Overal Natuurkunde 4 havo Samenvatting 2 Elektriciteit Lading en stroom Er bestaan twee soorten lading: positieve en negatieve lading. De hoeveelheid lading druk je uit in coulomb. Twee ladingen van dezelfde soort stoten elkaar af en twee tegengestelde ladingen trekken elkaar aan. Een elektrisch neutraal voorwerp bevat evenveel positieve als negatieve lading. Een atoom heeft een positief geladen kern. Rond die kern bewegen precies zoveel elektronen, dat het atoom elektrisch neutraal is. Een ion is een atoom dat een of meer elektronen te weinig of te veel heeft. qelektron = - e = - 1,60 · 10-19 C. Geleiders: Metalen – vrije elektronen verplaatsen zich tussen de positieve ionen. Zoutoplossing – opsplitsing in positieve en negatieve ionen, die zich in de vloeistof verplaatsen. (Sommige) gassen – de buitenste elektronen laten gemakkelijk los en verplaatsen zich net als de ontstane ionen. Isolatoren zijn stoffen waar de lading vastzit en waar de stroom dus niet of zeer moeilijk doorheen gaat. Een elektrische stroom bestaat uit geladen deeltjes, die zich verplaatsen. De afgesproken richting van de elektrische stroom in een metaal is tegengesteld aan de elektronenstroom. De stroomsterkte is de hoeveelheid lading die per seconde door een geleider stroomt. Spanning Gelijkspanningsbronnen hebben een plus- en een minpool. Bij wisselspanningsbronnen wisselen plus- en minpool voortdurend. Een spanningbron houdt de elektrische stroom in stand en levert zo elektrische energie aan een apparaat. Het apparaat zet deze elektrische energie vervolgens om in andere energiesoorten. De spanning U (in volt) van de bron geeft aan hoeveel joule elektrische energie de bron meegeeft aan 1 coulomb lading. Het aantal ampère-uren (Ah) geeft aan hoelang een accu of batterij in staat is een bepaalde stroomsterkte te leveren. Serieschakeling van batterijen geeft een hogere spanning. © Noordhoff Uitgevers Overal Natuurkunde 4 havo I=Q/t 1 V = 1 J/C Samenvatting hoofdstuk 2 Elektriciteit Spanning en stroom Als je de spanning over een geleider groter maakt, neemt de stroomsterkte door die geleider toe. De evenredigheidsconstante G is de geleidbaarheid. Constantaan en koolstof: I = G · U en U = I · R De geleidbaarheid van een component is een maat voor het gemak waarmee de lading door die component kan stromen en dus het omgekeerde van de weerstand. Hoe groter de geleidbaarheid G of hoe kleiner de weerstand R, hoe groter de steilheid van de (I,U)-grafiek. Als de weerstand van een component niet van de spanning afhangt, zoals bij koolweerstanden, geldt de wet van Ohm. Bij een PTC neemt de weerstand toe als de temperatuur stijgt. Bij een NTC neemt de weerstand af als de temperatuur stijgt. Bij een LDR neemt de weerstand af als er meer licht op valt. Een diode is een halfgeleider die de stroom in slechts één richting doorlaat (als de spanning hoger is dan de drempelspanning), dit is de doorlaatrichting. In de sperrichting is de geleidbaarheid vrijwel nul. Serieschakelingen In een serieschakeling is de stroomsterkte overal even groot. De spanning van de spanningsbron verdeelt zich over de componenten. De totale weerstand van een serieschakeling is gelijk aan de som van de afzonderlijke weerstanden. De spanningen verhouden zich zoals de weerstanden zich verhouden. Met een zekering in serie voorkom je beschadiging door overbelasting. Als je een apparaat wilt aansluiten op een te sterke spanningsbron, kun je met een geschikte serieweerstand overbelasting voorkomen. Sensorschakelingen zijn vaak serieschakelingen. Parallelschakelingen In een parallelschakeling verdeelt de stroom zich. De spanning over elke parallel geschakelde component is gelijk. Bij parallel schakelen neemt de totale geleidbaarheid toe; de totale weerstand neemt dan juist af. De stromen verhouden zich zoals de geleidbaarheden zich verhouden. © Noordhoff Uitgevers Overal Natuurkunde 4 havo G=1/R of R=1/G Itot = I1 = I2 = I3 = ... Utot = U1 + U2 + U3 + …… Rtot = R1 + R2 + R3 +... Gtot = 1 / Rtot U1 : U2 : U3 : ... = R1 : R2 : R3 Utot = U1 = U2 = U3 = ... Itot = I1 + I2 + I3 + ... Gtot = G1 + G2 + ... = 1 / Rtot I1 : I2 : I3 : ... = G1 : G2 : G3 : ….. Samenvatting hoofdstuk 2 Elektriciteit Het lichtnet De elektriciteitsvoorziening thuis is verdeeld in groepen. Elke groep is apart beveiligd met een zekering, die beveiligt tegen overbelasting en kortsluiting. Randaarde zorgt ervoor dat iemand geen gevaar loopt als hij de metalen buitenkant aanraakt van een apparaat, dat door een defect onder spanning staat. Op de kWh-meter kun je aflezen hoeveel elektrische energie je hebt gebruikt. De aardlekschakelaar voorkomt dat er te lang door iemand een elektrische stroom loopt. Overbelasting is een situatie waarbij er een te grote stroomsterkte loopt en er brand kan ontstaan. Kortsluiting is een situatie waarbij de polen van de spanningsbron door een (vrijwel) weerstandsloze geleider zijn verbonden zeer grote stroom met brandgevaar. Energie, vermogen en rendement Het elektrische vermogen is de elektrische energie die een apparaat gebruikt/levert/omzet in een seconde. Het rendement is het deel (of het percentage) van de gebruikte energie dat een apparaat omzet in nuttige energie. grootheid naam stroomsterkte lading spanning weerstand geleidbaarheid weerstand van alle componenten samen geleidbaarheid van alle componenten samen elektrisch vermogen omgezette of geleverde energie rendement © Noordhoff Uitgevers Overal Natuurkunde 4 havo symbool I Q U R G Rtot Gtot Pel E η P = E / t of E = P · t 1 kWh = 3,6 MJ. Pel = U · I η = Pnut / Pin η = Enut / Ein eenheid naam ampère coulomb volt ohm siemens ohm siemens watt joule of kilowattuur symbool A = C/s C V V/A = Ω A/V = S Ω S W = J/s J of kWh Samenvatting hoofdstuk 2 Elektriciteit