69 1,0 ;i3^ DE WERKLOOSHEIDSWET DERDE HERZIENE DRUK APRIL 1952 Uitgave van de STICHTING VAN D E N Javastraat 2B 's-Gravenhage ARBEID DE iWERKLOOSHElbsWET DERDE HERZIBNE DRUK A P R I L 1952 Uitgave van de S T I C H T I N G VAN D E N A R B E I D Javastraat 2B 's-Gravenhage i VOORWOORD Nu de Werkloosheidswet in het Staatsblad is verschenen en de volledige inwerkingtreding van deze wet binnen korte tijd kan worden verwacht, meende het Bestuur van de Stichting van den Arbeid, dat het van belang was op overzichtelijke en voor ieder begrijpelijke wijze in brochurevorm een uiteenzetting te geven van de inhoud van deze wet, die van zo grote betekenis is voor ons volksleven. Het Bestuur van de Stichting van den Arbeid mocht de Afdeling \Verkloosheidsverzekering en Wachtgeldregelingen van het Ministerie van Sociale Zaken bereid vinden hiervoor op korte termijn een betrouwbare gids samen te stellen, die hierbij de lezer wordt aangeboden. November 1949 De vaststelling van de datum van invoering der Wachtgeld- en Werkloosheidsverzekering op 1 Juli 1952 heeft nieuwe belangstelling voor deze brochure gewekt, zodat een nieuwe druk noodzakelijk werd. De tekst is door het Algemeen Werkloosheidsfonds herzien en bijgewerkt. April 1952 DE WERKLOOSHEIDSWET Doelstelling. De Werkloosheidswet heeft tot doel in de plaats van de vnoegere vrijwillige werkloosheidsverzekering, die door de bezetter ten gronde is gericht, ten bate van de arbeiders een algemeen verplichte verzekering in het leven te roepen tegen de geldelijke gevolgen van onvrijwillige werkloosheid. Naast de ongevallenverzekering, de ziekteverzekering, de invaliditeits- en ouderdomsverzekering, de kinderbijslagverzekering en de regeling van het Ziekenfondsenbesluit vormt zij, als het ware, het sluitstuk van onze sociale verzekering. Vocm der verzekering. De wet onderscheidt tweeerlei verzekering, namelijk een wachtgeldverzekering en daarop aansluitend een werkloosheidsverzekering. Hoe is de verhouding tussen deze beide verzekeringen? Om deze vraag te beantwoorden, dient men te bedenken, dat de werkloosheid van een werknemer vaak van beperkte duur is. Er is in vele gevallen slechts een korte periode van slapte te overbruggen in het bedrijf (de bedrijfstak), waarin hij werkzaam was. Tijdens die periode blijft de werknemer zich aan het bedrijf verbonden gevoelen. In de regel zal hij ook na afloop van zijn werkloosheid in dat bedrijf terugkeren. Men kan met andere woorden zeggen, dat hij, zo lang hij werkloos was, tot de arbeidsreserve van die bepaalde bedrijfstak behoorde. Ook als de werkloosheid wat langer duurt, zal tirouwens in de eerste tijd in het algemeen nog een band met een bepaalde bedrijfstak aanwezig zijn. In verband hiermede luidt nu de wet aldus, dat een werknemer, die werkloos wordt, in de regel begint met een aantal weken uitkering te trekken krachtens de wachtgeldverzekering. Dit is dan de tijd, waarin hij geacht kan worden tot de arbeidsreserve van een bepaalde bedrijfstak te behoren. Daarna zal de band met die bedrijfstak echter losser worden, terwijl er ook personen zijn (b.v. vele losse arbeiders) die van de aanvang af niet tot een bepaalde bedrijfstak kunnen worden gerekend. Voor deze gevallen is de werkloosheidsverzekering bestemd. Men kan ook zeggen, dat krachtens deze verzekering uitkering wordt gegeven aan hen, die tot de algemene arbeidsreserve behoren. Wie onder de verzekering .vallen. Onder de werking der