FOCUSSTUDIE NAAR TOEKOMSTIGE COMPETENTIENODEN

advertisement
FOCUSSTUDIE NAAR TOEKOMSTIGE
COMPETENTIENODEN BINNEN DE
SECTOR VAN OPVOEDINGS- EN
HUISVESTINGSINRICHTINGEN EN
-DIENSTEN (PC 319)
Miet Lamberts m.m.v. Patricia Van Dessel
FOCUSSTUDIE NAAR TOEKOMSTIGE
COMPETENTIENODEN BINNEN DE SECTOR VAN
OPVOEDINGS- EN HUISVESTINGSINRICHTINGEN
EN -DIENSTEN (PC 319)
Miet Lamberts m.m.v. Patricia Van Dessel
Onderzoek in opdracht van VIVO en Sociaal Fonds VOHI PC 319.01 –
ESF oproep 257 VLAMT, met de financiële steun van het Europees Sociaal Fonds
Gepubliceerd door
KU Leuven
HIVA ONDERZOEKSINSTITUUT VOOR ARBEID EN SAMENLEVING
Parkstraat 47 bus 5300, 3000 LEUVEN, België
[email protected]
www.hiva.be
© 2014 HIVA-KU Leuven
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere
wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph, film or any other means, without permission in writing from the
publisher.
Inhoud
Lijst tabellen
5
1 | Inleiding
7
1.1
7
7
7
8
9
1.2
Situering
1.1.1
Methodes voor arbeidsmarkt- en competentieprognoses
1.1.2
Europese initiatieven
1.1.3
En wat gebeurt er in Vlaanderen?
Focusstudie naar toekomstige competentienoden binnen PC 319.01
2 | De sector in beeld Kwantitatieve analyse van de evoluties in de sector en
tewerkstelling
11
2.1
2.2
11
12
PC319.01, een diverse sector
De cijfers
3 | Uitdagingen en tendensen in de sector
17
3.1
3.2
17
17
17
20
22
3.3
Inleiding
Beleid en beleidswijzigingen
3.2.1
Perspectief 2020, een nieuw perspectief voor de gehandicaptenzorg
3.2.2
Toegangspoort Integrale jeugdhulp
3.2.3
Schaalvergroting CAW’s
Uitdagingen en tendensen in de sector en impact op werken in de sector Wat vertelt
het werkveld zelf?
3.3.1
Beleid(swijzigingen) en impact op werken in de sector
3.3.2
De veranderende doelgroep en impact hiervan op werken in de sector
3.3.3
Trends en uitdagingen voor de sector met betrekking tot de werknemersgroep
en de impact op werken in de sector
23
23
31
37
4 | Te verwachten veranderingen in competentienoden
45
4.1
45
4.2
4.3
4.4
Een sector in verandering, nood aan specifieke competenties en opleidingen
4.1.1
Nieuwe competentienoden voor het management:
veranderingsmanagement
4.1.2
Nieuwe competentienoden: veranderingsbereidheid en
veranderingspotentieel
4.1.3
Nieuwe competentienoden: leerbereidheid en leerpotentieel
Beschikt uw personeel over de nodige competenties om met deze uitdagingen om te
gaan?
4.2.1
Beschikt uw personeel over de nodige competenties om met de
beleid(swijzigingen) en de impact hiervan op de organisatie om te gaan?
4.2.2
Beschikt uw personeel over de nodige competenties om met de
veranderingen met betrekking tot de samenstelling van de doelgroep om te
gaan?
4.2.3
Nood aan bijkomende opleidingen en competentie-ontwikkeling
Bijkomende competenties, welke competenties?
4.3.1
Competenties gerelateerd aan de ontwikkelingen m.b.t. de doelgroep
4.3.2
Competenties gerelateerd aan de ontwikkelingen m.b.t. de organisatie
Wat vertelt de websurvey?
45
45
46
46
46
47
48
49
49
51
52
5 | Analyse van de toekomstgerichte competenties in het huidige
opleidingsaanbod
55
5.1
5.2
55
57
Het opleidingsbeleid
Het vormingsaanbod
INHOUD
3
5.3
4
De vormingsverstrekkers en hun huidig aanbod
58
6 | Samenvatting en conclusies
59
6.1
6.2
6.3
59
59
60
Een sector in verandering
Trends en uitdagingen voor de sector en impact op werken in de sector
Competenties van de toekomstige werknemers
- BIJLAGEN -
63
bijlage 1 Methodologie
bijlage 2 Verslag van de verkennende workshop: trends en evoluties in de sector 319.01: hoe
ziet de job van de toekomst er uit? (6 juni 2013)
bijlage 3 Format Websurvey
65
69
77
Bibliografie
95
INHOUD
Lijst tabellen
Tabel 2.1
Werknemers binnen PC 319.01 naar leeftijd, Vlaams gewest
13
Tabel 2.2
Werknemers binnen PC 319.01 naar geslacht, Vlaams gewest
13
Tabel 2.3
Werknemers binnen PC 319.01 naar arbeidsregime, Vlaams gewest
13
Tabel 2.4
Werknemers binnen PC 319.01 naar statuut, Vlaams gewest
14
Tabel 2.5
Werknemers binnen PC 319.01 naar ondernemingsgrootte, Vlaams gewest
(2009)
15
Tabel 3.1
Trends en ontwikkelingen met betrekking tot de organisatie
27
Tabel 3.2
Impact op het werk en de werknemersprofielen in de sector
28
Tabel 3.3
Belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de organisatie in de
gehandicaptenzorg
Tabel 3.4
29
Belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de organisatie in de
bijzondere jeugdzorg
Tabel 3.5
30
Belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de organisatie in de
CKG’s en CAW’s
31
Tabel 3.6
Trends en ontwikkelingen met betrekking tot de doelgroep
33
Tabel 3.7
Belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de doelgroep in de
gehandicaptenzorg
Tabel 3.8
35
Belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de doelgroep in de
bijzondere jeugdzorg
Tabel 3.9
36
Belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de doelgroep in de
CKG’s en CAW’s
37
Tabel 3.10
Trends en ontwikkelingen met betrekking tot de werknemers
40
Tabel 3.11
Belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de werknemersgroep
in de gehandicaptenzorg
Tabel 3.12
41
Belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de werknemersgroep
in de bijzondere jeugdzorg
Tabel 3.13
42
Belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de werknemers in de
CKG’s en CAW’s
Tabel 4.1
43
Trends en ontwikkelingen met betrekking tot de organisatie en de impact ervan
op de competenties, in %
Tabel 4.2
47
Trends en ontwikkelingen met betrekking tot de doelgroep en de impact ervan
op de competenties, in %
48
Tabel 4.3
Trends en ontwikkelingen met betrekking tot de werknemers
49
Tabel 4.4
Trends en uitdagingen met betrekking tot de doelgroep en impact hiervan op
competentienoden
Tabel 4.5
50
Trends en uitdagingen met betrekking tot de organisatie en impact hiervan op
competentienoden
51
Tabel 4.6
Hoe belangrijk zijn deze competenties?
53
Tabel 5.1
Beschikt uw organisatie over een opleidingsplan?
55
Tabel 5.2
Heeft uw organisatie een specifiek budget voor opleidingen?
55
Tabel 5.3
Opleidings- en competentiebeleid in de organisatie
56
Tabel 5.4
Opleidings- en competentiebeleid in de organisatie-deel 2
56
LIJST TABELLEN
5
Tabel 5.5
6
Vindt u gemakkelijk een opleidingsaanbod dat tegemoet komt aan de
opleidingsnoden?
57
Tabel 6.1
Toekomstige competentienoden, gelinkt aan het bredere organisatieniveau
61
Tabel 6.2
Toekomstige competenties van de managers
62
LIJST TABELLEN
1 | Inleiding
1.1
Situering
Onze samenleving verandert in snel tempo. Organisaties moeten voortdurend inspelen op deze
veranderingen. Ook de competenties die van werknemers verwacht en vereist worden, evolueren
mee. Het is belangrijk om als werknemer, als werkgever en als sector gewapend te zijn voor de toekomst.
Hoe ziet de arbeidsmarkt van morgen eruit? Welke vaardigheden en competenties moeten we
ontwikkelen? Tegen het licht van een snel veranderende economie en maatschappij, neemt het
belang van een systeem voor de detectie van toekomstige arbeidsmarktbehoeften en competentienoden toe.
1.1.1
Methodes voor arbeidsmarkt- en competentieprognoses
Er worden uiteenlopende, zowel kwantitatieve als kwalitatieve, methoden gebruikt om toekomstige
vereiste competenties te identificeren en hierop vervolgens te anticiperen (ILO-EU, 2011; Valsamis
et al., 2010).
De kwantitatieve methodes situeren zich op het vlak van het voorspellen van zowel het aantal jobs
als de aard van de jobs. Met behulp van een macro-economisch model worden tewerkstellingseffecten geraamd in sectoren en soms zelfs op het niveau van beroepen. Op basis hiervan wordt
vervolgens, vaak met behulp van data verzameld via kwalitatieve methodes, zowel de uitbreidingsvraag van jobs als de effecten op de benodigde competenties en kwalificaties geschat (ILO-EU,
2011; Valsamis et al., 2010).
De (semi-)kwalitatieve methodes zijn doorgaans gebaseerd op ‘expert judgement’ en omvatten
werknemersenquêtes, werkgeversbevragingen, sector- en beroepenstudies. In situaties waar het
nastreven van consensus belangrijk is, kunnen alternatieve methodes gebruikt worden zoals interviews, focusgroepen, workshops en Delphistudies. Ook het bekijken van niet-opgevulde vacatures
kan inzichten geven over de toekomstige behoeften aan competenties (Valsamis et al., 2010).
Kwantitatieve en kwalitatieve methodes voor de detectie van toekomstige vaardigheden kunnen
in combinatie gebruikt worden. In dit geval spreekt men van een holistische benadering Bij de keuze
voor de meest geschikte methode om arbeidsmarkt- en competentieprognoses te maken gaat de
voorkeur uit naar deze holistische benadering, een combinatie van methodes die elkaar aanvullen
(ILO-EU, 2011; Valsamis et al., 2010).
Daarnaast tonen succesvolle systemen voor de identificatie van en anticipatie op competentienoden
aan dat sociale dialoog een belangrijke plaats inneemt in deze systemen. Zowel werkgevers(organisaties) als werknemers(organisaties) zouden daarom betrokken moeten worden bij het identificeren
en anticiperen op wijzigende competentienoden (ILO-EU, 2011).
1.1.2
Europese initiatieven
Het doel van het initiatief ‘Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen’ (‘new skills for new jobs’) van
de Europese Commissie bestaat erin om beter in te kunnen spelen op de toekomstige vraag naar
vaardigheden. Concreet wil dit initiatief de tools, middelen, structuren en inzichten aanreiken die
toelaten om het aanbod van en de vraag naar vaardigheden op de arbeidsmarkt beter op elkaar af te
HOOFDSTUK 1 | INLEIDING
7
stemmen. Belangrijk in dit verhaal is niet enkel het voorzien in de nodige naschoolse vorming, maar
ook in het overbruggen van de kloof tussen onderwijs en arbeidsmarkt (Europese Commissie,
2012). Om deze doelstelling te bereiken, werden in het kader van het initiatief ‘Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen’ een reeks concrete maatregelen genomen. Deze maatregelen omvatten
ondermeer (Europese Commissie, 2012; Europese Commissie, 2008):
- het maken van regelmatige prognoses van de vraag en het aanbod van vaardigheden op de Europese arbeidsmarkt door Cedefop;
- vergroten van de betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de prognose van de behoeften aan vaardigheden onder andere met behulp van een enquête-instrument. Speciale inspanningen zullen
worden gedaan om de noden van kmo’s in beeld te brengen;
- de uitvoering van sectorale analyses, aan de hand van een robuuste, bedrijfstakoverschrijdende,
verkennende methodologie, voor het in kaart brengen van de competenties- en arbeidsmarktbehoeften in de belangrijkste sectoren;
- de coördinatie van een netwerk van experts door Cedefop aangaande de vroegtijdige identificatie
van (wijzigende) competentienoden: Skillsnet;
- bevorderen van de dialoog tussen het bedrijfsleven en de aanbieders van onderwijs en opleidingen via de oprichting van een forum;
- verdieping van de internationale samenwerking door het uitvoeren van onderzoek in samenwerking met de International Labour Organisation (ILO) en de Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling (OESO);
- bevorderen van het gebruik van het Europees kader voor kwalificaties door de lidstaten. Dit
kader definieert kwalificaties in termen van leerresultaten. Op deze manier kunnen alle kwalificaties aan het juiste - eenduidige - kwalificatieniveau gelinkt worden;
- de promotie van de optimale inzet van bestaande EU-financieringskanalen zoals het Europees
Sociaal Fonds (ESF).
De ervaringen, inzichten, analyses en methodes die via dit initiatief worden aangereikt, bieden de
basis voor het verbeteren van de bestaande systemen voor de identificatie van en anticipatie op veranderende competentienoden in de lidstaten.
1.1.3
En wat gebeurt er in Vlaanderen?
In België bestond er lange tijd geen krachtig en voor alle sectoren toepasselijk instrument voor het
identificeren van en anticiperen op veranderende competentienoden zoals dit wel het geval is in
vele andere Europese landen (Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, 2010). In Vlaanderen werd
evenwel een holistische benadering (Vlaamse overheid-ESF, 2012) uitgewerkt voor prospectief
onderzoek naar arbeidsmarktbehoeften en competentienoden om te komen tot een gecoördineerde
en gestructureerde verzameling van informatie via het project VLaams ArbeidsMarktonderzoek van
de Toekomst (VLAMT).1
Deze benadering bestaat uit een combinatie van continue gegevensverzameling en -analyse over beroepen
en competenties enerzijds2 en de ad hoc uitvoering van focusstudies naar toekomstige competentienoden
1
2
8
VLAMT is een Europees project, vormgegeven op basis van een breed samenwerkingsverband (SERV, SYNTRA Vlaanderen, VDAB,
en de Departementen ‘Onderwijs en Vorming’ en ‘Werk en Sociale Economie’ van de Vlaamse Overheid). Het project is mogelijk
dankzij de financiële steun van het Europees Sociaal Fonds en de Vlaamse Overheid.
Continue gegevensverzameling en -analyse over beroepen en competenties: met de berekening van de sectorspecifieke
aanwervingbehoefte op de lange termijn wordt een raming bekomen van de gemiddelde, jaarlijkse nood aan instroom per sector
(Steunpunt WSE); ‘Competent’ biedt een standaard voor de beschrijving van de benodigde competenties voor de uitvoering van
een beroep, alsook een dynamische databank met actuele informatie over de inhoud van beroepen; met de afstemming ven het
VDAB matchingsysteem op basis van Competent kan de vacatureanalyse verfijnd worden tot op het niveau van competenties.
HOOFDSTUK 1 | INLEIDING
anderzijds. Het hier voorliggende rapport omhelst het verslag van deze focusstudie naar toekomstige
competentienoden in de sector van opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en –diensten (PC 319.01).
1.2
Focusstudie naar toekomstige competentienoden binnen PC 319.01
Voor deze focusstudies werd een gestructureerde aanpak voor diepteonderzoek uitgewerkt die toelaat om
de toekomstige competentienoden en opleidingsbehoeften te detecteren (Limbourg et al., 2012).
Deze aanpak is uitgeschreven in een handleiding (Vlaamse overheid-Departement WSE, 2012) en
via een ESF-oproep, gericht naar sectorfondsen, worden sectoren aangespoord om deze focusstudies uit te voeren. Zo ging ook de sector van opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en –diensten
(PC 319.01) op deze oproep in (VIVO vzw en het Sociaal Fonds VOHI).
De voorgestelde handleiding en methode biedt een stapsgewijze werkwijze aan:
- het in kaart brengen van trends en uitdagingen die afkomen op de sector in Vlaanderen, Europa en
de wereldeconomie aan de hand van desk research en/of een verkennende workshop;
- het detecteren van toekomstige competentienoden aan de hand van bedrijfsbezoeken;
- een vergelijking van de toekomstige competentienoden met het huidige opleidingsaanbod;
- het opstellen van een actieplan op basis van de bevindingen in het onderzoeksproces.
Voor deze focusstudie binnen de sector van opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en –diensten
(PC 319.01) wordt deze handleiding grotendeels gevolgd en worden volgende fases doorlopen:
- fase 1: voorbereiding;
- fase 2: vooronderzoek: het in kaart brengen van trends en uitdagingen voor de sector:
- desk research;
- verkennende workshop;
- fase 3: analysefase:
- het detecteren van toekomstige competentienoden aan de hand van bedrijfsbezoeken;
- websurvey;
- focusgroepen;
- analyse opleidingsaanbod;
- fase 4: het opstellen van een actieplan op basis van de bevindingen in het onderzoeksproces.
Met deze combinatie van methoden worden niet zozeer exacte voorspellingen nagestreefd, maar
wel naar een zo goed mogelijk inzicht in de evolutie van beroepen en competenties binnen de sector in de toekomst.
HOOFDSTUK 1 | INLEIDING
9
2 | De sector in beeld
Kwantitatieve analyse van de evoluties in de sector
en tewerkstelling
2.1
PC319.01, een diverse sector
De sector van de opvoedings– en huisvestingsinrichtingen en –diensten van de Vlaamse Gemeenschap (PC 319.01) omvat organisaties die instaan voor de zorg, begeleiding en ondersteuning van
diverse doelgroepen (kinderen, gehandicapten, jongeren, ouders, ouderen, gezinnen, ...). Concreet
bestaat deze sector uit:
- gehandicaptenzorg;
- bijzondere jeugdzorg;
- centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning (CKG’s);
- centra voor integrale gezinszorg (CIG’s);
- autonome Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW’s);
- sociale verhuurkantoren en de huurdersbonden (deze subsector wordt niet verder mee opgenomen in deze focusstudie).
Voorzieningen voor kinderen, jongeren en volwassenen met een handicap behoren tot de gehandicaptenzorg. De voorzieningen zijn erkend door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Het gaat om zowel ambulante voorzieningen (thuisbegeleidingsdiensten, centra voor ontwikkelingsstoornissen, diensten begeleid wonen, diensten beschermd wonen, dienst voor zelfstandig
wonen, dienst voor plaatsing in gezinnen en vrijetijdsinitiatieven) als om semi–residentiële voorzieningen (die instaan voor opvang overdag, voor behandeling en begeleiding: voor kinderen en jongeren
zijn dit semi–internaten, voor volwassenen zijn dit dagcentra) en residentiële voorzieningen (de grootste groep van voorzieningen: internaten en observatie– en behandelingscentra (voor minderjarigen),
tehuizen voor werkenden en de tehuizen voor niet werkenden (voor volwassenen)). Daarnaast zijn
er nog centra voor kortverblijf.
De Bijzondere Jeugdzorg komt tegemoet aan de noden van minderjarigen en hun ouders wanneer zij
zich in een ‘problematische opvoedingssituatie’ bevinden. Bijvoorbeeld wanneer ouders om hulp
vragen bij de opvoeding van hun kinderen of wanneer er conflicten ontstaan tussen minderjarigen
en hun ouders. Maar ook wanneer een minderjarige een als ‘misdrijf omschreven feit’ pleegt. De
opvang en ondersteuning kan via begeleidingstehuizen, gezinstehuizen, onthaal–, oriëntatie– en
observatiecentra, dagcentra, thuisbegeleidingsdiensten, diensten voor begeleid zelfstandig wonen en
diensten voor pleegzorg.
In Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (CKG’s) worden kinderen verzorgd en kunnen gezinnen met hulpvragen terecht voor begeleiding. In bepaalde situaties begeleidt een CKG gezinnen
met kinderen aan huis. Maar kinderen kunnen er ook deeltijds of voltijds verblijven.
Centra voor integrale gezinszorg (CIG’s) bieden residentiële of ambulante hulp aan gezinnen en gezinsleden met relationele of pedagogische problemen of conflicten die op korte of lange termijn kunnen leiden tot breuken in de gezinsrelaties. Een CIG is een voorziening die zorgt voor de ambu-
HOOFDSTUK 2 | DE SECTOR IN BEELD
11
lante begeleiding of de residentiële of semi-residentiële opvang en begeleiding van ouders en kinderen en van aanstaande ouders.
Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) richten zich naar mensen die persoonlijk en/of maatschappelijk kwetsbaar zijn. Zij kunnen met allerlei vragen terecht (i.v.m. partnerrelatie, gezin en
opvoeding, seksualiteit en zwangerschap, persoonlijke levenssfeer, armoede en uitsluiting thuisloosheid, ...) bij CAW’s.
De sociale verhuurkantoren ten slotte, huren woningen op de private huurmarkt om ze vervolgens
door te verhuren aan sociaal zwakke huurders, om zo de private huurmarkt toegankelijk te maken
voor mensen met een beperkt inkomen. Zoals reeds vermeld, wordt deze sector niet verder mee
opgenomen in deze focusstudie. Voor de volledigheid nemen we deze wel nog mee op in dit cijfermatig overzicht.
2.2
De cijfers3
De sector telt ongeveer een 500-tal werkgevers die werknemers tewerk stellen die vallen onder
PC 319.01. De sector van Gehandicaptenzorg is veruit de grootste subsector met drie kwart van het
totaal aantal werknemers die vallen onder PC 319.01. Ongeveer 16% van de werknemers valt onder
de Bijzondere Jeugdbijstand, 6% behoort tot de subsector van Algemeen Welzijnswerk, 3% tot de
centra voor Kinderzorg/Gezinszorg en slechts 0,4% tot de Huurdersbond/Sociale verhuurkantoren.
Zoals tabel 2.1 aantoont, is de tewerkstelling binnen de sector continu gestegen sinds 2005. Daarnaast
toont de tabel ook duidelijk de snelle veroudering in de sector aan: in 2012 is meer dan een kwart van
de medewerkers ouder dan 50 jaar, t.o.v. 14,7% van de medewerkers in 2005.
De demografische situatie in de social profit werd overzichtelijk in kaart gebracht in de Sectorfoto
2012 Social profit (departement Werk en Sociale economie, 2012). Door een jong/oud-ratio (aantal
-30-jarige werknemers/aantal +50-jarige werknemers) te berekenen, konden de demografische verschuivingen zichtbaar in kaart gebracht worden. De resultaten van deze analyse tonen aan dat er in
2005 over alle sectoren heen berekend, 129 -30-jarige werknemers waren per 100 oudere werknemers.
In 2011 bedroeg deze ratio nog slechts 90 -30-jarige werknemers per 100 oudere werknemers. Voor
PC 319.01 bedroeg deze ratio 182 -30-jarige werknemers per 100 +50 jarige werknemers in 2005. In
2011 echter telde deze sector nog slechts 96 werknemers jonger dan 30 jaar per 100 werknemers
van 50 jaar of ouder. We kunnen dus spreken van een verschuiving van een eerder jonge sector
naar een grijzere sector.
3 Bron: www.werk.be - sectoren interactief
12
HOOFDSTUK 2 | DE SECTOR IN BEELD
Tabel 2.1
Werknemers binnen PC 319.01 naar leeftijd, Vlaams gewest
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
-25 jaar
3 097
(10,0%)
3 150
(9,9%)
3 098
(9,5%)
3 125
(9,3%)
3 217
(9,2%)
3 259
(9,1%)
3 235
(8,8%)
3 179
(8,4%)
+2,6
25-49 jaar
23 315
(75,3%)
23 497
(73,8%)
23 453
(71,8%)
23 603
(70,4%)
23 967
(68,5%)
24 045
(67,0%)
24 368
(66,1%)
24 609
(65,2%)
+5,6
50+ jaar
4 544
(14,7%)
5 224
(16,3%)
6 043
(18,5%)
6 806
(20,2%)
7 757
(22,2%)
8 525
(23,9%)
9 239
(25,1%)
9 971
(26,4%)
+119,4
30 956
(100,0%)
31 871
(100,0%)
32 594
(100,0%)
33 534
(100,0%)
34 941
(100,0%)
35 829
(100,0%)
36 842
(100,0%)
37 759
(100,0%)
+22,0
Totaal
2005-2012
(in %)
Bron RSZ DMFA (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE), situatie op 30 juni van het jaar
De sector wordt ook gekenmerkt door een sterke aanwezigheid van vrouwelijke medewerkers. Slechts
22% van de werknemers binnen PC 319.01 zijn mannen. De gegevens sinds 2005 tonen ook niet
echt een positieve evolutie wat het aandeel mannelijke werknemers betreft.
Tabel 2.2
Werknemers binnen PC 319.01 naar geslacht, Vlaams gewest
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Mannen
7 133
(23,0%)
7 308
(22,9%)
7 405
(22,7%)
7 551
(22,5%)
7 916
(22,7%)
8 073
(22,5%)
8 256
(22,4%)
8 384
(22,2%)
+17,5
Vrouwen
23 823
(77,0%)
24 563
(77,1%)
25 189
(77,3%)
25 983
(77,5%)
27 025
(77,3%)
27 756
(77,5%)
28 586
(77,6%)
29 375
(77,8%)
+23,3
30 956
(100,0%)
31 871
(100,0%)
32 594
(100,0%)
33 534
(100,0%)
34 941
(100,0%)
35 829
(100,0%)
36 842
(100,0%)
37 759
(100,0%)
+22,0
Totaal
2005-2012
(in %)
Bron RSZ DMFA (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE), situatie op 30 juni van het jaar
Naast de sterke feminisering van de sector valt ook de sterke en stijgende aanwezigheid van deeltijdarbeid op.
Tabel 2.3
Werknemers binnen PC 319.01 naar arbeidsregime, Vlaams gewest
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Deeltijds
19 027
(61,5%)
19 977
(62,7%)
20 752
(63,7%)
21 644
(64,5%)
22 694
(64,9%)
23 820
(66,5%)
24 660
(66,9%)
25 483
(67,5%)
+33,9
Voltijds
11 926
(38,5%)
11 894
(37,3%)
11 842
(36,3%)
11 890
(35,5%)
12 246
(35,1%)
12 008
(33,5%)
12 181
(33,1%)
12 276
(32,5%)
+2,9
Speciaal
3
(0,01%)
0
(0,00%)
0
(0,00%)
0
(0,00%)
1
(0,01%)
1
(0,01%)
1
(0,01%)
0
(0,0%)
30 956
(100,0%)
31 871
(100,0%)
32 594
(100,0%)
33 534
(100,0%)
34 941
(100,0%)
35 829
(100,0%)
36 842
(100,0%)
37 759
(100,0%)
Totaal
2005-2012
(in %)
+22,0
Bron RSZ DMFA (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE), situatie op 30 juni van het jaar
De werknemers binnen PC 319.01 hebben overwegend een bediendenstatuut.
HOOFDSTUK 2 | DE SECTOR IN BEELD
13
Tabel 2.4
Werknemers binnen PC 319.01 naar statuut, Vlaams gewest
2005
2006
Arbeiders
4 467
(14,4%)
Bedienden
Totaal
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2005-2012
(in %)
4 555
(14,3%)
843
(2,6%)
596
(1,8%)
544
(1,6%)
472
(1,3%)
430
(1,2%)
393
(1,0%)
-91,2
26 489
(85,6%)
27 316
(85,7%)
31 751
(97,4%)
32 938
(98,2%)
34 397
(98,4%)
35 357
(98,7%)
36 412
(98,8%)
37 366
(99,0%)
+41,1
30 956
(100,0%)
31.871
(100,0%)
32 594
(100,0%)
33 534
(100,0%)
34 941
(100,0%)
35 829
(100,0%)
36 842
(100,0%)
37 759
(100,0%)
+22,0
Bron RSZ DMFA (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE), situatie op 30 juni van het jaar
Bewerkingen door het Steunpunt WSE op gegevens van het Datawarehouse AM & SB bij de
Kruispuntbank Sociale Zekerheid, laten toe om de dynamiek van de arbeidsmarkt in kaart te brengen. Deze gegevens tonen de instroom en uitstroom uit de sector op jaarbasis en de interne mobiliteit (personen die binnen de sector zelf van job veranderen).
De meest recent beschikbare analyses hebben betrekking op de mobiliteit in 2009. We vergelijken
met de gemiddelde mobiliteitscijfers. In 2009 telde de sector aan het begin van het jaar
34 167 werknemers; In 2009 verlieten 2 844 werknemers de sector (een uitstroomgraad van 8,3%;
de gemiddelde uitstroomgraad over alle sectoren heen bedroeg 14,4%). In diezelfde periode
stroomden ook 3 962 nieuwe werknemers in in de sector (een instroomgraad van 11,2%; de gemiddelde instroomgraad over alle sectoren heen bedroeg 13,1%). Ook in 2009 veranderden enkele
554 werknemers van job binnen de sector. We kunnen dus stellen dat voor de periode 2009 de
sector een rustigere dynamiek vertoonde ten opzichte van de globale arbeidsmarktdynamiek in die
periode, waarmee een tendens die sinds enkele jaren vastgesteld kan worden verdergezet wordt
(www.werk.be).
Ten slotte kijken we naar het profiel van de organisaties waarbinnen de werknemers die vallen
onder PC 319.01 tewerkgesteld zijn.
De sector van opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en –diensten telt op 30 juni 2011
36 842 werknemers. Ongeveer 75% van de werknemers werkt in de gehandicaptenzorg, 16% in de
bijzondere jeugdzorg, 6% in de Centra voor Algemeen welzijnswerk, 3% in de CKG’s/CIG’s en
minder dan 1% voor de huurdersbond/Sociale verhuurkantoren.
Naar ondernemingsgrootte zien we dat in 2009 (meest recent beschikbare cijfers) in vergelijking
met de situatie over alle sectoren heen, werknemers zelden tewerkgesteld zijn in micro-en kleine
ondernemingen met minder dan 20 werknemers. Ook zijn werknemers minder tewerkgesteld in
grote organisaties met meer dan 500 werknemers. Eén vijfde van de werknemers is actief in organisaties met 50 tot 100 werknemers, een kwart werkt in organisaties met 200-499 werknemers.
14
HOOFDSTUK 2 | DE SECTOR IN BEELD
Tabel 2.5
Werknemers binnen PC 319.01 naar ondernemingsgrootte, Vlaams gewest (2009)
Ondernemingsgrootte
Aantal werknemers
(n)
Aandeel werknemers
(%)
Aandeel werknemers
totaal Vlaams gewest
(%)
1-4 Wn
131
0,4
8,0
5-9 Wn
265
0,8
6,1
10-19 Wn
1 255
3,6
6,8
20-49 Wn
4 790
13,7
11,1
50-99 Wn
7 559
21,6
7,5
100-199 Wn
5 594
16,0
7,4
200-499 Wn
8 838
25,3
9,9
500-999 Wn
2 011
5,8
7,0
> 1 000 Wn
4 498
12,9
36,3
34 941
100,0
100,0
Eindtotaal
Bron RSZ DMFA (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE), situatie op 30 juni van het jaar
HOOFDSTUK 2 | DE SECTOR IN BEELD
15
3 | Uitdagingen en tendensen in de sector
3.1
Inleiding
Doel van dit hoofdstuk is het in kaart brengen van de belangrijkste ontwikkelingen in de sector en
de verwachte impact van deze ontwikkelingen op ‘werken’ in de sector. In een volgend hoofdstuk
gaan we dan dieper in op de impact van deze ontwikkelingen op competenties en competentienoden in de sector.
Zoals reeds beschreven werden verschillende methodes aangewend om deze informatie te verzamelen: kwalitatieve (desk research, verkennende workshop, organisatiebezoeken, focusgroep en
kwantitatieve (websurvey) methodes. In bijlage worden deze verschillende methodes en onderzoeksstappen meer in detail omschreven.
Dit onderzoeksrapport wil echter geen chronologisch verslag brengen van de verschillende
onderzoeksstappen maar is thematisch opgebouwd. Waar van toepassing zullen de kwalitatieve
bevindingen gestaafd worden aan de hand van de kwantitatieve resultaten op basis van de websurvey.
Omwille van de te verwachten impact van een aantal grondige beleidswijzigingen (die recent doorgevoerd zijn of die in de nabije toekomst zullen ingevoerd worden), bespreken we deze kort in een
eerstvolgende paragraaf.
Vervolgens gaan we in op hoe de betrokken organisaties deze beleidswijzigingen inschatten en de
