omstandigheden betaalt de werkgever zowel de premie van hemzelf als die van de
werknemers. Is een werknemer wegens gemoedsbezwaren van premiebetaling vrijgesteld, dan is
zijn werkgever niettemin de werkgeverspremie aan
de bedrijfsvereniging verschuldigd. Overigens
wordt deze materie nader geregeld in een algemene
maatregel van bestuur.
Welke organen de verzekeringen
uitvoeren.
De wachtgeld- en de.werkloosheidsverzekering
worden uitgevoerd door bedrijfsverenigingen en
8
een Algemeen Werkloosheidsfonds. De besturen
van deze organen bestaan uit vertegenwoordigers
van werkgevers en werknemers en voor zover het
Algemeen Werkloosheidsfonds betreft ook van het
Rijk. Ter uitvoering van de ziekteverzekering bestaan ook reeds bedrijfsverenigingen. Toch zijn de
bedrijfsverenigingen bedoeld in de Werkloosheidswet van een ander karakter. Bij de uitvoering van
b.v. de ziekteverzekering is de werkgever niet verplicht zich aan te sluiten bij een bedrijfsvereniging;
hij kan zich ook aansluiten bij de ziekenkas van
een Raad van Arbeid. Ingevolge de Werkloosheidswet echter zijn de werkgevers van rechtswege,
dus automatisch, bij een bepaalde bedrijfsvereniging aangesloten; de Raden van Arbeid zijn in deze
wet niet ingeschakeld.
Voor de uitvoering van de wachtgeldverzekering
vormt elke bedrijfsvereniging een wachtgeldfonds.
waaruit de uitkeringen (de wachtgelden) worden
betaald. De uitkeringen krachtens de werkloosheidsverzekering worden bekostigd uit het Algemeen Werkloosheidsfonds. De uitvoering van deze
verzekering wordt echter in hoofdzaak eveneens in
handen van de bedrijfsverenigingen gelegd. Het
bestuur van het Algemeen Werkloosheidsfonds
geeft hiervoor slechts algemene aanwijzingen, terwijl het verder toezicht houdt op de uitvoering van
beide verzekeringen.
Indeling van het bedrij[s~ en
beroepsleven.
Elke bedrijfsvereniging voert de verzekering uit
voor een bepaald onderdeel van het bedrijfsleven;
in beginsel zal voor elk belangrijk onderdeel van
het bedrijfsleven een eigen bedrijfsvereniging kunnen worden opgericht (z.g. vakbedrijfsvereniging).
Daarnaast zal een restorgaan, de z.g. algemene
bedrijfsvereniging, de verzekering uitvoeren voor
die onderdelen van het bedrijfsleven, waarvoor om
een of andere reden geen afzonderlijke bedrijfsvereniging is opgericht.
De uitvoering der verzekering door bedrijfsverenigingen vereist, dat het bedrijfs- en beroepsleven
in onderdelen wordt ingedeeld. Deze taak heeft de
wet aan de Minister van Sociale Zaken opgedragen. 'De indeling is vastgesteld bij ministeriele
beschikking van 31 Decemlber 1949. De daanbij behorende bijlage (welke in deze uitsluitend van belang is) is laatstelijik vastgesteld bij ibeschikking van
de Staatssecretaris van Sociale Za'ken van 4 Maart
1952 (Nederlandse Staatscourant van 14 Maart
1952; nr. 53). Hiei^bij is zo goed mogelijk aangegeven, welke lOndernemingen tot elk onderdeel van
het bedrijfsleven gerekend kunnen worden.
Elke werkgever kan door het raadplegen van
bedoelde indeling nagaan, bij. welke bedrijfsvereniging hij ten behoeve van zijn werknemers voor de
uitvoering dezer verzekering is aangesloten.
Aanmeldingsplicht foor de werkgever.
