Dit bordplan behoord tot de les over Landbouw in

advertisement
Portfolio met verwerking van
vakdidactische opdrachten
1. Geografische werkbladen
Deze werkbladen heb ik gemaakt voor een les over industrie in de VS. Deze les deden we een
simulatiespel met daarna een korte bespreking, een actueel voorbeeld en nog een deeltje over de
industrie nu. Dit simulatiespel maakte ik a.d.h.v. het handboek Zenit. In dit handboek stonden
informatieve tekstjes die ik kon gebruiken. Na het simulatiespel kwamen de leerlingen tot de
conclusie dat het land gebruikt in het spel in werkelijkheid eigenlijk ook een plaats voorstelt.
Wanneer ze dit wisten, werd alles vast gezet a.d.h.v. de echte plaats (Manufacturing Belt). Hierna
gingen we verder met de verschuiving van de industrie nu in de VS (de Rustbelt). De oorzaken en
gevolgen konden de leerlingen terug vinden in een informatietekst. Hierna werd er kort nog een
actueel voorbeeld over Arcelormittal aangehaald.
De leerlingen kunnen a.d.h.v. dit spel de kenmerken van een industrieregio in de USA beschrijven. De
verticale en horizontale relaties met de lokalisatie van de industrie in de USA wordt hier ook
aangehaald. Hierbij werden ook de redenen van de verschuivingen onderzocht. Het bestaan van
stromen van goederen en personen wordt in de inleiding verteld. Ook werd het verband tussen de
industrie en de bevolkingsdichtheid op deze plaatsen gelegd.
2. Toepassingen van ICT en informatica in de les aardrijkskunde.

Voorblad opdracht 1:
BEGINSITUATIE
Situering in de lessenreeks
Wdm bestaat uit 3 delen namelijk 1: landschappen en wereldkaart, 2: aantrekkelijke landschappen
en toerisme en 3: verschillen tussen agrarische regio’s. Deze les behoort tot het 3 e deeltje.
Verschillen tussen agrarische regio’s wordt in het wdm werkboek opgedeeld in 5 hoofdstukken:
landbouw en voeding, landbouw in Sub-Sahara-Afrika, landbouw in Moesson-Azië, landbouw in de
Verenigde Staten van Amerika en een synthese over de agrarische regio’s.
Voor het hoofdstuk ‘landbouw in Sub-Sahara-Afrika’ hebben de leerlinge al een inleiding gekregen
over de agrarische producten van de hele wereld.
In de eerste graad werden de verschillende landbouwtypes gezien (akkerbouw, veeteelt, gemengde
landbouw en tuinbouw). De leerlingen hebben toen ook het verschil tussen intensieven en
extensieve landbouw gezien in Europa. Ze weten dus ook hoe een landbouwer kan intensiveren.
Ook Voor een streek met weinig fysische beperkingen werd het verband gezocht tussen het
landbouwtype, de bedrijfsoppervlakte en de bevolkingsdichtheid.
Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is)
- lln kunnen de verschillende landbouwtypes in Europa herkennen op een foto.
- lln kunnen verklaren welke landbouwbedrijven intensiever zijn dan anderen.
- lln kunnen verklaren waarom men op bepaalde plaatsen intensiever aan landbouw doet dan op
andere plaatsen en dit in verband brengen met de bedrijfsgrootte.
Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit
- Lln kennen enkele producten afkomstig van Afrika.
- Lln weten al d.m.v. foto’s, acties, … hoe de leefomstandigheden zijn in Afrika.
- Lln kennen acties die producten op de markt brengen waarvoor de boeren een eerlijke prijs
krijgen.
- Lln kennen enkele producten waarvan de boeren in Afrika een eerlijke prijs krijgen.
Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, …
Rustigere klas, ze zijn met minder leerlingen.
DIDACTISCHE VERANTWOORDING
Welke (vak)didactische principes en werkvormen komen in je les
aan bod? Waarom kies je voor deze aanpak?
Door nog enkele kaarten te laten zien van vorige les herhaal ik kort in welke landen er een voedsel
probleem is en waar die het grootst is. het thema over Sub-Sahara-Afrika leid ik in met enkele
foto’s over de verschillende landbouwtypes en landschappen. Zo krijgen de leerlingen een beeld
over deze regio en weten ze over welke landbouwtypes het zal gaan. Ook heb ik hier een actueel
voorbeeld bijgevoegd over de hongersnood door droogte en oorlog in Somalië.
EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN
Situering in de eindtermen: (Vakoverschrijdend en/of vakgebonden)
Kennis
Leerlingen kunnen:
1 aan de hand van voorbeelden horizontale en verticale ruimtelijke relaties herkennen.
2 de eigenheid van regio's beschrijven aan de hand van natuurlijke en menselijke
kenmerken.
3 aan de hand van regionale voorbeelden redenen opnoemen die de lokalisatie, de
spreiding en de eventuele wijzigingen verklaren van:
- landbouwactiviteiten;
- industriële activiteiten;
- tertiaire activiteiten.
4 verbanden leggen tussen levenswijze, cultuur en leefmilieu.
Situering in het leerplan:
4.4 verschillen tussen agrarisch regio’s
2.1 De kenmerken van een traditioneel agrarisch landschap uit Sub-Sahara-Afrika (vroeger zwart
Afrika genoemd) beschrijven aan de hand van natuurlijke en menselijke kenmerken, via beelden,
kaarten en andere informatiebronnen.
2.2 De verticale en horizontale relaties herkennen in een landbouwland-schap. De
landbouwactiviteiten verklaren vanuit de kenmerken van het natuurlijk milieu en de menselijke
omstandigheden (zoals bevolkingsdichtheid, levenswijze …).
ALGEMEEN LESDOEL
Lln kunnen de fysische factoren van Sub-Sahara-Afrika die een invloed hebben op het
landbouwtype verklaren.
SCHOOLAGENDA
(Van de leerlingen. Verwijs naar het werkblad en/of de pagina’s in het werk- en/of handboek.)
3. Verschillen tussen agrarische regio’s: landbouw in Sub-Sahara-Afrika.
BRONNEN (Noteer alle gebruikte bronnen, volgens BIN.)
- GOYVAERTS. E,. VERSPAGEN, F,. HELSEN, B., horizont handleiding, plantyn, Mechelen, 2010,
135blz
- COX, K., LEYSEN, R., VAN BOVEN, M., WAUTERS, J., wdm handleiding, Hemiksem, 2010, p6-11
MEDIA
- wdm
- ppt
- Google earth
Lesfase 1
15min
Landbouw is dus voor de afrikanen een belangrijke
bron van inkomsten, het grootste deel van de
bevolking is dan ook werkzaam in deze sector. We
kunnen in Afrika een verschillende soorten
landbouwtypes onderscheiden maar vandaag gaan
we onderzoeken welke factoren het landbouwtype
bepalen.
Hdst 2: Landbouw in Sub-Sahara-Afrika.
Hdst 2: Landbouw in Sub-Sahara-Afrika.
2.1 Situering
2.1 Situering
Oefening 4 p 12, lln krijgen 2 min om oef te maken
-
Lln kunnen de
Arabische wereld
en Sub-SaharaAfrika situeren op
een kaart van
Afrika.
Lln kunnen 4
factoren
opsommen die het
-
Sub-Sahara-Afrika of zwart Afrika ligt
ten zuiden van de Arabische wereld.
Afrika ligt grotendeels tussen de
keerkringen en de evenaar loop er
centraal door.
Hoe noemen we het grootste deel van Afrika?
Ken je daar nog een andere naam voor?
Hoe noemen we het deel boven Sub-SaharaAfrika?
lengtecirkel loopt er in het midden door Afrika?
Tussen welke 2 lengtecirkels ligt Afrika
grotendeels?
2.2 fysische omstandigheden: OLG
Wdm, atlas
2.2 fysische omstandigheden: OLG
Wat bedoelen ze met fysische
omstandigheden?
Lk vertelt dat we de fysische omstandigheden: reliëf,
neerslag, temperatuur en vegetatie gaan bekijken.
De fysische omstandigheden spelen een
rol bij het soort landbouwtype namelijk
reliëf, neerslag en temperatuur. Het
klimaat bepaalt dan grotendeels de
vegetatie die er kan groeien en dus ook
het landbouwtype.
1)Reliëf: Oefening 5 p 13:
1)Reliëf:
-
-
Welke kaart ga je nemen om het reliëf van
Afrika te onderzoeken?
Bij het eerste puntje moeten jullie een
Afrika is een groot plateau dat afdaalt
van zuid naar noord. Er situeren zich
landbouwtype
bepalen.
reliëfvorm invullen, welke reliëfvormen ken
je?
- wat bedoelt men met bekken?
Lln krijgen 5min om de eerst 4 puntjes te maken.
Daarna klassikale verbetering.