wet valt in beginsel ieder, die in Nederland in loondienst werkzaam is. Is de werknemer in loondienst werkzaam buiten Nederland, doch in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever, dan valt hij ook onder de wet, mits hij in Nederland woont of als schipper of schepeling dienst doet op een vaartuig, dat in de regel naar Nederland terugkeert. Verder behoren nog tot de kring van verzekerden: a. zij, die persoonlijk in aangenomen werk ten behoeve van een ander arbeid verrichten en ten aanzien van wie door het bestuur der Rijksverzekeringsbank niet is beslist, dat zij in de zin der Ongevallenwet 1921 of der Land-en Tuinbouwongevallenwet 1922 in een onderneming een verzekeringsplichtig bedrijf uitoefenen; b. zij, die de onder a. bedoelde personen bij het verrichten van de arbeid bijstaan; c. zij, die als leider of lid van een orkest optreden, voor zover het bestuur der Rijksverzekeringsbank niet heeft beslist, dat de leider van het orkest zelfstandig een verzekeringsplichtig bedrijf in de zin der Ongevallenwet 1921 uitoefent; d. provisiereizigers e.d., die voor een onderneming optreden en wier functie tevens hoofdberoep is; e. thuiswerkers, alsmede de personen die hen helpen, echter beperkt tot bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen; f. de D.U.W.-arbeiders, met uitzondering van enkele door de Minister van Sociale Zaken en. Volksgezondheid aan te wijzen groepen; g. deelvissers, die in dienst van een ander werkzaam zijn. Uit het vorenstaande volgt, dat de zogenaamde kleine zelfstandigen niet onder de Werkloosheidswet vallen. Buiten de kring der verzekerden vallen: a. ambtenaren volgens de Ambtenarenwet 1929; b . , het personeel van het bijzonder onderwijs, voor hetwelk een wachtgeldregeling is getroffen, welke niet minder gunstig is dan die voor de ambtenaren; c. bepaalde groepen van personen, in dienst van de overheid of daarmede op een lijn te stellen lichamen, indien voor deze groepen een afzonderlijke regeling voor uitkering bij werkloosheid geldt. Die regeling moet dan echter door de overheid zijn vastgesteld of goedgekeurd, terwijl zij niet minder gunstig mag zijn dan de regeling van de Werkloosheidswet. Arbeidscontractanten zijn geen ambtenaren in de zin der Ambtenarenwet 1929 en vallen dus onder de wet, doch zij kunnen uitgezonderd zijn als het hierboven onder c. vermelde van toepassing is; d. huispersoneel in de huishoudinq van natuurlijke personen; e. degenen, wier overeengekomen vast loon in geld, verdiend in loondienst van een of meer werkgevers, meer bedraagt dan f 6.000,^ per jaar. Daarbij wordt het over gedeelten van een jaar overeengekomen vast loon in geld tot jaarloon herleid. Indien de overeenkomst is gesloten voor een of meer weken, wordt een jaar gerekend op 50 weken; f. zij, die alleen in buitengewone gevallen gedurende korte tijd in loondienst arbeiden; g. zij, die in loondienst alleen werkzaamheden verrichten van bijkomstige aard; h. personenvan 65 jaar en ouder. Wie van de in de wet gestelde kiinnen worden vrijgesteld. verplichtingen Sommige personen hebben gemoedsbezwaren tegen elke vorm van verzekering. Ook in deze wet is daarmede rekening gehouden. Zulke personen, zowel werkgevers als werknemers, kunnen onder zekere voorwaarden worden vrijgesteld van de verplichtingen, die de Werkloosheidswet oplegt. De werkgever, die van premiebetaling is vrijgesteld, moet echter een overeenkomstig bedrag aan inkomstenbelasting