verwachte impact hiervan op het werk in de sector. Ook kijken we naar een aantal algemene tendensen die eerder los staan van de aangekondigde beleidswijzigingen en waarvan uit de verschillende onderzoeksstappen bleek dat ook deze een belangrijke impact zullen hebben op werken in de
sector en op toekomstige competentienoden.
3.2
Beleid en beleidswijzigingen
De sector van opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en –diensten is een sector in verandering. De
op til zijnde of recent geïmplementeerde wijzigingen in het beleid naar de verschillende subsectoren
toe, zullen op korte en middellange termijn een belangrijke impact hebben op de verschillende organisaties en vermoedelijk ook op het werk binnen deze organisaties. We geven kort de voornaamste
beleidswijzigingen weer met betrekking tot de verschillende subsectoren.
3.2.1
Perspectief 2020, een nieuw perspectief voor de gehandicaptenzorg
De grootste groep werknemers en instellingen binnen PC 319.01 betreft de gehandicaptenzorg. De
zorginstellingen worden deels of volledig gesubsidieerd door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, onder de bevoegdheid van het Ministerie van Welzijn. De zorginstellingen
worden opgedeeld in ambulante, semi-residentiële en residentiële voorzieningen. Behalve de
werkings- en investeringssubsidies wordt er op Vlaams niveau ook beslist over erkennings- en
financieringsnormen.
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
17
De gehandicaptenzorg in Vlaanderen worstelt sinds jaren met een groot aantal personen met een
handicap die wachten op ondersteuning. Bovendien is het duidelijk dat het aantal mensen met een
ondersteuningsvraag verder zal toenemen. Het aantal personen met een handicap zal vermoedelijk
verder toenemen omwille van demografische redenen, medische en wetenschappelijke ontwikkelingen, ... Bovendien zijn er een aantal maatschappelijke veranderingen die leiden tot een inkrimping
van het sociaal netwerk waardoor het aandeel personen dat beroep zal doen op ondersteuning, zal
stijgen.
De sector is op dit moment sterk in verandering. In 2010 keurde de Vlaamse regering de ‘Perspectiefnota
2020-Nieuw ondersteuningsbeleid voor personen met een handicap’ van Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen, goed. De basisidee waaruit deze nota vertrekt, is dat personen
met een handicap een volwaardige plaats moeten krijgen in onze samenleving: zoveel mogelijk
‘gewoon in de samenleving’ en zo weinig mogelijk ‘uitzonderlijk en afzonderlijk’. Met deze nota
wordt resoluut gekozen voor het expliciteren van een tendens, een noodzaak die reeds langere tijd
duidelijk werd: personen met een handicap zijn volwaardige burgers wiens persoonlijke autonomie,
rechten en capaciteiten gerespecteerd moeten worden.4 De maatschappij dient personen met een
handicap te helpen opdat zij zo zelfstandig mogelijk aan deze maatschappij kunnen deelnemen. Het
afzonderen en beschermen/afschermen van personen met een handicap is te vermijden. De benadering breekt met het oude beeld van personen met een handicap die in de eerste plaats hulp- en
zorgbehoevend zijn.
Door een beleid dat gericht is op het versterken van participatie, zelfstandigheid en inclusie, dient de inzet
van en samenwerking met andere welzijnsdomeinen versterkt te worden. Zorgvernieuwing slaat bruggen met andere welzijnsdomeinen. Dit betekent een uitdaging voor het beleid gezien de verdeling
van de bevoegdheden over verschillende beleidsdomeinen. Ook vanuit het perspectief van de cliënt
is er nood aan verdere afstemming tussen verschillende domeinen.
Deze herziene benadering heeft ook gevolgen voor de wijze waarop de sector georganiseerd is. Daar
waar vroeger (jaren ‘60, jaren ‘70) vooral geopteerd werd voor het voorzien van residentiële
opvangmogelijkheden waar mensen (weg van de maatschappij) ‘geplaatst’ werden, wordt de inclusieve benadering nu versterkt en worden verschillende zorgvormen voorzien en bestaat er meer mogelijkheid om verschillende zorgvormen te combineren.
De ‘Perspectiefnota 2020-Nieuw ondersteuningsbeleid voor personen met een handicap’ werkt langs twee grote
krachtlijnen: tegen 2020 moet (1) alle zorg vraaggestuurd zijn én er moet (2) zorggarantie komen voor mensen met de grootste ondersteuningsnood (geen wachtlijsten meer).5 Deze twee krachtlijnen vormen dan ook
de grootste uitdagingen voor de sector.
3.2.1.1
Alle zorg vraaggestuurd
Een vraaggestuurde benadering betekent meer zorg op maat van de gebruikers. Op dit moment wordt
de vraaggestuurde zorg in de praktijk gezet. Door het systeem van persoonsvolgende financiering6 worden de voorzieningen niet meer rechtstreeks gefinancierd. Het systeem van persoonsvolgende
financiering houdt in dat aan cliënten rechtstreeks een eigen budget ter beschikking wordt gesteld,
afgestemd op hun persoonlijke situatie. De zorgvoorzieningen zullen dus ‘betaald’ worden door de
4
5
6
18
Paradigma-shift EU: van medische en beschermende benadering naar benadering gericht op participatie, zelfstandigheid en
inclusie.
Bron: www.perspectief2020.be.
Op dit moment wordt het systeem reeds gedeeltelijk toegepast bij voorzieningen die wensen uit te breiden. Deze voorzieningen
krijgen niet langer een vast budget maar wel geld per persoon die een 'ticket' heeft van het VAPH en die dat bij hen wil besteden.
Zo'n ticket heet officieel een 'persoonsvolgende convenant'. “De gebruikers zijn heel tevreden met deze verandering - ze is er op
hun vraag gekomen - en ook de voorzieningen stappen mee in dit verhaal. Zij zijn blij dat het zo stelselmatig verandert, zodat ze
wat kunnen oefenen.” (Jean-Pierre Van Baelen, veranderingsmanager bij de Vlaamse overheid; www.perspectief2020.be).
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
cliënt; de financiering van de voorzieningen zal rechtstreeks afhankelijk worden van het aantal personen dat ze begeleiden. De cliënt zelf krijgt zo ook meer controle: indien hij of zij niet tevreden is
bij een bepaalde zorgaanbieder, kan de overstap gemaakt worden naar een andere zorgaanbieder en
de cliënt ‘neemt zijn budget mee’. Voor de voorzieningen vraagt dit dus een grote ommezwaai in de manier
waarop gewerkt zal worden.
Niet alleen voor de cliënten, ook voor de voorzieningen kan meer vraaggestuurd werken, voordelen
geven. Zo kunnen (en dienen) zij flexibeler (te) werken. Een aantal voorzieningen zijn nu reeds in
een proefproject van de oprichting van multifunctionele centra gestapt.
“Daarvoor loopt er nu al een proefproject met ‘multifunctionele centra’ (MFC). Voorlopig zijn er een tiental
Vlaamse internaten en semi-internaten voor jongeren (goed voor 1 800 plaatsen) die deelnemen aan dat experiment. Zij kunnen hun middelen flexibeler inzetten en zorg op maat bieden. Een concreet voorbeeld: een jongere kan
er nu voor kiezen om de hele week op het internaat te verblijven, maar volgende week overstappen op dagopvang.
Als dat goed gaat, kan hij na twee maanden thuisblijven, met ondersteuning. De regels zijn dus minder strikt,
maar als tegenprestatie vragen wij dat die multifunctionele centra 5 tot 10 procent méér mensen helpen dan vroeger,
met dezelfde middelen. Dit jaar breiden we dat experiment uit, en er komt ook een oproep voor voorzieningen voor
volwassenen. We merken heel veel interesse vanuit de sector: zij stappen duidelijk mee in dit verhaal.” (Jean-Pierre
Van Baelen, veranderingsmanager bij de Vlaamse overheid; www.perspectief2020.be).
3.2.1.2
Zorggarantie
Ook de zorggarantie voor de mensen in de doelgroep met de grootste ondersteuningsnood betekent een uitdaging voor de sector. De uitdaging schuilt niet enkel in het voorzien van voldoende middelen voor
de doelgroep met de grootste ondersteuningsnood en zo de wachtlijsten voor deze groep weg te
werken. Een andere uitdaging schuilt ook in het voorzien van een zorgaanbod voor de groep die
hier buiten valt maar toch een ondersteuningsnood heeft. In 2012 is een nieuw besluit van de
Vlaamse Regering (op voordracht van Jo Vandeurzen) rond rechtstreeks toegankelijke hulpverlening
goedgekeurd. Concreet wil dat zeggen dat mensen die geen ‘ticket’ van het VAPH hebben, toch de
kans krijgen om tijdelijke dagopvang of thuisondersteuning te krijgen. Er is wel een duidelijke aflijning: het dient te gaan om tijdelijke, niet-intensieve hulp. “
“Stel dat een alleenstaande moeder het hele jaar zelf voor haar gehandicapte zoon zorgt, maar eens twee weken op
vakantie wil. Dan kan zij nu tijdelijke dagopvang krijgen via een voorziening, zonder dat ze hiervoor een hele
administratieve procedure moet doorlopen.” (Jean-Pierre Van Baelen, veranderingsmanager bij de Vlaamse overheid; www.perspectief2020.be).
Dit besluit van de Vlaamse regering over rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een
handicap bepaalt dat voorzieningen erkenning kunnen aanvragen die hen toelaat het aanbod ambulante
en mobiele hulp te verruimen voor personen met een handicap.
“Dankzij dit besluit krijgen de al erkende zorgvoorzieningen een bijkomende erkenning. Die erkenning wordt uitgedrukt in een aantal personeelspunten - met daaraan gekoppeld een forfaitaire werkingstoelage - die ze in verschillende modules kunnen inzetten. bijvoorbeeld in mobiele of ambulante begeleiding, mobiele of ambulante outreach,
dagopvang of verblijf. Dit geeft een veel grotere flexibiliteit. Deze zorgvoorzieningen zijn goed verspreid over Vlaanderen. Zo kunnen voorzieningen de middelen eventueel in samenwerkingsverband met andere VAPH-voorzieningen inzetten.” (Jos Theunis, Afdelingshoofd Zorg van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
(VAPH), www.perspectief2020.be).
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
19
3.2.1.3
Vermaatschappelijking van de zorg, flexibilisering en samenwerking
We kunnen dus stellen dat zowel de verandering naar een meer vraaggestuurde benadering als de
uitbreiding van de mogelijkheden via het systeem van rechtstreeks toegankelijke hulp, verdere flexibilisering van de zorgverlening tot gevolg zal hebben.
“Dit kadert in de flexibilisering van de hulpverlening en de benadering vanuit het model van de vijf concentrische
cirkels. In de cirkels gaan we na wie kan worden ingeschakeld om maximaal inclusief te werken. Eerst kijken we
naar wat de persoon zelf kan. En wat kan zijn gezin, of wat is wenselijk dat het gezin kan doen? Een volgende
cirkel is het bredere netwerk van vrijwilligers, mantelzorgers, vrienden, de buurt, ... Dan kijken we naar de reguliere diensten van welzijns- en gezondheidsdiensten voor iedereen, zoals gezinszorg bijvoorbeeld. Tot slot kom je dan
bij de ondersteuning door het VAPH terecht. Dat kan enerzijds gaan om rechtstreeks toegankelijke hulp waarvoor mensen rechtstreeks bij de dienst of voorziening kunnen aankloppen, of om niet rechtstreeks toegankelijke
hulp: langdurige begeleiding of residentiële opvang en begeleiding waarvoor je een aanvraag moet indienen bij het
VAPH. (...) Het verhaal van de cirkels is niet normatief, maar complementair. Het is dus niet de bedoeling de
binnenste cirkels eerst uit te putten voor we aan de buitenste lagen beginnen, maar wel om na te gaan of andere cirkels mee ingeschakeld kunnen worden in de hulpverlening.”(Jos Theunis, Afdelingshoofd Zorg van het Vlaams
Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH), www.perspectief2020.be).
De sector moet dus door een veranderingstraject. In het kader van het wijzigende welzijns- en zorglandschap in de diverse sectoren moeten voorzieningen evolueren van een aanbodgestuurde zorgwerking naar een meer vraaggestuurde zorgwerking waarbij de regie van de zorg en de financiering
bij de gebruiker zelf komt te liggen. De voorzieningen gaan zich dus als het ware op de kaart van de
zorgmarkt moeten zetten en zich daar profileren. Deze omwenteling noodzaakt naast organisatorische aanpassingen eveneens noden op vlak van kennis, vaardigheden en competenties, ...7
Bovendien dient (zoals reeds vermeld) door een beleid dat gericht is op het versterken van participatie, zelfstandigheid en inclusie, de inzet van en samenwerking met andere welzijnsdomeinen versterkt te worden.
Ook vanuit het perspectief van de cliënt is er nood aan verdere afstemming tussen verschillende
domeinen.
3.2.2
Toegangspoort Integrale jeugdhulp
De medewerkers en instellingen die betrokken zijn bij de ondersteuning en opvang van kinderen,
jongeren en gezinnen vormen een andere belangrijke groep die valt onder PC 319.01. In deze paragraaf bespreken we dan ook de situatie in en de belangrijke trends en uitdagingen voor onder
andere de diensten Bijzondere Jeugdzorg, de Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning
(CKG’s) en de Centra voor Integrale Gezinszorg (CIG’s). Ook instellingen en medewerkers die
betrokken zijn bij de opvang van jongeren met een beperking, zullen de gevolgen ondervinden van
de overschakeling naar integrale jeugdhulp in Vlaanderen.
Op 3 juli 2013 keurde het Vlaams Parlement het Decreet integrale jeugdhulp goed. Op 1 maart 2014
trad de integrale jeugdhulp in heel Vlaanderen in werking.8 Het Decreet integrale jeugdhulp hertekent het jeugdhulplandschap volledig. Uitgangspunt is dat elke jongere die hulp nodig heeft, zo snel
mogelijk en in zo weinig mogelijk stappen passende hulp moet vinden
(http://wvg.vlaanderen.be/jeugdhulp). Voorheen (en op het moment van de bevraging) boden in
Vlaanderen honderden organisaties jeugdhulp aan, elk met hun eigen opdracht. Door deze versnippering glipten jongeren vaak door de mazen van het net. Met het nieuwe Decreet integrale jeugd7
8
20
Bron: http://ppg.dixys.com/Data/FileManagement/Files/9/29890/LEDEN-1312_Uitnodiging_Managementsondersteuning_24mei13.pdf).
Een voorstart vond plaats in de regio Oost-Vlaanderen. Deze ging in op 16 september 2013.
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
hulp verankert Vlaanderen een verregaande samenwerking tussen alle sectoren die betrokken zijn
bij de jeugdhulp, met name zoals het:
- Agentschap Jongerenwelzijn;
- Algemeen Welzijnswerk;
- Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg;
- Centra voor Leerlingenbegeleiding;
- Kind en Gezin;
- Centra voor Integrale Gezinszorg;
- Vlaams Agentschap voor Personen met het Handicap.
Het gaat dus over de brede waaier van hulp- en dienstverlening aan tienduizenden kinderen en jongeren op jaarbasis.
3.2.2.1
De jongeren (en hun naaste omgeving) centraal
De afstemming van de sectoren, vanuit een gedeelde focus op het welzijn van kinderen en jongeren, is cruciaal. Met de integrale jeugdhulp wil men erover waken dat kinderen en jongeren steeds
ergens terecht kunnen en dat er geen breuken zijn in de hulpverlening. Het decreet hertekent het
landschap van de jeugdhulp en zet de jongere centraal.
De eigen kracht van kinderen, jongeren en hun naaste omgeving zijn de belangrijkste bron van hulpverlening. Daartoe zal een contextgerichte manier van werken gehanteerd worden; er wordt maximaal
ingezet op het versterken van de eigen krachten van jongeren en hun context. Het Decreet beoogt
kinderen, jongeren en gezinnen maximaal aan de jeugdhulpverlening te laten participeren. Het werken met methodieken die daarop inspelen krijgt een prominente rol in de nieuwe aanpak zodat er
op het terrein aan de slag wordt gegaan met en in de context.
Het decreet wil tijdig een adequaat en gepast antwoord aanbieden op de hulpvraag waarbij vertrokken wordt van de hulpvraag of de hulpbehoefte en daar maximaal bij aansluiten. Als verschillende vormen van jeugdhulp aan een hulpvraag kunnen beantwoorden, moet de hulpverlening zich
ertoe verplichten om de minst ingrijpende vorm van jeugdhulp aan te bieden.
3.2.2.2
Samenwerking: een sluitend netwerk van hulp- en dienstverlening
Het Decreet beoogt een integrale aanpak te realiseren bij het organiseren en het aanbieden van
jeugdhulpverlening. Alle organisaties (Kind en Gezin, Centra voor Leerlingenbegeleiding, Centra
Algemeen Welzijnswerk, Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap en Agentschap Jongerenwelzijn) worden aangezet om over de sectoren
heen samen te werken om zo efficiënte en effectieve jeugdhulp te realiseren. Zo wordt de hulp meer gericht
ingezet in functie van de noden van de cliënt: rechtstreeks toegankelijk als het kan, niet-rechtstreeks
toegankelijk als het nodig is.
Op dit moment heeft elke sector andere toelatingsvoorwaarden en toegangsprocedures. Op
1 maart 2014 wijzigen de bestaande procedures die toegang geven tot de jeugdhulp, ingrijpend. Het
hele niet-rechtstreeks toegankelijke aanbod van jeugdhulp zal bereikbaar zijn via één en dezelfde procedure: de intersectorale toegangspoort. Het realiseren van een intersectorale aanpak maakt het hulplandschap – ook voor de cliënt – transparanter.
Om een eenvormige toegang tot de hulpverlening mogelijk te maken, worden alle mogelijkheden
inzake de jeugdhulp in Vlaanderen op een vergelijkbare manier in kaart gebracht. Om dat alles te
realiseren, zijn een aantal grondige wijzigingen nodig die maken dat het hulpverleningslandschap
voor kinderen en jongeren er totaal anders zal uitzien. De gemaakte keuzes hebben een grote
impact op de bestaande organisatiestructuren en de praktijk van de jeugdhulpverlening.
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
21
Het nieuwe decreet maakt ook een duidelijke keuze voor het zo snel als mogelijk kunnen inzetten
van adequate hulp op de eerste lijn. Het verzekert daartoe een aanzienlijke uitbreiding van het rechtstreeks toegankelijke aanbod.
Het nieuwe decreet wil het garanderen van de flexibiliteit en continuïteit van de jeugdhulpverlening
waarborgen, met inbegrip van de naadloze overgang naar andere vormen van hulpverlening en in
het bijzonder in de overgang van jeugdhulp naar volwassenenhulpverlening. Zo wordt ook de verantwoordelijkheid van elke hulpverlener voor een goede hulpcontinuïteit explicieter gesteld.
3.2.2.3
Vermaatschappelijking van de zorg
Het nieuwe decreet maakt ook meer dan voordien werk van vermaatschappelijking van de zorg. Er
dient meer en meer inclusief en participatief gewerkt te worden, over verschillende beleidsdomeinen heen.
Vraagsturing, continuïteit van hulp en contextgericht werken zijn de kernbegrippen in deze vernieuwde jeugdhulp.
3.2.3
Schaalvergroting CAW’s
De Centra voor Algemeen Welzijnswerk staan in voor eerste lijns psychosociale hulp- en dienstverlening voor personen van wie de welzijnskansen bedreigd of verminderd zijn. Het hulpaanbod
van de CAW’s bestaat uit 3 kerntaken: (1) algemene preventie en beleidssignalering, (2) een rechtstreeks toegankelijk onthaal waar iedereen terecht kan en waarbij men ook ‘outreachend’ en proactief werkt, en (3) psychosociale begeleiding met prioritaire aandacht voor de meest kwetsbaren.
Om deze opdrachten op een doeltreffende manier te kunnen opnemen, wordt de sector gereorganiseerd, namelijk een schaalvergroting naar 1 CAW per werkingsgebied en dit vanaf 1 januari 2014. Door
deze fusioneringsoperatie wordt het aantal CAW’s in Vlaanderen en Brussel herleid tot 11.
Minister Vandeurzen beoogt zo dat de CAW’s verder kunnen “evolueren naar slagkrachtige organisaties met een geïntegreerd aanbod van hulp- en dienstverlening, en tot sociale ondernemingen met
een sterke en geprofileerde werking binnen en buiten de zorgsector, waarbij sectorale en intersectorale samenwerking geoptimaliseerd wordt”. Centraal bij deze reorganisatie staat ook het verzekeren
van het aanbod op maat van lokale en regionale behoeften, het belang van de lokale verankering en
het waarborgen van fysieke aanwezigheid zo dicht mogelijk bij de burger, ook in minder verstedelijkte gebieden.
Er wordt gestreefd naar ‘een schaalvergroting en een efficiëntere organisatie, samen met een toegankelijk, betaalbaar en kwaliteitsvol aanbod van hulp- en zorgverlening en een duidelijke profilering naar alle burgers’, zegt minister Jo Vandeurzen. Hierdoor krijgt het algemeen welzijnswerk een
sterke en duidelijke identiteit en nog meer de mogelijkheid om zijn maatschappelijke opdracht op
de eerste lijn voor iedereen die nood heeft aan informatie, begeleiding en opvang volledig waar te
maken. ‘Verder moet de organisatievergroting verenigbaar zijn met het aanbieden van hulpverlening
op mensenmaat. Alle burgers moeten makkelijk een duidelijk en laagdrempelig antwoord op hun
welzijnsvraag vinden’, besluit de minister.
De veranderingen betekenen niet alleen een schaalvergroting, ook zijn er een aantal bijkomende
taken toegevoegd aan de dienstverlening vanuit de CAW’s (waaronder schuldbemiddeling, verruiming van de doelgroepen, hulplijn rond kindermishandeling, ...).
22
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
3.3
Uitdagingen en tendensen in de sector en impact op werken in de sector
Wat vertelt het werkveld zelf?
In deze paragraaf gaan we, na de voorgaande korte bespreking van de beleidswijzigingen (die recent
doorgevoerd zijn of die in de nabije toekomst zullen ingevoerd worden), dieper in op hoe de betrokken organisaties deze beleidswijzigingen inschatten en de verwachte impact hiervan op het werk in de sector.
Ook kijken we naar een aantal algemene tendensen die eerder los staan van de aangekondigde beleidswijzigingen en waarvan uit de verschillende onderzoeksstappen bleek dat ook deze een belangrijke
uitdaging vormen en impact zullen hebben op werken in de sector en op toekomstige competentienoden.
Het is duidelijk dat iedere organisatie, gegeven de geschetste trends en uitdagingen, in de nabije toekomst een aantal keuzes zal dienen te maken (over de organisatiestructuur, over het zorgaanbod,
over wie wat doet, over het insourcen of outsourcen van bepaalde functies en expertise, over alternatieve financieringsbronnen, ...). Al deze keuzes zullen een impact hebben op de verschillende
functies en op de competentienoden in de sector.
3.3.1
3.3.1.1
Beleid(swijzigingen) en impact op werken in de sector
Grote nood aan duidelijkheid en informatie
Uit alle gesprekken die we voerden met verschillende actoren en organisaties in de sector, bleek een
grote vraag naar meer duidelijkheid en informatie over wat de op til zijnde veranderingen concreet zouden
betekenen voor de eigen organisatie en haar medewerkers. De aangekondigde beleidswijzigingen
zijn duidelijk en zeker, maar de concrete implementatie ervan is dit niet. Daarom was het voor de
gesprekspartners vaak moeilijk om in de tijd vooruit te kijken en uitspraken te doen over de concrete impact van deze veranderingen op de organisatie en op het werk in de organisatie.
We spraken ook met een aantal organisaties die recent reeds in een veranderingstraject stapten
(omwille van het gegeven dat ze fungeerden als pilootregio, omwille van het feit dat ze als organisatie reeds anticipeerden op de op til zijnde veranderingen, ...). Ook hier merkten we toch nog onduidelijkheid en onzekerheid, zowel bij de verantwoordelijken als bij het personeel. De concrete
impact van de geïmplementeerde wijzigingen zal pas duidelijk worden na een algemene uitrol en na
verloop van enige tijd.
Sommige verantwoordelijken probeerden hun personeel zo goed en zo snel mogelijk te informeren,
andere verantwoordelijken opteerden er eerder voor om eerst af te wachten tot er meer concrete
duidelijkheid is alvorens het personeel bij het proces te betrekken. Zo wilde men het creëren van
nog meer onzekerheid vermijden.
De gesprekspartners in de verschillende sectoren waren het er wel over eens dat de zorgorganisatie op
korte en middellange termijn zal veranderen. Sommigen schatten deze wijzigingen voor hun organisatie eerder minimaal in, anderen verwachtten een eerder grote ommezwaai. In de volgende paragrafen gaan we dieper in op wat deze uitdagingen zijn in de verschillende sectoren die werknemers
tewerk stellen die vallen onder PC 319.01. We geven hier de algemene trends weer. Ook al was het
voor de gesprekspartners vaak moeilijk om vooruit te kijken en uitspraken te doen over de concrete
impact van deze veranderingen op de organisatie en op het werk in de organisatie, toch lieten de
aangekondigde beleidswijzigingen wel toe om een aantal veronderstellingen op dit vlak te maken. We
geven de mening en visie van de verschillende gesprekspartners hier dan ook mee.
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
23
3.3.1.2
Meer vraaggestuurd werken
Een eerste vaststelling over alle sectoren heen is dat er een tendens is van aanbodgestuurde zorgverlening naar meer vraaggestuurde zorgverlening, meer werken op maat (o.a. door de overschakeling naar persoonsgebonden financiering), meer rechtstreeks toegankelijke hulpverlening, ...
De overschakeling naar persoonsgebonden financiering in de gehandicaptenzorg, geeft nog veel vraagtekens. Het werkveld verwacht hierdoor een verschuiving naar meer flexibeler en meer vraaggestuurd
op maat moeten werken, om zo te kunnen beantwoorden aan de zorgvragen die op hen zullen
afkomen. Het risico dat werknemers meer dan vroeger ‘overvallen’ zullen worden door een
bepaalde problematiek, neemt toe. Werknemers kunnen zo ook meer geconfronteerd worden met
verschillende ‘uitersten’ op het zorg-spectrum.
Men verwacht hierdoor een nood aan verdere differentiëring binnen en uitbreiding van het zorgaanbod
met een nood aan schaalvergroting (en het zoeken naar de juiste schaalgrootte) en meer samenwerking
(zie verder).
Ook in de jeugdzorg komt de cliënt/patiënt/gebruiker meer centraal te staan en krijgt meer controle over het zorgtraject dat hij/zij volgt om zo meer zorg op maat van zijn/haar behoeften te
bekomen. De sector dient om te gaan met andere verwachtingen en andere eisen van de gebruiker.
Het is vaak nog onduidelijk welke impact deze verschuiving naar meer vraaggestuurd werken concreet zal of dient te hebben op zowel het aanbod als de organisatie van de zorg in verschillende organisaties.
Sommige organisaties stellen dat deze tendens zal leiden tot een noodzaak naar meer specialisatie.
Andere organisaties zien echter een nood aan meer generalisten in hun organisatie die flexibel op
zorgvragen kunnen inspelen. En nog andere organisaties zien juist een noodzaak aan een mix van
beide profielen.
Ook de wijze waarop de zorg en het werk georganiseerd wordt, zal wijzigen. Zo merken sommige
organisaties op dat de uitbreiding van de rechtstreeks toegankelijke hulp zal leiden tot meer ambulant werken. Of dat het vraaggestuurd werken zal leiden tot het meer moeten zoeken naar de juiste
verhouding tussen groepsactiviteiten en individuele zorg op maat. Men verwacht minder te zullen
werken vanuit bepaalde theorieën of visies maar veel meer vanuit methodieken en (oplossingsgerichte) werkvormen die aansluiten bij de individuele vragen. Sommige organisaties verwachten
dat cliënten hun zorg inkopen, komen en vertrekken wanneer zij dit kiezen (wat dan weer problemen geeft naar inzet van het personeel).
Niet enkel wordt verwacht dat men een flexibeler zorgaanbod dient te voorzien, ook wordt verwacht
dat de medewerkers, de staf en het management tot op zekere hoogte een andere rol dienen op te
nemen: meer zelfsturing, meer flexibiliteit, meer verantwoordelijkheid, ... Het ontwikkelen van een zorgstrategische planning wordt moeilijker maar belangrijker, men verwacht een nood aan uitbouw van flexibele hulpverleningstrajecten en aan modulair werken.
Het is nog niet duidelijk in welke mate deze overgang naar meer vraaggestuurd werken zal resulteren in een soort shopgedrag van de cliënt en zijn omgeving. Het aanbieden van goede zorgkwaliteit
blijft cruciaal maar vraag is of de zorgvragers ook niet op zoek zullen gaan naar de goedkoopste
oplossing, wat zou kunnen leiden tot bijvoorbeeld druk op de werknemersprofielen die ingezet
worden om zorg te bieden (de goedkoopste zorgverstrekkers) of op de concurrentie tussen verschillende zorgorganisaties.
24
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
Meer flexibiliteit vraagt ook meer kwaliteitsopvolging. Men verwacht ook een impact op het te voeren
personeelsbeleid: de vraag wordt flexibel maar in welke mate kan het personeel aan deze flexibiliteit
tegemoet komen, zowel op vlak van (flexibele) inzetbaarheid als op vlak van competenties?
3.3.1.3
Vermaatschappelijking van de zorg en contextgericht werken
De voorgestelde beleidswijzigingen in de gehandicaptenzorg en de jeugdhulp, vertrekken sterk vanuit een inclusieve visie. De maatschappij dient personen met een handicap te helpen opdat zij zo
zelfstandig mogelijk aan deze maatschappij kunnen deelnemen. De vernieuwde jeugdhulp focust
ook meer dan vroeger op vermaatschappelijking van de zorg. Samenwerking (zie verder) binnen de sector en over de eigen sector heen, zal hiertoe nodig zijn.
