Uittreksel Analyse C Inhoudsopgave 8. Technieken van integreren ........................................................................................ 2 8.1 Partiële integratie (Integration by Parts) ............................................................... 2 8.2 Goniometrische integralen ................................................................................... 3 8.3 Goniometrische substituties ................................................................................. 3 8.4 Breuksplitsing ...................................................................................................... 4 8.5 Strategieën voor integreren.................................................................................. 4 8.6 Integreren met behulp van tabellen en een CAS .................................................. 5 8.7 Benaderingen ...................................................................................................... 6 8.8 Oneigenlijke integralen ........................................................................................ 7 9. Verdere toepassingen van integralen ........................................................................ 9 9.1 Booglengte .......................................................................................................... 9 9.2 Oppervlakte van ronde voorwerpen ..................................................................... 9 9.5 Kansrekening ..................................................................................................... 10 10. Differentievergelijkingen ........................................................................................ 11 10.1 Modelleren met differentievergelijkingen .......................................................... 11 10.2 Grafische en numerieke benaderingen ............................................................ 11 10.3 Opdeelbare vergelijkingen ............................................................................... 11 10.4 Exponentiële toename en afname.................................................................... 12 10.5 De logistische differentievergelijking ................................................................ 13 10.6 Lineaire vergelijkingen ..................................................................................... 13 10.7 Prooi-roofdier vergelijkingen ............................................................................ 13 18. Tweedegraads differentievergelijkingen ................................................................ 14 18.1 Tweedegraads lineaire vergelijkingen .............................................................. 14 18.2 Niet homogene lineaire vergelijkingen.............................................................. 15 Gebruik van de TI-89 bij Analyse C ............................................................................. 17 Voorwoord Dit is een uitgebreid uittreksel van hoofdstuk 8, 9, 10 en 18 uit het boek Calculus 5e editie. Het bevat alle begrippen en formules in de volgorde waarin die in het boek aan bod komen. Als er in de studiewijzer staat dat bewijzen gereproduceerd moeten worden, heb ik die in dit uittreksel opgenomen. In de bijlage bespreek ik enkele belangrijke functies m.b.t. het integreren op de TI-89. Succes met de module Analyse C. Bert Kraai Uittreksel Analyse C 8. Technieken van integreren Dit hoofdstuk start met een herhaling van de belangrijkste integralen uit module Analyse B (hoofdstuk 5 t/m 7). Zie ook het uittreksel van Analyse B. 8.1 Partiële integratie (Integration by Parts) Iedere regel voor differentiëren heeft een corresponderende regel voor integreren. Zo hoort bij de kettingregel (differentiëren) hoort de substitutieregel (integreren). Bij de productregel (differentiëren) hoort de partiële integratieregel (integreren). Productregel: d f ( x) g ( x) f ( x) g '( x) f '( x) g ( x) . dx Afleiding partiële integratieregel: f ( x) g '( x) f '( x) g ( x) dx f ( x) g ( x) somregel integralen f ( x) g '( x)dx g ( x) f '( x)dx f ( x) g ( x) 1 Partiële integratieregel Stel nu u f ( x ) en v g ( x) . 