Elke bedrijfsvereniging dient natuurlijk te weten,
welke werkgevers bij haar zijn aangesloten. Met
het oog hierop dient een werkgever, zodra hij door
het raadplegen van de indeling van het bedrijfsleven weet, bij welke bedrijfsvereniging hij is aangesloten, daarvan bij dievereniging aangifte te doen,
De vraag kan nu rijzen, bij welke bedrijfsvereniging een werkgever is aangesloten, die een
gemengd bedrijf heeft, d.w.z. een bedrijf, waar
werkzaamheden worden verricht, die tot verschillende onderdelen van het bedrijfsleven behoren. De
wet heeft dit aldus opgelost, dat in een dergelijk
geval die werkzaamheden de doorslag geven, waarvoor in de regel het grootste bedrag aan loon wordt
betaald. De werkgever dient zich dus aan te melden
bij die bedrijfsvereniging, welke ingevolge de door
de Minister gegeven indeling van het bedrijfs- en
beroepsleven de verzekering uitvoert voor de werknemers, die zich met bedoelde werkzaamheden
bezighouden.
Nu kan deze oplossing ook wel eenS bezwaar opleveren. In een gemengd bedrijf met geheel van
10
elkaar afwijkende onderdelen (b.v. metaalbedrijf
en houtbedrijf) zouden, indicn voor het metaalbedrijf het meeste verloond wordt, dus ook de
werknemers van het houtbedrijf onder de bedrijfsvereniging voor de metaahndustrie vallen, hoewel
zij naar de aard van hun werkzaamheden bij de
bedrijfsvereniging voor het houtbedrijf behoren.
De wet heeft daarom voor de werkgever de mogelijkheid geschapen, dat hij in een dergelijk geval
voor het houtbedrijf bij de daarvoor ingestelde
bedrijfsvereniging is aangesloten. Hiertoe moet de
werkgever een verzoek richten aan het bestuur van
het Algemeen Werkloosheidsfonds, hetwelk op dit
soort verzoeken beslist. De werkgever is, indien
het verzoek wordt ingewilligd, derhalve bij twee
bedrijfsverenigingen aangesloten en hij moet zich
dan ook bij elk dezer verenigingen aanmelden.
Zodra een werkgever om een of andere reden
ophoudt bij een bedrijfsvereniging aangesloten te
zijn, dient hij daarvan eveneens aangifte te doen.
In welk geval wordt tiitgekeerd.
Uitkering ingevolge de Werkloosheidswet wordt
verstrekt, wanneer een werknemer onvrijwillig
werkloos is.
Voorivaarden voor uitkering.
a.
Wachtgeldverzekering.
Aanspraak op wachtgeld ontstaat in het algemeen eerst, indien de werknemer in de 12 maanden,
die aan het intreden van zijn werkloosheid onmiddellijk voorafgaan, tenminste 156 dagen als
werknemer heeft gewerkt in dienst van een of meer
werkgevers, die zijn aangesloten bij de bedrijfsvereniging, waarbij zijn laatste werkgever is aangesloten.
Verkrijgt b.v. een timmerman met ingang van
1 November 1952 ontslag bij een werkgever in het
bouwbedrijf en is voor het bouwbedrijf een bedrijfsvereniging erkend, dan moet deze timmerman, om
aanspraak op wachtgeld te kunnen maken, in het
tijdvak 1 November 1951 t/m 31 October 1952 ten
11
minste 156 dagen hebben gewerkt in dienst van
een of meer werkgevers in het bouwbedrijf.
Bij elke nieuwe werkloosheidsperiode moet, indien nog niet het maximum-aantal dagen wachtgeld werd genoten, weer worden bezien, of in de
12 maanden, aan deze nieuwe periode onmiddellijk
voorafgaande, aan de voorwaarde van 156 dagen
werken werd voldaan.
Een werknemer, die over een of meer dagen
uitkering krachtens de
werkloosheidsverzekering
heeft genoten, heeft eerst opnieuw recht op w^achtgeld, indien hij:
a. heeft voldaan aan bovenvermelde eis van 156
dagen werken en
b. van deze 156 dagen 78 heeft gewerkt na de
laatste dag, waarover uitkering krachtens de
werkloosheidsverzekering werd genoten.
b.