betalen. De werknemers van een dergelijke werkgever dienen zelf de door hen verschuldigde premie aan de betrokken bedrijfsvereniging te betalen. Hierop dient wel gelet te worden, want onder normale omstandigheden betaalt de werkgever zowel de premie van hemzelf als die van de werknemers. Is een werknemer wegens gemoedsbezwaren van premiebetaling vrijgesteld, dan is zijn werkgever niettemin de werkgeverspremie aan de bedrijfsvereniging verschuldigd. Overigens wordt deze materie nader geregeld in een algemene maatregel van bestuur. Welke organen de verzekeringen uitvoeren. De wachtgeld- en de.werkloosheidsverzekering worden uitgevoerd door bedrijfsverenigingen en 8 een Algemeen Werkloosheidsfonds. De besturen van deze organen bestaan uit vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers en voor zover het Algemeen Werkloosheidsfonds betreft ook van het Rijk. Ter uitvoering van de ziekteverzekering bestaan ook reeds bedrijfsverenigingen. Toch zijn de bedrijfsverenigingen bedoeld in de Werkloosheidswet van een ander karakter. Bij de uitvoering van b.v. de ziekteverzekering is de werkgever niet verplicht zich aan te sluiten bij een bedrijfsvereniging; hij kan zich ook aansluiten bij de ziekenkas van een Raad van Arbeid. Ingevolge de Werkloosheidswet echter zijn de werkgevers van rechtswege, dus automatisch, bij een bepaalde bedrijfsvereniging aangesloten; de Raden van Arbeid zijn in deze wet niet ingeschakeld. Voor de uitvoering van de wachtgeldverzekering vormt elke bedrijfsvereniging een wachtgeldfonds. waaruit de uitkeringen (de wachtgelden) worden betaald. De uitkeringen krachtens de werkloosheidsverzekering worden bekostigd uit het Algemeen Werkloosheidsfonds. De uitvoering van deze verzekering wordt echter in hoofdzaak eveneens in handen van de bedrijfsverenigingen gelegd. Het bestuur van het Algemeen Werkloosheidsfonds geeft hiervoor slechts algemene aanwijzingen, terwijl het verder toezicht houdt op de uitvoering van beide verzekeringen. Indeling van het bedrij[s~ en beroepsleven. Elke bedrijfsvereniging voert de verzekering uit voor een bepaald onderdeel van het bedrijfsleven; in beginsel zal voor elk belangrijk onderdeel van het bedrijfsleven een eigen bedrijfsvereniging kunnen worden opgericht (z.g. vakbedrijfsvereniging). Daarnaast zal een restorgaan, de z.g. algemene bedrijfsvereniging, de verzekering uitvoeren voor die onderdelen van het bedrijfsleven, waarvoor om een of andere reden geen afzonderlijke bedrijfsvereniging is opgericht. De uitvoering der verzekering door bedrijfsverenigingen vereist, dat het bedrijfs- en beroepsleven in onderdelen wordt ingedeeld. Deze taak heeft de wet aan de Minister van Sociale Zaken opgedragen. 'De indeling is vastgesteld bij ministeriele beschikking van 31 Decemlber 1949. De daanbij behorende bijlage (welke in deze uitsluitend van belang is) is laatstelijik vastgesteld bij ibeschikking van de Staatssecretaris van Sociale Za'ken van 4 Maart 1952 (Nederlandse Staatscourant van 14 Maart 1952; nr. 53). Hiei^bij is zo goed mogelijk aangegeven, welke lOndernemingen tot elk onderdeel van het bedrijfsleven gerekend kunnen worden. Elke werkgever kan door het raadplegen van bedoelde indeling nagaan, bij. welke bedrijfsvereniging hij ten behoeve van zijn werknemers voor de uitvoering dezer verzekering is aangesloten. Aanmeldingsplicht foor de werkgever. Elke bedrijfsvereniging dient natuurlijk te weten, welke werkgevers bij haar