Contextgericht werken vormt een basis begrip in deze vernieuwde jeugdhulp. Zoals reeds vermeld
wordt de cliënt/patiënt/gebruiker en zijn/haar omgeving meer centraal geplaatst binnen zijn/haar zorgtraject. Ook binnen de gehandicaptenzorg wordt meer samenwerking met de context vooropgesteld, er wordt meer emancipatorisch gewerkt en versterkt ingezet op participatie van de cliënt/
patiënt/gebruiker en zijn/haar omgeving aan het zorgtraject.
Contextgericht werken in een steeds zwaarder wordende thuissituatie en context, betekent dan ook
een grote uitdaging voor de sector.
3.3.1.4
Meer samenwerken/netwerken
Een gevolg van meer inclusief en meer vraaggestuurd gaan werken, is dan ook dat er meer samenwerking nodig/noodzakelijk zal zijn tussen verschillende disciplines en organisaties binnen de zorgsectoren en tussen verschillende zorgsectoren.
Meer inclusief gaan werken zal er toe leiden dat kennisdeling en het inbrengen van expertise in en
van andere zorgdomeinen, meer en meer noodzakelijk zal worden. Men verwacht ook een toenemende nood aan samenwerking met en afstemming met reguliere diensten, ook binnen andere
beleidsdomeinen.
Men verwacht dat, gegeven het meer vraaggestuurd werken, de nood aan meer afstemming tussen
en differentiatie binnen het (regionaal) zorgaanbod zal toenemen. Kleinere organisaties vrezen in dit
verhaal moeilijk hun plek te kunnen vinden en verwachten een duidelijke nood aan meer schaalvergroting, netwerkvorming en samenwerkingsverbanden. Zo hopen ook kleinere organisaties te kunnen komen tot een flexibeler aanbod en een betere afstemming op de zorgvragen. Men verwacht
dat tussenschotten binnen en tussen sectoren meer en meer weg zullen vallen zodat nieuwe vormen
van hulpverlening mogelijk worden.
De sector verwacht dat de zorggarantie pas kan werken indien intersectorale netwerken, ondersteund door de overheden, worden opgezet, met minimale administratieve belasting.
Integrale jeugdhulp zal meer doen samenwerken. Vanuit het uitgangspunt dat er dient vermeden te
worden dat het tot een breuk komt in de dienstverlening en om zorg op maat te kunnen aanbieden,
is samenwerking (zowel binnen als buiten de eigen sector) een noodzaak.
Het opzetten van meer samenwerking vraagt een investering in tijd en middelen, een toename van
overleg en afstemming (zorgregie).
3.3.1.5
Meer regels, meer administratie, meer ICT
Organisaties verwachten een complexere regelgeving, die resulteert in onder andere een toename
van administratieve opdrachten door de subsidiërende overheid en een complexere administratie.
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
25
“Vanuit verschillende hoeken krijgen we steeds meer te maken met reglementering en wetgeving (ook vanuit Europese wetgeving).”
Men verwacht dat het accent meer en meer zal komen te liggen op meetbaarheid, op de aantoonbaarheid van de gezette stappen en de behaalde resultaten. Het aantal registraties op cliëntniveau
lijkt toe te nemen.
Men verwacht dus een toenemende regelgeving op allerlei domeinen, en meer verantwoording te
moeten afleggen over de besteding van de middelen. Een andere administratieve aanpak zal vereist
zijn, met andere rapporteringsvormen.
De aangekondigde beleidswijzigingen en de wijze waarop deze geïmplementeerd zullen worden,
zullen van de organisaties een verdere uitbouw van ICT binnen hun organisatie vereisen. Bepaalde
procedures zoals onder andere de implementatie van online (geautomatiseerde) cliëntopvolgingssystemen en andere registratiesystemen, verder digitaliseren van informatie, ... betekenen een nood
aan verdere uitbouw van de ICT-mogelijkheden binnen organisaties.
Ook maken sommige organisaties melding van het kunnen aanbieden van een online hulpaanbod,
het zichtbaar maken van het aanbod via allerlei moderne communicatiemiddelen, ... wat een verdere
kennis van ICT vereist.
Administratieve ondersteuning (o.a. door ICT) wordt meer en meer een noodzaak, maar vraagt ook
investeringen in mensen en middelen.
3.3.1.6
Vermarkting
Een ander gevolg van meer vraaggestuurd werken dat aangehaald wordt door de sector is dat het
noodzakelijk zal zijn om zich als organisatie in de markt te plaatsen, het geboden zorgaanbod ‘aan
te prijzen’ aan ‘potentiële’ gebruikers.
Sommige gesprekspartners verwachten niet enkel dat hun financiering meer onzeker wordt
omwille van de persoonsgebonden financiering en het meer vraaggestuurd werken, ook verwachten
zij minder financiering. Zij zien een toenemende nood aan het zoeken naar bijkomende financieringsbronnen (sociaal ondernemerschap).
3.3.1.7
Meer werkdruk
De sector vreest dat de beleidswijzigingen en de veranderingen binnen de sector zouden kunnen
leiden tot nog een verdere stijging van de nu reeds hoge werkdruk. De financiering wordt anders en
meer onzeker. Men vreest meer werkdruk: “hetzelfde of meer te moeten doen voor dezelfde of minder middelen”.
Ook wordt een grotere belasting omwille van de secundaire taakinhoud (omwille van registraties,
administratieve eisen, ...) wordt verwacht.
Daarnaast is er de vrees dat door de schaalvergroting en het veranderende takenpakket voor de
CAW’s een aantal bijkomende thema’s dienen opgenomen te worden waarover men nog niet over
de nodige kennis en expertise beschikt. Ook dit zal leiden tot een verhoging van de werkdruk.
3.3.1.8
Wat vertellen de resultaten van de websurvey?
De trends en uitdagingen die we vaststelden op basis van de gesprekken tijdens de workshop, de
organisatiebezoeken en met de expertisegroep, werden voorgelegd aan de brede populatie van
organisaties uit de sector. Ongeveer 110 organisaties beantwoordden deze vraag (voor meer informatie over de websurvey verwijzen we naar de bijlage).
26
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
Tabel 3.1
Trends en ontwikkelingen met betrekking tot de organisatie
n
%
We verwachten dat de noodzaak om samen te werken binnen de zorgsector in de toekomst ...
109
100,0
- zal toenemen
106
97,2
3
2,7
- grotendeels niet zal veranderen
- zal afnemen
0
0,0
109
100,0
- zal toenemen
99
90,8
- grotendeels niet zal veranderen
10
9,2
0
0,0
We verwachten dat de informatisering (ICT) op de werkplek in de toekomst ...
109
100,0
- zal toenemen
104
95,4
5
4,6
We verwachten dat de noodzaak om samen te werken met andere sectoren buiten de zorgsector in de toekomst ...
- zal afnemen
- grotendeels niet zal veranderen
- zal afnemen
0
0,0
109
100,0
- zal toenemen
94
86,2
- grotendeels niet zal veranderen
15
13,8
0
0,0
We verwachten dat de administratieve belasting op de werkplek in de toekomst ...
- zal afnemen
We verwachten dat de wijze waarop het werk georganiseerd wordt, in de toekomst ...
105
100,0
- zal veranderen
77
73,3
- grotendeels hetzelfde zal blijven
28
26,7
107
100,0
- zal veranderen
78
72,9
- grotendeels hetzelfde zal blijven
29
27,1
We verwachten dat onze wijze van financiering in de toekomst ...
We verwachten dat onze kernopdracht in de toekomst
110
100,0
- grotendeels hetzelfde zal blijven
78
70,9
- zal veranderen
32
29,1
110
100,0
- zal krimpen
63
57,3
- hetzelfde blijft
40
36,4
7
6,4
110
100,0
- zal uitbreiden
59
53,6
- grotendeels hetzelfde zal blijven
47
42,7
4
3,6
We verwachten dat onze financiering in de toekomst ...
- zal stijgen
We verwachten dat het door ons geboden zorgaanbod in de toekomst ...
- zal inkrimpen
We verwachten dat het door ons geboden zorgaanbod in de toekomst inhoudelijk ...
106
100,0
- zal veranderen
55
51,9
- grotendeels hetzelfde zal blijven
51
48,1
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
Uit de resultaten blijkt dat de vastgestelde trends en uitdagingen duidelijk herkend worden binnen
het merendeel van de organisaties. Waar bijna iedereen het over eens is, is dat de nood aan samenwerking zal toenemen en dat men verwacht dat de administratieve belasting (en informatisering) zal stijgen. Men verwacht een duidelijke wijziging in de wijze van financiering en men verwacht een impact
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
27
op de wijze waarop het werk zal georganiseerd worden in de toekomst. Deze wijzigingen worden verwacht een impact te hebben op de jobs en functies in de sector.
Men is er doorsnee genomen wel van overtuigd dat de kernopdracht niet zal wijzigen maar toch
geeft meer dan de helft van de organisaties aan dat het geboden zorgaanbod in de toekomst zal veranderen.
De impact van deze uitdagingen op het werk en op de werknemers in de sector is dan ook te verwachten. Bijna alle bevraagde organisaties verwachten dat de professionele eisen naar de werknemersgroep zullen toenemen en dat deze trend zich enkel zal verderzetten. Twee organisaties op drie
geven aan dat de organisatie meer nood heeft en toenemend zal hebben aan specialisten, één derde
stelt dat de organisatie (ook) meer nood heeft en zal hebben aan generalisten om flexibel te kunnen
inspelen op de zorgvraag op maat.
Bijna alle organisaties zijn het erover eens dat de werknemersgroep steeds meer werkdruk ervaart en
ziet deze trend zich in de toekomst verderzetten.
Tabel 3.2
Impact op het werk en de werknemersprofielen in de sector
Verwacht u dat deze trend zich ...
verderzet
n
%
We stellen vast dat de professionele eisen
naar (wat verwacht wordt van) de werknemersgroep binnen onze organisatie ...
110
100,0
- toenemen
101
- afnemen
- we stellen geen verandering vast
We stellen vast dat onze organisatie ...
omkeert
n
%
andere
n
%
n
%
91,8
99
90,0
0
0,0
2
1,8
1
0,9
1
0,9
0
0,0
0
0,0
8
7,3
7
6,4
0
0,0
1
0,9
110
100,0
- meer nood heeft aan specialisten
76
69,1
74
67,3
1
0,9
1
0,9
- we stellen geen verandering vast
25
22,7
20
18,2
1
0,9
4
3,6
9
8,2
9
8,2
0
0,0
0
0,0
109
100,0
47
43,1
40
36,7
1
0,9
6
5,5
- minder nood heeft aan specialisten
We stellen vast dat onze organisatie ...
- we stellen geen verandering vast
- meer nood heeft aan generalisten
36
33,0
35
32,1
0
0,0
1
0,9
- minder nood heeft aan generalisten
26
23,8
23
21,1
1
0,92
2
1,8
111
100,0
- meer werkdruk ervaart
95
85,6
91
82,0
2
1,8
2
1,8
- we stellen geen verandering vast
15
13,5
12
10,8
1
0,9
2
1,8
1
0,9
1
0,9
0
0,0
0
0,0
We stellen vast dat de werknemersgroep binnen onze organisatie steeds ...
- minder werkdruk ervaart
We polsten ook in een open bevraging naar de drie belangrijkste trends en ontwikkelingen met
betrekking tot de organisatie. Deze worden ter informatie opgesomd in onderstaande tabellen. We
sorteren de antwoorden per sector. Opnieuw bevestigen deze antwoorden grotendeels wat reeds
bleek uit de kwalitatieve bevragingsronde.
28
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
Tabel 3.3
Belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de organisatie in de gehandicaptenzorg
Belangrijkste trends en ontwikkelingen
Gehandicaptenzorg
- De persoonsgebonden financiering heeft nog veel vraagtekens. Zowel op financieel als op administratief vlak. onzekere financiering. persoonsvolgende convenanten - geld volgt de cliënt. Persoonsvolgende financiering. andere manier van financiering vanuit de overheid. nieuwe financiering - wordt
een uitdaging voor administratie en staf. grotere diversiteit van financiering op dit moment. De
omschakeling naar persoonsvolgende financiering. Meer individuele financiering. vraag gestuurde
zorg, Veel flexibeler en meer vraaggestuurd werken. personeelsmiddelen volgen cliënt maar contracten ... omwentelingen binnen de sector: vandaag moeten omgaan met de vele onzekerheden omdat
verandering die op ons afkomt zeker is maar de implementatie nog niet. Andere financiering en ander
personeelsbeleid; wijzigingen in financiering van de zorg. minder ondersteuning van de subsidiërende
overheid. Een organisatie zal meer en meer moeten geleid worden door een manager. vraaggerichter
werken. Toenemende flexibiliteit in personeelsbeleid door persoonsvolgende financiering (persoonsvolgende convenanten) betekent meer onzeker. onduidelijkheden van overheidswege. minder toezicht/inspraak van overheid?
- Gaan samenwerken met andere sectoren, netwerken. Samenwerking. samenwerking met voorzieningen in de regio. grotere samenwerkingsverbanden. samenwerking met andere organisaties wordt
noodzakelijk. werken in ruimer, formeel samenwerkingsverband. Meer genoodzaakt om samen te
werken met andere diensten. meer samenwerkingsverbanden en intersectorale samenwerking. Meer
samenwerking met andere sectoren. Meer netwerken. grotere en meer samenwerkingsverbanden.
meer samenwerking. Samenwerken met 1 of meer organisaties zodat er geen breuk hoeft te komen
voor de cliënten. toenemende nood aan samenwerking zowel sectoraal als intersectoraal. samenwerken met andere voorzieningen. Het is niet duidelijk hoelang we onze autonomie kunnen bewaren. In
hoeverre een verdere samenwerking met andere voorzieningen zich opdringt. Meer afstemming en
differentiatie van zorgaanbod op zorgvragers uit de regio. De kleine organisatie en zijn specifieke
werking zal binnen verdwijnen en zich moeten aanpassen. meer samenwerking. Netwerkvorming met
andere zorgverstrekkers binnen de sector. Uitbreiding van ons netwerk (nog groter??). Meer samenwerken met reguliere diensten. Samenwerking met andere organisatie rond zorg op maat voor de
cliënt. samenwerken met anderen verhoogt. Meer samenwerking tussen organisaties, zowel binnen als
buiten de eigen sector. Meer samenwerkingsverbanden. Samenwerking met reguliere diensten.
samenwerkingsverbanden noodzakelijk. samenwerken met andere organisaties.
- Responsabilisering. stijgend belang van efficiëntie. Meer verantwoordelijkheden op organisatie niveau
met uitlopers naar administratie, personeelsbeleid, ...
- Ver’markting’, commercialisering van de zorg. sociaal ondernemerschap. Veranderende financiering.
Het ondernemerschap zal een belangrijkere rol spelen (eventueel privatisering van de zorg en/of concurrentie van private onderneming. Noodzaak om bijkomende funding te zoeken. op zoek gaan naar
bijkomende middelen.
- Steeds verdere professionalisering. minder inzichtelijke structuur met toenemende professionalisering.
- Toenemende verplichte differentiëring van het zorg aanbod. Meer flexibel aanbod. Grotere flexibiliteit t.o.v. cliënt is nodig. schaalvergroting. uitbreiding aanbod. uitbreiding doelgroepen. reorganiseren
van zorgaanbod in licht van deze nieuwe tendensen. Schaalvergroting of delen van diensten. Meer
zorg bieden zonder uitbreiding van middelen. Meer doen met dezelfde middelen. Door groei van
organisatie (intern): groeipijnen binnen organisatie n.a.v. wijzigingen organisatiestructuur, hiërarchie.
Meer doen met minder middelen. De invoering van Flexibel Aanbod Meerderjarigen. Breder aanbod
van verstrekte hulp. Uitgebreider aanbod. We zullen veel flexibeler en sneller moeten kunnen gaan
inspelen op zorgvragen die we krijgen. men zal niet meer altijd kunnen blijven werken in de job waarvoor men aangenomen is. flexibele inzet van de middelen. Meer doen met minder budget. De ontwikkeling van Rechtstreeks Toegankelijke Hulpverlening. men zal meer moeten doen met minder
middelen. Meer doen met dezelfde middelen. Pedagogisch anders gestructureerde organisatie. In hoeverre zullen wij in de toekomst genoodzaakt zijn om onze dagelijkse werking aan te passen? Omgaan
met andere verwachtingen en andere eisen van de gebruiker
- Implementatie van meer ICT in de zorg. Toenemende automatisering. Meer ICT. Meer informatica
(registreren, info delen, ...). Informatisering. Meer informatisering. Digitalisering van de informatie.
ICT. Meer ICT ... Informatisering
- Meer werkdruk. stijgende werkdruk. hoge werkdruk. Te hoge werkdruk. meer werkdruk. Verhoging
van de werkdruk. Toename werkdruk. ervaren werkdruk stijgt. toenemende werkdruk door toenemende eisen vanuit de overheid. toename van registratieopdrachten van overheidswege die belastend worden ervaren. verhoogde werkdruk. meer werkdruk zorgt voor meer zakelijker: minder gratuit,
minder sur plus. grotere belasting met secundaire taakinhoud (registraties, administratieve eisen, ...).
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
29
Belangrijkste trends en ontwikkelingen
Gehandicaptenzorg
- Complexere regelgeving die resulteert in complexe administratie. toenemende bureaucratie, registraties, procedures, meetbaarheid, aantoonbaarheid (in de toekomst minder? zie ‘regel-luw werken’ FAM
ed.). meer regels, meer preventie, meer administratieve taken. Vanuit verschillende hoeken krijgen we
steeds meer te maken met reglementering en wetgeving, (ook vanuit Europese wetgeving). Meer
administratieve verplichtingen en financiële verplichtingen. Administratieve andere aanpak, invulling,
rapportering. Meer administratie. Hopelijk minder administratie. Meer administratieve belasting.
administratieve impact.
- Out of the box-denken. medewerkers meenemen in het verhaal van een gewijzigde werkcontext
waarin ze automatisch zullen terechtkomen
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
Tabel 3.4
Belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de organisatie in de bijzondere
jeugdzorg
Belangrijkste trends en ontwikkelingen
Bijzondere jeugdzorg
- Inbedding in Integrale jeugdhulp. integrale jeugdhulp. Veranderend Jeugdhulplandschap/Toegangspoort/IJH. Evolutie en overstap naar EMK sedert 01/01/2014 toenemende regelgeving op allerlei
domeinen. De veranderingen die er op til staan, met de verandering naar de centrale toegangspoort en
de EMK’s.
- Meer integraal samenwerken. meer regionale samenwerking binnen de organisatie en naar andere
organisaties toe. wellicht opgaan in grotere samenwerkingsverbanden. We verwachten schaalvergroting op organisatieniveau, maar werken aan schaalverkleining (+/- 50 begeleidingen) op opdrachtniveau. Het feit dat we een kleine voorziening zijn, maakt dat we dienen uit te kijken naar een partner
om samen te werken. schaalvergroting met mogelijkheid tot schakelen tussen meer beschikbare
modules en hierdoor (hopelijk) betere afstemming. Samenwerking en plaatselijke inbedding. Schaalvergroting/samenwerkingsmodellen. Meer regionale werking. samenwerkingsmodaliteiten op poten
zetten. Schaalvergroting en meer samenwerken in de regio. Samenwerking met andere voorzieningen
meer samenwerking met context. tussenschotten binnen sectoren vallen meer en meer weg, zodat
nieuwere vormen van HV mogelijk worden. samenwerken met externe instanties in en buiten de sector wordt belangrijker. Investeringen in samenwerking vraagt tijd en middelen. Fusie in de toekomst
met andere organisatie. Zoektocht naar schaalvergroting. Integrale jeugdhulp zal meer doen samenwerken. Gemeenschapsvorming. Samenwerking (inter)sectoraal. Samenwerken tussen organisaties.
toename overleg en afstemming
- Innovatie en maatschappelijke relevantie wordt belangrijker
- Meer responsabilisering - meer verantwoordelijkheid/verantwoording
- Onze werknemers moeten zeer zelfsturend zijn om met zo’n klein team te kunnen ondersteunen.
belang van goede teams. toenemende druk op samenwerken/samendragen zowel op organisatorisch
als inhoudelijk vlak. belang van teamwerking
- Sociaal ondernemerschap. bijkomende financieringsbronnen zullen meer dan nodig zijn. Inkrimping
van financiering. nieuwe subsidiëring
- Meer oog voor competenties. Inzetten op HR.
- Wijziging aanbod. meer hulp op maat vergt soepele organisatie. aanbod doen voor de toegangspoort.
meer gespecialiseerde en toch meer generalistisch aanbod. Deskundigheid/Specialiseren.
- Wijzigende organisatiestructuur. ontwikkelen van zorgstrategische planning wordt belangrijker. nood
aan uitbouw flexibele hulpverleningstrajecten. Werken aan interne organisatiestructuur. organisaties
hebben nood aan een strategische planning gespreid over meerdere jaren. modulair werken. dossiers
zonder consulenten. meer zelfsturing in de regionale afdelingen
- Inhoudelijke veranderingen: meer emancipatorisch werken, participatie, ...
- Gebruik van ICT bij registratie. 70 ICT - opleidingen/werken met sociale media. informatisering en
online hulpaanbod. De verdere uitbouw van de ICT binnen de werking. implementatie van (geautomatiseerde) cliëntopvolgingssystemen. Kennis informatisering noodzakelijk. Administratieve ondersteuning (o.a. door ICT) wordt meer en meer een noodzaak, maar vraagt ongelooflijk veel financiële
inspanningen. Toename van de administratieve opdrachten door de directe subsidiërende overheid.
Toename administratieve belasting. Toename van de administratieve opdrachten voor ondernemingen. accent op aantoonbaarheid van resultaten en kwaliteitslabels. Meer informatisering – administratie. Veel hogere administratieve druk op de medewerkers; jongerenwelzijn vraagt veel meer registraties
dan vroeger op cliëntniveau. Meer verantwoording over besteding van de middelen.
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
30
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
Tabel 3.5
Belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de organisatie in de CKG’s en CAW’s
Belangrijkste trends en ontwikkelingen
Centrum voor
kinderzorg en
gezinsondersteuning
- Nood aan meer efficiëntie. Meer of minstens hetzelfde doen met minder middelen.
- Sterke evolutie binnen sector. IJH is één grote miskleun, men wil gewoon de instroom in BJB beperken. Wij zitten reeds volop in vernieuwing qua werking (pioniersrol) meer gerichte focus op de preventie met heel veel van onze modules.
- Onzekerheid i.v.m. subsidies.
- Zwaarder wordende problematiek
- Eisen vanuit regelgevende instanties gekoppeld aan nog een groot aantal, vaak oudere - laag
geschoolde werknemers. ICT ontwikkeling voor laaggeschoolden
- Het samenwerken met andere interne diensten binnen de VZW. Het samenwerken met externe
partners inter- en intrasectoraal. Samenwerking intern en extern. Schaalgrootte
- Zeer specialistische aanpak door de verschillende medewerkers binnen de verschillende modules
- Meer opleidingskansen voor alle medewerkers
- Beroep doen op de expertise binnen eigen dienst en eventueel extern ikv specifieke problematiek
Centrum voor
algemeen
welzijnswerk
- Meer intersectoraal samenwerken. Meer samenwerking met jeugdzorg. Meer samenwerking met
lokale besturen.
- Meer administratieve opdrachten
- Meer inzetten op sensibilisering en preventie
- Meer mobiele zorg aan huis
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
3.3.2
De veranderende doelgroep en impact hiervan op werken in de sector
3.3.2.1
Toename van de zorgvraag o.a. door vergrijzing van cliënten en patiënten?
De bevraagde organisaties en gesprekspartners tijdens deze focusstudie stellen dat de grootste uitdaging blijft dat de doelgroep groot is en steeds verder toeneemt. De sector gaat er vanuit dat de
zorgvraag verder zal toenemen door de verdere vergrijzing van de populatie.
Gegeven de huidige situatie met lange wachtlijsten in verschillende zorgsectoren, is het van belang
om de zorg zo te kunnen organiseren dat optimaal een antwoord kan geboden worden op de groeiende zorgvraag.
3.3.2.2
Het profiel van cliënten/patiënten/gebruikers van zorg verandert
a) Een complexere en zwaardere zorgvraag
Niet alleen de omvang van de groep zorgvragers neemt toe. Ook de verzorging van de doelgroep,
zeker in de gehandicaptenzorg, wordt steeds zwaarder omwille van de zwaardere problematieken
die zich nu voordoen ten opzichte van enkele decennia geleden. De doelgroep heeft steeds een
grotere fysieke zorgbehoevendheid, is ook minder zelfstandig en heeft meer ondersteuning nodig.
Ook ziet de sector een toename van ‘multiproblem’-situaties. Het ziektebeeld wordt complexer, complexere problematieken en dus ook een toenemende complexiteit van de zorgvraag. Specifiek en
opmerkelijk wordt melding gemaakt van een toename van mensen –zowel jongeren als volwassenen- die kampen met (de gevolgen van) psychische en psychiatrische problemen, met emotionele en gedragsstoornissen. Men maakt melding van “bijkomende psychische problemen die het beeld vertroebelen en de hulpverlening moeilijk of complexer maken”. Verschillende oorzaken werden hiervoor in de loop van deze studie
aangewezen: de afbouw of het tekort aan psychiatrische opvang, de ‘etiket’-cultuur van psychiatrische stoornissen, de complexere samenleving, de complexere context binnen gezinnen (vechtscheidingen, labiele opvoedingssituaties, ...), het wegvallen van een ondersteunend netwerk, het moeilij-
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
31
ker kunnen omgaan met sociaal-emotionele problemen in de huidige prestatiegerichte samenleving, ... De sector maakt melding dat hierdoor de draagkracht van het personeel onder druk gezet
wordt, onder andere door toenemende gedrags- en agressieproblemen bij cliënten.
Meer flexibele zorg op maat is nodig (zie hoger). De complexere en zwaardere zorgvragen vereisen
een verdere professionalisering van de medewerkers. De sector maakt melding van een grotere nood
aan samenwerking met andere expertisedomeinen omwille van de complexere en meer omvattende
problematieken.
Ook de CAW’s ervaren dat de eerstelijns-hulpvragen niet langer vnl. enkelvoudige vragen zijn maar
dat het gaat over zwaardere en complexere problematieken die vaak meer en specifieke expertise
vragen van de ‘duizendpoten’ van het personeel. De werkdruk neemt sterk toe, zeker in de onthaalfuncties.
b) Een meer diverse doelgroep
De doelgroep wordt niet enkel groter en kampt met een zwaardere, complexere problematiek maar wordt
ook meer divers. Zo stel zeker de sector van de jeugdzorg een verschuiving vast naar meer en meer
gezinnen met aan andere culturele achtergrond, een andere taal en waarden, wat het werken rond
opvoedingsvragen soms zeer moeilijk maakt. De doelgroep wordt steeds meer multicultureel (afhankelijk van de regio) maar ook naar socio-economische achtergrond steeds meer divers. Zo ziet de sector
een toename van de gevolgen van stijgende (kans)armoede in de samenleving. De oorzaak wordt
hiervan vaak gesitueerd bij de financieel-economische crisis. Meer cliënten leven op de grens van de
(kans)armoede. Zij hebben het steeds moeilijker om in eigen huisvesting te voorzien vanwege de
financiële haalbaarheid en uitsluiting. De sector van de jeugdhulp ziet een toename van kinderarmoede, van alleenstaande ouders die de eindjes slechts moeilijk aan elkaar kunnen knopen.
c) Een mondigere en veeleisendere doelgroep
Daarnaast meldt de sector ook dat het mondiger9 en meer eisend worden van de doelgroep (en zijn netwerk) een uitdaging betekent voor de werknemers in de sector. De gebruikers/patiënten/cliënten
zijn beter geïnformeerd en worden ook als veeleisender ervaren. Zij verwachten vaak een onmiddellijke of snelle oplossing op maat. “Een tendens die niet alleen eigen is aan de zorgsector, maar
die zeker zijn gevolgen heeft op het vlak van communicatie-eisen, omgaan met (verbale) agressie,
assertiviteit, ...’ (sectorconvenant, 2012). De sector vreest dat de omschakeling naar vraaggestuurde
zorg deze trend enkel nog zal versterken.
d) Een ouder wordende doelgroep (en zijn netwerk)
Daar waar de sector van de jeugdhulp vooral vaststelt dat haar doelgroep verjongt, zien we bij de
gehandicaptenzorg een duidelijke toename van de zorgvraag door het ouder worden en de vergrijzing van
patiënten en cliënten. Zo ziet de gehandicaptenzorg nu reeds de impact van ouder wordende bewoners
die meer en meer kampen met toegenomen gezondheidsproblemen. De zorgvraag wordt groter en
zwaarder. Bovendien worden niet enkel zorgvragers ouder maar ook het sociaal netwerk van de
bewoners en zorgvragers.
e) Een kleiner ondersteunend netwerk
Daar waar de huidige beleidsvisie vooral streeft naar inclusie en maatschappelijke participatie, stelt
de sector net vast dat het ondersteunend netwerk van veel cliënten net verkleint. De sector ziet meer
alleenstaanden of alleenstaande ouders, vereenzaming en toenemende uitsluiting.
9
32
Nog een tendens die vaak in de rand vermeld werd, is dat de doelgroep ook steeds vaker actief is op sociale media en dat dit ook
voor het personeel een uitdaging betekent.
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
Het toenemend belang van contextgericht werken en de sterke keuze voor het contextueel en integraal benaderen van de zorgvrager, zoals onderschreven wordt in de voorgestelde beleidsvisies,
stoot vaak op de grens van het te kleine netwerk en te weinig sociale context van de zorgvrager om
op terug te kunnen vallen. Potentiële hulpbronnen worden moeilijker bereikbaar.
3.3.2.3
Wat vertellen de resultaten van de websurvey?
De trends en uitdagingen die we vaststelden op basis van de gesprekken tijdens de workshop, de
organisatiebezoeken en met de expertisegroep, werden voorgelegd aan de brede populatie van