Werkloosheidsverzekering.
Aanspraak op uitkering krachtens de werkloosheidsverzekering kan ontstaan, nadat een -werknemer in de periode van 12 maanden, aan het intreden van zijn werkloosheid onmiddellijk voorafgaande, ten minste 78 dagen als werknemer in de
zin dcr wet heeft gewerkt.
In dit geval geldt dus niet de eis, dat de arbeid
in een bepaald onderdeel van het bedrijfsleven is
verricht; arbeid in alle onderdelen van het bedrijfsleven kan worden medegeteld.
Indien een werknemer over het maximum aantal
dagen uitkering krachtens de wachtgeld- en w^erkloosheidsverzekering tezamen heeft genoten, kan
eerst weer aanspraak op de uitkering krachtens de
werkloosheidsverzekering worden gemaakt, indien hij:
a. voldoet aan de eis van 78 dagen werken, hierboven bedoeld en
b. na de laatste dag van bovenbedoelde uitkering
tenminste 39 dagen als werknemer in' de zin
der wet heeft gewerkt.
In de gevallen, waarin op grond van de gestelde
12
eisen geen aanspraak op wachtgeld kan worden
gemaakt, dient te worden nagegaan, of wel aanspraak bestaat op uitkering krachtens de werkloosheidsverzekering. Kan een werknemer ook op deze
laatste uitkering geen recht doen gelden, dan is hij
aangewezen op de geheel van de overheid uitgaande sociale bijstandsregeling.
Dmtr der uitkering.
De uitkering wordt verstrekt per uitkeringsjaar
en bedraagt in de regel 126 dagen in zulk een
uitkeringsjaar.
Onder uitkeringsjaar verstaat men een periode
van 12 maanden, die aanvangt met ingang van de
eerste dag, waarover uitkering wordt toegekend;
na afloop daarvan vangt op de eerste dag, waarover opnieuw uitkering wordt toegekend, een nieuw
uitkeringsjaar aan.
In de regel wordt over de eerste 48 dagen van
werkloosheid uitkering krachtens de wachtgeldverzekering verstrekt. Duurt de werkloosheid voort,
dan wordt over de volgende 78 dagen uitgekeerd
ingevolge de werkloosheidsverzekecing.
Het aantal dagen wachtgelduitkering kan ook
hoger dan 48 worden gesteld wanneer, ter beoordeling van het bestuur der bedrijfsvereniging en
behoudens hogere goedkeuring, de financiele toestand van het wachtgeldfonds dit mogelijk maakt.
Is dit het geval, dan wordt het algemeen geldende
maximum aantal van 126 eveneens verhoogd en
wel met zoveel dagen als het aantal dagen, waarover wachtgeld werd genoten, meer dan 48 bedraagt.
De volgende voorbeelden mogen een en ander
verduidelijken.
1. Een werkloze werknemer kan aanspraak doen
gelden op wachtgelduitkering. Het aantal
wachtgelddagen is door de betrokken bedrijfsvereniging gesteld op 48 (het wettelijk minimum-aantal). Na bij deze verzekering te zijn
,,uitgetrokken", duurt zijn werkloosheid nog
13
voort. Hij ontvangt nu 78 dagen uitkering
krachtens de werkloosheidsverzekering. In
totaal ontvangt hij derhalve over 126 dagen
uitkering in dat uitkeringsjaar.
Een werknemer ontvangt over 30 dagen wachtgeld, waarna hij gaat werken. Bij hernieuwde
werkloosheid kan hij, indien hij dan niet aan de
eis van 156 dagen werken in de voorafgegane
12 maanden voldoet, geen aanspraak meer op
wachtgeld doen gelden, echter wel op uitkering
ingevolge de werkloosheidsverzekering. Is hij
nu tenminste 16 weken achtereen werkloos, dan
heeft hij recht op 96 dagen uitkering (126—30).
In totaal ontvangt hij dus in het uitkeringsjaar
126 dagen uitkering.