zijn aangesloten. Met het oog hierop dient een werkgever, zodra hij door het raadplegen van de indeling van het bedrijfsleven weet, bij welke bedrijfsvereniging hij is aangesloten, daarvan bij dievereniging aangifte te doen, De vraag kan nu rijzen, bij welke bedrijfsvereniging een werkgever is aangesloten, die een gemengd bedrijf heeft, d.w.z. een bedrijf, waar werkzaamheden worden verricht, die tot verschillende onderdelen van het bedrijfsleven behoren. De wet heeft dit aldus opgelost, dat in een dergelijk geval die werkzaamheden de doorslag geven, waarvoor in de regel het grootste bedrag aan loon wordt betaald. De werkgever dient zich dus aan te melden bij die bedrijfsvereniging, welke ingevolge de door de Minister gegeven indeling van het bedrijfs- en beroepsleven de verzekering uitvoert voor de werknemers, die zich met bedoelde werkzaamheden bezighouden. Nu kan deze oplossing ook wel eenS bezwaar opleveren. In een gemengd bedrijf met geheel van 10 elkaar afwijkende onderdelen (b.v. metaalbedrijf en houtbedrijf) zouden, indicn voor het metaalbedrijf het meeste verloond wordt, dus ook de werknemers van het houtbedrijf onder de bedrijfsvereniging voor de metaahndustrie vallen, hoewel zij naar de aard van hun werkzaamheden bij de bedrijfsvereniging voor het houtbedrijf behoren. De wet heeft daarom voor de werkgever de mogelijkheid geschapen, dat hij in een dergelijk geval voor het houtbedrijf bij de daarvoor ingestelde bedrijfsvereniging is aangesloten. Hiertoe moet de werkgever een verzoek richten aan het bestuur van het Algemeen Werkloosheidsfonds, hetwelk op dit soort verzoeken beslist. De werkgever is, indien het verzoek wordt ingewilligd, derhalve bij twee bedrijfsverenigingen aangesloten en hij moet zich dan ook bij elk dezer verenigingen aanmelden. Zodra een werkgever om een of andere reden ophoudt bij een bedrijfsvereniging aangesloten te zijn, dient hij daarvan eveneens aangifte te doen. In welk geval wordt tiitgekeerd. Uitkering ingevolge de Werkloosheidswet wordt verstrekt, wanneer een werknemer onvrijwillig werkloos is. Voorivaarden voor uitkering. a. Wachtgeldverzekering. Aanspraak op wachtgeld ontstaat in het algemeen eerst, indien de werknemer in de 12 maanden, die aan het intreden van zijn werkloosheid onmiddellijk voorafgaan, tenminste 156 dagen als werknemer heeft gewerkt in dienst van een of meer werkgevers, die zijn aangesloten bij de bedrijfsvereniging, waarbij zijn laatste werkgever is aangesloten. Verkrijgt b.v. een timmerman met ingang van 1 November 1952 ontslag bij een werkgever in het bouwbedrijf en is voor het bouwbedrijf een bedrijfsvereniging erkend, dan moet deze timmerman, om aanspraak op wachtgeld te kunnen maken, in het tijdvak 1 November 1951 t/m 31 October 1952 ten 11 minste 156 dagen hebben gewerkt in dienst van een of meer werkgevers in het bouwbedrijf. Bij elke nieuwe werkloosheidsperiode moet, indien nog niet het maximum-aantal dagen wachtgeld werd genoten, weer worden bezien, of in de 12 maanden, aan deze nieuwe periode onmiddellijk voorafgaande, aan de voorwaarde van 156 dagen werken werd voldaan. Een werknemer, die over een of meer dagen uitkering krachtens de werkloosheidsverzekering heeft genoten, heeft eerst opnieuw recht op w^achtgeld, indien hij: a. heeft voldaan aan bovenvermelde eis van 156 dagen werken en b. van deze 156 dagen 78 heeft gewerkt na de laatste dag, waarover uitkering krachtens de werkloosheidsverzekering