organisaties uit de sector. Ongeveer 115 organisaties beantwoordden deze vraag (voor meer informatie over de websurvey verwijzen we naar de bijlage).
De resultaten van de websurvey bevestigen opnieuw grotendeels wat reeds bleek uit de gevoerde
gesprekken. Een meerderheid van de organisaties herkent zich in de situatie dat de doelgroep van
hun werking steeds meer divers wordt, steeds meer kampt met een complexere of zwaardere problematiek of met (de gevolgen van) psychiatrische problemen. Het merendeel van de respondenten
bevestigt dat de doelgroep steeds mondiger en assertiever wordt.
Toch konden we vaststellen dat een aantal trends en uitdagingen die vermeld werden, ofwel niet
echt nieuw zijn, ofwel trends zijn waarin een deel van de sector zich minder herkent. Zo bevestigt
eerder een minderheid dat de doelgroep meer zou kampen met (de gevolgen van) armoede of eenzaamheid.
Tabel 3.6
Trends en ontwikkelingen met betrekking tot de doelgroep
Verwacht u dat deze trend zich ...
verderzet
omkeert
n
%
88,1
98
83,1
1
0,8
5
4,2
11,1
11
9,3
0
0,0
2
1,7
1
0,8
1
0,8
0
0,0
0
0,0
We stellen vast dat de problemen waarmee onze
doelgroep kampt, steeds ...
114
100,0
- complexer worden
100
87,7
99
86,8
0
0,0
1
0,9
14
12,3
10
8,8
0
0,0
4
3,5
0
0,0
0
0,0
0
0.0
0
0,0
115
100,0
- mondiger/assertiever wordt
96
83,5
95
82,6
0
0,0
1
0,9
- we stellen geen verandering vast
19
16,5
17
14,8
0
0,0
2
1,7
- minder mondig/assertief wordt
0
0,0
0
0,0
0
0,0
0
0,0
114
100,0
zwaarder worden voor het personeel
87
76,3
83
72,8
0
0,0
4
3,5
we stellen geen verandering vast
27
23,7
22
19,3
0
0,0
5
4,4
0
0,0
0
0,0
0
0,0
0
0,0
n
%
We stellen vast dat de doelgroep van onze werking steeds ...
118
100,0
- meer divers wordt
104
13
- we stellen geen verandering vast
- minder divers wordt
- we stellen geen verandering vast
- minder complex wordt
We stellen vast dat de doelgroep van onze werking steeds ...
We stellen vast dat de problemen waarmee onze
doelgroep kampt, steeds ...
minder zwaar worden voor het personeel
n
%
andere
n
%
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
33
Verwacht u dat deze trend zich ...
verderzet
n
%
117
100,0
- meer kampt met (de gevolgen van) psychiatrische problemen
88
- we stellen geen verandering vast
omkeert
n
%
75,2
86
73,5
0
0,0
2
1,7
28
23,9
22
18,8
0
0,0
6
5,1
- minder kampt met (de gevolgen van) psychiatrische problemen
1
0,8
0
0,0
0
0,0
1
0,8
We stellen vast dat het aantal hulpvragen naar
onze organisatie toe, ...
118
100,0
- toeneemt
82
69,5
76
64,4
0
0,0
6
5,1
- we stellen geen verandering vast
32
27,1
20
16,9
4
3,4
8
6,8
4
3,4
2
1,7
2
1,7
0
0,0
113
100,0
- kleiner wordt
64
56,6
63
55,7
0
0,0
1
0,9
- we stellen geen verandering vast
41
36,3
36
31,9
1
0,9
4
3,5
8
7,1
8
7,1
0
0,0
0
0,0
114
100,0
- meer kampt met (de gevolgen van) agressie
57
50,0
55
48,2
2
1,7
0
0,0
- we stellen geen verandering vast
55
48,3
46
40,3
2
1,7
7
6,1
- minder kampt met (de gevolgen van) agressie
2
1,7
1
0,9
0
0,0
1
0,9
We stellen vast dat de doelgroep van onze werking steeds ...
115
100,0
- we stellen geen verandering vast
62
53,9
44
38,3
9
7,8
9
7,8
- meer multicultureel wordt
52
45,2
51
44,3
0
0,0
1
0,9
1
0,9
1
0,9
0
0,0
0
0,0
113
100,0
- we stellen geen verandering vast
63
55,7
42
37,2
5
4,4
16
14,2
- meer kampt met (de gevolgen van) armoede
49
43,4
49
43,3
0
0,0
0
0,0
- minder kampt met (de gevolgen van) armoede
1
0,9
1
0,9
0
0,0
0
0,0
We stellen vast dat de doelgroep van onze werking steeds ...
113
100,0
- we stellen geen verandering vast
68
60,2
55
48,7
2
1,8
11
9,7
- meer kampt met (de gevolgen van) eenzaamheid
45
39,8
44
38,9
1
0,9
0
0,0
- minder kampt met (de gevolgen van) eenzaamheid
0
0,0
0
0,0
0
0,0
0
0,0
We stellen vast dat de doelgroep van onze werking steeds ...
- afneemt
We stellen vast dat het sociaal ondersteunend
netwerk van onze doelgroep, steeds ...
- groter wordt
We stellen vast dat de doelgroep van onze werking steeds ...
- minder multicultureel wordt
We stellen vast dat de doelgroep van onze werking steeds ...
n
%
andere
n
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
34
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
%
We polsten ook in een open bevraging per organisatie naar de drie belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de doelgroep. Deze worden opgesomd in onderstaande tabellen. We
sorteren de antwoorden per sector. Opnieuw bevestigen deze antwoorden grotendeels wat reeds
bleek uit de kwalitatieve bevragingsronde.
Tabel 3.7
Belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de doelgroep in de gehandicaptenzorg
Belangrijkste trends en ontwikkelingen
Gehandicaptenzorg
- De verzorging van de doelgroep wordt steeds zwaarder, zowel fysiek als mentaal. Zwaardere problematiek. Zwaardere problematieken waardoor we onze werking voortdurend moeten aanpassen en bijsturen. Flexibele inzet is dus zeer belangrijk. Grotere fysieke zorgbehoevendheid. Onze doelgroep
heeft steeds meer ondersteuning nodig. Stijging van het aantal cliënten met een zwaardere problematiek. Minder zelfstandigheid bij onze doelgroep wegens cognitieve problemen.
- Het ziektebeeld wordt complexer. Steeds complexere problematieken. Complexere zorgvraag. De
complexiteit van de doelgroep neemt toe. De complexiteit van de zorgvraag neemt toe. Complexere
zorgvragen. Complexere zorgvragen. Complexer. Complexere problematieken. Meer complexere problemen. Complexere problematieken (combinatie verstandelijke handicap met verslaving, psychiatrische problemen, ouders en kinderen, ...). Meer personen met meerdere beperkingen. Diverse problematieken samen. complexe problematieken, multiproblem gezinnen. Stijging van het aantal cliënten
met een complexere problematiek. Complexere medische problematiek van de kinderen die we opvangen. Ondersteuningsnood die net niet voldoende wordt ingevuld, waardoor bijkomende problemen
opduiken: psychiatrische problemen.
- De doelgroep vraagt steeds meer zorg op maat, individuele profielen. Zorg op maat. Meer differentiatie. Meer nood aan zorg op maat. Steeds meer individueler vragen. Meer ondersteuning op maat met
grote variatie aan mogelijkheden naar ondersteuningsaanbod voor de personen met een beperking zelf.
Meer gevarieerde en individuele hulpvragen van bewoners. Meer vraag naar specifieke opvangnoden.
Meer uiteenlopende verwachtingen.
- Verkleinen van het netwerk. Meer nood aan betrekken van sociaal netwerk, inclusie verhogen. Minder
netwerk. Inclusie maar maatschappij staat er nog onvoldoende open voor. meer vereenzaming en minder sociaal netwerk. Toenemende uitsluiting en vereenzaming. Vereenzaming. Maatschappelijke druk.
Toekomstplanning/vergroten sociaal netwerk. Wegvallen van eigen netwerk van cliënten.
- Meer moeten samenwerken met andere diensten, reguliere welzijnsdiensten omdat de vragen van
cliënten meer omvattend worden.
- Meer inclusieve werking en ondersteuning gewenst op alle persoonlijke levensdomeinen. Meer samenwerken met netwerken en context van de hulpvrager. Meer ondersteuning in de thuiscontext van de
gezinnen.
- Instabiele gezinssituatie (vechtscheidingen).
- Ouder wordende bewoners met toegenomen gezondheidsproblemen. De veroudering van de populatie. Ouder worden. Ouder wordende. Het ouder worden van de huidige bewoners. Ouder wordende
populatie. Ouder worden van de doelgroep. Ouder wordende doelgroep. Doelgroep wordt ouder,
maar expertise hiervoor ontbreekt alsnog. Verouderingsproblematiek. ouder wordende doelgroep.
- Naast hun fysieke handicap hebben onze cliënten steeds vaker andere handicap. Mentale handicap,
psychische problemen, ... Meer psychiatrische problematieken die de draagkracht van personeel onder
druk zetten (met o.a. agressie). Meer emotionele en gedragsstoornissen. Meer psychische problemen.
Meer psychiatrische problematieken en multiple problemen. Bijkomende psychiatrische stoornissen/
problemen die het beeld vertroebelen en de hulpverlening moeilijk of complexer maken. Psychische
problemen. Grotere psychiatrische problematiek. Overlap met (kinder- en jeugd) psychiatrie. Minder
externe psychiatrische hulp, meer complexe problemen. NAH en psychiatrische problemen. Meer psychiatrische problemen. Stijging van het aantal cliënten met psychische problemen. Minder sociaal
emotionele vaardigheden.
- Meer agressie, meer agressieproblematiek. Hogere graad van en meer agressie. Meer agressie als problematiek. Meer agressie. Toename agressie.
- Multicultureel doelpubliek. Meer multicultureel. Multiculturele doelgroep. Multicultureel. Meer
multiculturaliteit.
- Meer cliënten leven op de grens van de kans armoede. Armoede van de doelgroep neemt toe. Minder
financiële mogelijkheden. Steeds moeilijker om in eigen huisvesting te voorzien vanwege financiële
haalbaarheid en uitsluiting.
- Emancipatorisch werken
- Het ouder worden van het sociaal netwerk van de huidige bewoners.
- Ondersteuning door verschillende instanties, waardoor interdisciplinaire communicatie nog belangrijker wordt
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
35
Belangrijkste trends en ontwikkelingen
Gehandicaptenzorg
- We voelen heel duidelijk dat een afgebakende profilering van de doelgroep die bij ons terecht kan, zich
opdringt. Specialiseren in één doelgroep.
- De doelgroep wordt mondiger en veeleisender. De doelgroep wordt eisender, mondiger. Mondigheid
van de cliënten en zijn netwerk nemen toe. Personeel heeft het hier moeilijk mee dat hun handelen in
vraag gesteld wordt. Doelgroep wordt alsmaar mondiger en assertiever. Assertiviteit. Verwachten van
onmiddellijke of snelle oplossing.
- Doelgroep wordt meer divers. Grotere verscheidenheid in de doelgroep.
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
Tabel 3.8
Belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de doelgroep in de bijzondere
jeugdzorg
Belangrijkste trends en ontwikkelingen
Bijzondere jeugdzorg
- Steeds meer en complexere multiproblem situaties. Complexere en ruime problematiek. Complexere
problematiek: kindeigen en omgevingsbepaald. Complexer wordende hulpvragen (context, netwerk
van de gezinnen). Grotere complexiteit. Doelgroep wordt gekenmerkt door multi-problematieken.
Complexiteit: combinatie van diverse problematieken: verslaving, echtscheidingen, labiele
opvoedingssituaties. complexiteit van problematiek. complexere problematiek van de context (psychiatrische problematiek, zwakbegaafdheid, ...). deze problematieken worden steeds complexer.
- Verzwaring problematieken. Zwaardere kindproblematieken (agressie, impulscontrole, persoonlijkheidsproblemen).
- Meer psychiatrische problematiek. psychiatrische problematieken. psychiatrische problematiek. meer
psychiatrische problemen. psychiatrische problematiek: depressie-etikettering, problematisering.
- Agressie neemt toe - alle opleidingen omtrent agressie ten spijt (houding, preventie, ...),. Agressie van
jongeren t.o.v. begeleiding. Agressie stijgt.
- Verjonging van de jongeren die aan ons worden toevertrouwd. Jongeren worden jonger bij opname.
- Multicultureel: verschuiving van Noord-Afrika over O-Europa naar Centraal Afrika. Overgang van
éne overheersende nationaliteit naar de andere (Afghanistan --> Syrië). n een grootstad heel veel
gezinnen met andere culturele achtergrond en andere taal en waarden; zeer moeilijk werken rond
opvoedingsvragen.
- Meer problematische opvoedingssituaties ten gevolge van vechtscheidingen waarbij al een heel batterij
hulpverlening de revue is gepasseerd
- Meer zwakbegaafde jongeren
- Meer jongeren uit school gezet
- Het gebrek aan perspectief weegt vaak door.
- Meer gedwongen hulp
- Mondigheid van de cliënt en de context. mondiger cliënten, ouders accepteren hulpverlening en wijze
van hulpverlening minder makkelijk.
- Meer psychiatrische stoornissen. Meer psychiatrische problematieken bij de jongere en/of het gezinssysteem. Verschuiving naar meer psychiatrische problemen. de psychiatrische achtergrond van de
jongeren en de gezinnen. meer psychiatrische problematieken zowel in de context als bij de kinderen.
We worden geconfronteerd met jongeren met een psychiatrische én gedragsproblematiek die geweigerd worden door de residentiële jeugd. Groeiende problematiek van jongeren met psychiatrische
problematiek in combinatie met gedragsproblemen.
- Langere plaatsingen omwille van gebrek aan perspectief/vervolghulpverlening.
- Verschuiving van verwaarlozing, mishandeling naar ernstige opvoedingsproblemen
- Context en participatie. Het te kleine netwerk van de ouders en de jongeren. Minder sociale context
om op terug te vallen. De maatschappij en de omgeving rond de jongeren wordt complexer. Fragmentatie van netwerken maakt hulpbronnen moeilijk bereikbaar. Toenemend belang van het contextgericht werken. heel sterke keuze tot contextueel en integraal benaderen. Inspraak wordt verwacht,
wat soms moeilijk te combineren valt met mentaal erg zwakke ouders
- Heel sterke vraag naar kortdurende opvang van jongeren in crisis
- Differentiëring doelgroep vanuit meer gedifferentieerde sociale positie cliënten, maar ook vanuit
keuze om meer vraaggestuurd te werken. meer rechtstreekse hulpvragen.
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
36
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
Tabel 3.9
Belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de doelgroep in de CKG’s en CAW’s
Belangrijkste trends en ontwikkelingen
Centrum voor
kinderzorg en
gezinsondersteuning
- Groei multiple problematieken. Complexere problematiek. Multiproblem. algemeen zwaardere problematieken
- Zwakkere doelgroep, ook psychisch. door psychiatrische ziektebeelden kunnen veel ouders hun
eigen kunnen en draagkracht onvoldoende inschatten.
- Kinderarmoede. toename alleenstaande ouders in armoede. Werkloosheid.
- Meer diversiteit. nood aan gedifferentieerde/gecombineerde hulp/dienstverlening. mensen zonder
netwerk. meer en meer alleenstaande ouders.
- Onze ouders worden steeds mondiger, in de opgelegde hulpverlening wordt zeer vlug gedreigd met
advocaten, worden klachten ingediend.
- Groei fysieke agressie
- Andere sectoren beginnen zich ook te focussen op onze doelgroep: opvoedingsondersteuning, jongerenwelzijn, RTH. Ouders vinden hun weg niet door het vele versnipperde aanbod
Centrum voor
algemeen
welzijnswerk
-
Meer diversiteit
Meer armoede
Mondigere cliënten
Digitale kloof zal groeien
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
3.3.3
3.3.3.1
Trends en uitdagingen voor de sector met betrekking tot de werknemersgroep
en de impact op werken in de sector
Meer oudere werknemers
De werknemersgroep binnen de sector wordt gekenmerkt door een snelle vergrijzing. Dit zal leiden
tot een verhoogde vervangingsvraag van personeel, dit op een arbeidsmarkt die nu reeds als krap kan
bestempeld worden voor zorgberoepen en waar vacatures nu reeds vaak moeilijk kunnen ingevuld
worden.
Niet alleen zorgt de vergrijzing van het personeelsbestand voor een toenemende vervangingsvraag, ook zorgt de vergrijzing voor een toename van het aandeel werknemers dat recht heeft op
leeftijdsgebonden bijkomende verlofrechten.
De social profitsector in Vlaanderen wordt dan ook gekenmerkt door een groeiend capaciteitsprobleem. Door een hogere vervangingsvraag omwille van de snelle vergrijzing van het personeelsbestand,
door een verhoogde uitbreidingsvraag (die gegeven de vergrijzing van de samenleving vermoedelijk zal
blijven groeien), door het toenemend aantal medewerkers met leeftijdsgebonden verlofrechten, ... stelt zich
een capaciteitsprobleem nl. hoe het in de toekomst kunnen garanderen van het vinden van voldoende en geschikte werknemers? De komende jaren wordt de sector uitgedaagd om voldoende
competente medewerkers te vinden, het arbeidsvolume te verhogen en de huidige medewerkers te
motiveren langer actief te blijven in de organisatie. Acties op verschillende fronten zullen noodzakelijk zijn om de groeiende capaciteitsproblemen te kunnen opvangen. Zo denken we aan acties om
zorgberoepen te promoten, om te investeren in opleidingen, om meer instroom te garanderen, om
de werkdruk in de sector te verlagen, om verdergaande functiedifferentiatie te overwegen, ...
Werknemers dienen ook langer dan vroeger aan het werk te blijven waardoor onder andere fysieke
problemen meer de kop dreigen op te steken. Sommige organisaties maken melding van een verminderde draagkracht bij hun oudere werknemers.
Organisaties dienen steeds meer het hoofd te bieden aan vooroordelen t.o.v. oudere werknemers.
Sommige spreken van een kloof tussen jongere en oudere werknemers (toenemende generatiekloof)
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
37
wat bijvoorbeeld tot uiting komt in de verschillende houding van jongere en oudere werknemers
ten opzichte van drugs.
Organisaties dienen hun personeels- en organisatiebeleid af te stemmen op een ouder wordende
werknemersgroep en een groeiende aanwezigheid van verschillende generaties.
3.3.3.2
Meer diverse werknemerspopulatie
Een aantal organisaties zien ook een stijgende diversiteit binnen hun personeelsbestand of geven
aan daar expliciet werk van te willen maken.
Men maakt melding dat een meer cultureel divers personeelsbestand een aantal kansen biedt voor
de werking maar toch ook een aantal uitdagingen met zich mee kan brengen bijvoorbeeld naar
talenkennis, waarden- en cultuurverschillen, de aanvaarding vanuit de personeelsgroep en vanuit de
zorgvragers, ...
Men verwacht een stijgende trend naar een meer gekleurd personeelsbestand in de nabije toekomst.
3.3.3.3
Een toenemende vraag naar flexibiliteit en veel deeltijds werkenden:
organisatorische impact, een hogere vervangingsvraag en druk op het arbeidsvolume
Niet alleen de ouder wordende werknemersgroep betekent een toekomstige uitdaging voor de
organisaties binnen de sector. Ook maken veel organisaties melding van een toenemende vraag naar
flexibiliteit, en dit specifiek door hun jongere werknemersgroep. Zeker voor een residentiële setting
blijkt het moeilijk om voldoende werknemers te vinden die bereid zijn om mee te draaien in een
volcontinue zorgsetting.
Zo uiten werknemers vaker dan vroeger de wens om flexibel te kunnen werken om zo werk en
privé beter met elkaar te kunnen combineren (zorg voor kinderen, zorg voor ouders,). Er worden
van de werkgever in de toekomst steeds meer inspanningen verwacht om een beter evenwicht te
kunnen creëren tussen werk en privé.
Sommige organisaties zien zelfs een trend dat er een stijgende werknemersvraag is naar meer
flexibiliteit vanwege de werkgever en tezelfdertijd het afnemen van de bereidheid van de werknemer om zich
ook flexibel op te stellen (o.a. omwille van het gegeven dat jongere werknemers vaker tewerk gesteld
zijn in tijdelijke contracten wat kan leiden tot ‘minder engagement’). Sommige organisaties zien de
nieuwe regelgeving met meer vraaggestuurd werken dan ook met zorg tegemoet omdat dit verwacht
wordt te resulteren in een toenemende vraag van de werkgever naar meer flexibiliteit van de werknemer (omwille van meer zorg op maat, meer ad hoc en op korte termijn moeten inspelen op zorgvragen, ...).
Gegeven de zorgorganisatie in de sector zijn de flexibele mogelijkheden (zoals bv. glijdende werkuren) eerder beperkt en dit resulteert dan ook snel in een grotere vraag naar deeltijds werk en alle
vormen van loopbaanonderbrekingen. Opmerkelijk is dan ook de grote aanwezigheid van deeltijdarbeid binnen de sector. Regelingen zoals deeltijdarbeid, VAP-regelingen (vermindering van de
arbeidsprestatie), zorgkrediet (thematische verloven), tijdskredietregelingen zoals landingsbanen en
loopbaankrediet kunnen flexibele opportuniteiten voor werknemers en werkgevers bieden, maar
kunnen ook mee leiden tot capaciteitsproblemen en problemen in de arbeidsorganisatie. Sommige
organisaties ervaren specifieke nadelen aan het toenemend opnemen van bijkomende leeftijdsgebonden verlofdagen van hun personeel (moeilijk in te plannen, minder continuïteit, verlies van
voeling met de leefgroep, ...). En sommige organisaties stellen dat deze deeltijdse inzet van de
werknemers of langere periodes van loopbaanonderbreking, resulteren in een lagere betrokkenheid
bij de organisatie en de zorgvragers.
38
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
De verschillende stelsels van bijkomende verlofdagen, deeltijds werk en loopbaanonderbreking
zorgen er mee voor dat vervanging van deze medewerkers vaak op tijdelijke basis dient te gebeuren.
Hierdoor, en omwille van de loonkost, trekt men meestal vnl. schoolverlaters aan als nieuwe werknemers. Er kan niet altijd blijvende tewerkstelling gegarandeerd worden. Sommige organisaties en
gesprekpartners maken dan ook melding van de uitdaging van de mindere betrokkenheid en het grotere
verloop binnen de sector.
Niet alleen verlaten jongere werknemers de sector omwille van de moeilijkere arbeidsomstandigheden of contractvoorwaarden. Werknemers kiezen ook vaker voor meer gevarieerde loopbaantrajecten. Zo is de ervaring dat de jongere generatie ook sneller van werkgever binnen dezelfde sector
verandert. Ze wensen meer variatie. Hierdoor maakt de sector melding van een toenemend belang
van een retentiebeleid en het werken aan kennisborging en competentieretentie.
3.3.3.4
De schoolverlaters
Sommige organisaties wijzen ons er op dat hun ervaring leert dat jonge schoolverlaters minder dan
vroeger voorbereid zijn op de job en de complexere context waarin ze terecht komen. De jobs
waarin ze terecht komen zijn niet altijd wat men ervan verwacht (bv. i.p.v. creatief werken met
jonge personen met een beperking instaan voor de zorg van oudere, bedlegerige personen met een
handicap, in de jeugdzorg ook instaan voor huishoudelijk werk wat op zich ook een therapeutische
functie kan hebben indien men dit samen met de cliënt kan doen, ...). Nieuwe tendensen binnen het
werkveld lijken niet of laattijdig opgepikt te worden in de schoolse opleiding.
Tevens bleek uit de organisatiebezoeken dat jongere schoolverlaters vaak wal de basis mee hebben
maar dat dit onvoldoende is om onmiddellijk de verantwoordelijkheid en zelfstandigheid die eigen zijn
aan de functie, te kunnen opnemen. De inwerktijd is erg belangrijk maar vaak is die veel te kort;
jonge schoolverlaters dienen vaak te snel volledig inzetbaar te kunnen zijn en stevig in hun schoenen te staan.
Ook stelt de sector vast dat meer jongeren een diploma in het hoger onderwijs willen behalen
waardoor de instroom van werknemers met een zogenaamd A2-diploma afneemt. Gegeven de geldende diplomavereisten in de sector, biedt het hebben van een hoger diploma immers beduidend
meer keuze- en loopbaanmogelijkheden.
3.3.3.5
Wat vertellen de resultaten van de websurvey?
De trends en uitdagingen die we vaststelden op basis van de gesprekken tijdens de workshop, de
organisatiebezoeken en met de expertisegroep, werden voorgelegd aan de brede populatie van
organisaties uit de sector. Ongeveer 110 organisaties beantwoordden deze vraag (voor meer informatie over de websurvey verwijzen we naar de bijlage).
Deze websurvey-resultaten nuanceren enigszins de bevindingen op basis van de gesprekken. Zo zien
we dat niet alle organisaties maar wel iets minder dan de helft van de bevraagde organisaties bevestigt dat de werknemersgroep snel veroudert en dat oudere werknemers zich meer dan vroeger
voorbereiden op langer werken in de sector. Voor een ander groot deel van de bevraagde organisaties zet deze evolutie zich niet zo duidelijk of zo afgetekend voort.
Ook tonen de resultaten een verdeeld beeld als het gaat over de combinatie tussen privé en werk.
Ongeveer één derde van de organisaties stelt dat de werknemers hier beter in slagen dan vroeger,
bijna één derde stelt dat de werknemersgroep hier minder dan vroeger in slaagt en een laatste derde
stelt hierin geen verandering vast.
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
39
De resultaten van deze websurvey tonen opnieuw dat een aantal trends en uitdagingen die vermeld
werden, ofwel niet echt nieuw zijn, ofwel trends zijn waarin een deel van de sector zich minder herkent zoals bijvoorbeeld dat het aantal werknemers behorend tot kansengroepen zou toenemen.
Ook bevestigt slechts een minderheid dat de werknemersgroep minder dan vroeger tijdens hun
opleiding voorbereid wordt op het werk dat hen te wachten staat. En een minderheid stelt dat jongere werknemers nu meer dan vroeger loopbaanwensen buiten de sector zouden hebben.
De meeste organisaties stellen geen verandering vast wat betreft de generatiekloof in hun organisatie.
Ongeveer 1 organisatie op 3 bevestigt dat zij zien dat jongere medewerkers meer dan vroeger loopbaanwensen buiten de sector koesteren (maar het merendeel van de organisaties stelt hierin geen
verandering vast).
Tabel 3.10
Trends en ontwikkelingen met betrekking tot de werknemers
Verwacht u dat deze trend zich ...
verderzet
We stellen vast dat oudere werknemers zich ...
%
n
%
n
%
andere
n
%
110
100,0
- meer dan vroeger voorbereiden op langere loopbanen in de sector (langer aan het werk)
51
46,4
49
44,5
0
0,0
2
1,8
- we stellen geen verandering vast
41
37,3
28
25,4
4
3,6
9
8,2
- minder dan vroeger voorbereiden op langere
loopbanen in de sector (langer aan het werk)
18
16,4
17
15,4
1
0,9
0
0,0
110
100,0
- snel veroudert
49
44,5
40
36,4
4
3,6
5
4,5
- we stellen geen verandering vast
47
42,7
36
32,7
3
2,7
8
7,3
- snel verjongt
14
12,7
10
9,1
2
1,8
2
1,8
We stellen vast dat de werknemersgroep binnen
onze organisatie ...
We stellen vast dat onze werknemersgroep er ...
110
100,0
- we stellen geen verandering vast
41
37,3
36
32,7
0
0,0
5
4,5
- beter dan vroeger in slaagt om privé en werk te
combineren
37
33,6
32
29,1
2
1,8
3
2,7
- minder dan vroeger in slaagt om privé en werk
te combineren
32
29,1
28
25,4
0
0,0
4
3,6
110
100,0
- we stellen geen verandering vast
69
62,7
56
50,9
0
0,0
13
11,8
- meer dan vroeger verdere loopbaanwensen
hebben buiten de sector
34
30,9
34
30,9
0
0,0
0
0,0
- minder dan vroeger verdere loopbaanwensen
hebben buiten de sector
7
6,4
6
5,4
0
0,0
1
0,9
We stellen vast dat jonge werknemers ...
40
n
omkeert
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
Verwacht u dat deze trend zich ...
verderzet
n
%
110
100,0
- we stellen geen verandering vast
80
- een toenemende generatiekloof tussen oudere
en jongere werknemers
- een minderende generatiekloof tussen oudere en
jongere werknemers
We stellen vast dat er binnen de werknemersgroep binnen onze organisatie sprake is van ...
We stellen vast dat jonge schoolverlaters die bij
ons aan de slag gaan ...
n
%
72,7
66
60,0
20
18,2
17
10
9,1
7
110
100,0
omkeert
n
andere
%
n
%
1
0,9
13
11,8
15,4
1
0,9
2
1,8
6,4
1
0,9
2
1,8
- we stellen geen verandering vast
54
49,1
39
35,4
3
2,7
12
10,9
- minder dan vroeger tijdens hun opleiding voorbereid worden op het werk dat hen te wachten
staat
32
29,1
26
23,6
2
1,8
4
3,6
- beter dan vroeger tijdens hun opleiding voorbereid worden op het werk dat hen te wachten
staat
24
21,8
23
20,9
0
0,0
1
0,9
We stellen vast dat het aantal werknemers dat
behoort tot de zogenaamde kansengroepen in
onze organisatie ...
109
100,0
- we stellen geen verandering vast
73
67,0
56
51,4
5
4,6
12
11,0
- toeneemt
30
27,5
28
25,7
0
0,0
2
1,8
- afneemt
6
5,5
5
4,6
1
0,9
0
0,0
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
We polsten ook in een open bevraging per organisatie naar de drie belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de doelgroep. Deze worden opgesomd in onderstaande tabellen. We
sorteren de antwoorden per sector.
Tabel 3.11
Belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de werknemersgroep in de gehandicaptenzorg
Belangrijkste trends en ontwikkelingen
Gehandicaptenzorg
- Werknemersgroep veroudert. Vergrijzing binnen grote groep medewerkers. Veroudering. Langer aan
het werk blijven, met vooral fysieke problemen als gevolg. Ouder wordende werknemers, met extra
verlofdagen  minder continuïteit, voeling met de leefgroep. toename 45 plussers. Veroudering, verwachte uitstroom. flexibel moeten omgaan met de vele voordelen van oudere werknemers. Kloof tussen oudere en jongere werknemers wordt groter. Volgens mij echter niet door het niet kunnen waarderen van elkaar. de personeelsgroep wordt ouder. oudere werknemers willen een duidelijk loopbaanperspectief in invulling en werktijden. ouder worden/draagkracht – draaglast. diverse leeftijdsgeneraties. moeite met fysieke problemen (oudere werknemers). Veroudering van de populatie.
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
41
Belangrijkste trends en ontwikkelingen
Gehandicaptenzorg
- Toenemende flexibiliteit gewenst. Wens om flexibel te kunnen werken (privé - werk)(thuiswerken).
Steeds meer nood aan flexibel inspelen op werk/privé, zeker jongere tweeverdieners met kinderen.