2 Dan ontstaat na substitutie: f ( x) g '( x)dx f ( x) g ( x) g ( x) f '( x)dx u dv uv v du . Tip: bij toepassen van partiële integratie is het over het algemeen handig om voor u de functie te kiezen die eenvoudiger wordt als we deze differentiëren. Combineren van de partiële integratieregel met het tweede deel van de hoofdstelling van de analyse (§ 5.3) levert: b 6 Partiële integratieregel f ( x) g '( x)dx f ( x) g ( x)a b a b of, na substitutie: udv a b g ( x) f '( x)dx a uv a b b vdu a In het facultatieve voorbeeld 6 wordt een reductieformule aangetoond. Met behulp van dit soort formules kunnen we de complexiteit van integralen reduceren, zodat we ze op die manier uiteindelijk op kunnen lossen. Let op: voeg de constante C altijd pas als laatste toe aan de uitkomst. Ga hier niet mee rekenen, zoals bij voorbeeld 3 wordt gesuggereerd. Versie 1.0 blz. 2 van 19 Uittreksel Analyse C 8.2 Goniometrische integralen Bij het oplossen van goniometrische integralen is kennis van de goniometrische vergelijkingen onontbeerlijk. Kijk nog eens naar het uittreksel van Analyse A bij paragraaf 3.5 of in Appendix D van het boek. Integralen van de vorm sin m x cos n xdx Bij oneven machten van sinus en cosinus maken we gebruik van de regel sin 2 x cos 2 x 1 . Hiervoor splitsen we eerst kwadraten van sinus of cosinus af. Zie voorbeelden 1 en 2. Als zowel sinus als cosinus beiden even machten hebben, kunnen we gebruik maken 2 van de halve hoekidentiteiten: sin x 1 1 1 cos 2 x en cos 2 x 1 cos 2 x of van 2 2 1 sin x cos x sin 2 x . Zie de samenvatting van deze strategie op blz. 520. 2 Nog een voorbeeld uit de studiewijzer: sin 2 x 1 cos2 x 1 dx cos2 x cos2 x dx cos2 x 1 dx tan x x C Integralen van de vorm sin mx cos nxdx , sin mx sin nxdx en cos mx cos nxdx . Bij deze integralen kunnen we gebruik maken van de volgende identiteiten: sin A cos B 12 sin A B sin A B sin A sin B 12 cos A B cos A B cos A cos B 12 cos A B cos A B 8.3 Goniometrische substituties Bij het bepalen van de oppervlakte van een cirkel of een ellips komen we de volgende integraal tegen: a 2 x 2 dx . Substitutie van u a 2 x 2 helpt ons in dit geval niet verder, omdat de afgeleide hiervan du 2xdx is en er is geen x aanwezig. Dus passen we inverse substitutie toe. De volgende tabel is van belang: Uitdrukking Substitutie a2 x2 x a sin a x 2 x a tan x a 2 2 2 Versie 1.0 a x cos Formule Domein 1 sin cos 2 1 tan 2 2 1 cos 2 1 1 tan 2 2 cos 2 2 0 2 2 3 2 2 blz. 3 van 19 Uittreksel Analyse C 8.4 Breuksplitsing Bij integreren van breuken loont het de moeite om eerst te kijken of het mogelijk is om deze breuken te vereenvoudigen. Hierbij onderscheidt het boek 3 stappen: 1. Het uitvoeren van een staartdeling als de graad van de teller groter of gelijk is aan de graad van de noemer. 2. De noemer ontbinden in factoren. 3. De breuk opdelen in een som van partiële breuken van de vorm A ax b i of Ax B ax bx c j . Bij de derde en laatste stap kunnen er 4 situaties (cases) ontstaan. Achtereenvolgens: Case I: Case II: Case III: Case IV: de noemer is een product van verschillende eerstegraads factoren. de noemer is een product van eerstegraads factoren, waarbij sommige zich herhalen. de noemer bevat factoren van de tweede graad die niet verder vereenvoudigd kunnen worden, zonder dat zij zich herhalen. de noemer bevat factoren van de tweede graad die niet verder vereenvoudigd kunnen worden, waarvan sommige zich herhalen. Bij factoren van de tweede graad (case III en IV) wordt regelmatig gebruik gemaakt van de volgende integraal: 10 x 2 dx 1 x arctan C 2 a a a Als een breuk een wortelvorm bevat, kan het een uitkomst zijn om de hele wortelvorm te substitueren. Zie voorbeeld 9. 8.5 Strategieën voor integreren Bij differentiëren gelden een groot aantal regels en formules en is een vaste voorgeschreven werkwijze te bedenken. Voor het integreren van functies is helaas geen algoritme. Wel zijn er in de loop der jaren een scala aan technieken ontwikkeld, maar daarmee zijn nog steeds niet alle integralen uit te rekenen. Het vraagt dus veel training om inzicht en ervaring op te bouwen welke technieken in welke situaties het beste resultaat op kunnen leveren. Een basisstrategie: 1. Vereenvoudig de integrand zover mogelijk. 2. Zoek naar een voor de hand liggende substitutie. 