werd genoten. b. Werkloosheidsverzekering. Aanspraak op uitkering krachtens de werkloosheidsverzekering kan ontstaan, nadat een -werknemer in de periode van 12 maanden, aan het intreden van zijn werkloosheid onmiddellijk voorafgaande, ten minste 78 dagen als werknemer in de zin dcr wet heeft gewerkt. In dit geval geldt dus niet de eis, dat de arbeid in een bepaald onderdeel van het bedrijfsleven is verricht; arbeid in alle onderdelen van het bedrijfsleven kan worden medegeteld. Indien een werknemer over het maximum aantal dagen uitkering krachtens de wachtgeld- en w^erkloosheidsverzekering tezamen heeft genoten, kan eerst weer aanspraak op de uitkering krachtens de werkloosheidsverzekering worden gemaakt, indien hij: a. voldoet aan de eis van 78 dagen werken, hierboven bedoeld en b. na de laatste dag van bovenbedoelde uitkering tenminste 39 dagen als werknemer in' de zin der wet heeft gewerkt. In de gevallen, waarin op grond van de gestelde 12 eisen geen aanspraak op wachtgeld kan worden gemaakt, dient te worden nagegaan, of wel aanspraak bestaat op uitkering krachtens de werkloosheidsverzekering. Kan een werknemer ook op deze laatste uitkering geen recht doen gelden, dan is hij aangewezen op de geheel van de overheid uitgaande sociale bijstandsregeling. Dmtr der uitkering. De uitkering wordt verstrekt per uitkeringsjaar en bedraagt in de regel 126 dagen in zulk een uitkeringsjaar. Onder uitkeringsjaar verstaat men een periode van 12 maanden, die aanvangt met ingang van de eerste dag, waarover uitkering wordt toegekend; na afloop daarvan vangt op de eerste dag, waarover opnieuw uitkering wordt toegekend, een nieuw uitkeringsjaar aan. In de regel wordt over de eerste 48 dagen van werkloosheid uitkering krachtens de wachtgeldverzekering verstrekt. Duurt de werkloosheid voort, dan wordt over de volgende 78 dagen uitgekeerd ingevolge de werkloosheidsverzekecing. Het aantal dagen wachtgelduitkering kan ook hoger dan 48 worden gesteld wanneer, ter beoordeling van het bestuur der bedrijfsvereniging en behoudens hogere goedkeuring, de financiele toestand van het wachtgeldfonds dit mogelijk maakt. Is dit het geval, dan wordt het algemeen geldende maximum aantal van 126 eveneens verhoogd en wel met zoveel dagen als het aantal dagen, waarover wachtgeld werd genoten, meer dan 48 bedraagt. De volgende voorbeelden mogen een en ander verduidelijken. 1. Een werkloze werknemer kan aanspraak doen gelden op wachtgelduitkering. Het aantal wachtgelddagen is door de betrokken bedrijfsvereniging gesteld op 48 (het wettelijk minimum-aantal). Na bij deze verzekering te zijn ,,uitgetrokken", duurt zijn werkloosheid nog 13 voort. Hij ontvangt nu 78 dagen uitkering krachtens de werkloosheidsverzekering. In totaal ontvangt hij derhalve over 126 dagen uitkering in dat uitkeringsjaar. Een werknemer ontvangt over 30 dagen wachtgeld, waarna hij gaat werken. Bij hernieuwde werkloosheid kan hij, indien hij dan niet aan de eis van 156 dagen werken in de voorafgegane 12 maanden voldoet, geen aanspraak meer op wachtgeld doen gelden, echter wel op uitkering ingevolge de werkloosheidsverzekering. Is hij nu tenminste 16 weken achtereen werkloos, dan heeft hij recht op 96 dagen uitkering (126—30). In totaal ontvangt hij dus in het uitkeringsjaar 126 dagen uitkering. Een bedrijfsvereniging heeft het aantal dagen uitkering voor de wachtgeldverzekering bij haar reglement gesteld op 60. Een werkloze werknemer