Een bedrijfsvereniging heeft het aantal dagen
uitkering voor de wachtgeldverzekering bij haar
reglement gesteld op 60. Een werkloze werknemer ontvangt van deze bedrijfsvereniging 30
dagen wachtgeld. Zijn geval ligt eveneens zodanig, dat hij bij hernieuwde werkloosheid in
verband met de desbetreffende bepalingen
geen recht meer op wachtgeld kan doen gelden. Het aantal dagen uitkering, waarop hij
eventueel aanspraak kan maken krachtens de
werkloosheidsverzekering, bedraagt over het
uitkeringsjaar ook in dit geval 96 (126-30).
Een andere werkloze werknemer heeft van de
bedrijfsvereniging, onder 3 bedoeld, 54 dagen
wachtgeld ontvangen, dus 6 meer dan het wettelijk. minimum-aantal van 48. Om de zelfde
reden als in de beide vorige gevallen heeft ook
hij bij hernieuwde werkloosheid geen aanspraak
meer op wachtgeld. Aangezien het totale aantal
dagen uitkering in het lopende uitkeringsjaar
voor hem 126 plus 6 is 132 bedraagt, kan hij nog
aanspraak doen gelden op 78 dagen uitkering
krachtens de werkloosheidsverzekering.
Een werknemer komt niet in aanmerking voor
wachtgeld, echter wel voor uitkering krachtens
de werkloosheidsverzekering. Het aantal dagen,
14
waarop aanspraak kan worden gemaakt,
draagt dan per uitkeringsjaar 126, zulks
geacht het aantal dagen, waarop volgens
reglement van de bedrijfsvereniging recht
wachtgeld zou hebben bestaan.
beonhet
op
Na het verstrijken van een uitkeringsjaar behoeft
ter bepaling van het aantal uitkeringsdagen in het
daaropvolgende uitkeringsjaar geen rekening meer
te worden gehouden met het aantal dagen uitkering, in een vorig uitkeringsjaar genoten.
Bedrag dec uitkering.
De uitkering bedraagt, zowel voor de wachtgeldverzekering als voor de werkloosheidsverzekering,
80 % voor gehuwde mannen, gehuwde vrouwelijke kostwinners en ongehuwde mannelijke
of vrouwelijke kostwinners;
70% voor ongehuwden, niet-kostwinners, van 18
jaren en ouder, die niet bij hun ouders inwonen en
60 % voor de overige werknemers
van het wettelijk dagloon, met dien verstande
evenwel, dat de bedrijfsverenigingen genoemde
percentages voor de wachtgeldverzekering
hoger
kunnen stellen, een en ander onder het reeds vroeger gemaakte voorbehoud.
Op welke wijze de uitkering wordt
verstrekt.
De uitkeringen, zowel voor de wachtgeld- als
voor de werkloosheidsverzekering, worden verstrekt door de erkende bedrijfsverenigingen.
Ter verkrijging van deze uitkeringen moet de
werknemer, die daarop aanspraak meent te kunnen
maken, bij de betrokken bedrijfsvereniging een verzoek indienen, Welke bedrijfsvereniging dit is en
waar deze gevestigd is, kan de werknemer lezen op
een kaart, die de werkgever verplicht is op te hangen op een plaats, die voor de werknemer vrij
toegankelijk is.
15
Wanneer het recht op uitkering vetvalt.
Indien het verzoek om uitkering niet binnen 90
dagen na het intreden der werklooslieid is ingediend, vervalt de aanspraak daarop.
Een toegekende uitkering vervalt, indien deze
niet binnen 90 dagen na de eerste dag der betaalbaarstelling is ingevorderd.
Gevallen, waarin geen uitkering wordt verstrekt.
1. Nu voor het verkrijgen van wachtgeld- of
werkloosheidsuitkering de voorwaarde van een
bepaald aantal dagen werken is gesteld, is het
duidelijk, dat geen uitkering mag worden verstrekt, indien men aan deze voorwaarde niet
voldoet. Evenmin krijgt de werknemer uitkering, indien hij niet voldoet aan de andere
voorschriften, welke voor hem gelden op
grond van de wet of van de krachtens de wet
gemaakte uitvoeringsbepalingen.