3. Classificeer de integraal op basis van zijn vorm in: a. Goniometrische functies b. Rationale functies (breuken) c. Partieel integreren (bij producten of machten van x , goniometrische, exponentiële of logaritmische functies) d. Wortelvormen zoals x 2 a 2 (goniometrische substitutie) of (substitutie hele wortelvorm) 4. Probeer opnieuw: a. Een minder voor de hand liggende substitutie b. Opdelen van de integrand in delen c. Manipuleren met de integrand d. Zoek overeenkomsten met eerdere opgaven e. Gebruik meerdere technieken cq. invalshoeken Versie 1.0 n ax b blz. 4 van 19 Uittreksel Analyse C De integralen van de meeste elementaire functies (polynomen, rationele, machts-, exponentiële, logaritmische, (inverse) goniometrische en (inverse) hyperbolische functies) blijken zelfs geen elementaire functie op te leveren! Wordt vervolgd in hoofdstuk 11. 8.6 Integreren met behulp van tabellen en een CAS In paragraaf 8.5 wordt de volgende tabel met 20 veel toepasbare integralen gegeven. Het lijkt mij handig om de eerste 18 integralen uit je hoofd te kennen en toe te kunnen passen. Achterin het boek staan op referentiebladen nog eens 100 integralen. Deze integralen zijn ook met behulp van het CAS van de TI-89 te genereren. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 1 n 1 x n 1 x dx n 1 x dx e dx ln x x e x dx x a dx ax ln a cos x sin xdx cos xdx 1 dx cos 2 x 1 2 csc xdx sin 2 x dx tan x sec x tan xdx cos x dx 1 csc x cot xdx sin x tan x dx 1 sec xdx cos dx 1 csc dx sin x dx sec 2 xdx tan xdx cot xdx sinh dx cosh dx 17. x 18. Versie 1.0 2 (n 1) 1 dx a2 1 a2 x2 sin x tan x 1 tan x 1 sec x cos x 1 csc x sin x cot x 1 tan x cos x 1 1 ln csc x cot x ln sin x tan x 1 ln sec x ln cos x ln sec x tan x ln ln sin x cosh x sinh x 1 x arctan a a x arcsin a blz. 5 van 19 Uittreksel Analyse C 8.7 Benaderingen Er zijn twee situaties waarin het onmogelijk is om een exacte waarde van een bepaalde integraal te berekenen: 1. Het is niet mogelijk om een primitieve te vinden van de integrand. 2. Het functievoorschrift van de integrand is niet bekend; er zijn slechts door meting een beperkt aantal functiewaarden gevonden. Er zijn drie manieren om een bepaalde integraal te benaderen: 1. Met behulp van Riemann-sommen 2. Met behulp van de trapeziumregel 3. Met behulp van de regel van Simpson. Riemann-sommen Deze berekening maakt gebruik van het feit dat een bepaalde integraal gedefinieerd is als de limiet van Riemann-sommen. Deze sommen kunnen we berekenen met behulp van linker- of rechtereindpunten of met behulp van het midden van elk deelinterval en geven we aan met respectievelijk Ln , Rn en M n . b Algemeen: a b Linkersom: a b Rechtersom: a b Middelpuntsregel: a n f ( x)dx f xi* x i 1 x ba n xi* een punt in xi 1 , xi n f ( x)dx Ln f xi 1 x i 1 n f ( x)dx Rn f xi x i 1 n f ( x)dx M n x f xi i 1 xi = xi 1 xi 2 Trapeziumregel Bij de trapeziumregel wordt bij ieder deelinterval de functiewaarden van het linker- en rechtereindpunt met elkaar verbonden. Zo ontstaat binnen elk deelinterval een trapezium, waarbij de oppervlakte gelijk is aan de breedte van het deelinterval maal het gemiddelde van de hoogte bij het linker- en rechtereindpunt, dus: x b f ( x)dx T n a 1 f ( xi1 ) f ( xi ) . 2 x f x0 2 f x1 2 f x2 ... 2 f xn1 f xn 2 xi a ix Uit berekeningen over de afwijkingen bij deze verschillende benaderingen blijkt dat over het algemeen geldt dat: De benaderingen worden betrouwbaarder naarmate het aantal deelintervallen toeneemt. De afwijking bij de Linker- en Rechtersom zijn tegengesteld van teken en nemen ongeveer met factor 2 af wanneer het aantal deelintervallen met factor 2 toeneemt. De Trapezium- en Middelpuntsregel zijn nauwkeuriger dan de Linker- en Rechtersom. Versie 1.0 blz. 6 van 19 Uittreksel Analyse C 3 De afwijking bij de Trapezium- en Middelpuntsregel zijn tegengesteld van teken en nemen ongeveer met factor 4 af wanneer het aantal deelintervallen met factor 2 toeneemt. De afwijking bij de Trapeziumregel is ongeveer 2 keer zo groot als de afwijking bij de Middelpuntsregel. De grootte van de van afwijking is voor de Trapezium- en Middelpuntsregel gedefinieerd met de volgende formules, die gebruik maken van de tweede afgeleide: Gegeven f '' ( x ) K voor a x b . Dan geldt dat: ET K b a 3 Em en 12n 2 K b a 3 24n 2 Regel van Simpson De regel van Simpson maakt gebruik van parabolen i.p.v. rechte lijnen om de oppervlakte te bepalen en van een even aantal deelintervallen. b f ( x)dx S n a x f x0 4 f x1 2 f x2 4 f x3 ... 