Een bevrijdende kracht 5 april – Palmzondag (Marcus 14,53 - 15,1-39) =========== Palmpasen betekent het begin van een bijzondere week die christenen in de liturgie gedenken. De zogeheten Goede Week. Merkwaardig is dat. We gedenken namelijk de ontknoping van Jezus' leven. Hij wordt geëxecuteerd als godslasteraar. Niet door een bende schurken of nietsnutten, maar door vrome Joden. Mensen die van mening waren dat Jezus als een beeldenstormer was te keer gegaan. De scheiding der geesten heeft zich voltrokken. Toch niet omdat Jezus een nieuwe leer over God zou hebben verkondigd. Hij zei dat God goed is, zijn tegenstanders evenzeer. Hij zei dat God uniek is, zijn opponenten net zo goed. Dat God gesproken heeft door Abraham, Mozes en de profeten. Voor- en tegenstanders deelden zijn opvatting. Jezus sprak vooral over een barmhartige God die kleinen en armen nabij is, die oog heeft voor wees en weduwe. Schriftgeleerden en Farizeeën hielen er dezelfde overtuiging op na. Het zou een vergissing zijn Jezus tegenover zijn tegenstanders te plaatsen op grond van een theorie die hij zou verkondigd hebben. Hij is opgegroeid in de joodse leer en tradities, die ook de zijne waren. Het houdt al evenmin steek dat Jezus op tegenstand zou hebben gestoten vanwege bepaalde aanspraken die hij voor zich zou hebben opgeëist. Dat hij zich zoon van God zou hebben genoemd. Of de Messias. Met quasi zekerheid kunnen we zeggen dat hij dat niet gedaan heeft. De evangelies die hem dergelijke uitspraken in de mond leggen zijn minstens 40 jaar later geschreven. En kunnen dus moeilijk letterlijk genomen worden. Het is in elk geval niet de bedoeling. ---------------De meest aanvaardbare verklaring waarom Jezus zoveel tegenstand heeft opgeroepen is zijn concrete manier van doen. Zijn omgang met mensen. Zolang we theoretisch spreken over God zijn we het makkelijk met elkaar eens. Dat was ook zo in Jezus' tijd. Iedereen geloofde in een goede en barmhartige God. Iedereen bepleitte het recht van wees en weduwe. Iedereen was voor een rechtvaardige herverdeling van de goederen. Zolang we het bij de theorie houden is er geen probleem. Zolang we ver genoeg van de praktijk blijven: geen vuiltje aan de lucht. Daarom voerde Jezus ook geen discussies over de theorie. Hij ging wel rond en keek wat er gebeurde wanneer men de wil van God in praktische wetten en regels had gegoten. Dan zag hij namelijk zaken die volgens hem een verkrachting van de wil van God betekenden. Want dan zou het de wil van God zijn dat zieken en melaatsen buiten de gemeenschap gesloten worden, dat tollenaars en zondaars van de tafel worden uitgesloten, dat vrouwen die op overspel worden betrapt ten dode gestenigd werden, dat de sabbat voor de mens gaat? Jezus zag dat anders. Tegen mensen die met de wet in de hand en zich beroepend op Mozes elkaar veroordeelden, uitsloten en stenigden zei hij: door de hardheid van uw hart hebt ge het zo verstaan. Maar in den beginne was het niet zo. En hij aarzelde niet om op eigen gezag de sleutelwoorden van de joodse wet te hertalen. De eer van God ligt niet in een abstracte onpersoonlijke wet, maar in de verheffing van de mens die niet in aanzien is. Niet in de rigoureuze naleving van de regels van de sabbat, maar in de aandacht voor mensen die gemeden werden. Jezus ging aan tafel bij de tollenaar Zacheüs. Hij liet zich aanraken door een vrouw die als zondares bekend stond. Jezus was aanraakbaar voor kleine en zieke mensen. De eer van God was voor hem de verheffing van de kleine mens, de genezing van mensen die van zichzelf vervreemd zijn. Zijn reputatie was bekend geraakt. Wanneer hij met zijn leerlingen naar Jeruzalem kwam bij gelegenheid van het Joodse paasfeest was alertheid geboden. Althans bij hen die belang hadden bij het behoud van het status quo. Dat begrepen zowel de Joodse leiders als de Romeinse gezagsinstanties. Het joodse paasfeest had sowieso een politieke bijsmaak. Kajafas was al een hele tijd hogepriester en verstond zich goed met Pilatus. Naar aanleiding van het joodse paasfeest kwam Pilatus met een cohorte soldaten naar Jeruzalem om daar de zaak onder controle te houden. Nul tolerantie was het ordewoord. Het opstootje dat Jezus veroorzaakte in de tempel volstond. Het complot was vlot en gemakkelijk gearrangeerd. Het verwekte nauwelijks opschudding. Jezus werd gekruisigd. De executie die het lot was van slaven en opstandelingen. Door hem die dood te doen sterven bedoelde men zijn naam zo vlug mogelijk naar de vergetelheid te verwijzen. De gedachtenis aan zijn persoon en zijn optreden zo vlug mogelijk te doen vergeten. 1 Maar dat is niet gebeurd. Tot op heden blijven mensen overal ter wereld de bevrijdende kracht van zijn optreden gedenken. Blijven mensen zich door zijn geest laten bezielen. Blijven zij zich ondanks alles het lot aantrekken van aidspatiënten in Afrika, blijven ze zich toewijden aan mensen die terminaal ziek met de mens centraal, brengen zij de openheid van geest die Jezus kenmerkte in praktijk in de omgang met anders gelovigen. Daarom kunnen we ook met open ogen de ontknoping van Jezus' leven onder ogen zien. Hij is trouw gebleven aan zijn mensenliefde. Hij is niet op zijn stappen teruggekeerd wanneer het begon te nijpen. Wanneer het hem duidelijk werd dat het slecht zou aflopen. Neen, hij is doorgegaan, tot het einde. Het einde dat we belijden als de dageraad van een nieuw begin. Ignace D'hert o.p. 2