ontvangt van deze bedrijfsvereniging 30 dagen wachtgeld. Zijn geval ligt eveneens zodanig, dat hij bij hernieuwde werkloosheid in verband met de desbetreffende bepalingen geen recht meer op wachtgeld kan doen gelden. Het aantal dagen uitkering, waarop hij eventueel aanspraak kan maken krachtens de werkloosheidsverzekering, bedraagt over het uitkeringsjaar ook in dit geval 96 (126-30). Een andere werkloze werknemer heeft van de bedrijfsvereniging, onder 3 bedoeld, 54 dagen wachtgeld ontvangen, dus 6 meer dan het wettelijk. minimum-aantal van 48. Om de zelfde reden als in de beide vorige gevallen heeft ook hij bij hernieuwde werkloosheid geen aanspraak meer op wachtgeld. Aangezien het totale aantal dagen uitkering in het lopende uitkeringsjaar voor hem 126 plus 6 is 132 bedraagt, kan hij nog aanspraak doen gelden op 78 dagen uitkering krachtens de werkloosheidsverzekering. Een werknemer komt niet in aanmerking voor wachtgeld, echter wel voor uitkering krachtens de werkloosheidsverzekering. Het aantal dagen, 14 waarop aanspraak kan worden gemaakt, draagt dan per uitkeringsjaar 126, zulks geacht het aantal dagen, waarop volgens reglement van de bedrijfsvereniging recht wachtgeld zou hebben bestaan. beonhet op Na het verstrijken van een uitkeringsjaar behoeft ter bepaling van het aantal uitkeringsdagen in het daaropvolgende uitkeringsjaar geen rekening meer te worden gehouden met het aantal dagen uitkering, in een vorig uitkeringsjaar genoten. Bedrag dec uitkering. De uitkering bedraagt, zowel voor de wachtgeldverzekering als voor de werkloosheidsverzekering, 80 % voor gehuwde mannen, gehuwde vrouwelijke kostwinners en ongehuwde mannelijke of vrouwelijke kostwinners; 70% voor ongehuwden, niet-kostwinners, van 18 jaren en ouder, die niet bij hun ouders inwonen en 60 % voor de overige werknemers van het wettelijk dagloon, met dien verstande evenwel, dat de bedrijfsverenigingen genoemde percentages voor de wachtgeldverzekering hoger kunnen stellen, een en ander onder het reeds vroeger gemaakte voorbehoud. Op welke wijze de uitkering wordt verstrekt. De uitkeringen, zowel voor de wachtgeld- als voor de werkloosheidsverzekering, worden verstrekt door de erkende bedrijfsverenigingen. Ter verkrijging van deze uitkeringen moet de werknemer, die daarop aanspraak meent te kunnen maken, bij de betrokken bedrijfsvereniging een verzoek indienen, Welke bedrijfsvereniging dit is en waar deze gevestigd is, kan de werknemer lezen op een kaart, die de werkgever verplicht is op te hangen op een plaats, die voor de werknemer vrij toegankelijk is. 15 Wanneer het recht op uitkering vetvalt. Indien het verzoek om uitkering niet binnen 90 dagen na het intreden der werklooslieid is ingediend, vervalt de aanspraak daarop. Een toegekende uitkering vervalt, indien deze niet binnen 90 dagen na de eerste dag der betaalbaarstelling is ingevorderd. Gevallen, waarin geen uitkering wordt verstrekt. 1. Nu voor het verkrijgen van wachtgeld- of werkloosheidsuitkering de voorwaarde van een bepaald aantal dagen werken is gesteld, is het duidelijk, dat geen uitkering mag worden verstrekt, indien men aan deze voorwaarde niet voldoet. Evenmin krijgt de werknemer uitkering, indien hij niet voldoet aan de andere voorschriften, welke voor hem gelden op grond van de wet of van de krachtens de wet gemaakte uitvoeringsbepalingen. In de Werkloosheidswet is ook aan het orgaan der openbare arbeidsbemiddeling (het