2 f xn2 4 f xn1 f xn 3 De grootte van de van afwijking is bij voor de regel van Simpson gedefinieerd met de volgende formule, die gebruik maakt van de vierde afgeleide: 4 (4) Gegeven f ( x) K voor a x b . Dan geldt dat: ES K b a 5 180n 4 8.8 Oneigenlijke integralen Er bestaan twee typen oneigenlijke integralen: 1. bepaalde integralen waarbij de boven- en/of onderwaarde doorloopt tot in het oneindige: oneindige intervallen. 2. bepaalde integralen waarbij de integrand een oneindige discontinuïteit bevat. Type 1. Voor oneigenlijke integralen met oneindige intervallen geldt: t 1 (a) Als f ( x)dx bestaat voor elk getal t a , dan t f ( x)dx lim f ( x)dx t a a a op voorwaarde dat deze limiet bestaat als een eindige waarde. b (b) Als b f ( x)dx bestaat voor elk getal t b , dan t b f ( x)dx lim f ( x)dx t t op voorwaarde dat deze limiet bestaat als een eindige waarde. De oneigenlijke integralen b f ( x)dx en f ( x)dx noemen we convergent als de a corresponderende limiet bestaat en divergent als deze limiet niet bestaat. (c) Als zowel f ( x)dx a Versie 1.0 a f ( x)dx a als f ( x)dx convergent zijn, dan definiëren we f ( x)dx f ( x)dx ( aR willekeurig) a blz. 7 van 19 Uittreksel Analyse C 2 1 x p dx is convergent als p 1 en divergent als p 1 . 1 Type 2. Voor oneigenlijke integralen met oneindige discontinuïteit geldt: 3 (a) Als f continu is op a , b en discontinu in b dan is b t f ( x)dx lim f ( x)dx t b a a op voorwaarde dat deze limiet bestaat als een eindige waarde. (b) Als f continu is op a , b en discontinu in a dan is b b f ( x)dx lim f ( x)dx t a a t op voorwaarde dat deze limiet bestaat als een eindige waarde. b De oneigenlijke integraal f ( x)dx noemen we convergent als de corresponderende a limiet bestaat en divergent als deze limiet niet bestaat. c (c) f ( x)dx Als f discontinu is bij c met a c b en zowel a b convergent, dan geldt dat c b a c b als f ( x)dx zijn c f ( x)dx f ( x)dx f ( x)dx . a Oneigenlijke integralen vergelijken Soms lukt het niet om een bepaalde oneigenlijke integraal te berekenen, maar willen we wel graag weten of deze integraal convergent of divergent is. Dit laatste kunnen we nagaan door de integraal te vergelijken met een andere vergelijkbare integraal, die we wel uit kunnen rekenen. Stel dat f en g beide continue functies zijn met f ( x) g ( x) 0 voor alle x a . (a) Als f ( x)dx convergent is, is a (b) Als g ( x)dx divergent is, is a Versie 1.0 g ( x)dx ook convergent. a f ( x)dx ook divergent. a blz. 8 van 19 Uittreksel Analyse C 9. Verdere toepassingen van integralen 9.1 Booglengte 1,2,3 We kunnen de booglengte van een deel van een grafiek berekenen door de limiet van de Riemann-som van de lijnstukjes te bepalen. Als f ' continu is op a, b dan is de booglengte van de grafiek y f ( x) , a x b n n b b L lim Pi 1Pi lim 1 f ' x x 1 f ' x dx n n i 1 i 1 * i 2 2 a 4 a Is de functie gedefinieerd als x g ( y ) , c x d dan wisselen de rollen van x en y in d deze formule om: L d 1 g ' y dy c c 2 2 dx 1 dy . dy De functie voor de booglengte van f (t ) van beginpunt a tot aan variabel punt x is: x 5 s( x) 1 f ' t dt . 2 a Uit het eerste deel van de hoofdstelling van de analyse volgt nu dat 6 2 ds dy 1 f ' x 1 dx dx 2 Dit kan herschreven worden tot 2 7,8 dy ds 1 dx dx ds 2 dx dy 2 2 . 9.2 Oppervlakte van ronde voorwerpen We weten dat de oppervlakte van een cilinder gelijk is aan 2 rh (met h de hoogte). De oppervlakte van een conus is gelijk aan rl (met l de lengte van de zijde). Voor het bepalen van de oppervlakte van een rond voorwerp zoals een liggende vaas, zagen we de vaas in n banden, waarvan we de oppervlakte benaderen door iedere band als een cilinder te beschouwen. Versie 1.0 2 dy 1 dx dx blz. 9 van 19 Uittreksel Analyse C De oppervlakte van een positieve functie f met een continue afgeleide die ontstaat door y f ( x) , a x b te roteren om de x -as is: b S 2 f ( x ) 1 f ' x dx 4,5 2 a 2 dy 2 y 1 dx dx a b Als de functie beschreven is als x g ( y ) , c y d , dan wordt de formule: 2 6 dx S 2 y 1 dy . dy c 7 8 Bij roteren om de x -as beginnen de integralen met 2 y . Bij roteren om de y -as beginnen de integralen met 2 x . Zie de geheugensteun op blz. 593. d 2 dx dy De integralen eindigen naar keuze op ds 1 dx of ds 1 dy . dx dy 2 Dit is afhankelijk van hoe de functie is beschreven of hoe de afgeleide het eenvoudigst bepaald kan worden: naar x of naar y . Zie ook opgave 27 bij deze paragraaf. 