evenwicht werk en privé wordt belangrijker. grote vraag naar deeltijds werk en alle vormen van loopbaanonderbrekingen. Beperktere inzet (volledig inzet gedurende de werkuren, maar niets meer).
moeilijker combinatie werk/privé. combinatie werk-privé wordt moeilijker. De combinatie werk en
gezin voor mensen in de zorgsector is moeilijk. moeilijke combi werk-thuis. Langere periodes van
onderbreking van het werk. meer aandacht voor familiale omstandigheden en tijdelijke uitstap hierdoor uit het werkveld. minder betrokkenheid op het werk, moeilijker om privé en werk te combineren. Het feit dat er voordelen gegeven zijn aan werknemers, bv. meer verlof t.g.v. ouderdom, is
slechts ten dele een voordeel vermits werk moet gedaan worden. langere loopbanen en toch werken
met landingsbanen (minder betrokkenheid??) Dankzij ouderschapsverlof en tijdskrediet krijgen onze
werknemers de kans om de combinatie tussen werk en thuis te doen lukken. privé en werk zijn moeilijk te combineren omwille van veranderende eisen in privéleven (zorgen voor kinderen, (groot)ouders, ... Verschillende mogelijkheden om binnen je carrière te temporiseren (bv. ouderschapsverlof, loopbaanonderbreking, ...). Competente mensen kiezen voor andere systemen, minder voor
het weekendwerk, vroege late, feestdagen. er worden van de werkgever veel inspanningen verwacht
om een beter evenwicht te kunnen creëren tussen werk en privé. Afbakening werk/privé bewaken.
- Meer nood aan flexibel inzetbare werknemers. Daling in aantal voltijdse medewerkers, stijging
4/5-3/4-1/2. er wordt een steeds grotere flexibiliteit verwacht en medewerkers hebben het daar vaak
moeilijk mee. Vrije tijd van de medewerkers is ingevuld dus moeilijker beroep doen op een medewerker bij ziekte, ... Flexibiliteit. nood aan soepeler werkomstandigheden. Vraag naar meer flexibiliteit en tezelfdertijd het afnemen van de bereidheid om zich zeer flexibel op te stellen. ‘idealisme’
neemt af: meer opkomen voor rechten en verworvenheden, terwijl zelf minder flexibiliteit aan de dag
wordt gelegd. De nieuwe regelgeving zal de werknemers verplichten om meer ad hoc op korte termijn in te spelen op ondersteuningsbehoeften van zorg.
- Competentie-retentie. Meer gevarieerde loopbaantrajecten (niet eenvormig/meer differentiatie. Meer
gericht op een gevarieerde wisselende carrière. De jongere generatie verandert sneller van werkgever
binnen dezelfde sector. Ze wensen meer variatie.
- Zoeken naar goede werknemers wordt moeilijker. Er zijn nog voldoende geëngageerde en competente werknemers te vinden.
- Afname A2 geschoold personeel doordat de kloof in verloning bachelor diploma’s niet zo groot is en
e meer vrijheid in keuze hebben
- Niet zo goed voorbereid op de complexiteit van de job waar ze als afgestudeerde komen voor te
staan (agressieproblematiek, psychisch). kwaliteit opleiding vermindert
- Meer allochtonen in dienst. Soms is de kennis van het Nederlands niet voldoende. Beheersen van het
Nederlands bij medewerkers van andere origine.
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
Tabel 3.12
Belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de werknemersgroep in de bijzondere jeugdzorg
Belangrijkste trends en ontwikkelingen
Bijzondere jeugdzorg
42
- Inzetten op diversiteit onder het personeel. meer instroom kansengroep-medewerkers.
- Vergrijzing. Langere loopbanen. Realisatie/bewustwording van langer werken. ouder wordende werknemers. Ouder, betekent langer aan ‘t werk, afstemming functie & haalbaarheid. Aandacht voor einde
loopbaan. oudere werknemers laten vaker horen niet oud te willen worden in deze sector. staan voor
langere loopbanen.
- Er kan geen blijvende tewerkstelling gegarandeerd worden. Middengroep quasi afwezig, blijvers worden ouder, jonge mensen komen erbij en vertrekken terug. verschillende generaties binnen team en
organisatie
- Personeel behouden. Enthousiasme bij start van de loopbaan is er wel maar arbeidsomstandigheden
zijn er teveel aan, zeker residentieel. Dus korte loopbanen. werknemers hebben meer projectmatig
engagement eerder dan een levenslange loopbaan voor ogen. Retentie medewerkers.
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
Belangrijkste trends en ontwikkelingen
Bijzondere jeugdzorg
- Werk - privé. bewustere keuzes maken i.v.m. jobtime, en meer gebruik maken van loopbaanonderbreking. Complexiteit tussen gezin (Privé) en werk. moeite om jonge moeders in begeleidingsjobs te
houden (combinatie privé-werk). toenemende werkdruk botst met de grenzen van flexibiliteit. belang
combinatie met privéleven voor jonge moeders, willen niet meer in wisselend uurrooster werken.
Meer werknemers doen beroep op tijdskrediet. privé - werk meer in balans willen. evenwicht werk en
leven wordt nog belangrijker gezien flexibiliteitseisen, dit vanuit de waarde van dienstbaarheid. De
veranderingen in de perspectieven (jeugdhulp 2020) maken dat mensen nog breder inzetbaar en flexibel moeten kunnen werken. het evenwicht tussen werk en gezin wordt belangrijker wat druk legt op
uurroosters en perspectief. sterke focus op uurrooster. mensen verdwijnen om elders met vaste uurroosters te kunnen werken zonder nachtdiensten. Combinatie werk-privé wordt moeilijker. betere
afstemming privé-werk. goede combinatie van werk en privé lijkt een prioriteit te zijn.
- Verjonging door recente personeelswissels. Binding met de organisatie minder sterk jonge werknemers, eigen plan staat voor op loyaliteit. Jonge mensen in meer tijdelijke contracten. Jonge mensen
zijn meer bezig met persoonlijke perspectieven dan met organisatieperspectieven (minder ‘engagement’). meer begaan met hun loopbaanplanning. We merken dat de jongeren die stage komen doen
binnen onze voorziening niet meer zo sterk en zelfzeker zijn dan voorheen. loopbaanvisie meer onafhankelijk huidige werksituatie. jonge medewerkers brengen hun buitenwereld meer mee binnen, minder afsluiting naar hun privacy.
- Meer werknemers willen een diploma in het hoger onderwijs behalen (graduaat ortho of sociaal werk)
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
Tabel 3.13
Belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot de werknemers in de CKG’s en
CAW’s
Belangrijkste trends en ontwikkelingen
Centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning
-
Centrum voor algemeen welzijnswerk
Er wordt meer professionaliteit verwacht
Jobhopping
Gevolgde opleidingen zijn vaak ontoereikend (zeker dagschool jeugd & gehandicaptenzorg)
Heel veel oudere werknemers zijn uitgestapt of aan het uitstappen, er is een duidelijke verjonging van
de personeelsgroep opgetreden. Gezonde mengeling van leeftijdscategorie. Generatiekloof wordt
kleiner
Weekend, nacht (avond na 18h) werken wordt problematisch, waardoor res werken op de helling
komt, gezien het grote personeelsverloop. werk moet passen in vrije tijd en gezinsleven. bij
20-25-jarigen moet werk passen in vrij tijdsplaatje, gezin, dan pas komt het werk als prioriteit. meer en
meer werken medewerkers deeltijds (ouderschapsverlof, tijdskrediet, landingsbaan, ...). We bewaken
een gezond evenwicht tussen werk en privé.
Jonge medewerkers kan je binden aan de organisatie door hen voldoende vorming en vrijheid in
uitvoering van hun baan te geven
Meer specialisatie dringt zich sterk op
Een mooie variatie van opleidingsniveau
Verzakelijking relatie werkgever werknemer
Draagkracht medewerkers neemt af
Competentiegericht aanwerven/opleiden/coachen IKV functie specifieke aanpak
- Groter verloop van de jonge medewerkers (job-hoppen)
- Meer oudere werknemers met anciënniteitsverlof is belastend voor de organisatie. meer tijdskrediet
dat wordt opgenomen
- Baan wordt bezwaard door meer administratieve taken
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
HOOFDSTUK 3 | UITDAGINGEN EN TENDENSEN IN DE SECTOR
43
4 | Te verwachten veranderingen in
competentienoden
In het vorige hoofdstuk werd uitvoerig omschreven welke trends en uitdagingen de organisaties in
de sector op zich af zien komen op korte en middellange termijn en welke impact dit zal hebben op
de organisaties en op werken in de sector. Het is duidelijk dat de basis- en kerncompetenties fundamenteel en onveranderd blijven. In dit hoofdstuk maken we wel de vertaalslag naar de verwachte
competentienoden die de beschreven ontwikkelingen met zich mee zullen brengen.
Voor deze focusstudie opteerde de sector ervoor om de globale veranderingen in competentienoden in
kaart te brengen in plaats van te focussen op 1 of meerdere functies in de sector.
Reden hiervoor was enerzijds de grote diversiteit binnen de sector. Anderzijds betreft het, zoals
uitvoerig gestoffeerd werd in het voorgaande hoofdstuk, een sector die onderhevig is aan recent
ingevoerde of op til zijnde veranderingen die een grote impact zullen hebben op de organisaties en op het
werken in de sector. Maar vaak bleek het binnen deze focusstudie moeilijk om te voorspellen welke
impact de implementatie van deze verschillende beleidswijzigingen nu precies zou hebben voor de
individuele organisatie en haar werknemers in kwestie. Wel waren de gesprekspartners het eens over
de competenties waarvan men verwachtte dat deze specifiek nodig zullen zijn op organisatieniveau
om deze veranderingen het hoofd te kunnen bieden.
4.1
Een sector in verandering, nood aan specifieke competenties en opleidingen
Uit de gevoerde gesprekken bleek al snel dat het doorlopen van een veranderingsproces op zich
bepaalde competenties zou vereisen.
4.1.1
Nieuwe competentienoden voor het management: veranderingsmanagement
De grote onzekerheid binnen de sector bleek uit de vaststelling dat sommige gesprekspartners zelfs
opperden, wanneer gepolst werd naar competentie- en opleidingsnoden, dat er nood is aan vorming
en opleiding over hoe men een veranderingsproces kan begeleiden, hoe men werknemers hier best over informeert,
hoe men om dient te gaan met weerstanden tegen verandering, ...
4.1.2
Nieuwe competentienoden: veranderingsbereidheid en veranderingspotentieel
Het is duidelijk dat het merendeel van de organisaties verwacht dat het werk in hun organisatie op
korte termijn zal veranderen, voornamelijk omwille van de aangekondigde beleidswijzigingen. Een
sector en organisatie in verandering vraagt van haar medewerkers dan ook de competenties om
deze veranderingen een plaats te kunnen geven en hierin mee te stappen. De sector vreest enige
weerstanden tegen het veranderingsproces maar verwacht van haar medewerkers de nodige veranderingsbereidheid en veranderingspotentieel. Ondersteuning vanuit de organisatie zal hiervoor
echter waarschijnlijk nodig zijn (zie hoger).
HOOFDSTUK 4 | TE VERWACHTEN VERANDERINGEN IN COMPETENTIENODEN
45
4.1.3
Nieuwe competentienoden: leerbereidheid en leerpotentieel
Uit het geschetste verhaal blijkt dat werknemers binnen de sector zich dienen voor te bereiden op
een veranderende zorgvraag. Niet enkel wordt de zorgvraag meer complexer en zwaarder, ook
wordt door de overgang naar vraaggestuurd werken, de zorgvraag tot op zekere hoogte ook meer
onvoorspelbaar en dient er meer zog op maat te kunnen aangeboden worden.
Dit vraagt een verdere professionalisering en het investeren in het verwerven van kennis en expertise. Het is dan ook van toenemend belang dat de werknemers binnen de sector bereid zijn en in
staat zijn om bij te leren en verdere kennis en kunde te verwerven.
4.2
Beschikt uw personeel over de nodige competenties om met deze uitdagingen
om te gaan?
In de websurvey polsten we of volgens de respondent, gegeven de vastgestelde uitdagingen in de
sector, de betrokken werknemers over voldoende competenties beschikken om deze uitdagingen
het hoofd te kunnen bieden. Bovendien gingen we na of, indien dit niet het geval is, bijkomende
opleiding nodig zou zijn of dat om- en bijscholing geen optie was en men op zoek diende te gaan
naar nieuwe werknemers met een ander competentieprofiel.
4.2.1
Beschikt uw personeel over de nodige competenties om met de
beleid(swijzigingen) en de impact hiervan op de organisatie om te gaan?
Uit de resultaten blijkt dat niet iedere uitdaging onmiddellijk zal resulteren in nieuwe competentienoden binnen de bevraagde organisaties. Zo tonen de resultaten dat bijna de helft van de organisaties stelt dat het personeel over voldoende competenties beschikt om de toenemende nood aan
meer samenwerking binnen de sector het hoofd te kunnen bieden. Wel blijkt een duidelijke vraag naar
opleiding om voldoende competenties te kunnen verwerven om samen te werken met andere sectoren
buiten de zorgsector.
Slechts één derde van de organisaties stelt dat de medewerkers klaar zijn om het hoofd te kunnen
bieden aan de te verwachten toenemende informatisering (ICT) en administratieve belasting op de
werkplek; ongeveer twee derde van de organisaties ziet hiertoe echter een duidelijke opleidingsnood.
Drie kwart van de bevraagde organisaties geeft aan dat de wijze waarop het werk georganiseerd wordt binnen hun organisatie, zal veranderen. Maar slechts een minderheid van deze organisaties gaat er vanuit dat de medewerkers over voldoende competenties beschikken om deze verandering het hoofd te
kunnen bieden. Het merendeel van deze organisaties stelt dat bijkomende opleiding hiertoe nodig
zal zijn.
Ongeveer de helft van de bevraagde organisaties stelt dat het zorgaanbod dat hun organisatie zal aanbieden, zal uitbreiden of inhoudelijk zal wijzigen. Opnieuw geeft enkel een minderheid van deze
organisaties aan dat haar werknemers hier klaar voor is. De meerderheid van deze organisaties ziet
een nood aan bijkomende opleiding om het wijzigend zorgaanbod het hoofd te kunnen bieden.
Enkele van deze organisaties gaat er tevens vanuit dat naast omscholing en bijscholing, ook de aanwerving van andere werknemersprofielen (binnenhalen van andere en bijkomende expertise) hiertoe nodig
zal zijn.
46
HOOFDSTUK 4 | TE VERWACHTEN VERANDERINGEN IN COMPETENTIENODEN
Tabel 4.1
Trends en ontwikkelingen met betrekking tot de organisatie en de impact ervan op de competenties, in %
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met
deze ontwikkeling om te gaan
Ja
Nee, opleiding is
vereist*
Nee, wij moeten op
zoek naar andere
werknemersprofielen*
De noodzaak om samen te werken binnen de
zorgsector zal in de toekomst toenemen (97,2%)
46,2
51,9
7,5
De noodzaak om samen te werken met andere
sectoren buiten de zorgsector zal in de toekomst
toenemen (90,8%)
15,4
78,8
10,6
De informatisering op de werkplek (ICT) zal in de
toekomst toenemen (95,4%)
37,4
62,6
4,0
De administratieve belasting zal toenemen (86,2%)
29,8
66,0
9,6
De wijze waarop het werk georganiseerd wordt,
zal veranderen (73,3%)
19,5
77,9
7,8
De wijze van financiering zal veranderen (72,9%)
29,5
65,4
6,4
De kernopdracht zal grotendeels hetzelfde blijven
(70,9%)
57,7
41,0
2,6
De financiering zal in de toekomst krimpen
(57,3%)
36,5
58,7
4,7
Het geboden zorgaanbod zal uitbreiden (53,6%)
20,3
78,0
10,2
Het geboden zorgaanbod zal inhoudelijk veranderen (51,9%)
16,4
80,0
12,7
* Indien men de antwoordmogelijkheid ‘nee’ koos, kon zowel aangegeven worden of bijkomende opleiding
nodig was en/of of andere werknemersprofielen dienden in dienst genomen te worden.
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
4.2.2
Beschikt uw personeel over de nodige competenties om met de veranderingen
met betrekking tot de samenstelling van de doelgroep om te gaan?
De resultaten tonen opnieuw dat niet iedere uitdaging onmiddellijk zal resulteren in nieuwe competentienoden binnen de bevraagde organisaties. Zo tonen de resultaten dat de helft van de organisaties die vaststellen dat de doelgroep steeds mondiger wordt, stelt dat het personeel over voldoende competenties beschikt om om te gaan met deze steeds mondiger wordende doelgroep, de
andere helft geeft aan dat hiertoe wel bijkomende opleiding nodig is.
Wel blijkt een duidelijk overwegende vraag naar opleiding om voldoende competenties te kunnen
verwerven om het hoofd te kunnen bieden aan de steeds complexere en zwaardere zorgvragen die men in
de toekomst ziet en de toename van psychiatrische problemen. Niet alleen zien de organisaties (die deze
trend erkennen) een nood aan bijkomende opleiding hiertoe, ook verwachten een aantal organisaties enkel opleiding niet zou volstaan en dat men andere werknemersprofielen met bijkomende
kennis en expertise, hiertoe dient aan te werven.
De helft van de bevraagde organisaties ziet een tendens naar toenemende agressie vanwege de doelgroep. Het merendeel van deze organisaties geeft aan dat bijkomende opleiding nodig zal zijn om
met deze ontwikkeling om te gaan.
HOOFDSTUK 4 | TE VERWACHTEN VERANDERINGEN IN COMPETENTIENODEN
47
Bijna de helft van de organisaties ziet dat haar doelgroep steeds meer multicultureel van samenstelling
wordt. Opnieuw geeft het merendeel van deze organisaties aan dat bijkomende opleiding nodig zal
zijn om met deze ontwikkelingen om te gaan.
Tabel 4.2
Trends en ontwikkelingen met betrekking tot de doelgroep en de impact ervan op de competenties, in %
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze
ontwikkeling om te gaan
Ja
Nee, opleiding is
vereist*
Nee, wij moeten op
zoek naar andere
werknemersprofielen*
De doelgroep wordt steeds meer divers
(88,1%)
25,0
72,1
12,5
De problemen worden steeds complexer
(87,7%)
13,0
83,0
13,0
De doelgroep wordt steeds mondiger/
assertiever (83,5%)
50,0
47,9
7,3
De problemen waarmee de doelgroep kampt,
worden steeds zwaarder voor het personeel
(76,3%)
12,6
83,9
14,9
De doelgroep kampt steeds meer met (de
gevolgen van) psychiatrische problemen
(75,2%)
11,4
85,2
18,2
Het aantal hulpvragen neemt toe (69,5%)
34,1
62,2
12,2
Het sociaal ondersteunend netwerk van de
doelgroep wordt steeds kleiner (56,6%)
42,2
56,2
4,7
De doelgroep kampt steeds meer met (de
gevolgen van) agressie (50,0%)
17,5
78,9
12,3
De doelgroep wordt steeds meer multicultureel (45,2%)
25,0
71,1
9,6
De doelgroep kampt steeds meer met (de
gevolgen van) armoede (43,4%)
42,9
55,1
8,2
De doelgroep kampt steeds meer met (de
gevolgen van) eenzaamheid (39,8%)
48,9
48,9
4,4
* Indien men de antwoordmogelijkheid ‘nee’ koos, kon zowel aangegeven worden of bijkomende opleiding
nodig was en/of of andere werknemersprofielen dienden in dienst genomen te worden.
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
4.2.3
Nood aan bijkomende opleidingen en competentie-ontwikkeling
De werknemerspopulatie heeft dus een duidelijke nood aan bijkomende opleidingen. Dit bleekt ook
uit de antwoorden van de VTO-verantwoordelijken op onderstaande vragen die gesteld werden in
de websurvey. Bijna twee derde van de bevraagde organisaties stelt dat de competenties van de
werknemersgroep sneller niet meer volstaan of verouderen en verwacht ook dat deze trend zich verderzet. Vier vijfde van de bevraagde organisaties ziet de opleidingsbehoefte van de werknemers toenemen
en verwacht ook dat deze trend zich in de toekomst verderzet.
Alle bevraagde organisaties geven dan ook aan dat verdere investeringen in levenslang leren en het voeren van een
competentiebeleid, alleen maar meer noodzakelijk wordt.
48
HOOFDSTUK 4 | TE VERWACHTEN VERANDERINGEN IN COMPETENTIENODEN
Tabel 4.3
Trends en ontwikkelingen met betrekking tot de werknemers
Verwacht u dat deze trend zich ...
verderzet
n
%
110
100,0
- sneller niet meer volstaan of verouderen
70
63,6
- we stellen geen verandering vast
31
9
110
100,0
- toenemen
90
- we stellen geen verandering vast
We stellen vast dat de competenties van de
werknemersgroep binnen onze organisatie ...
- langer volstaan
We stellen vast dat de opleidingsbehoeften
van onze werknemers ...
- afnemen
n
omkeert
andere
%
n
%
n
%
68
61,8
1
0,9
1
0,9
28,2
26
23,6
0
0,0
5
4,6
8,2
9
8,2
0
0,0
0
0,0
81,8
90
81,8
0
0,0
0
0,0
20
18,2
15
13,6
2
1,8
3
2,7
0
0,0
0
0,0
0
0,0
0
0,0
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
4.3
Bijkomende competenties, welke competenties?
In deze paragraaf willen we specifiek dieper ingaan op de impact van de te verwachten trends en
ontwikkelingen (zowel binnen als buiten de sector) op de competenties die in de toekomst nodig
zullen zijn om een kwaliteitsvolle dienstverlening te kunnen blijven garanderen. We focussen op
zowel kerncompetenties als op functiespecifieke competenties.
Kerncompetenties zijn generieke competenties. Het zijn competenties die bij alle medewerkers terug te
vinden zijn of die men verwacht van alle medewerkers. Kerncompetenties zijn erg afhankelijk van
waar de organisatie voor staat of wil staan. Ze zijn vaak de directe vertaling van de missie en de
visie van de organisatie. Functiespecifieke competenties zijn competenties die nodig zijn om de functie uit
te voeren. Het gaat om specifieke competenties bovenop de generieke competenties (nodig om in
de organisatie te werken) en worden gedeeld door alle medewerkers met dezelfde functie in de
organisatie.
Omdat voor deze focusstudie de keuze werd gemaakt om niet te focussen op één of meerdere
specifieke functies maar wel na te gaan welke veranderende competentienoden zich op organisatieniveau zullen stellen, worden in onderstaande paragrafen zowel generieke competenties weergegeven die voor alle medewerkers van toepassing zijn als competenties die functiespecifiek zullen
zijn (bv. specifiek voor leidinggevenden, voor managers, ...).
Wel maken we een onderscheid tussen (1) zogenaamde vakinhoudelijke competenties die vooral
relateren aan de (veranderende) samenstelling van de doelgroep en (2) competenties die meer relateren aan de andere trends en uitdagingen die op de sector en de organisaties afkomen, vnl. onder
impuls van de verschillende beleidswijzigingen.
4.3.1
Competenties gerelateerd aan de ontwikkelingen m.b.t. de doelgroep
We stelden zowel in de gesprekken die we voerden als in de websurvey, aan iedere organisatie ook
de vraag naar de grote trends en ontwikkelingen op vaktechnisch gebied, op vlak van technieken en
methodieken. Uit de gesprekken kwamen volgende concrete competentienoden aan bod, gerelateerd aan de eerder onderscheiden trends en uitdagingen met betrekking tot de doelgroep die op de
sector afkomen.
HOOFDSTUK 4 | TE VERWACHTEN VERANDERINGEN IN COMPETENTIENODEN
49
Tabel 4.4
Trends en uitdagingen met betrekking tot de doelgroep en impact hiervan op competentienoden
Trends en uitdagingen met betrekking tot de doelgroep
Grotere diversiteit
Competentienoden in de toekomst
- Cultuursensitief zorgen
- Omgaan met diversiteit
Complexere en zwaardere zorgvragen
- Verdieping van therapeutische kennis en vaardigheden
- Verbreding van therapeutische kennis en vaardigheden
- Omgaan met ‘multiproblem’-situaties
- Kennis en vaardigheden m.b.t. psychiatrische problemen
- Kennis en vaardigheden m.b.t. gedrags- en emotionele
stoornissen, omgaan met agressie
- Kennis en vaardigheden m.b.t. fysieke en medische problemen gerelateerd aan een ouder wordende doelgroep
- Draagkracht en stressbestendigheid, relativeringsvermogen
Mondigere en veeleisendere doelgroep
- Onderhandelen/zoeken naar compromissen
- ‘Zorgen voor jezelf’/afbakenen van grenzen
- Draagkracht en stressbestendigheid, relativeringsvermogen
Doelgroep in een verkleinend ondersteunend netwerk
- Contextgericht werken, hoe hulpbronnen aanboren?
- Krachtgericht werken/empowerment
- Emancipatorisch werken/motivationeel werken
- Coachen
Een eerste duidelijke verwachting is dat een verdere uitbreiding en uitdieping van therapeutische kennis
en vaardigheden nodig zal zijn. Dit zowel omwille van de toenemende complexere en zwaardere problematieken, als omwille van het gegeven dat de zorgverlening meer vraaggestuurd wordt waardoor
meer zorg op maat nodig zal zijn. Verdere specialisatie en het binnenhalen van expertise, ook uit
andere zorgdomeinen, lijkt meer en meer nodig (naast generieke vaardigheden die nodig zijn om
flexibel op de verschillende zorgvragen te kunnen inspelen).
De sector vermeldt een duidelijk nood aan competentieverwerving met betrekking tot de vastgestelde veranderingen in de doelgroep:
- omgaan met agressie;
- omgaan met psychiatrische problemen;
- omgaan met gedrags- en emotionele stoornissen;
- omgaan met ‘multiproblem’-situaties;
- ...
Zoals reeds vermeld, wordt er meer en meer gefocust op inclusief en participatief werken. De zorgvragen en zijn/haar omgeving staan meer centraal in het zorgtraject. Het is dan ook de bedoeling
dat mogelijke hulpbronnen bij de cliënt en in zijn omgeving zoveel als mogelijk aangeboord worden. Dit
vergt de toepassing van verschillende technieken en methodieken die gestoeld zijn binnen:
- contextgericht werken;
- krachtgericht werken/empowerment;
- emancipatorisch werken;
- motivationeel werken;
- coachende begeleidingsstijl;
- ...
50
HOOFDSTUK 4 | TE VERWACHTEN VERANDERINGEN IN COMPETENTIENODEN
Een mondigere en meer veeleisende doelgroep, die meer de regie over haar eigen zorgtraject zal
kunnen bepalen, zal er voor zorgen dat ook medewerkers in de sector meer zullen moeten overleggen
(meer met de cliënt en minder over de cliënt) en onderhandelen (zoeken naar compromissen) met de
doelgroep. Een belangrijke evolutie die de sector ziet, is een toenemende nood bij werknemers aan
het afbakenen van hun grenzen en aan het zorgen voor zichzelf.
En ten slotte, een citaat uit één van de interviews:
“Persoonlijkheid van de werknemers is het belangrijkst. Vraag is of vorming en onderwijs hierin een rol kunnen
spelen?”
4.3.2
Competenties gerelateerd aan de ontwikkelingen m.b.t. de organisatie
Uit de gesprekken kwamen volgende concrete competentienoden aan bod, gerelateerd aan de eerder onderscheiden trends en uitdagingen die op de sector afkomen.
Het is duidelijk dat bepaalde competentienoden gelden voor alle medewerkers, andere voor een
aantal medewerkers binnen de organisatie of andere voor de staf of het management. Het is een
onderdeel van het organisatiebeleid om keuzes te maken welke taken (bv. ICT) door wie zullen
worden uitgevoerd.
Tabel 4.5
Trends en uitdagingen met betrekking tot de organisatie en impact hiervan op competentienoden
Trends en uitdagingen met betrekking tot de
organisatie
Competentienoden in de toekomst
Meer vraaggestuurd werken, meer maatwerk, differentiëring,
uitbreiding van het zorgaanbod en ver’markting’
Voor alle medewerkers:
- Klantgerichtheid
- Flexibiliteit en polyvalentie
- Maturiteit
- Flexibel kunnen toepassen van therapeutische methodieken
afgestemd op de individuele problematieken/generalisten
en specialisten
- Zelfstandigheid en zelfsturing
- Verantwoordelijkheid
- Handelingsgerichtheid ‘van aanpakken weten’, dynamisme
- Analyse- en beslissingsvermogen
- Doelgericht en oplossingsgericht werken
- Planmatig en efficiënt werken/organiseren en coördineren
- Leerbereidheid en leerpotentieel
- Veranderingsbereidheid en veranderingspotentieel
- Kwaliteitsbewustzijn
Voor management:
- Competenties om zorgstrategie en zorgplanning vorm te
geven
- Competenties om een veranderend organisatie- en personeelsmanagement uit te bouwen
- Commerciële vaardigheden/marketing/imagobewustzijn
- (Sociaal) ondernemerschap
- Veranderingsmanagement
- Kwaliteitsbewustzijn
HOOFDSTUK 4 | TE VERWACHTEN VERANDERINGEN IN COMPETENTIENODEN
51
Trends en uitdagingen met betrekking tot de
organisatie
Competentienoden in de toekomst
Schaalvergroting/samenwerking/ontschotting
Voor alle medewerkers:
- Efficiënt vergaderen
- Overlegmethodieken
- Relationele en communicatieve vaardigheden
- Netwerkvaardigheden
- Sociale vaardigheden
- Kennis van de sociale kaart/informatieverzameling en verwerking
- Bemiddeling
Voor het management
- Competentie om een netwerkstrategie te ontwikkelen
- Competentie om goede samenwerkingsverbanden te kunnen uitbouwen
Meer regels, meer administratie, meer ICT
Voor alle medewerkers:
- ICT-vaardigheden
- Competenties m.b.t. correct omgaan met sociale media
- Kennis en gebruik van nieuwe administratieve vereisten
Voor het management:
- Specifieke competentie en kennis op vlak van regelgeving,
financiering, administratie
Inclusie, vermaatschappelijking van de zorg en participatie
Voor alle medewerkers:
- Contextgericht werken
-
Samenwerken en netwerken
Krachtgericht werken/empowerment
Emancipatorisch werken
Coachen
Ouder wordende personeelsgroep
- Leeftijdsbewust personeelsbeleid en aandacht voor intergenerationele samenwerking
- Competentie- en retentiemanagement
Meer deeltijds werkenden
- Hoofd bieden aan capaciteitsproblemen
- Personeels- en organisatiebeleid
Meer vraag naar flexibiliteit vanwege de werknemers
- Hoofd bieden aan capaciteitsproblemen
- Personeels- en organisatiebeleid
Meer werkdruk
4.4
- ‘Zorgzame organisatie’