arbeidsbureau) een taak gegeven, aangezien het vanzelfsprekend in het bdang van de werknemer is, dat hij zo spoedig mogelijk weer aan het werk kan gaan. Ook de werknemer zelf zal hieraan dienen mede te werken. Vandaar dat geen uitkering wordt verstrekt in de volgende gevallen: 2. indien de werknemer zich tijderis zijn werkloosheid niet volgens de voorgeschreven regelen bij het arbeidsbureau (of een bijkantoor) als werkzoekende heeft doen inschrijven; 3. indien de werknemer zonder gegronde redenen nalaat te voldoen aan een oproeping om op het arbeidsbureau (of een 'bijkantoor daarvan) te verschijnen; 4. indien de werknemer zonder gegronde redenen niet medewerkt aan een voor hem gewenst medisch, psychologisch of psychotechnisch onderzoek; 16 5. indien de werknemer zonder gegronde redenen niet deelneemt aan een voor hem gewenste opleiding of scholing of, hoewel daaraan deelnemende, niet genoegzaam medewerkt tot het bereiken van een gunstig resultaat; 6. indien de werknemer geacfit moet worden werkloos te zijn of te blijven, doordat hij in onvoldoende mate tracht arbeid te verkrijgen; 7. indien de werknemer nalaat passende arbeid te aanvaarden; 8. indien de werknemer door eigen schuld of eigen toedoen geen arbeid verkrijgt of behoudt. Verder wordt geen uitkering verstrekt: 9. aan de werknemer, die werkloos is tengevolge van werkstaking of uitsluiting, tenzij liet bestuur van de bedrijfsvereniging, onder goedkeuring van het bestuur van het Algemeen Werkloosheidsfonds, anders beslist; 10. aan de werknemer, wiens lichamelijke of geestelijke gesteldheid hem ongeschikt of nagenoeg ongeschikt maakt tot het verrichten van arbeid; 11. aan de werknemer, die vacantie geniet; 12. aan de werknemer, die buiten Nederland woont of verblijf houdt; 13. aan de werknemer, die zich in militaire dienst bevindt; 14. aan de w^erknemer, die rechtens van zijn vrijheid is beroofd; 15. over de voor de werknemer normale rustdag of rustdagen; 16. over nationale of algemeen erkende Christelijke feestdagen of over kerkelijke feestdagen, die algemeen als zodanig worden gevierd. Valt een dergelijke feestdag in een periode van werkloosheid, dan wordt over zo'n dag (mits niet met de normale rustdag samenvallende) wel uitkering verstrekt. 17 Korting op de uitkeringen. De uitkeringsreglementen zullen nadere regelen bevatten omtrent de vermindering of inhouding van de uitkeringen in verband met door de werknemer persoonlijk in een bepaalde periode genoten inkomsten. Verplichting tot inschrijving bij het arbeidsbureau. Het is duidelijk, dat het zowel in het bclang van de werknemer als in het algemeen belang is, dat zijn werkloosheid zo spoedig mogelijk eindigt. Dientengevolge moet een werkloze werknemer zich volgens de voorgeschreven regelen doen inschrijven bij het orgaan der openbare arbeidsbemiddeling, d.w.z. bij het gewestelijk arbeidsbureau of een bijkantoor daarvan. Een werknemer zal passende arbeid, welke hem door het arbeidsbureau wordt aangeboden, dienen te aanvaarden. Bij weigering loopt hij grote kans, dat hij van de bedrijfsvereniging a^en uitkering ontvangt. Natuurlijk kan dergelijke aibeid ook door het bestuur der bedrijfsvereniging worden aangeboden, terwijl de werknemer vanzelfsprekend ook zelf alles zal moeten doen om zo spoedig mogelijk arbeid te verkrijgen. Hpe de kosten worden bestreden. De kosten, zowel van de wachtgeldverzekering als van de werkloosheidsverzekering, worden bestreden uit gelden, welke door middel van premieheffing bijeen worden gebracht. De premien worden vastgesteld op een bepaald percentage van het loon, dat de werknemer van de werkgever ontvangt (hierin is de kinderbijslag niet begrepen). Zij worden, met uitzondering van de door het Rijk verschiildigde bedragen, geind door de bedrijfsverenigingen. De premie, die door de werkgevers en de werknemers moet worden opgebracht, bestaat feitelijk uit twee delen. 