9.5 Kansrekening Elke continue kansvariabele X heeft een kansdichtheidsfunctie (ook wel kansverdelingsfunctie) f waarvoor geldt b 1 P(a X b) f ( x)dx a Dit komt overeen met de oppervlakte onder de grafiek. 0 P( X ) 1 . In voorbeeld 2 wordt aangetoond dat de functie van iedere exponentieel afnemende als t 0 0 kansdichtheidsfunctie de vorm heeft van f (t ) ce ct als t 0 Voorbeeld: de wachttijd aan de telefoon. De verwachtingswaarde van iedere continue kansverdelingsfunctie is xf ( x)dx . t 1 1 Dit komt overeen met het gemiddelde x . Er geldt dus , dus f (t ) e . c De normale verdeling met verwachtingswaarde en standaardafwijking heeft als formule f ( x) Versie 1.0 2 x / 2 2 1 e 2 (deze formule hoef je niet te kennen). blz. 10 van 19 Uittreksel Analyse C 10. Differentievergelijkingen 10.1 Modelleren met differentievergelijkingen Een differentievergelijking (dv.) bevat een onbekende functie en 1 of meer van zijn afgeleiden. De orde van de dv. wordt bepaald door de orde van de hoogste afgeleide in de vergelijking. Een functie f is een oplossing van een dv. als de vergelijking voldoet wanneer y f ( x) en zijn afgeleiden in de vergelijking worden gesubstitueerd. Bij het generiek oplossen van een dv. is het de bedoeling om alle mogelijke oplossingen op te sporen. Deze oplossingen heten ook wel integraalkrommen. In praktijk is het soms voldoende om voor één bepaalde beginwaarde de initiële oplossing te vinden. 10.2 Grafische en numerieke benaderingen Helaas is het niet mogelijk om de meeste dv’s op te lossen. Toch kunnen we wel informatie over de oplossing verzamelen via: 1. een grafische benadering met een lijnelementenveld 2. een numerieke benadering: de methode van Euler Een lijnelementenveld toont fragmenten van de raaklijnen op de coördinaten van een roosterveld. Zodra een beginwaarde bekend is, is met behulp van deze raaklijnen de grafiek van de dv. te tekenen. Met behulp van de methode van Euler is de grafiek van de dv. te benaderen door vanuit het beginpunt de raaklijn te tekenen en hiervan de richting steeds na een vooraf gekozen interval te herijken. Door dit interval steeds kleiner te nemen, wordt de benadering van de werkelijkheid steeds nauwkeuriger. 10.3 Opdeelbare vergelijkingen Een opdeelbare vergelijking is een dv. die te schrijven is als Voor f ( y ) 0 kunnen we dit herschrijven tot dy g ( x) f ( y ) . dx h( y )dy g ( x)dx met h( y ) 1 . f ( y) We hebben nu links een functie van y en rechts een functie van x staan. Door deze opdeelbare vergelijking links en rechts integreren: h( y)dy g ( x)dx krijgen we de oplossingsvergelijking, waarbij y impliciet is gedefinieerd als een functie van x . In sommige gevallen lukt het om y hieruit vrij te maken en ontstaat een algemene oplossingsfunctie uitgedrukt in x . Versie 1.0 blz. 11 van 19 Uittreksel Analyse C Orthogonale trajectoriën Een orthogonale trajectorie van een stelsel krommen is de oplossingsverzameling van alle lijnen dit stelsel loodrecht snijden. Een voorbeeld hiervan zijn de lijnen door de oorsprong, die alle concentrische cirkels snijden met als middelpunt de oorsprong. Algemene aanpak: Stel een algemene vergelijking op van het stelsel krommen. Differentieer deze vergelijking links en rechts (naar x ). Denk om de kettingregel. Elimineer de parameter uit de ontstane dv., zodat er een dv. ontstaat met uitsluitend x , y , dy en dx . dy f ( x, y ) . dx g ( x, y ) Schrijf de dv. in de vorm van Lijnen snijden elkaar loodrecht als het product van de richtingscoëfficiënten gelijk is aan -1. Dus de dv. van de orthogonale trajectoriën is dy g ( x, y ) . dx f ( x, y ) Los deze dv. op. 10.4 Exponentiële toename en afname In het dagelijks leven komen veel groeisituaties voor die zich in eerste instantie exponentieel ontwikkelen. Denk aan de groei van een populatie, tegoed op een spaarrekening of de afname van radioactieve straling. In al deze situaties geldt dy ky , waarbij k 0 een toename betekent en k 0 een afname. dt Omdat dit een opdeelbare vergelijking is, is hij eenvoudig oplosbaar: dy dy ky kdt ln y kt C dt y met A eC 0 en y(0) A ek 0 A . Samenvattend: dy ky dt y (t ) Ae kt y ekt C eC ekt y Ae kt met A de beginhoeveelheid op t = 0. Afkoelingswet van Newton Het afkoelingspercentage van een object is proportioneel afhankelijk van het dT k T Ts . dt dy ky . y '(t ) T '(t ) levert weer dt temperatuurverschil tussen het object en zijn omgeving: Substitutie y(t ) T (t ) Ts Continue renteberekening Nog een toepassing komen we tegen bij het continu berekenen van rente op spaargeld. Uit voorbeeld 5 blijkt dat jaren. Versie 1.0 A(t ) A0 e r t met r het rentepercentage per jaar en t in blz. 12 van 19 Uittreksel Analyse C 10.5 De logistische differentievergelijking dP P kP 1 , dt K waarbij P de populatie is, t de tijd, k de groeifactor en K de grenswaarde. 