- Personeels- en organisatiebeleid
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
Wat vertelt de websurvey?
We polsten bij de organisaties die deelnamen aan de websurvey, hoe zij de evolutie van een aantal
concrete competentienoden verder inschatten. Dit wordt weergegeven in tabel 4.6.
52
HOOFDSTUK 4 | TE VERWACHTEN VERANDERINGEN IN COMPETENTIENODEN
Tabel 4.6
Hoe belangrijk zijn deze competenties?
Hoe belangrijk zijn
deze competenties
momenteel in uw
organisatie?
Zal de nood aan deze competentie in de
toekomst ... (n=105)
% belangrijk of heel
belangrijk
onveranderd
blijven
%
toenemen
%
afnemen
%
Computervaardigheden/ICT
46,7
17,1
82,9
0,0
Netwerkvaardigheden
60,0
20,9
78,1
0,9
Veranderingsbereidheid en veranderingspotentieel
81,9
20,0
78,1
1,9
Omgaan met sociale media
34,3
21,9
78,1
0,0
Flexibiliteit
85,7
22,9
74,3
2,9
Ondernemerschap
47,6
32,4
67,6
0,0
Klantgerichtheid
93,3
34,3
65,7
0,0
Efficiëntiebewustzijn
57,1
36,2
62,9
0,9
Coachende vaardigheden
80,1
43,8
56,2
0,0
Communicatievaardigheden
95,0
45,7
54,3
0,0
Managementvaardigheden
38,1
45,7
53,3
0,9
Kwaliteitsbewustzijn
73,3
47,6
50,5
1,9
Dynamisme
85,7
49,5
49,5
0,9
Efficiënt vergaderen
66,7
50,5
48,6
0,9
Marketingvaardigheden
15,2
50,5
47,6
1,9
Leerbereidheid en leerpotentieel
81,0
54,3
44,8
0,9
Analytisch vermogen/doorzicht
39,0
56,2
43,8
0,0
Handelingsgerichtheid, van aanpakken weten
86,7
57,1
42,9
0,0
Imagobewustzijn
42,9
56,2
42,9
0,9
Eigenaarschap
53,3
54,3
42,9
2,9
Maturiteit
76,2
56,2
41,9
1,9
Verantwoordelijkheid
88,6
59,0
39,0
1,9
Beslissingsvermogen
65,7
59,0
37,1
3,8
Relativeringsvermogen
79,0
65,7
32,4
1,9
Sociale vaardigheden
93,3
64,8
35,2
0,0
Luisterbereidheid
90,5
72,4
27,6
0,0
Discipline
42,9
76,2
20,9
2,9
77,1
74,3
19,0
6,7
Loyaliteit
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
De resultaten bevestigen grotendeels wat reeds bleek uit de voorgaande paragrafen. Zo zien we dat
een aantal competenties die op dit moment minder vaak als belangrijk ervaren worden door de
organisaties in de sector, duidelijk aan belang zullen winnen in de toekomst. Voorbeelden hiervan
zijn computervaardigheden, omgaan met sociale media, ondernemerschap, managementvaardigheden en marketingvaardigheden.
Bepaalde competenties zijn op dit moment voor het merendeel van de bevraagde organisaties reeds
belangrijk of heel belangrijk en het merendeel van de organisaties verwacht dat het belang van deze
competenties enkel maar verder zal toenemen. Voorbeelden hiervan zijn klantgerichtheid, communica-
HOOFDSTUK 4 | TE VERWACHTEN VERANDERINGEN IN COMPETENTIENODEN
53
tievaardigheden, flexibiliteit, coachende vaardigheden, veranderingsbereidheid en veranderingspotentieel, kwaliteitsbewustzijn, netwerkvaardigheden en efficiëntiebewustzijn.
Daarnaast zijn er ook een aantal competenties die op dit moment reeds door het merendeel van de
organisaties als belangrijk bevonden worden maar waarvan het merendeel van de organisaties niet
onmiddellijk verwacht dat het belang ervan nog verder zal toenemen. Voorbeelden hiervan zijn
sociale vaardigheden, luisterbereidheid, verantwoordelijkheid, maturiteit, handelingsgerichtheid, loyaliteit en relativeringsvermogen
En ten slotte zijn er competenties die op dit moment door een kleiner aandeel van de organisaties
als belangrijk ervaren worden en het merendeel van de organisaties ziet hierin ook geen toekomstige verandering optreden. Voorbeeld hiervan is discipline.
54
HOOFDSTUK 4 | TE VERWACHTEN VERANDERINGEN IN COMPETENTIENODEN
5 | Analyse van de toekomstgerichte
competenties in het huidige opleidingsaanbod
5.1
Het opleidingsbeleid
Op basis van de websurvey konden we vaststellen dat de meeste bevraagde organisaties (zeker de
grotere organisaties) beschikken over een opleidingsplan.
Tabel 5.1
Beschikt uw organisatie over een opleidingsplan?
Ja
Nee
n
%
n
%
Gehandicaptenzorg
57
80,3
14
19,7
Bijzondere jeugdzorg
30
71,4
12
28,6
CKG/CIG
7
70,0
3
30,0
CAW
4
66,7
2
33,3
<20 wns
22
66,7
11
33,3
20<50 wns
31
75,6
10
24,4
50<100 wns
27
77,1
8
22,3
100 en +
18
90,0
2
10,0
98
76,0
31
24,0
Totaal
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
Ook gaf het merendeel van de organisaties (zeker de grotere organisaties) aan te beschikken over
een specifiek opleidingsbudget.
Tabel 5.2
Heeft uw organisatie een specifiek budget voor opleidingen?
Ja
Nee
n
%
n
%
Gehandicaptenzorg
62
86,1
10
13,9
Bijzondere jeugdzorg
38
90,5
4
9,5
CKG/CIG
8
80,0
2
20,0
CAW
6
85,7
1
14,3
<20 wns
28
82,3
6
17,6
20<50 wns
36
87,8
5
12,2
50<100 wns
30
85,7
5
14,3
100 en +
20
95,2
1
4,8
114
87,0
17
13,0
Totaal
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
HOOFDSTUK 5 | ANALYSE VAN DE TOEKOMSTGERICHTE COMPETENTIES IN HET HUIDIGE OPLEIDINGSAANBOD
55
Ook uit de bevraging bleek dat de overgrote meerderheid van de bevraagde organisaties wel werkt
met neergeschreven functieprofielen en functieomschrijvingen maar dat de vertaling naar een competentieprofiel vaak niet gebeurt: ongeveer één derde van de bevraagde organisaties werkt met
competentieprofielen. Ook bleek uit de bevraging dat er nog een grote ruimte is voor de verdere
ontwikkeling en toepassing van begeleidingsinstrumenten zoals persoonlijke ontwikkelingsplannen.
Tabel 5.3
Opleidings- en competentiebeleid in de organisatie
Ja, voor alle
werknemers
Ja, voor
minstens de
helft van de
werknemers
Ja, voor minder
dan de helft
van de
werknemers
Nee
Totaal
n
%
n
%
n
%
n
%
n
%
106
84,1
14
11,1
5
4,0
1
0,8
126
100,0
Zijn de kennis/vaardigheden
die men nodig heeft (en het
gedrag) binnen een functie
omschreven in competentieprofielen?
45
36,0
25
20,0
7
5,6
48
38,4
125
100,0
Worden POP’s of een gelijkaardig instrument gebruikt in
uw organisatie?
15
12,1
6
4,8
16
12,9
87
70,2
124
100,0
Zijn de taken, bevoegdheden
en verantwoordelijkheden binnen een functie omschreven in
functieprofielen/functieomschrijvingen?
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
We gingen bij de respondenten van de websurvey na met welke frequentie de volgende methodieken werden toegepast:
Tabel 5.4
Opleidings- en competentiebeleid in de organisatie-deel 2
Nooit
1
2
3
Soms
4
5
6
Altijd
7
“Het opsporen van opleidingsbehoeften
steunt in onze organisatie op een gedetailleerde analyse van organisatiedoelen
en te verwachten organisatieontwikkelingen” (n=126)
6
(4,8%)
6
(4,8%)
9
(7,1%)
35
(27,8%)
31
(24,6%)
35
(27,8%)
4
(3,2%)
“Het opsporen van opleidingsbehoeften
steunt in onze organisatie op een gedetailleerde analyse van benodigde competenties voor het uitvoeren van de
functie” (n=126)
4
(3,2%)
4
(3,2%)
7
(5,6%)
27
(21,4%)
44
(34,9%)
32
(25,4%)
8
(6,3%)
“Om de opleiding volledig te kunnen
afstemmen op de specifieke kenmerken
van de personen die de opleiding volgen, wordt deze groep grondig
gescreend naar aanwezige competenties
en leerbehoeften” (n=126)
10
(7,9%)
19
(15,1%)
17
(13,5%)
35
(27,8%)
26
(20,6%)
17
(13,5%)
2
(1,6%)
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
De resultaten tonen opnieuw aan dat meer dan de helft van de bevraagde organisaties de opsporing
van opleidingsbehoeften baseert op de analyse van organisatiedoelen en te verwachten organisatie-
56
HOOFDSTUK 5 | ANALYSE VAN DE TOEKOMSTGERICHTE COMPETENTIES IN HET HUIDIGE OPLEIDINGSAANBOD
ontwikkelingen. Gegeven de te verwachte veranderingen in de sector, lijkt het ons inderdaad noodzakelijk om deze oefening zo breed mogelijk toe te passen, ook binnen de organisaties die dit nu
zelden doen.
En ook al lijkt het gebruik van competentieprofielen niet echt volledig ingeburgerd in de sector,
toch zien we dat het merendeel van de organisaties de opleidingsbehoeften opspoort op basis van
een gedetailleerde analyse van de competentievereisten.
De resultaten tonen opnieuw aan dat er nog ruimte is voor het verder ontwikkelen van een competentiebeleid op organisatieniveau: het merendeel van de organisaties screent haar werknemers
amper of niet op vlak van de aanwezige competenties en eventuele blinde vlekken om het opleidingsbeleid zo verder vorm te geven.
5.2
Het vormingsaanbod
Uit de bevindingen op basis van de gevoerde gesprekken en op basis van de websurvey blijkt dat de
meeste organisaties weinig tot geen problemen hebben om in geval van een opleidingsvraag, een
geschikte opleiding te vinden.
Tabel 5.5
Vindt u gemakkelijk een opleidingsaanbod dat tegemoet komt aan de opleidingsnoden?
Ja, gemakkelijk
Soms wel, soms niet
Nee
n
%
n
%
n
%
Gehandicaptenzorg
29
42,6
38
55,9
1
1,5
Bijzondere jeugdzorg
24
57,1
18
42,9
0
0,0
CKG/CIG
6
60,0
2
20,0
2
20,0
CAW
4
66,7
2
33,3
0
0,0
<20 wns
14
45,2
17
54,8
0
0,0
20<50 wns
24
58,5
14
34,1
3
7,3
50<100 wns
15
44,1
19
55,9
0
0,0
100 en +
10
50,0
10
50,0
0
0,0
63
50,0
60
47,6
3
2,4
Totaal
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
Wel onderscheiden de gesprekspartners een aantal duidelijke criteria waaraan een opleiding dient te
beantwoorden. Zij geven aan dat deze criteria vaak niet door alle opleidingen en opleidingsverstrekkers bewaakt worden waardoor de kwaliteit en de meerwaarde van de gevolgde opleidingen niet
altijd kan gegarandeerd worden. Zo onderstrepen de gesprekspartners het belang van het scheppen
van een kader en het creëren van de juiste randvoorwaarden op organisatieniveau om opleiding
succesvol toe te laten: de opleiding dient kwaliteitsvol te zijn, ‘to the point’ en wervend te zijn, op
maat te zijn, laagdrempelig, goed in te plannen/passen in de werkzaamheden, ... Een goed opleidingstraject dient van in het begin oog te hebben voor de transfer van het geleerde naar de werkplek en er dient een vorm van nazorg voorzien te worden (wat opgeleid is, dient getraind te worden).
Grootste struikelblok voor organisaties om te investeren in opleiding van hun medewerkers blijkt
het kunnen voorzien van de nodige tijd hiertoe te zijn. Ook al zijn intensieve en meer langdurige
opleidingen zeer belangrijk, vaak ontbreekt het op organisatieniveau aan de nodige (budgettaire) tijd
en ruimte om hierin te investeren.
HOOFDSTUK 5 | ANALYSE VAN DE TOEKOMSTGERICHTE COMPETENTIES IN HET HUIDIGE OPLEIDINGSAANBOD
57
Zo goed als alle bevraagde organisaties hadden in 2013 opleiding voorzien voor hun personeel.
Hierbij ging het vnl. om formele opleidingen waarbij beroep gedaan werd op een extern opleidingsaanbod (91,5% van de organisaties), of om formele opleidingen op maat van de organisatie (86,0%).
69% van de organisaties werkte met informele opleidingen tijdens het werk of on the job-trainingen. Uit de interviews bleek dat een combinatie van verschillende methodes het meest efficiënt
bevonden werd.
Niet alleen formele opleidingen zijn belangrijk. De gesprekspartners gaven aan dat coaching, intervisie
en supervisie belangrijke leervormen zijn die ook steeds meer toenemen aan belang (gegeven de
beperkte beschikbare tijd om formele opleidingen te kunnen volgen). Ook werkvormen zoals ‘gluren bij de buren’ of het doen van stages in andere voorzieningen, kunnen zorgen voor de meer dan
noodzakelijke kennisdeling waarvan verwacht wordt dat deze in de toekomst nog belangrijker zal
worden. Waarom steeds opnieuw ‘het warm water uitvinden”? Kennisdeling en uitwisselen van informatie (wisselleren)over hoe andere organisaties met de toekomstige uitdagingen zullen omgaan, wordt
steeds belangrijker.
Een van de grote uitdagingen waarmee de sector geconfronteerd wordt is de steeds toenemende
zwaarte en complexiteit van de zorgvragen. De verschillende gesprekspartners geven dan ook aan
dat het inbrengen van externe expertise op vergaderingen een belangrijk leermoment kan betekenen: ‘outreaching’ vanuit andere disciplines, een ‘andere bril leren opzetten’.
5.3
De vormingsverstrekkers en hun huidig aanbod
Uit analyse van de data beschikbaar via de subsidiedossiers op niveau van VIVO (Sectoraal opleidingsinstituut voor de Vlaamse social profit sectoren) blijkt dat organisaties in de sector kunnen
terugvallen op een breed opleidingsaanbod. Het valt op dat er heel wat sectorspecifieke opleidingen
worden gevolgd.
Enerzijds worden er studiedagen, vorming en opleiding gegeven door sectorale actoren en opleidingsverstrekkers zoals bijv. de werkgeversfederaties en steunpunten (SEN, Steunpunt Algemeen
Welzijnswerk, ...).
Anderzijds zijn er een aantal thematische opleidingsverstrekkers actief die vaktechnische en specifieke inhoudelijke opleidingen voorzien rond bijv. autisme, agressie, seksualiteit, ...
Doorheen de verschillende onderzoeksfases konden we vaststellen dat men in deze sector ook
medewerkers aanmoedigt om expertise op te bouwen en als interne trainer te fungeren. In een aantal organisaties krijgen deze experten ook de gelegenheid om over de eigen organisatiegrenzen heen
opleiding te verzorgen en collega’s van andere organisaties specifieke vaardigheden en/of kennis
aan te leren.
58
HOOFDSTUK 5 | ANALYSE VAN DE TOEKOMSTGERICHTE COMPETENTIES IN HET HUIDIGE OPLEIDINGSAANBOD
6 | Samenvatting en conclusies
In wat volgt geven we in eerste instantie puntsgewijs een beknopt overzicht van de voornaamste
bevindingen die uitvoerig beschreven werden in voorgaande hoofdstukken. Vervolgens geven we
een aantal competenties waarvan verondersteld wordt dat deze in de toekomst belangrijker zullen
worden voor de medewerkers en/of het management in de sector. Ten slotte eindigen we met een
aantal aanbevelingen voor een toekomstig sectoraal vormings- en loopbaanbeleid.
6.1
Een sector in verandering
De sector van opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en –diensten is een sector in verandering en in
onzekerheid. We geven kort de voornaamste beleidswijzigingen weer met betrekking tot de verschillende
subsectoren:
- perspectief 2020, een nieuw perspectief voor de gehandicaptenzorg:
- versterken van participatie, zelfstandigheid en inclusie van de doelgroep;
- alle zorg wordt vraaggestuurd: invoering van een systeem van persoonsvolgende financiering
waarbij de regie van de zorg en de financiering bij de gebruiker zelf komt te liggen;
- het bieden van zorggarantie: voorzien van voldoende middelen voor de doelgroep met de grootste ondersteuningsnood en van voldoende rechtstreeks toegankelijke hulpverlening voor de
groep die hier buiten valt;
- toegangspoort Integrale jeugdhulp (sinds 1/4/2014):
- elke jongere dient zo efficiënt mogelijk passende hulp te vinden door een verregaande samenwerking tussen alle sectoren betrokken bij de jeugdhulp;
- de jongeren (en hun naaste omgeving) staan centraal;
- meer inclusief en participatief werken;
- schaalvergroting CAW’s (sinds 1/1/2014)
- fusioneringsoperatie waarbij het aantal CAW’s in Vlaanderen en Brussel herleid werd tot 11;
- bijkomende taken werden tegelijk toegevoegd aan de dienstverlening vanuit de CAW’s: schuldbemiddeling, verruiming van de doelgroepen, hulplijn rond kindermishandeling, ...
6.2
Trends en uitdagingen voor de sector en impact op werken in de sector
Het is duidelijk dat de geschetste beleidswijzigingen een impact zullen hebben op de zorgorganisatie
en op het werken in de sector. Naast de aangekondigde beleidsveranderingen, zijn er ook een aantal
algemene tendensen en uitdagingen met betrekking tot de doelgroep en met betrekking tot de
werknemersgroep, die de sector erkent en die ook een impact (zullen) hebben op het werken in de
sector.
Impact van beleidswijzigingen
- Meer vraaggestuurd werken, meer flexibiliteit en zorg op maat
- Meer contextgericht en emancipatorisch werken
- Meer samenwerken/netwerken, zowel binnen als tussen organisaties en over verschillende zorgdomeinen heen
- Meer regels, meer administratie, meer ICT
HOOFDSTUK 6 | SAMENVATTING EN CONCLUSIES
59
- Verdere ‘vermarkting’ en toenemende concurrentie
- Meer werkdruk
- Veranderende jobs en zorgorganisaties
Trends en uitdagingen met betrekking tot de wijzigende doelgroep
- Omgaan met een groter wordende doelgroep en een groeiende zorgvraag
- Omgaan met complexere en zwaardere zorgvragen, met meer psychiatrische problemen
- Omgaan met een meer diverse doelgroep
- Omgaan met een mondigere en veeleisendere doelgroep
- Omgaan met een ouder wordende doelgroep en/of een ouder wordend netwerk
- Omgaan met een doelgroep die beschikt over een steeds kleiner wordend ondersteunend netwerk
Trends en uitdagingen met betrekking tot de wijzigende werknemersgroep
- Omgaan met meer oudere werknemers
- Omgaan met een meer diverse werknemersgroep
- Omgaan met veel deeltijds werkenden en een toenemende vraag naar flexibiliteit
- Omgaan met een moeilijkere inzetbaarheid van schoolverlaters
6.3
Competenties van de toekomstige werknemers
Het is duidelijk dat deze trends en uitdagingen die de sector ziet in de nabije toekomst, een zekere
impact zullen hebben op de jobs in de sector en dus ook op bepaalde competenties waarop in de
toekomst meer dan nu beroep zal worden gedaan. In dit onderzoeksproject werd, gegeven de aard
van de gedetecteerde uitdagingen en gegeven de diversiteit van de sector, niet gefocust op bepaalde
beroepen en/of functies.
De toekomstige competentienoden die we hier vermelden, zijn gerelateerd aan de eerder
beschreven uitdagingen en hebben betrekking op de noden op organisatieniveau. We maken wel
een onderscheid tussen competenties specifiek gelinkt aan het managementniveau en algemene
competenties gelinkt aan het bredere organisatieniveau.
In tabel 6.1 sommen we de belangrijkste van deze competenties, gelinkt aan het bredere organisatieniveau, op.
60
HOOFDSTUK 6 | SAMENVATTING EN CONCLUSIES
Tabel 6.1
Toekomstige competentienoden, gelinkt aan het bredere organisatieniveau
Een sector in verandering, nood aan specifieke competenties
- Veranderingsbereidheid en veranderingspotentieel
- Leerbereidheid en leerpotentieel
Een sector in verandering, organisaties in verandering
- Meer vraaggestuurd werken, meer maatwerk, differentiëring, uitbreiding van het zorgaanbod en ver’mar kting’
- Klantgerichtheid
- Flexibiliteit en polyvalentie
- Maturiteit
- Flexibel kunnen toepassen van therapeutische methodieken,
afgestemd op de individuele problematieken/generalisten en
specialisten
- Zelfstandigheid en zelfsturing
- Verantwoordelijkheid
- Handelingsgerichtheid ‘van aanpakken weten’, dynamisme
- Analyse- en beslissingsvermogen
- Doelgericht en oplossingsgericht werken
- Planmatig en efficiënt werken/organiseren en coördineren
- Kwaliteitsbewustzijn
- Schaalvergroting/samenwerking/ontschotting
- Efficiënt vergaderen
- Overlegmethodieken
- Relationele en communicatieve vaardigheden
- Netwerkvaardigheden
- Sociale vaardigheden
- Kennis van de sociale kaart/informatieverzameling en verwerking
- Bemiddeling
- Meer regels, meer administratie, meer ICT
- ICT-vaardigheden
- Competenties m.b.t. correct omgaan met sociale media
- Kennis en gebruik van nieuwe administratieve vereisten
- Inclusie, vermaatschappelijking van de zorg en participatie
- Contextgericht werken
- Samenwerken en netwerken
- Krachtgericht werken/empowerment
- Emancipatorisch werken
- Coachen
Een doelgroep in verandering
- Grotere diversiteit
- Cultuursensitief zorgen
- Omgaan met diversiteit
- Complexere en zwaardere zorgvragen
- Verdieping van therapeutische kennis en vaardigheden
- Verbreding van therapeutische kennis en vaardigheden
- Omgaan met ‘multiproblem’-situaties
- Kennis en vaardigheden m.b.t. psychiatrische problemen
- Kennis en vaardigheden m.b.t. gedrags- en emotionele
stoornissen, omgaan met agressie
- Kennis en vaardigheden m.b.t. fysieke en medische
problemen gerelateerd aan een ouder wordende doelgroep
- Draagkracht en stressbestendigheid, relativeringsvermogen
- Mondigere en veeleisendere doelgroep
- Onderhandelen/zoeken naar compromissen
- ‘Zorgen voor jezelf’/afbakenen van grenzen
- Draagkracht en stressbestendigheid, relativeringsvermogen
- Doelgroep in een verkleinend ondersteunend netwerk
- Contextgericht werken, hoe hulpbronnen aanboren?
- Krachtgericht werken/empowerment
- Emancipatorisch werken/motivationeel werken
- Coachen
HOOFDSTUK 6 | SAMENVATTING EN CONCLUSIES
61
In tabel 6.2 sommen we de belangrijkste van deze competenties op managementniveau op:
Tabel 6.2
Toekomstige competenties van de managers
Een sector in verandering, nood aan specifieke competenties
- Veranderingsmanagement
Een sector in verandering, organisaties in verandering
- Meer vraaggestuurd werken, meer maatwerk, differentiëring, uitbreiding van het zorgaanbod en
ver’mar kting’
- Schaalvergroting/samenwerking/ontschotting
- Meer regels, meer administratie, meer ICT
- Competenties om zorgstrategie en zorgplanning vorm te
geven
- Competenties om een veranderend organisatie- en personeelsmanagement uit te bouwen
- Commerciële vaardigheden/marketing/imagobewustzijn
- (Sociaal) ondernemerschap
- Veranderingsmanagement
- Kwaliteitsbewustzijn
- Competentie om een netwerkstrategie te ontwikkelen
- Competentie om goede samenwerkingsverbanden te kunnen uitbouwen
- Specifieke competentie en kennis op vlak van regelgeving,
financiering, administratie
Een werknemersgroep in verandering
- Ouder wordende personeelsgroep
- Meer deeltijds werkenden
- Meer vraag naar flexibiliteit vanwege de werknemers
- Meer werkdruk
- Leeftijdsbewust personeelsbeleid en aandacht voor
intergenerationele samenwerking
- Competentie- en retentiemanagement
- Hoofd bieden aan capaciteitsproblemen
- Personeels- en organisatiebeleid
- Hoofd bieden aan capaciteitsproblemen
- Personeels- en organisatiebeleid
- ‘Zorgzame organisatie’
- Personeels- en organisatiebeleid
De resultaten van de websurvey tonen dat een aantal competenties die op dit moment minder vaak
als belangrijk ervaren worden, duidelijk aan belang zullen winnen in de toekomst: computervaardigheden, ondernemerschap, managementvaardigheden en marketingvaardigheden.
Bepaalde competenties zijn op dit moment voor het merendeel van de bevraagde organisaties reeds
belangrijk of heel belangrijk en het merendeel van de organisaties verwacht dat het belang van deze
competenties enkel maar verder zal toenemen: klantgerichtheid, communicatievaardigheden, flexibiliteit,
coachende vaardigheden, veranderingsbereidheid en veranderingspotentieel, kwaliteitsbewustzijn, netwerkvaardigheden
en efficiëntiebewustzijn.
Daarnaast zijn er ook een aantal competenties die op dit moment reeds door het merendeel van de
organisaties als belangrijk bevonden worden maar waarvan het merendeel van de organisaties niet
onmiddellijk verwacht dat het belang ervan nog verder zal toenemen: sociale vaardigheden, luisterbereidheid, verantwoordelijkheid, maturiteit, handelingsgerichtheid, loyaliteit en relativeringsvermogen.
62
HOOFDSTUK 6 | SAMENVATTING EN CONCLUSIES
- BIJLAGEN -
bijlage 1 Methodologie
b1.1
Inleiding
Zoals reeds beschreven, werd de stapsgewijze werkwijze zoals die geformuleerd werd in de voorgestelde handleiding en methode, in grote lijnen gevolgd. Voor deze focusstudie binnen de sector
van opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en –diensten (PC 319.01) werden volgende fases
doorlopen:
- fase 1: voorbereiding;
- fase 2: vooronderzoek: het in kaart brengen van trends en uitdagingen voor de sector:
- desk research;
- verkennende workshop;
- fase 3: analysefase: het detecteren van toekomstige competentienoden aan de hand van:
- organisatiebezoeken;
- websurvey;
- focusgroep;
- analyse opleidingsaanbod.
- fase 4: het opstellen van een actieplan op basis van de bevindingen in het onderzoeksproces.
b1.2
Voorbereiding
In deze fase werd een expertisegroep samengesteld die het onderzoek mee opvolgt. Doel van deze
expertisegroep is het sterk betrekken van relevante actoren (zowel intern als extern aan de sector)
bij de focusstudie om zo efficiënt te kunnen werken en draagvlak voor de bereikte resultaten te creëren. De rol van deze expertisegroep is het opvolgen van de werkzaamheden, het geven van feedback en input en het bieden van ondersteuning.
Tijdens de looptijd van het onderzoek is deze expertisegroep 3 keer samengekomen (maart 2013,
april 2013, maart 2014).
b1.3
Vooronderzoek
Desk research en verkennende workshop
De fase van het vooronderzoek diende om de toekomst van de sector en de bijbehorende competentienoden te verkennen. Dat vooronderzoek gebeurde aan de hand van ‘desk research’ en een verkennende workshop.
De belangrijkste onderdelen van de desk research waren een kwantitatieve en kwalitatieve documentenanalyse. De voornaamste ontwikkelingen binnen de sector werden in kaart gebracht. Deze desk
research werd aangevuld met gesprekken met enkele betrokkenen uit de sector. Deze eerste fase
was beperkt en diende voornamelijk als input voor de volgende stappen.
In een verkennende workshop wilden we mensen uit het werkveld én vertegenwoordigers van organisaties die de sector beïnvloeden, bijeenbrengen om van gedachten te wisselen over de toekomstige
uitdagingen. De deelnemers komen uit de sector zelf of beïnvloeden de sector. Naast vertegen-
BIJLAGE 1 METHODOLOGIE
65
woordigers uit diverse organisaties, namen ook mensen uit het onderwijs en volwassenonderwijs en
het Instituut voor Functieclassificatie (if-ic vzw) deel aan deze workshop.
Anderzijds was deze interactieve workshop ook belangrijk in het kader van netwerking, in het
creëren van een draagvlak voor verdere stappen en ontwikkelingen, in het sensibiliseren en motiveren rond HR beleid, en op vlak van kennis- en informatie-uitwisseling.
De verkennende workshop diende:
1. om de belangrijkste ontwikkelingen, uitdagingen en tendensen met relevantie voor de sector
bloot te leggen;
2. om na te gaan of deze ontwikkelingen kansen of bedreigingen zijn, waar sterktes en zwaktes
liggen (SWOT);
3. om de impact van die ontwikkelingen in te schatten:
- impact op de arbeidsorganisatie, de werkprocessen, dienstverlening, op functies en beroepen
(beroepen met toekomst), ...
- en de effecten hiervan op competentienoden.
Deze workshop resulteerden in een eerste inventaris van trends en uitdagingen voor de sector en de
impact hiervan op werk in de sector en op competentienoden (een uitgebreid verslag van deze
workshop is opgenomen in bijlage 2). Deze eerste bevindingen werden ook gebruikt als input en
basis voor de volgende onderzoeksstappen (organisatiebezoeken en websurvey).
b1.4
b1.4.1
Analysefase
Organisatiebezoeken
De bevindingen op basis van het vooronderzoek (resultaten desk research en verkennende workshop) werden in een volgende stap meegenomen als basis voor een aantal organisatiebezoeken.
Doel van deze organisatiebezoeken was om datgene wat in de vorige fase aan de oppervlakte
gebracht werd, in detail verder te analyseren en uit te diepen met het oog op veranderende competentie- en opleidingsnoden.
Een bewuste selectie van toekomstgerichte organisaties werd op een gestructureerde manier
bevraagd over de uitdagingen voor de toekomst en de competentienoden die daarmee gepaard
gaan. Bij deze organisatiebezoeken werden steeds de juiste personen aangesproken die ons meer
konden vertellen over de te verwachten evoluties en over de impact op competentienoden. Semigestructureerde interviews werden gepland met de verantwoordelijken voor personeel en organisatie in de bezochte organisaties. Tijdens sommige casebezoeken waren ook vertegenwoordigers vanuit de werknemersgroep aanwezig tijdens de interviews. In de mate van het mogelijke werden de
organisaties bezocht door de externe expert tezamen met de sectorconsulent.
Een checklist werd opgesteld om de interviews te structuren. Volgende items kwamen aan bod:
- Voorstelling van de organisatie:
- Welke diensten? Welk doelpubliek?
- Wie werkt er? Welke functies? Welke taken? Wie doet wat?
- Leeftijd, geslacht, scholingsniveau, ... van de werknemersgroep.
- Instroom: knelpunten? Wie zoekt men? Gekoppeld aan vormingsbeleid?
- Beleid rond interne vorming?
- ...
66
BIJLAGE 1 METHODOLOGIE
- Wat zijn de huidige en verwachte ontwikkelingen, en de aan de gang zijnde of geplande veranderingsprocessen op langere termijn?
- Verandering doelpubliek?
- Personeel in de sector verandert?
- Zorgvraag verandert?
- Financieringsmechanisme verandert?
- Wijze waarop gewerkt wordt verandert?
- ...
- Wat is de impact van die veranderingsprocessen op de werkorganisatie, de primaire werkprocessen, de bedrijfsvoering, de dienstverlening van de onderneming?
- Welke wijzigingen veroorzaken deze veranderingsprocessen in de bestaande functies of personeelscategorieën, en in de behoefte aan nieuwe functies en competenties in de toekomst?
- Wat zijn/worden de aandachtspunten met betrekking tot de beschikbare competenties bij werknemers (welke knelpunten?)? en wat zijn de uitdagingen voor het aanbod van die competenties
binnen het opleidingsaanbod?
We hanteerden het principe van voortschrijdende inzichten: de bevindingen uit de vorige fases en