In de Werkloosheidswet is ook aan het orgaan
der openbare arbeidsbemiddeling (het arbeidsbureau) een taak gegeven, aangezien het vanzelfsprekend in het bdang van de werknemer is, dat
hij zo spoedig mogelijk weer aan het werk kan
gaan. Ook de werknemer zelf zal hieraan dienen
mede te werken. Vandaar dat geen uitkering wordt
verstrekt in de volgende gevallen:
2. indien de werknemer zich tijderis zijn werkloosheid niet volgens de voorgeschreven regelen bij het arbeidsbureau (of een bijkantoor)
als werkzoekende heeft doen inschrijven;
3. indien de werknemer zonder gegronde redenen nalaat te voldoen aan een oproeping om
op het arbeidsbureau (of een 'bijkantoor daarvan) te verschijnen;
4. indien de werknemer zonder gegronde redenen niet medewerkt aan een voor hem gewenst
medisch, psychologisch of psychotechnisch
onderzoek;
16
5. indien de werknemer zonder gegronde redenen niet deelneemt aan een voor hem gewenste
opleiding of scholing of, hoewel daaraan deelnemende, niet genoegzaam medewerkt tot het
bereiken van een gunstig resultaat;
6. indien de werknemer geacfit moet worden
werkloos te zijn of te blijven, doordat hij in
onvoldoende mate tracht arbeid te verkrijgen;
7. indien de werknemer nalaat passende arbeid
te aanvaarden;
8. indien de werknemer door eigen schuld of
eigen toedoen geen arbeid verkrijgt of behoudt.
Verder wordt geen uitkering verstrekt:
9. aan de werknemer, die werkloos is tengevolge
van werkstaking of uitsluiting, tenzij liet bestuur van de bedrijfsvereniging, onder goedkeuring van het bestuur van het Algemeen
Werkloosheidsfonds, anders beslist;
10. aan de werknemer, wiens lichamelijke of geestelijke gesteldheid hem ongeschikt of nagenoeg ongeschikt maakt tot het verrichten van
arbeid;
11. aan de werknemer, die vacantie geniet;
12. aan de werknemer, die buiten Nederland
woont of verblijf houdt;
13. aan de werknemer, die zich in militaire dienst
bevindt;
14. aan de w^erknemer, die rechtens van zijn vrijheid is beroofd;
15. over de voor de werknemer normale rustdag
of rustdagen;
16. over nationale of algemeen erkende Christelijke feestdagen of over kerkelijke feestdagen,
die algemeen als zodanig worden gevierd.
Valt een dergelijke feestdag in een periode
van werkloosheid, dan wordt over zo'n dag
(mits niet met de normale rustdag samenvallende) wel uitkering verstrekt.
17
Korting op de
uitkeringen.
De uitkeringsreglementen zullen nadere regelen
bevatten omtrent de vermindering of inhouding van
de uitkeringen in verband met door de werknemer
persoonlijk in een bepaalde periode genoten inkomsten.
Verplichting tot inschrijving bij het arbeidsbureau.
Het is duidelijk, dat het zowel in het bclang van
de werknemer als in het algemeen belang is, dat
zijn werkloosheid zo spoedig mogelijk eindigt.
Dientengevolge moet een werkloze werknemer zich
volgens de voorgeschreven regelen doen inschrijven bij het orgaan der openbare arbeidsbemiddeling, d.w.z. bij het gewestelijk arbeidsbureau of een
bijkantoor daarvan.
Een werknemer zal passende arbeid, welke hem
door het arbeidsbureau wordt aangeboden, dienen
te aanvaarden. Bij weigering loopt hij grote kans,
dat hij van de bedrijfsvereniging a^en uitkering
ontvangt. Natuurlijk kan dergelijke aibeid ook door
het bestuur der bedrijfsvereniging worden aangeboden, terwijl de werknemer vanzelfsprekend ook
zelf alles zal moeten doen om zo spoedig mogelijk
arbeid te verkrijgen.