1 Logistieke differentievergelijkingen hebben de vorm van 2,3 dP P kP 1 dt K 1 1 dP P(1 P / K ) kdt P K P dP kdt 4 K P( K P)dP kdt K P Ae kt met A e C P ... Hieruit volgt, na vrijmaken van P, dat P(t ) K 1 Ae kt en A K P0 P0 . 10.6 Lineaire vergelijkingen Een lineaire differentiaalvergelijking van de eerste orde kan geschreven worden als dy P( x) y Q( x) dx Ook met P en Q continue functies. dx P( y ) x Q( y ) is een lineaire dv. van de eerste orde ( x en y verwisseld). dy Om deze vergelijking op te lossen, vermenigvuldigen we links en rechts met een 5 integrerende factor I ( x) e P ( x ) dx en gaan vervolgens beide zijden integreren. 10.7 Prooi-roofdier vergelijkingen Prooi-roofdiervergelijkingen is een stelsel van 2 differentiaalvergelijkingen, waarbij de populaties van prooidieren en roofdieren onderling afhankelijk zijn. Bijvoorbeeld: dP dt aP bPR dR cR dPR dt met P prooidieren, R roofdieren en a, b, c, d positieve constanten Dit stelsel staat ook bekend als Lotke-Voterra-vergelijkingen. Door beide differentievergelijkingen op nul te stellen, vind je de evenwichtstoestanden. Door de afgeleiden te schetsen ontstaan tijdgrafieken die het verloop van de aantallen prooi- en roofdieren weergeven. Door beide differentievergelijkingen op elkaar te delen, krijg je de roofdieren als functie van de prooidieren, in de vorm van een prooi-roofdierdiagram. Versie 1.0 blz. 13 van 19 Uittreksel Analyse C 18. Tweedegraads differentievergelijkingen 18.1 Tweedegraads lineaire differentievergelijkingen Een tweedegraads lineaire differentievergelijking heeft de vorm P( x) d2y dy Q( x) R( x) y G( x) waarbij P, Q, R en G continue functies zijn. 2 dx dx Als G 0 spreken we van een homogene lineaire differentievergelijking (§ 8.1). Is G 0 dan spreken we van een niet-homogene lineaire differentievergelijking (§ 8.2). 3 Als y1 ( x) en y2 ( x) beide oplossingen zijn van een lineaire homogene differentievergelijking en c1 en c2 zijn constanten met ci R , dan is de functie d2y dy y( x) c1 y1 ( x) c2 y2 ( x) ook een oplossing van P( x) 2 Q( x) R( x) y 0 . dx dx Bewijs (moeten we kunnen reproduceren): Als y1 ( x) en y2 ( x) beide oplossingen zijn, dan geldt dus dat P( x) y1 " Q( x) y1 ' R( x) y1 0 en P( x) y2 " Q( x) y2 ' R( x) y2 0 . Nu is P( x) y " Q( x) y ' R( x) y P( x) c1 y1 c2 y2 " Q( x) c1 y1 c2 y2 ' R ( x ) c1 y1 c2 y2 P( x) c1 y1" c2 y2" Q ( x) c1 y1' c2 y1' R ( x ) c1 y1 c2 y2 c1 P ( x) y1" Q ( x ) y1' R ( x ) y1 c2 P ( x ) y2" Q ( x ) y2' R ( x ) y2 c1 (0) c2 (0) 0 Conclusie: y( x) c1 y1 ( x) c2 y2 ( x) is ook een oplossing. 4 Als y1 en y2 lineair onafhankelijke oplossingen zijn van een homogene tweedeorde lineaire differentievergelijking, dan vormt y( x) c1 y1 ( x) c2 y2 ( x) met ci R alle oplossingen van deze differentievergelijking. 5 Hoewel het over het algemeen lastig is om tweedegraads lineaire dv.’s op te lossen, is dit wel vaak mogelijk als de functies P, Q en R constanten zijn en de dv. dus de vorm heeft van ay" by ' cy 0 ( a, b, c We zien dat " y erx zijn constanten en a 0 ). een oplossing is van deze vergelijking als geldt dat ' a e rx b e rx c e rx 0 ar e bre ce 0 2 rx rx rx e rx ar 2 br c 0 ar 2 br c 0 Versie 1.0 b b2 4ac b b2 4ac waarbij r1 en r2 2a 2a blz. 14 van 19 Uittreksel Analyse C Bij het oplossen van deze tweedegraads vergelijking kunnen zich de volgende situaties voordoen: Algemene oplossing ar 2 br c 0 Wortels van ar 2 br c 0 b 2 4ac 0 r1 , r2 zijn 2 verschillende reële getallen y c1er1x c2er2 x b 2 4ac 0 r1 r2 r y c1e rx c2 xe rx b 2 4ac 0 r1 , r2 zijn complexe getallen i y e x c1 cos x c2 sin x met b b2 4ac en 2a 2a Initiële waarde probleem Als y( x0 ) y0 en y '( x0 ) y1 , waarbij