organisatiebezoeken werden steeds meegenomen naar het volgende organisatiebezoek.
b1.4.2
Websurvey
Om zoveel mogelijk organisaties te betrekken bij deze focusstudie, opteerde de sector ook voor het
opstellen en afnemen van een websurvey waarbij alle organisaties uit de sector aangemoedigd werden
om informatie te geven over toekomstige uitdagingen en tendensen, over hun competentie- en
opleidingsnoden en de evolutie die ze hierin zien naar de toekomst toe.
Het opstellen van de websurvey gebeurde basis van de bevindingen uit de voorgaande fases en de
organisatiebezoeken. Het format van deze bevraging is opgenomen in bijlage 3.
In totaal werden ongeveer 620 VTO-verantwoordelijken (niet iedere vragenlijst kon echter afgeleverd worden) via mail aangemoedigd om door te klikken naar een vragenlijst waarin gepolst werd
naar de tendensen en uitdagingen die zij zijn op vlak van de doelgroep, de werknemers en de organisatie. Daarnaast werd nagegaan of de huidige werknemersgroep klaar was om deze tendens het
hoofd te beiden, in welke mate bijkomende opleiding nodig was of het noodzakelijk was om in de
toekomst andere werknemersprofielen aan te werven. Tevens werden aan aantal competenties
voorgelegd waarvan, op basis van de voorgaande fases bleek, dat deze belangrijker zouden kunnen
worden in de sector. Deze bevindingen uit de voorgaande fases werden zo breed afgetoetst.
Op 11 maart 2014 hadden ongeveer 109 organisaties de vragenlijst volledig ingevuld (de itemrespons verschilde van item tot item). We geven de globale respons naar sector en organisatiegrootte. Uit deze bevindingen blijkt dat relatief gezien iets meer grotere organisaties aan de websurvey deelnamen.
BIJLAGE 1 METHODOLOGIE
67
Tabel b1.1
Respons: verdeling naar sector, in %
Respons (n=)
Populatie
Gehandicaptenzorg
58,8
62,2
Bijzondere jeugdzorg
28,8
26,0
Centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning/Centrum voor integrale
gezinszorg
6,4
5,5
Centrum voor algemeen welzijnswerk
5,9
6,3
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
Tabel b1.2
Respons: verdeling naar grootte, in %
Respons (n=)
Populatie
<20 werknemers
24,3
29,8
20<50 werknemers
31,4
32,2
50<100 werknemers
25,0
25,3
100<250 werknemers
11,5
8,8
7,7
3,8
250 of meer werknemers
Bron Databestand online bevraging in het kader van de focusstudie naar toekomstige competentienoden
binnen PC 319.01 – Bewerking HIVA (2014)
b1.4.3
Focusgroep
Ter afronding van de analytische fase binnen de organisaties werd een focusgroep georganiseerd
waarin de resultaten en bevindingen voorgesteld werden, opnieuw afgetoetst werden en waarin
tevens aandacht besteed werd aan concrete opleidingsnoden en –vormen om de vastgestelde uitdagingen het hoofd te kunnen bieden.
b1.4.4
Analyse van het opleidingsaanbod
Een laatste stap in deze studiefase had betrekking op het in kaart brengen van het opleidingsaanbod. Het huidige aanbod voor de sector werd geïnventariseerd op basis van bestaande bronnen.
Al tijdens de interviewfase wordt hier aandacht aan besteed. Het voorziene tijdsbudget laat geen
diepgaande analyse van het opleidingsaanbod toe noch een diepgaande eigen analyse om na te gaan
of de leerdoelen wel overeenstemmen met de competentienoden. We baseren ons hier op de
informatie die beschikbaar gesteld wordt door de opleidingsverstrekkers zelf.
68
BIJLAGE 1 METHODOLOGIE
bijlage 2 Verslag van de verkennende workshop:
trends en evoluties in de sector 319.01: hoe ziet de
job van de toekomst er uit? (6 juni 2013)
b2.1
Inleiding
Onze samenleving verandert in snel tempo. Organisaties moeten voortdurend inspelen op deze
veranderingen. Ook de competenties die van werknemers vereist worden, evolueren mee. Het is
belangrijk om ons als sector te wapenen voor de toekomst.
Vele vragen dienen zich aan: Hoe ziet de arbeidsmarkt van morgen er uit? Welke uitdagingen staan
ons te wachten? Welke kansen of bedreigingen komen de volgende jaren op de sector van opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten af? En wat betekent dit voor de werknemers
en de organisaties binnen de sector? Welke competenties zullen nodig zijn?
VIVO vzw en het Sociaal Fonds VOHI starten momenteel met een kwalitatieve focusstudie
‘detectie van toekomstige competentie- en opleidingsnoden in PC 319.01’, hierin ondersteund door
het HIVA van de KU Leuven. Dit onderzoek kadert in het ESF-project VLAMT-VLaamse
ArbeidsMarktonderzoek van de Toekomst.
Deze focusstudie wil meer inzicht verschaffen in de competentienoden en daaraan gekoppeld
de opleidingsnoden die men verwacht binnen de sector. Meer inzicht in toekomstige ontwikkeling kan het vormings- en loopbaanbeleid verder ondersteunen en vormgeven.
Deze focusstudie beoogt dan ook het profiel en de competenties van de zittende medewerkers in
kaart te brengen, de verwachte evoluties in de sector te onderzoeken en de ermee samenhangende
competentiewijzigingen aan te geven. Op basis van deze resultaten kan een toekomstgericht vormings- en loopbaanbeleid, dienstig voor het Sociaal Vormingsfonds VOHI en andere actoren
(werkgeversorganisaties en individuele werkgevers) vormgegeven worden.
In het kader van deze focusstudie werd in een voorbereidende fase een verkennende workshop
georganiseerd. In deze workshop werden mensen uit het werkveld én vertegenwoordigers van
organisaties die de sector beïnvloeden, bijeengebracht om van gedachten te wisselen over de toekomstige uitdagingen.
b2.2
Doelstelling van de workshop
De fase van het vooronderzoek dient om de toekomst van de sector en de bijbehorende competentienoden te verkennen. De kennis opgedaan in het vooronderzoek zal ingezet worden in de
derde fase. Dat vooronderzoek gebeurt aan de hand van een ‘desk research’ en een verkennende
workshop.
De verkennende workshop dient:
1. om de belangrijkste ontwikkelingen, uitdagingen en tendensen met relevantie voor de sector bloot te leggen;
BIJLAGE 2 VERSLAG VAN DE VERKENNENDE WORKSHOP
69
2. om na te gaan of deze ontwikkelingen kansen of bedreigingen zijn, waar sterktes en zwaktes liggen (SWOT);
3. om de impact van die ontwikkelingen in te schatten:
a) impact op de arbeidsorganisatie, de werkprocessen, dienstverlening, op functies en beroepen (beroepen met toekomst), ...
b) en de effecten hiervan op competentienoden.
b2.3
Verloop van de workshop
9u00-9u30: onthaal
9u30-10u00: introductie
Verwelkoming: dhr. Luc van Waes (VIVO)
Situering van de focusstudie en van de workshop en schetsen van het verdere verloop van de workshop: Miet Lamberts (HIVA)
10u00-11u00: Eerste brainstormsessie: Trends en uitdagingen voor de sector 319.01
Doel: toekomstige trends en ontwikkelingen die relevant zijn voor de sector, te inventariseren.
“Wat zijn de ontwikkelingen die op de sector afkomen?”
Het gaat om een omgevingsonderzoek: brainstorm over de externe ontwikkelingen en hun
effecten. Omgeving betekent: buiten de sector in enge zin. Dat kan alles zijn wat de sector zelf
NIET is.
- “Wat zijn de ontwikkelingen die op de sector afkomen?” Dus, vanuit de toekomst, naar het heden.
Voorbeelden zijn: demografische ontwikkelingen, regelgeving, maatschappelijke ontwikkelingen, ...
- Stellen van prioriteiten. De selectie van wat echt relevant is. Selectie van de 5 of 6 meest relevante
externe ontwikkelingen voor de sector.
- Kansen en bedreigingen. Zijn de prioritaire ontwikkelingen in het algemeen gunstig (kans), zijn ze
in het algemeen ongunstig (bedreiging) of is dat niet zo duidelijk (hangt er van af, ...)
- Succesfactoren in de toekomst. Wat zijn de succesfactoren in de toekomst? Wat zal men, in het
algemeen, moeten hebben of kunnen om aan de gedetecteerde ontwikkelingen (die kansen of
bedreigingen of allebei vormen) te beantwoorden?
11u00-11u20: Pauze
11u20-12u20: Tweede brainstormsessie Impact van deze ontwikkelingen voor ‘WERK’ in de
sector
Voor de belangrijkste succesfactoren die gedetecteerd werden, elementen die nodig zijn om een
antwoord te beiden op een aantal ontwikkelingen, gingen we na of de sector nu sterk staat of zwak.
Vervolgens keken we in de tweede sessie naar de mogelijke impact van deze ontwikkelingen voor
werk in de sector, de impact ervan op nodige competenties en opleidingsprogramma’s.
- Competentievereisten van de toekomst. Als we nu in ogenschouw nemen wat belangrijke ontwikkelingen en uitdagingen zijn in de toekomst, wat er nodig is om te komen tot een succesverhaal, ...
70
BIJLAGE 2 VERSLAG VAN DE VERKENNENDE WORKSHOP
-
Wat zal dan de impact zijn op de arbeidsorganisatie, de werkprocessen, dienstverlening, op
(huidige en toekomstige) functies en beroepen?
Wat zijn dan competentievereisten die bij uitstek aangesproken zullen worden? Welke
competenties moeten een boost krijgen?. Vormt dit reeds een knelpunt? Of worden knelpunten
hierrond verwacht? Opleidingsbehoeften. In wat moeten we mensen opleiden zodat ze die kennis
zouden hebben die vaardigheid zouden kunnen of die attitude zouden hebben? Wat is dan
de doelgroep van die opleiding, en welke subsector(en) betreft het (vooral)?
12u20-12u45: discussiemoment, situeren van volgende onderzoeksstappen, suggesties voor organisatiebezoeken en overgang naar de lunch
b2.4
Deelnemers
Aanwezig:
Lieve Mortelmans – CKG Het Open Poortje vzw
Katty Stas – Eigen Thuis vzw
Blondine Van den Bossche – Eigen Thuis vzw
Tom Vandooren – CAW Midden West-Vlaanderen
Nicolas Desmet – Groep Ubuntu
Luc D’Affnay – De Touter vzw
Stéphane Van Damme – De Touter vzw
Hilde Van Woensel – IF-IC vzw
Inneke Fichefet – GO – PBD
Jet Muermans - VDKVO
Luc Van Waes – VIVO vzw
Patricia Van Dessel – VIVO vzw
Laura Jacobs – HIVA
Miet Lamberts – HIVA
Verontschuldigd:
Ilse Janssens – Emmaus vzw
Agnes Vanstraelen – CKG ‘t Hummelhuis
Renaat Jonckheere – De Triangel
Min Berghmans – Steunpunt Jeugdhulp
Dimitri Govers – BBTK
Fatiha Damani – LBC
Bram Van Braeckevelt - ACLVB
Mady Decorte – VSPF
b2.5
Verslag van de brainstormsessies
Sessie 1 (10u00-11u00)
In deze eerste sessie werden in eerste instantie de externe ontwikkelingen opgelijst die de sector op
zich af ziet komen en werd nagegaan of deze ontwikkelingen een kans of bedreiging vormen voor
de toekomst van de sector. Volgende tabel toont de relevante externe ontwikkelingen.
BIJLAGE 2 VERSLAG VAN DE VERKENNENDE WORKSHOP
71
Externe ontwikkelingen
Schaalvergroting (CAW) (diversifiëring aanbod, antwoord op gestelde vragen, gebruiker als klant)
Vermindering financiering (schaalvergroting/samenwerking als mogelijke gevolgen hiervan), stijgende kosten
Professionalisering (hogere en andere verwachtingen (anders omgaan met manier van werken, met budgetten, ...)
Technologische ontwikkelingen (bv. elektronische dossiers, materialen voor cliënten), competenties medewerkers?
Meer vraaggestuurd, meer diversificatie in aanbod (maatwerk, cliënt-perspectief)
Van modulair naar zorgtrajecten (als antwoord op vraaggestuurd)
Enveloppefinanciering (jeugdzorg) (volledig nieuw, omschakeling)
Persoonsgebonden financiering
Wegwerken wachtlijsten (gehandicapten sector)
Omgaan met schaarse middelen: meer met minder (responsabilisering)
Vanuit overheid: outputindicatoren, efficiëntie (meer mensen bereiken, lat hoger)
Sociaal ondernemen: zelf omgaan met schaarste en middelen, zelf middelen genereren (vereist kunnen experimenteren)
Personeel heeft andere verwachtingen (bv. mensen met meer ambitie, andere loopbaanwensen) – andere generaties
Groter verloop in de sector
Vergrijzing: hoge vervangingsvraag. Grote groep met veel en lange ervaring die in de komende jaren zal uitstromen (hierbij
verschillende voorwaarden en regelgeving om personeel te kunnen en mogen vervangen)
Kloof generaties op de werkvloer, leeftijdsopbouw
Jeugdzorg: meer problematische opvoedingssituaties
Inzetten op activeren, meer vrijwilligerswerk
CAW: multiproblematieken (mentaal, psychiatrisch), zouden idealiter beter geholpen worden in andere sectoren (omwille van
wachtlijsten: bepaalde personen moeten elders geholpen worden)
Druk naar intersectorale samenwerking (andere sectoren mee in de bres springen) – weet niet of dit de beste hulpverlening is
Vergrijzing en verkleuring van het cliënteel
Toename van alleenstaanden: eenoudergezinnen
Afname van maatschappelijk draagvlak (zaken moeilijker verkoopbaar aan maatschappij: vooral vrijwilligers 40-50, moeilijk
om jongere vrijwilligers aan te trekken; idee van ‘zelf plan trekken’)
Langer werken: vergt andere aanpak naar werken aan loopbaan, werkbaarheid van het werk in de sector
Plaats van het werk binnen leven: nieuwe generatie (bv minder flexibiliteit, minder werken, tijdje eruit, ...) – vergt andere aanpak
Inclusieve maatschappij, is maatschappij hier klaar voor en is het voor iedereen wenselijk? (bv. persoonsgebonden financiering)
Efficiënt werken zonder kwaliteitsverlies
Sector heeft ook een positieve aantrekkingskracht die kan benut worden: crisis (maar zou beter zijn niet alleen aantrekkingskracht in tijden van crisis – ziel van de stiel moet er zijn, mag niet alleen omwille van werkzekerheid)
Na de eerste oplijsting werden de verschillende vermelde tendensen ondergebracht in verschillende
grote categorieën. Na discussie bleek dat de toekomstige externe prioritaire ontwikkelingen en
trends grotendeels kunnen teruggebracht worden tot:
- verandering doelpubliek: vergrijzing, verkleuring, alleenstaanden, andere thematiek en problematiek, ...
- personeel in de sector verandert: vergrijzing, kloof inzake generaties, expertise, ...
- zorgvraag verandert: professionalisering, modulair aanbieden, groter aanbod (van aanbodgestuurd
naar vraaggestuurd), ook impact op ondersteuning, ...
- financieringsmechanisme verandert: meer met minder, schaalvergroting en samenwerking, ...
- wijze waarop gewerkt wordt verandert: meer nood aan regelluwte om eigen middelen te genereren; rol van werkgever verandert: vergrijzing, aantrekkelijkheid uitspelen, ...
Voor ieder van deze grote externe ontwikkelingen werd nagegaan of ze een kans of bedreiging
vormden voor de sector. Al snel werd duidelijk dat iedere trend zowel kansen als bedreigingen kan
inhouden en dat het van groot belang is om de ontwikkelingen zo te ‘managen’ dat aan de bedreigingen het hoofd geboden wordt en dat de kansen zo optimaal mogelijk benut worden.
- Verandering doelpubliek:
- bedreiging: impact personeel (burn-outs);
72
BIJLAGE 2 VERSLAG VAN DE VERKENNENDE WORKSHOP
- kans: uitdaging voor personeel (andere attitudes).
- Verandering personeel:
- vergrijzing als bedreiging: op tijd kunnen vervangen, kloof tussen jongeren en oudere werknemers, langer blijven werken (krijgen niet meer gemotiveerd), oudere werknemers die minder
gemotiveerd zijn en jongeren hierin meenemen;
- kloof tussen oudere en jongere werknemers als een kans: uitdaging: de jongeren sleuren de
oudere werknemers mee (‘ik ga niet onderdoen’), kans naar nieuwe technologie; omgaan met
differentiatie is goed (ook praktisch naar verloning en verlof; naar cliënten toe, hier is immers
ook diversificatie), kans om jongeren te laten leren en begeleiden door oudere werknemers.
- Verandering zorgvraag en hoe organisatie zal moeten draaien (professionalisering, vraaggestuurd):
- onzekerheid maakt dat dit vaak als bedreiging wordt ervaren, maar dit moet omgebogen worden naar een kans;
- gestart als nieuwe opportuniteit, maar door regelgeving komt het als bedreiging over;
- verwacht meer flexibiliteit van het personeel, impact op inzet van personeel, zoektocht naar
verwachtingen;
- Wat is het belangrijkste: cliënt of personeel(draagvlak is noodzakelijk)?
- Verandering financieringsmechanisme:
- nu vooral als bedreiging, omzetten in kans.
- Verandering manier van werken:
- sociaal ondernemen: veel over gepraat maar weinig in de praktijk, invulling sociaal ondernemen
verschilt, personen die hierdoor geprikkeld zijn zitten zelden op de directiestoel (competentie
bestuurders);
- overheidsfinanciering moet blijven voor zwaksten in de samenleving: nadruk op eigen middelen
genereren, maar overheid moet verantwoordelijkheid wel blijven nemen (bedreiging)/
‘concurrentievervalsing’.
Vervolgens polsten we of de sector zich nu sterk of zwak voelt staan om deze externe ontwikkelingen het hoofd te kunnen bieden. Sterktes en zwaktes: afhankelijk van voorziening: hoe groot zal
verandering zijn en type doelpubliek.
Geen lange termijnvisie van de overheid. Bedreiging voor sectoren die nu al strategische keuzes
moeten maken.
Sessie 2 (11u20-12u20)
In een tweede brainstormsessie wilden we vervolgens expliciet nagaan wat de impact is van de te
verwachten tendensen en wat er nodig zal zijn om deze ten goede te keren, op de vereiste competenties van medewerkers in de toekomst (en bij uitbreiding, op hun opleidingsbehoeften).
We startten vanuit de eerder vastgestelde uitdagingen en gingen na wat de succesfactoren zijn in
te toekomst. Wat zal men moeten hebben of kunnen? Vervolgens werd gediscussieerd over de
competenties die in de toekomst bij uitstek zullen aangesproken worden en of deze een knelpunt
vormden.
Deze discussie resulteerde in volgend overzicht.
BIJLAGE 2 VERSLAG VAN DE VERKENNENDE WORKSHOP
73
74
BIJLAGE 2 VERSLAG VAN DE VERKENNENDE WORKSHOP
Succesfactoren in de toekomst
Competentievereisten in de toekomst: voor medewerkers, voor bepaalde categorieën
medewerkers, voor management
opleidingsbehoeften
Meer maatwerking, flexibele trajecten
op maat
- Klantgerichtheid
- Flexibiliteit
- Matuur omgaan met verschillende problematieken en informatie
- Meer generalisten met toch wel verdere specialisme
- Management: specifieke flexibiliteitsvaardigheden (organisatiestructuur)
- Netwerkvorming vertalen naar cliënten toe voor personen die geen netwerk hebben, hoe
activeren van sociale netwerken.
- Flexibele toepassing van methodieken afgestemd op de problematieken
- Verschillende opleidingen die naar elkaar zouden moeten toegroeien; bv. geen kindbegeleiding versus gezinsbegeleiding maar
allemaal gezinsbegeleiders
- Nood aan bredere sokkel; zorgcompetenties verbreden
- Opleiding nog teveel instellingsgericht, bv. leefgroepbegeleider.
Evolutie naar meer trajectwerking
- Omgaan met diversiteit binnen de doelgroepen
Meer uitdaging voor de medewerkers,
Risico overbevraagde medewerkers
- Leerbereidheid en leerpotentieel/LLL
- Management: verbetertrajecten kunnen aanbieden, alarmfase respecteren (respect voor
grenzen medewerkers), beleid op maat (maatwerk vs. specialisme) kunnen toelaten, aandacht
voor loopbaanbeleid en HR, loopbaanbegeleiding
+ management moet aandacht hebben voor aanbieden van ontwikkelingskansen jonge
medewerkers
- Attitude rond omgaan met flexibiliteit, grenzen kennen en mogen en kunnen stellen
- Zelfdiscipline
- Ondernemerschap bij de medewerkers, zelf verantwoordelijkheid nemen rond uitdagingen
en rond loopbaan
- Zelfreflectie aanleren/zelfzorg/weerbaarheid
- Focus meer op attitudes dan op kennis en kunde/noodzakelijk
voor werknemers in de zorgsector
- Evenwicht tussen verschillende beleidsdomeinen in de organisatie
- Management: levensfasebewust personeelsbeleid, alles wat met HR te maken heeft, LLL
- Management: alles rond activerende arbeidsorganisatie, teamwerking, werken met zelfsturende teams, taakverdeling enten op talenten
- Kunnen bieden van uitdagende jobs
- Openheid voor vernieuwing
- Omgaan met verandering en iedereen meenemen in het verhaal
- Kleine en middelgrote: aandacht voor HR
- Bijkomende opleiding rond HR en arbeidsorganisatie voor
werknemers
- Accountability van HR: iedereen overtuigd van de meerwaarde
- Meer aandacht voor organisatiemanagement, niet enkel zorgmanagement
m.b.t. omgaan met verandering van
cliënteel:
m.b.t. personeel
Omgaan met vergrijzing in de sector
Omgaan met langer werken
Succesfactoren in de toekomst
Competentievereisten in de toekomst: voor medewerkers, voor bepaalde categorieën
medewerkers, voor management
opleidingsbehoeften
Omgaan met verschillende generaties
medewerkers
- Aandacht voor intergenerationele samenwerking
- Arbeidsattitude van medewerkers
- Opleiding ondernemerschap, opleiding gebruik van sociale
media
Omgaan met combinatie arbeid/gezin/
persoonlijk leven
- Coaching en leiderschap
Omgaan met andere verwachtingen
rond werken
- Aandacht voor arbeidsattitude
- Praktijkplaatsen/stages op verschillende momenten in de opleiding
Omgaan met knelpuntberoepen/
aantrekkingskracht sector als werkgever
- Employer branding competenties/imagoverbetering, speerpunten in kaart brengen
- kennis van/aandacht voor kwaliteit/kwaliteitslabels
m.b.t. de organisatie:
Omgaan met ‘van aanbodgestuurd naar
vraaggestuurd’ (meer flexibiliteit,
regelluwte)
BIJLAGE 2 VERSLAG VAN DE VERKENNENDE WORKSHOP
- Ondernemerschap
- Analytisch vermogen/organisatiedoorzicht
- Beslissingsvermogen
- Efficiëntie-bewustzijn
- Plaats binnen de bredere organisatie: helikopterzicht
- Meer klantgerichte houding
- Klantgerichtheid
- inbouwen in stages
Omgaan met andere/beperktere
financiering voor meer taken (sociaal
ondernemerschap)
- Ondernemerschap, efficiëntiebewustzijn,
Opleiding ondernemerschap
Omgaan met technologische
wijzigingen/vragen van personeel
- Computervaardigheden, dossiermatige opvolging,
- Communicatiemiddelen/sociale media
Opleiding ICT/communicatie/nieuwe media
Omgaan met schaalvergroting/
samenwerking/ontschotting
- Efficiënt vergaderen, beslissingsvermogen, handelingsgerichtheid,
- Competenties rond netwerkvorming, organisatieaanpassing, ... informatieverzameling en –
verwerking
Vergadertechnieken/onderhandelingsvaardigheden/...
m.b.t. omgaan met verandering in
onderwijswereld
- Openheid, directheid, feedback kunnen geven,
- Coachende vaardigheden
omgaan met vraag naar meer
professionalisering
- Relativeringsvermogen
- Luisterbereidheid
- Juiste attitude
- Communicatieve en sociale vaardigheden, netwerkvaardigheden zullen meer aangesproken
worden
75
bijlage 3 Format Websurvey
Vragenlijst
Online bevraging in het kader van de
focusstudie naar toekomstige
competentienoden binnen PC 319.01
In opdracht van VIVO vzw en het Sociaal Fonds VOHI,
met ondersteuning van het Europees Sociaal Fonds
Contactpersoon: Miet Lamberts
KU LEUVEN
HIVA ■ ONDERZOEKSINSTITUUT VOOR ARBEID EN SAMENLEVING
PARKSTRAAT 47 BUS 5300
3000 LEUVEN, BELGIE
 +32 16 32 33 33
www.hiva.be
BIJLAGE 3 FORMAT WEBSURVEY
77
Privacywetgeving
Persoonlijk identificeerbare gegevens worden verwerkt door het HIVA - Onderzoeksinstituut voor
Arbeid en Samenleving, een onderzoeksinstelling verbonden aan de KU Leuven
(maatschappelijke zetel: Oude Markt 13, 3000 Leuven). De KU Leuven eerbiedigt de wet van
8 december 1992 tot bescherming van de verwerking van persoonsgegevens en de wet van
11 december 1998 tot omzetting van de richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 betreffende de
bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegeven en
betreffende het vrij verkeer van de gegevens. Alle verzamelde informatie zal uitsluitend in het
kader van de doelstellingen van dit onderzoek gebruikt worden en niet worden doorgegeven
aan derden. De verzamelde gegevens worden geregistreerd in één of meerdere bestanden. De
KU Leuven is houder van deze bestanden. U kunt steeds inzage vragen van deze data. Indien
blijkt dat de informatie onjuist, onvolledig of niet (meer) relevant is, kunt u om de verwijdering
ervan vragen.
78
BIJLAGE 3 FORMAT WEBSURVEY
b3.1
Toelichting bij de vragenlijst
Onze samenleving verandert in snel tempo. Organisaties moeten voortdurend inspelen op deze
veranderingen. Ook de competenties die van werknemers vereist worden, evolueren mee. Het is
belangrijk om als werkgever en als sector gewapend te zijn voor de toekomst.
Vele vragen dienen zich aan: Hoe ziet de arbeidsmarkt van morgen er uit? Welke uitdagingen
staan ons te wachten? Welke kansen of bedreigingen komen de volgende jaren op de sector van
opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten af?
En wat betekent dit voor het werk, de werknemers en de organisaties binnen de sector?
Welke competenties zullen nodig zijn? En hoe kan het vormingsbeleid hierop afgestemd worden? Samen met u willen we graag een verkenning doen van mogelijke antwoorden op deze vragen.
Dit onderzoek verloopt in opdracht van VIVO vzw en het Sociaal Fonds VOHI. Het onderzoek
kadert in het ESF-project VLAMT (Vlaamse ArbeidsMarkt van de Toekomst). Deze online bevraging wordt uitgevoerd door het HIVA-Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving van de
KU Leuven.
In het kader van deze focusstudie organiseren we deze bevraging bij alle organisaties die behoren
tot de sector van opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en –diensten. We willen immers zo breed
mogelijk de kennis en ervaring vanuit de sector binnenbrengen in dit onderzoek. Wij houden u vervolgens op de hoogte van de resultaten van het onderzoek.
b3.1.1
De websurvey
De bevraging duurt naar schatting tussen 10 en 15 minuten. Deze vragenlijst wordt bij voorkeur
ingevuld door de personeelsverantwoordelijke of de VTO-verantwoordelijke binnen uw organisatie.
De antwoorden die u ons geeft, worden samen met de antwoorden van de andere bevraagde
organisaties verwerkt, op een anonieme wijze. Niemand zal dus te weten komen wat u geantwoord
hebt op de vragen.
Verdere vragen?
Mocht u bij het antwoorden op een moeilijkheid of onduidelijkheid stuiten, kunt u voor meer
informatie terecht bij [email protected] of via telefoon 016/32 33 24. U krijgt dan snel
antwoord.
BIJLAGE 3 FORMAT WEBSURVEY
79
b3.3
1.
Uw organisatie
Naam van de organisatie
...................................................................................................................................
2.
Welke dienstverlening biedt uw organisatie momenteel aan? (meerdere antwoorden zijn mogelijk)
□ 1. Gehandicaptenzorg
□ 2. Bijzondere jeugdzorg
□ 3. Centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning (CKG)
□ 4. Centrum voor integrale gezinszorg (CIG)
□ 5. Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (CAW)
3.
Hoeveel werknemers telt uw organisatie momenteel?
(Uitzendkrachten, jobstudenten en stagiairs hoeft u niet mee te tellen.)
........................................................................................................................... werknemers
4.
Omgerekend naar aantal FTE, hoeveel FTE telt uw organisatie momenteel?
(Uitzendkrachten, jobstudenten en stagiairs hoeft u niet mee te tellen.)
........................................................................................................................................... FTE
5.
Hoeveel mannen en vrouwen werken er in uw organisatie: kan u volgende
tabel aanvullen(in aantal werknemers)?
Vrouwen
Mannen
Totaal
Aantal
werknemers
6.
De leeftijdsstructuur (en ervaring) van de medewerkers: kan u volgende tabel
aanvullen(in aantal werknemers)?
< 25
jaar
25 < 35
jaar
35 – 45
jaar
45 – 50
jaar
50 – 55
jaar
> 55
jaar
Totaal
Aantal
werknemers
7.
We polsen naar het profiel van uw werknemers. Kan u in volgende tabel aanvullen hoeveel werknemers er per categorie aan de slag zijn in uw organisatie?
aantal
werknemers
Geen diploma/getuigschrift of maximaal Lager Secundair Onderwijs
Maximaal Hoger Secundair Onderwijs
Maximaal Hoger onderwijs-bachelor
Maximaal Hoger onderwijs-master
Meerdere master diploma’s/doctoraat
TOTAAL
8.
80
Kan u per categorie de voornaamste afstudeerrichtingen aangeven?
BIJLAGE 3 FORMAT WEBSURVEY
Afstudeerrichtingen
Hoger Secundair Onderwijs
……………………………………………………………………..
………………………………………………………………………
………………………………………………………………………
Hoger onderwijs-bachelor
……………………………………………………………………..
………………………………………………………………………
………………………………………………………………………
Hoger onderwijs-master
………………………………………………………………………
………………………………………………………………………
………………………………………………………………………
b3.4
Het opleidings- en competentiebeleid in uw organisatie
9.
Welke elementen van een opleidingsbeleid zijn aanwezig in uw organisatie?
Kunt u aanduiden op een zevenpuntenschaal met welke frequentie de volgende methodieken worden toegepast in uw organisatie?
1. Het opsporen van opleidingsbehoeften steunt in onze organisatie op een gedetailleerde analyse van organisatiedoelen en te verwachten organisatieontwikkelingen.
2. Het opsporen van opleidingsbehoeften steunt in onze organisatie op een gedetailleerde analyse van benodigde
competenties (kennis, vaardigheden en attitudes) voor het
uitvoeren van een functie.
3. Om de opleiding volledig te kunnen afstemmen op de
specifieke kenmerken van de personen die opleiding volgen, wordt deze groep grondig gescreend naar aanwezige competenties en leerbehoeften.
10.
nooit
1 2
soms
3
nooit
1 2
5
soms
3
nooit
1 2
4
altijd
4
4
7
altijd
5
soms
3
6
6
7
altijd
5
6
7
Heeft uw organisatie een specifiek budget voor opleidingen?