Hpe de kosten worden bestreden.
De kosten, zowel van de wachtgeldverzekering
als van de werkloosheidsverzekering, worden bestreden uit gelden, welke door middel van premieheffing bijeen worden gebracht.
De premien worden vastgesteld op een bepaald
percentage van het loon, dat de werknemer van de
werkgever ontvangt (hierin is de kinderbijslag niet
begrepen). Zij worden, met uitzondering van de
door het Rijk verschiildigde bedragen, geind door
de bedrijfsverenigingen.
De premie, die door de werkgevers en de werknemers moet worden opgebracht, bestaat feitelijk
uit twee delen.
18
Het ene deel is bestemd voor de wachtgeldverzekering. Hoe groot dit deel zal zijn, wordt bepaald door het bestuur der bedrijfsvereniging. Elke
bedrijfsvereniging stelt haar eigen premie voor de
wachtgeldverzekering vast, zodat het kan voorkomen, dat werkgevers en werknemers, die onder
verschillende bedrijfsverenigingen ressorteren, ook
verschillende premies betalen.
Het andere deel is bestemd voor de werkloosheidsverzekering. Hoe groot dit deel zal zijn wordt
bepaald door de minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid, na overleg met het bestuur van
het Algemeen Werkloosheidsfonds. Maar dit deel
is voor alle werkgevers en werknemers even hoog,
bij welke bedrijfsvereniging men ookisaangesloten.
Door wie de hasten worden
gedragen.
De kosten van de wachtgeldverzekering, waaronder alle uitgaven verstaan dienen te worden, derhalve zowel uitkeringen als administratiekosten,
worden gedragen door de werkgevers en de werknemers en wel door beide partijen voor de helft.
De aan de werkloosheidsverzekering verbonden
kosten worden gedragen door de werkgevers, de
werknemers en het Rijk in dier voege, dat door
de werkgevers en de werknemers beide 34 ^^^^ ^^
door het Rijk de helft wordt betaald.
Het door de werknemer verschuldigde aandeel
in de kosten wordt door de werkgever aan de bedrijfsvereniging betaald. Deze houdt dit aandeel
wekelijks van het loon van de werknemer af.
Bij niet-tijdige betaling der premie wordt aan de
werkgever een aanmaning gezonden, waarvoor 25
cent verschuldigd is. Volgt binnen 10 dagen nog
geen betaling, dan kunnen premie en aanmaningskosten bij dwangbevel worden ingevorderd.
fieroep.
Zowel voor de werknemer als voor de werkgever
bestaat de mogelijkheid bij een scheidsgerecht, in19
gesteld door de bedrijfsvereniging, in beroep te
komen van een beslissing van het bestuur ener
bedrijfsvereniging.
W a t de werkgever aangaat, meet een dergelijke
beslissing dan betrekking hebben op de verschuldigde premie.
De werknemer kan in beroep komen tegen een
beslissing, welke betrekking heeft op het recht op
een uitkering. In vele gevallen bestaat voor de
werknemer nog de mogelijkheid om van de uitspraak van het Scheidsgerecht in hoger beroep te
gaan bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens het genieten van een uitkering blijft de
werknemer verzekerd ingevolge de Invaliditeitswet,
de Kinderbijslagwet, de Ziektewet en het Ziekenfondsenbesluit.
De werknemer, die wachtgeld- of werkloosheidsuitkering geniet, blijft verzekerd volgens bovengenoemde regelingen. Voorzover de werknemer
ingevolge deze regelingen een premie moet betalen,
wordt deze door de bedrijfsvereniging, welke voor
de uitvoering van de regelingen als werkgever
wordt beschouwd, van de uitkering afgehouden.
Slotopmerkingen.
Met ingang van 1 November 1949 zijn die artikelen in werking gesteld, welke betrekking hebben
op de uitvoeringsorganen, nl. het Algemeen W e r k loosheidsfonds en de bedrijfsverenigingen. De
overige artikelen zullen op 1 Juli 1952 in werking
treden
20
Download