y0 en y1 gegeven constanten zijn, en er geldt bovendien dat P, Q, R en G continu zijn op een interval en dat P ( x ) 0 is op dit interval, dan geldt dat er een unieke oplossing te vinden is voor deze initiële waarden. De werkwijze hierbij is steeds om eerst de algemene oplossing y ( x) te vinden en deze vervolgens te differentiëren. Door invullen van de initiële waarden vind je de unieke oplossing voor de constanten c1 en c2 . Grenswaarde probleem Nu zijn twee grenswaarden gegeven y( x0 ) y0 en y( x1 ) y1 waarvoor een oplossing gevonden moet worden voor de dv. Dit is niet altijd mogelijk. Ook nu starten we met het bepalen van de algemene oplossing y ( x) . Door het invullen van de twee grenswaarden is het soms mogelijk de waarden van de constanten c1 en c2 te bepalen. 18.2 Niet homogene lineaire vergelijkingen Niet homogene lineaire differentievergelijkingen hebben de vorm ay" by ' cy G( x) , waarbij a, b, c constanten zijn en G ( x) een continue functie. De algemene oplossing van niet homogene lineaire dv.’s kan geschreven worden als y ( x) yc ( x) y p ( x) waarbij yc ( x) de algemene oplossing voor de gereduceerde lineaire dv. ay" by ' cy 0 en y p ( x) de specifieke oplossing. Bewijs (moeten we kunnen reproduceren): Aan te tonen: y ( x) yc ( x) y p ( x) y ( x) y p ( x) yc ( x) Dus: als y een oplossing is voor ay" by ' cy G( x) dan moeten we aantonen dat ook y y p een oplossing is voor de gereduceerde lineaire dv. ay" by ' cy 0 . Welnu: a y yp b y yp c y yp " ' ay" ay "p by ' by 'p cy cy p ay" by ' cy ay "p by 'p cy p G ( x) G ( x) 0 Versie 1.0 blz. 15 van 19 Uittreksel Analyse C Er zijn twee methoden om een specifieke oplossing te vinden: 1. Vaststellen van de coëfficiënten Deze methode stelt G ( x ) gelijk aan een polynoom van dezelfde graad en rekent vervolgens uit wat de coëfficiënten in deze polynoom moeten zijn. Voorbeelden: a. Bij G( x) ax 2 dan y p gelijkstellen aan Ax 2 Bx C b. Bij G( x) C ekx gelijkstellen aan Ae kx c. Bij G ( x) C cos kx of C sin kx gelijkstellen aan A cos kx B sin kx d. Bij G( x) G1 ( x) G2 ( x) gelijkstellen aan product van overeenkomstige functies en als één geheel verder uitwerken tot y p . e. Bij G( x) G1 ( x) G2 ( x) gelijkstellen aan optelling van overeenkomstige functies. Deze apart uitwerken tot y p1 en y p2 en vervolgens de algemene oplossing berekenen met y ( x) yc ( x) y p1 ( x) y p2 ( x) . f. Soms blijkt bij uitwerken de oplossing van y p gelijk te zijn aan yc . In die gevallen vermenigvuldigen we y p met x (of zelfs met x 2 indien nodig). In het boek wordt dit samengevat als: Als G( x) P( x) ekx dan is y p ( x) Q( x) ekx , waarbij P ( x ) en Q ( x ) polynomen zijn van dezelfde graad Als G( x) P( x) ekx cos mx of G( x) P( x) ekx sin mx dan is y p ( x) Q( x) ekx cos mx R( x) ekx cos mx , waarbij P ( x ) , Q ( x ) en R ( x ) polynomen zijn van dezelfde graad. 2. Variatie van constanten Uitgaande van de oplossing y c1 y1 ( x) c2 y2 ( x) van de gereduceerde dv. gaan we op zoek naar y p ( x) u1 ( x) y1 ( x) u2 ( x) y2 ( x) voor de niet-gereduceerde dv.. Door nu deze vergelijking te differentiëren ontstaat: y 'p u1' y1 u2' y2 u1 y1' u2 y2' . We stellen nu dat u y u y2 0 (1) en gaan verder met y 'p u1 y1' u2 y2' . ' 1 1 ' 2 Nu is y"p u1' y1' u2' y2' u1 y1" u2 y2" . Invullen in de dv. levert vergelijking (2) op. Uit (1) en (2) zijn u1' en u2' af te leiden. Met integreren vinden we u1 ( x) en u2 ( x) . Versie 1.0 blz. 16 van 19 Uittreksel Analyse C Gebruik van de TI-89 bij Analyse C Kijk allereerst naar de aanwijzingen voor het gebruik van de TI-89 in de bijlage bij Analyse A en B. Ik heb mij hier beperkt tot de specifieke functies voor Analyse C. Bij paragraaf 8.1 Neem bij integralen expliciet een maal-teken (*) op als je wilt dat de TI-89 partieel gaat integreren. Voorbeeld: ( x cos( x), x) levert niets op, maar ( x cos( x), x) wel. Neem evenzo bij het controleren van de uitkomst een maal-teken op als je het verkregen antwoord gaat differentiëren, zodat het CAS de productregel gaat toepassen. Voorbeeld: d x ln x x, x geeft d x ln x 1 , maar d x ln x x, x geeft ln x . dx Bij paragraaf 8.4 Het splitsen van breuken is op de TI-83 uit te voeren met het commando expand. 