1. Ja

2. Neen
11.
Beschikt uw organisatie over een opleidingsplan?

1. Ja

2. Neen
12.
Voorzag uw organisatie in 2013 in opleiding voor de werknemers?

1. Ja

2. Neen  ga naar vraag XX
13.
Ging het hier om (meerdere antwoorden mogelijk)

1. informele opleidingen tijdens het werk (on the job training)

2. formele opleidingen op maat van de organisatie

3. formele opleidingen waarbij beroep gedaan werd op een extern opleidingsaanbod (dus niet op maat van de organisatie)
BIJLAGE 3 FORMAT WEBSURVEY
81
14.
Kan u de gevolgde opleidingen opsommen (titels)?
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………….
15.
Vindt u gemakkelijk een opleidingsaanbod dat tegemoet komt aan de opleidingsnoden in uw organisatie?

1. Ja, gemakkelijk

2. Soms wel, soms niet

3. Neen, omdat …… ..........................................................................................................
16.
Zijn de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden binnen een functie in
uw organisatie omschreven in functieprofielen/functieomschrijvingen?

1. Ja

1.Voor alle personeelsleden

2.Voor minstens de helft van het personeel

3.Voor minder de helft van het personeel

2. Neen
17.
Binnen welke domeinen worden deze functieomschrijvingen ingezet in uw
organisatie?

1. werving en selectie

2. training, vorming en opleiding

3. functionerings- en/of loopbaangesprekken

4. evaluatie en/of beloning
18.
Zijn de kennis/vaardigheden die men nodig heeft (en het gedrag) binnen een
functie in uw organisatie omschreven in competentieprofielen?

1. Ja

1.Voor alle personeelsleden

2.Voor minstens de helft van het personeel

3.Voor minder de helft van het personeel

2. Neen  ga naar vraag
19.
Binnen welke domeinen worden deze competentieprofielen ingezet in uw
organisatie?
20.

1. werving en selectie

2. training, vorming en opleiding

3. functionerings- en/of loopbaangesprekken

4. evaluatie en/of beloning
POP staat voor ‘Persoonlijk OntwikkelingsPlan’. Een POP is een individueel plan
voor een werknemer, afgesproken tussen de werkgever en werknemer, waarin
82
BIJLAGE 3 FORMAT WEBSURVEY
aangegeven staat in welke richting de werknemer zijn/haar loopbaan verder
wilt ontwikkelen en welke opleidingen hij/zij daarvoor nodig heeft en zal volgen. Worden POP’s of een gelijkaardig instrument gebruikt in uw organisatie?

1. Ja

1.Voor alle personeelsleden

2.Voor minstens de helft van het personeel

3.Voor minder de helft van het personeel

2. Neen
b3.5
Trends en ontwikkelingen
b3.5.1
De doelgroep
21. We bieden u een aantal uitspraken aan met betrekking tot een aantal trends en
ontwikkelingen die ook voor uw organisatie misschien van toepassing zijn. In eerste
instantie overlopen we trends en ontwikkelingen met betrekking tot de doelgroep
van uw werking. Kan u aangeven in welke mate u deze trends en ontwikkelingen
ook opmerkt binnen uw werking?

1. We stellen vast dat het aantal hulpvragen naar onze organisatie toe,

1. toeneemt

2. afneemt

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. andere nl.
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan? (hier meerdere antwoorden mogelijk)

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar andere werknemersprofielen

2. We stellen vast dat de doelgroep van onze werking steeds

1. meer divers wordt

2. minder divers wordt

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar bijkomende andere werknemersprofielen
BIJLAGE 3 FORMAT WEBSURVEY
83

3. We stellen vast dat de doelgroep van onze werking steeds

1. meer kampt met (de gevolgen van) psychiatrische problemen

2. minder kampt met (de gevolgen van) psychiatrische problemen

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze
ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar bijkomende andere werknemersprofielen

4. We stellen vast dat de doelgroep van onze werking steeds

1. mondiger/assertiever wordt

2. minder mondig/assertief wordt

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar bijkomende andere werknemersprofielen

5. We stellen vast dat de doelgroep van onze werking

1. veroudert

2. verjongt

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar bijkomende andere werknemersprofielen

6. We stellen vast dat de doelgroep van onze werking

1. meer multicultureel wordt

2. minder multicultureel wordt

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert
84
BIJLAGE 3 FORMAT WEBSURVEY

3. Andere nl.
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar bijkomende andere werknemersprofielen

7. We stellen vast dat de problemen waarmee onze doelgroep kampt,
steeds

1. complexer worden

2. minder complex worden

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar bijkomende andere werknemersprofielen

8. We stellen vast dat de doelgroep van onze werking

1. meer kampt met (de gevolgen van) armoede

2. minder kampt met (de gevolgen van) armoede

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar bijkomende andere werknemersprofielen

9. We stellen vast dat de doelgroep van onze werking

1. meer kampt met (de gevolgen van) eenzaamheid

2. minder kampt met (de gevolgen van) eenzaamheid

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist
BIJLAGE 3 FORMAT WEBSURVEY
85

3. Nee, wij moeten op zoek naar bijkomende andere werknemersprofielen
 10. We stellen vast dat de doelgroep van onze werking

1. meer kampt met (de gevolgen van) agressie

2. minder kampt met (de gevolgen van) agressie

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar bijkomende andere werknemersprofielen
 11. We stellen vast dat het sociaal, ondersteunend netwerk van onze doelgroep

1. steeds kleiner wordt

2. steeds groter wordt

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar bijkomende andere werknemersprofielen
 12. We stellen vast dat onze doelgroep

1. vaker dan vroeger niet meer weet waar ze terecht kunnen met hun
problemen

2. beter dan vroeger weet waar ze terecht kunnen met hun problemen

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar bijkomende andere werknemersprofielen
86
BIJLAGE 3 FORMAT WEBSURVEY
 13. We stellen vast dat de problemen waarmee onze doelgroep kampt,
steeds

1. zwaarder worden voor het personeel

2. minder zwaar worden voor het personeel

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar bijkomende andere werknemersprofielen
22. Kan u de (voor uw organisatie) drie belangrijkste trends en ontwikkelingen met
betrekking tot de doelgroep van uw werking, aangeven?
1.
2.
3.
b3.5.2
De werknemers
23. Nu overlopen we een aantal trends en ontwikkelingen met betrekking tot de werknemerspopulatie binnen uw organisatie. Kan u aangeven in welke mate u deze
trends en ontwikkelingen ook opmerkt binnen uw werking?

1. We stellen vast dat de werknemersgroep binnen onze organisatie

1. snel veroudert

2. snel verjongt

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.

2. We stellen vast dat de werknemersgroep binnen onze organisatie steeds

1. meer werkdruk ervaart

2. minder werkdruk ervaart

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.

3. We stellen vast dat er binnen de werknemersgroep binnen onze organisatie sprake is van

1. een toenemende generatiekloof tussen oudere en jongere werknemers
BIJLAGE 3 FORMAT WEBSURVEY
87


2. een minderende generatiekloof tussen oudere en jongere werknemers
3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.


4. We stellen vast dat jonge schoolverlaters die bij ons aan de slag gaan,

1. beter dan vroeger tijdens hun opleiding voorbereid worden op het
werk dat hen te wachten staat

2. minder dan vroeger tijdens hun opleiding voorbereid worden op
het werk dat hen te wachten staat

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
5. We stellen vast dat de competenties van de werknemersgroep binnen
onze organisatie

1. sneller niet meer volstaan of verouderen

2. langer volstaan

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.



6. We stellen vast dat de opleidingsbehoeften van onze werknemers

1. toenemen

2. afnemen

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
7. We stellen vast dat de professionele eisen naar (wat verwacht wordt van)
de werknemersgroep binnen onze organisatie

1. toenemen

2. afnemen

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
8. We stellen vast dat onze organisatie

1. meer nood heeft aan generalisten

2. minder nood heeft aan generalisten

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
88
BIJLAGE 3 FORMAT WEBSURVEY

9. We stellen vast dat onze organisatie

1. meer nood heeft aan specialisten

2. minder nood heeft aan specialisten

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
 10. We stellen vast dat onze werknemersgroep er

1. beter dan vroeger in slaagt om privé en werk te combineren

2. minder dan vroeger in slaagt om privé en werk te combineren

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
 11. We stellen vast dat jonge medewerkers

1. meer dan vroeger verdere loopbaanwensen hebben buiten de
sector

2. minder dan vroeger verdere loopbaanwensen hebben buiten de
sector

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
 12. We stellen vast dat oudere werknemers zich

1. meer dan vroeger voorbereiden op langere loopbanen in de sector (langer aan het werk)

2. minder dan vroeger voorbereiden op langere loopbanen in de
sector (langer aan het werk)

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
 13. We stellen vast dat het aantal werknemers dat behoort tot zogenaamde
risico- en kansengroepen in onze organisatie

1. toeneemt

2. afneemt

3. We stellen geen verandering vast
Verwacht u dat deze trend zich

1. verderzet

2. omkeert

3. Andere nl.
24. Kan u de (voor uw organisatie) drie belangrijkste trends en ontwikkelingen met
betrekking tot uw werknemersgroep, aangeven?
1.
. .................................................................................................................................................
2.
. .................................................................................................................................................
BIJLAGE 3 FORMAT WEBSURVEY
89
3.
b3.5.3
. .................................................................................................................................................
De organisatie
25. De zorgsector ondergaat op dit moment een aantal belangrijke koerswijzigingen
(zoals de schaalvergroting binnen de sector van de Centra voor het Algemeen
Welzijnswerk, Perspectief 2020 binnen de gehandicaptenzorg, de integrale jeugdzorg binnen jeugdwelzijn). Al deze veranderingen zitten in een proeffase of staan
op stapel en zullen in de loop van 2014 verder geïmplementeerd worden.
We stellen vast dat het vaak nog niet mogelijk is om de effecten van de vooropgestelde koerswijzigingen op het ‘werk’ in de sector te kunnen inschatten. Via
deze bevraging willen we toch jullie opinie vragen over deze te verwachten ontwikkelingen en trends en de te verwachten impact op het werk in de sector. We
overlopen een aantal te verwachten trends en ontwikkelingen met betrekking tot
uw organisatie. Kan u aangeven in welke mate u deze trends en ontwikkelingen
ook opmerkt binnen uw werking?

1. We verwachten dat onze kernopdracht in de toekomst

1. grotendeels hetzelfde zal blijven

2. zal veranderen nl.
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan? (hier meerdere antwoorden mogelijk)

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar andere werknemersprofielen

2. We verwachten dat het door ons geboden zorgaanbod in de toekomst

1. grotendeels hetzelfde zal blijven

2. zal uitbreiden nl.

3. zal inkrimpen nl.
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar andere werknemersprofielen

3. We verwachten dat het door ons geboden zorgaanbod in de toekomst
inhoudelijk

1. grotendeels hetzelfde zal blijven

2. zal veranderen nl.
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar andere werknemersprofielen

90
4. We verwachten dat onze wijze van financiering in de toekomst

1. hetzelfde blijft

2. zal veranderen nl.
BIJLAGE 3 FORMAT WEBSURVEY
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar andere werknemersprofielen

5. We verwachten dat onze financiering in de toekomst

1. hetzelfde blijft

2. Zal krimpen

3. Zal stijgen
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar andere werknemersprofielen

6. We verwachten dat de noodzaak om samen te werken binnen de zorgsector in de toekomst

1. zal toenemen

2. zal afnemen

3. grotendeels niet zal veranderen
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar andere werknemersprofielen

7. We verwachten dat de noodzaak om samen te werken met andere sectoren buiten de zorgsector in de toekomst

1. zal toenemen

2. zal afnemen

3. grotendeels niet zal veranderen
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar andere werknemersprofielen

8. We verwachten dat de wijze waarop het werk georganiseerd wordt, in de
toekomst

1. grotendeels hetzelfde zal blijven

2. zal veranderen nl.
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar andere werknemersprofielen

9. We verwachten dat de administratieve belasting op de werkplek in de
toekomst

1. zal toenemen

2. zal afnemen

3. grotendeels niet zal veranderen
BIJLAGE 3 FORMAT WEBSURVEY
91
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar andere werknemersprofielen
 10. We verwachten dat de informatisering (ICT) op de werkplek in de toekomst

1. zal toenemen

2. zal afnemen

3. grotendeels niet zal veranderen
Beschikt uw personeel over voldoende competenties om met deze ontwikkeling om te gaan?

1. Ja

2. Nee, opleiding is vereist

3. Nee, wij moeten op zoek naar andere werknemersprofielen
26. Kan u de drie belangrijkste trends en ontwikkelingen met betrekking tot uw organisatie, aangeven?
1.
. .................................................................................................................................................
2.
. .................................................................................................................................................
3.
. .................................................................................................................................................
b3.6
Impact van trends en ontwikkelingen op de vereiste competenties in de sector
In deze vragenblok willen we specifiek dieper ingaan op de impact van de te verwachten trends en ontwikkelingen (zowel binnen als buiten de sector) op het werk in
de sector en meer bepaald op de competenties die in de toekomst nodig zullen zijn
om een kwaliteitsvolle dienstverlening te kunnen blijven garanderen. We focussen op
zowel kerncompetenties als op functiespecifieke competenties.
Kerncompetenties zijn generieke competenties. Het zijn competenties die bij alle
medewerkers terug te vinden zijn of die men verwacht van alle medewerkers. Kerncompetenties zijn erg afhankelijk van waar de organisatie voor staat of wil staan. Ze zijn
vaak de directe vertaling van de missie en de visie van de organisatie. Functiespecifieke competenties zijn competenties die nodig zijn om de functie uit te voeren. Het
gaat om specifieke competenties bovenop de generieke competenties (nodig om in
de organisatie te werken) en worden gedeeld door alle medewerkers met dezelfde
functie in de organisatie.
27. We kunnen verwachten dat er ook vakinhoudelijk een aantal ontwikkelingen zijn
die een impact zullen hebben op de nood aan bepaalde functiespecifieke competenties in uw organisatie.
Kunt u aangeven welke de grote trends en ontwikkelingen zijn (op vlak van technieken en methodieken) binnen het vakdomein waarin uw organisatie actief is?
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
92
BIJLAGE 3 FORMAT WEBSURVEY
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
……………
28. Kan u voor volgende competenties aangeven hoe belangrijk ze momenteel zijn in
uw organisatie, en of de nood er aan in de toekomst onveranderd zal blijven, verder zal toenemen of eerder zal afnemen? We polsen niet naar bepaalde functies
maar naar de organisatie in het algemeen.
Zal de nood aan deze competentie in de toekomst onveranderd blijven, toenemen of
afnemen?
Onveranderd
blijven
Toenemen
afnemen
1. Klantgerichtheid
2. Flexibiliteit
3. Maturiteit
4. Netwerkvaardigheden
5. Communicatievaardigheden
6. Leerbereidheid en leerpotentieel
7. Managementvaardigheden
8. Discipline
9. Ondernemerschap
10. Verantwoordelijkheid
11. Eigenaarschap
12. Loyaliteit
13. Dynamisme
14. Veranderingsbereidheid en
veranderingspotentieel
15. Kwaliteitsbewustzijn
16. Imagobewustzijn
17. Marketingvaardigheden
18. Analytisch vermogen
19. Beslissingsvermogen
20. Efficiëntiebewustzijn
21. Computervaardigheden/ICT-skills
22. Vaardigheden m.b.t. omgaan met
sociale media
23. Efficiënt vergaderen
24. Handelingsgerichtheid, ‘van aanpakken
weten’
25. Coachende vaardigheden
26. Relativeringsvermogen
27. Luisterbereidheid
28. Sociale vaardigheden
BIJLAGE 3 FORMAT WEBSURVEY
93
Hoe belangrijk zijn deze competenties op dit
moment voor uw organisatie? (legende)
1
1. Klantgerichtheid
2. Flexibiliteit
3. Maturiteit
4. Netwerkvaardigheden
5. Communicatie
6. Leerbereidheid en leerpotentieel
7. Managementvaardigheden
8. Discipline
9. Ondernemerschap
10. Verantwoordelijkheid
11. Eigenaarschap
12. Loyaliteit
13. Dynamisme
14. Veranderingsbereidheid en
veranderingspotentieel
15. Kwaliteitsbewustzijn
16. Imagobewustzijn
17. Marketingvaardigheden
18. Analytisch vermogen/organisatie doorzicht
19. Beslissingsvermogen
20. Efficiëntiebewustzijn
21. Computervaardigheden/ICT-skills
22. Sociale media
23. Efficiënt vergaderen
24. Handelingsgericht ‘van aanpakken
weten’
25. Coachende vaardigheden
26. Relativeringsvermogen
27. Luisterbereidheid
28. Sociale vaardigheden
94
BIJLAGE 3 FORMAT WEBSURVEY
2
3
4
5
6
7
Bibliografie
Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (2013), Met vereende kracht. Naar een nieuwe jeugdhulp in
Vlaanderen. Brochure over het Decreet integrale jeugdhulp.
Departement WSE (2012) Sectorfoto 2012. Social profit. Brussel.
Europese Commissie (2008), Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het
Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s ‘Nieuwe vaardigheden voor nieuwe
banen. Anticipatie op en onderlinge afstemming van de arbeidsmarkt- en vaardigheidsbehoeften’.
Europese Commissie (2012), Website ‘Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen’:
http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=822&langId=nl.
Limbourg M. & Van Robaeys, N. (2012), Methodologie voor de detectie van toekomstige competentienoden;
toepassing op de voedingsnijverheid, MLADVISIE 2012.
Hoge Raad voor de Werkgelegenheid (2010), Verslag 2010, 234 p.
http://www.werk.belgie.be/publicationDefault.aspx?id=30328.
ILO-EU (2011), Comparative Analysis of Methods of Identification of Skill Needs on the Labour Market in Transition to the Low Carbon Economy. Internet:
http://www.ilo.org/wcmsp5/groups/public/---ed_emp/---ifp_skills/documents/publication/wcms_166824.pdf.
Jongerenwelzijn (2012), Het experimenteel modulair kader. Inspiratiebundel voor organisaties. Brussel.
Persmededeling van Jo Vandeurzen, Vlaams minister van welzijn, volksgezondheid en gezin (2013), Een slagkrachtig algemeen welzijnswerk. Naar een sterke en geprofileerde werking binnen en buiten de zorgsector.
Brussel.
Social profit sectorconvenant 2013-2014
Valsamis D., Van den Broeck K., Vanhoren I., Goos M. & Kans K. (2010), Ontwikkeling van een instrument voor
arbeidsmarkt- en competentieprognoses. Idea Consult, Brussel. 148 p.
Vlaamse Overheid-Departement WSE (2012), Is je sector klaar voor de toekomst? Handleiding voor focusstudies naar toekomstige competentienoden. Brussel.
Vlaamse Overheid-Departement WVG (2012), Decreet integrale jeugdhulp, Brussel
Vlaamse regering (2012), Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering inzake erkenning en subsidiëring van
de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning.
Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (2012), Perspectiefnota 2020-Nieuw ondersteuningsbeleid voor personen met een handicap. Brussel.
Vlaams Welzijnsverbond (2012), Perspectief 2020. Zorgvernieuwing in de praktijk. Brussel.
VZW groep UBUNTU Arteveldehogeschool (2012), Medewerkers uitdagen op talenten in een actieve arbeidsorganisatie.
http://www.perspectief2020.be
http:// www4wvg.vlaanderen.be/wvg/ijh/vlaanderen/paginas/default.aspx
http://www.werk.be - sectoren interactief
http://wvg.vlaanderen.be/jeugdhulp
BIBLIOGRAFIE
95
Download