18 Het ene deel is bestemd voor de wachtgeldverzekering. Hoe groot dit deel zal zijn, wordt bepaald door het bestuur der bedrijfsvereniging. Elke bedrijfsvereniging stelt haar eigen premie voor de wachtgeldverzekering vast, zodat het kan voorkomen, dat werkgevers en werknemers, die onder verschillende bedrijfsverenigingen ressorteren, ook verschillende premies betalen. Het andere deel is bestemd voor de werkloosheidsverzekering. Hoe groot dit deel zal zijn wordt bepaald door de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, na overleg met het bestuur van het Algemeen Werkloosheidsfonds. Maar dit deel is voor alle werkgevers en werknemers even hoog, bij welke bedrijfsvereniging men ookisaangesloten. Door wie de hasten worden gedragen. De kosten van de wachtgeldverzekering, waaronder alle uitgaven verstaan dienen te worden, derhalve zowel uitkeringen als administratiekosten, worden gedragen door de werkgevers en de werknemers en wel door beide partijen voor de helft. De aan de werkloosheidsverzekering verbonden kosten worden gedragen door de werkgevers, de werknemers en het Rijk in dier voege, dat door de werkgevers en de werknemers beide 34 ^^^^ ^^ door het Rijk de helft wordt betaald. Het door de werknemer verschuldigde aandeel in de kosten wordt door de werkgever aan de bedrijfsvereniging betaald. Deze houdt dit aandeel wekelijks van het loon van de werknemer af. Bij niet-tijdige betaling der premie wordt aan de werkgever een aanmaning gezonden, waarvoor 25 cent verschuldigd is. Volgt binnen 10 dagen nog geen betaling, dan kunnen premie en aanmaningskosten bij dwangbevel worden ingevorderd. fieroep. Zowel voor de werknemer als voor de werkgever bestaat de mogelijkheid bij een scheidsgerecht, in19 gesteld door de bedrijfsvereniging, in beroep te komen van een beslissing van het bestuur ener bedrijfsvereniging. W a t de werkgever aangaat, meet een dergelijke beslissing dan betrekking hebben op de verschuldigde premie. De werknemer kan in beroep komen tegen een beslissing, welke betrekking heeft op het recht op een uitkering. In vele gevallen bestaat voor de werknemer nog de mogelijkheid om van de uitspraak van het Scheidsgerecht in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep. Tijdens het genieten van een uitkering blijft de werknemer verzekerd ingevolge de Invaliditeitswet, de Kinderbijslagwet, de Ziektewet en het Ziekenfondsenbesluit. De werknemer, die wachtgeld- of werkloosheidsuitkering geniet, blijft verzekerd volgens bovengenoemde regelingen. Voorzover de werknemer ingevolge deze regelingen een premie moet betalen, wordt deze door de bedrijfsvereniging, welke voor de uitvoering van de regelingen als werkgever wordt beschouwd, van de uitkering afgehouden. Slotopmerkingen. Met ingang van 1 November 1949 zijn die artikelen in werking gesteld, welke betrekking hebben op de uitvoeringsorganen, nl. het Algemeen W e r k loosheidsfonds en de bedrijfsverenigingen. De overige artikelen zullen op 1 Juli 1952 in werking treden 20