2 1 x5 geeft als antwoord 2 x 1 x2 x x2 Bijvoorbeeld: expand Met comdenom breng je breuken weer onder één noemer. x5 1 2 geeft als antwoord 2 x x2 x2 x 1 Dus comdenom Ook het uitvoeren van een staartdeling zoals onderaan blz. 532 kun je met het commando expand uitvoeren. x3 x 2 x2 x 2 . geeft als uitwerking x 1 x 1 Dus: expand Tenslotte is het commando expand handig als je natuurlijk logaritme met een complexe breuk wilt vereenvoudigen. x 5 2 x 1 ln x 2 2 x 2x 1 . Bijvoorbeeld: 3 dx geeft op de TI-83 als antwoord 2 10 2 x 3x 2 x ln 2 x 1 ln x 2 ln x Als je hier vervolgens expand voor plakt, krijg je: , het 10 10 2 antwoord zoals dit op blz. 534 staat. Versie 1.0 blz. 17 van 19 Uittreksel Analyse C Bij paragraaf 10.2: Tekenen van een lijnelementenveld (NB. Op de TI-89 kun je alleen differentiaalvergelijkingen van de eerste orde plotten. In de handleiding staat beschreven hoe je een differentiaalvergelijking van een hogere orde om kunt zetten naar een stelsel van eerstegraads differentiaalvergelijkingen.) Kies Mode, Graph, Diff Equations. Kies Y= en wis alle aanwezige functies met F1, Clear Functions. Voer bij y1’ de differentievergelijking in. Bijvoorbeeld: 0.001*y1*(100-y1). Voer Y1 in als met letter Y gevolgd door cijfer 1. Neem expliciete vermenigvuldigingstekens op, anders ziet de TI-89 het als een functie. Kies ♦ (ruitje) gevolgd door | (verticale streep) voor het activeren van Graph formats. Alternatief: vanuit Y=: F1, 9. Kies Axes On, Labels On, Solution Method Euler en Fields Slpfld. Kies Window en stel de grenswaarden van x en y in. Bij het voorbeeld: 10 x 110 en 10 y 120 . Kies Graph. Het lijnelementenveld wordt nu getekend. Ga terug naar Y= en voer een beginwaarde in bij Yi1. Bijvoorbeeld: 10. Druk op Graph. Alternatieven: o een lijst invoeren bij Yi1. Bijvoorbeeld {10, 20}. o Interactief een beginwaarde invoeren met F8. Bijvoorbeeld F8, 40, 45. Bij paragraaf 10.2: Methode van Euler Hier heb ik nog geen berekeningswijze voor gevonden. Waarschijnlijk is het het beste om hiervoor een recursief programmaatje te schrijven met als parameters de differentievergelijking, beginwaarde en de stapgrootte. Bij paragraaf 10.3: Oplossen van differentiaalvergelijkingen De algemene oplossing kun je vinden met deSolve(differentiaalvergelijking, onafhankelijke variabele, afhankelijke variabele). deSolve kun je vinden bij F3 (Calc, optie C). Voorbeeld: deSolve(y’ = 1/1000*y*(100-y), t, y). Het accentteken staat boven de “=”-toets. Gebruik weer expliciete vermenigvuldigingen. t Uitkomst: y 100 e10 t e10 100 @1 De oplossingsfunctie kun je vervolgens vastleggen door voor deze uitkomst Define te plakken. Define kun je vinden bij F4. De oplossingsfunctie bevat een variabele @. t Dus: Define y 100 e10 t 10 legt deze formule vast onder de letter y. e 100 @1 Met Solve kun je de waarde van @1 bepalen bij een bepaalde beginwaarde. Voorbeeld: Solve(y=10, @1) | t = 0 geeft @1 = 9/100. De @ kun je vinden met ♦ (ruitje) gevolgd door STO► Deze waarde kun je invullen in het functievoorschrift. t Voorbeeld: Y | @1 = 9/100 resulteert in: 100 e10 t 10 . e 9 Alle stappen in één commando: deSolve(y’ = 1/1000*y*(100-y) and y(0)=10, t, y). Versie 1.0 blz. 18 van 19 Uittreksel Analyse C Bij paragraaf 10.7: Prooi-roofdiermodel Zet in Y1’ de differentiaalvergelijking van de roofdieren, bijvoorbeeld: Y1’ = -Y1 +0,1Y1*Y2 Zet in Y2’ de dv. van de prooidieren, bijvoorbeeld: Y2 = 3Y2 - Y1*Y2 Kies Graph formats en zet Fields op Fldoff. Terug in de vergelijkingseditor kies F7. Bevestig de instelling op Time (tijdgrafieken). Stel de assen in bij Window en druk op Graph. Voor een prooiroofdierdiagram kies Graph formats en zet Fields op DirFld. Terug in de vergelijkingseditor kies F7. Bevestig de Custom instellingen. Stel de assen in bij Window en druk op Graph. Bij paragraaf 18.1: tweede orde lineaire differentievergelijkingen Het is mogelijk op de TI-89 lineaire differentievergelijkingen van de tweede orde in te voeren, door deze eerst te herschrijven. De wijze waarop dit moet gebeuren staat beschreven in de handleiding, maar vind ik dusdanig ondoorzichtig dat ik mijn handen er niet aan durf te branden. Bij het oplossen van tweedegraads vergelijkingen waarbij de determinant kleiner is dan 0, kun je profijt hebben van de functie cSolve, te vinden bij F2, Complex. Voorbeeld: cSolve( x 2 4 x 8 0, x) geeft x 2 2i of x 2 2i . Versie 1.0 blz. 19 van 19