Lln krijgen 2 min om de namen van de
reliëfeenheden in de kaders te schrijven. De lk
Google earth
geeft een korte uitleg m.b.v. de doorsnede met
google earth. Daarna mogen lln zelf aan de slag
met de oefening. Klassikale verbetering.
-
Wat stelt het lijnstuk AB een stuk voor?
Wat stelt puntje A voor?
Wat zie je veel in het Afrikaans en
Ethiopisch hoogland?
- Waar op de reliëfdoorsnede bevinden
deze vulkanen zich?
- Wat ligt er tussen de vulkanen op de
doorsnede?
- Geef zo eens enkele voorbeelden van
meren.
- Wat stelt het 2e en 3e kader voor?
- Wat stelt punt B voor?
Het oosten wordt gekenmerkt als een
breukgebied.
-
Lln kunnen de
reliëfeenheden
(bekken,
gebergtes en
hoogland) situeren
op de kaart van
Afrika.
Lln kunnen
verklaren welke
reliëfvormen beter
geschikt zijn voor
landbouw dan
-
Wat wordt er bedoelt met een
breukgebied?
Lk legt bodemspreiding uit maar vermeldt dat dit
leerstof is van het 6e jaar.
-
Hoe komt er water in deze slenken?
Wat worden zo een slenken na miljoenen
een aantal belangrijke bekkens en
gebergtes in Afrika die het reliëf sterk
beïnvloeden. Afrikaans en Ethiopisch
hoogland (= breukgebied),
Kongobekken, … Een breukgebied wordt
gekenmerkt door horsten slenken en
vulkanische activiteiten met een
breuklijn, de slenken kunnen meren
vormen.
Vulkanische grond is erg vruchtbaar
maar ook zeer riskant om op te wonen.
Ook is het niet altijd gemakkelijk om op
een helling aan landbouw te doen.
andere.
jaren?
Dat is ook gebeurt met de Atlantische oceaan.
Bij het volgende puntje zien jullie een schets van het
Afrikaans en Ethiopisch hoogland.
-
Wat stellen de horsten voor?
Wat zijn de slenken?
Waar zie je de breuklijnen?
Welk voordeel biedt vulkanische grond voor
de landbouw?
Wat zijn de nadelen van dit gebied?
A

B
Reflectie
Deze les ging over landbouw in Sub-Sahara-Afrika. Eerst werden de verschillende landbouw- en
landschapskenmerken overlopen van Afrika. Daarna gingen we verder met Sub-Sahara-Afrika. Over
de landbouw in Sub-Sahara-Afrika zelf hebben we het deze les zelf nog niet gehad. Deze les ging
vooral over de fysische factoren die een invloed kunnen hebben op de landbouw in dit gebied. 1 van
deze fysische factoren was het reliëf. De lln onderzoeken eerst het reliëf van Afrika a.d.h.v. een
oefening in hun werkboek en de atlas. Daarna ga ik verder met de reliëfdoorsnede. Eerst leg ik de
leerlingen uit wat het lijnstuk AB voorstelt. Ik leg hen uit dat ik deze doorsnede in google earth
gemaakt heb. Bij deze reliëfdoorsnede vraag ik natuurlijk enkele vragen: Waar stellen de hoogste
punten voor? Wat ligt er tussen deze 2 hoge punten? Wat stelt punt A voor? Wat stelt punt B voor?
…. . Met behulp van deze reliëfdoorsnede kunnen de lln aan de slag gaan met de reliëfdoorsneden in
hun werkboek waarbij ze de kaders moeten invullen. De reliëfdoorsnede was in het begin moeilijk
voor de leerlingen om te begrijpen. Ze hadden eerst een luchtfoto van Afrika met daar het lijnstuk AB
op en daar onder een doorsnede van het lijnstuk. Het was voor hen moeilijk om van een horizontaal
vlak opeens naar een verticaal vlak te gaan. Na enige uitleg begrepen ze dit wel.
Ik had natuurlijk ook kunnen laten zien hoe ik de reliëfdoorsnede gemaakt had in google earth maar
dit koste veel meer tijd, het was ook niet zeker of er op de computer in het school wel google earth
aanwezig was. Ik had dan een print screen in de ppt gezet zodat ik het beeld toch zeker had. De klas
was ook iets te rumoerig om te laten kijken hoe ik een reliëfdoorsnede zou maken in google earth.
Na de uitleg met reliëfdoorsnede lukte het goed om de oefening in het werkboek te maken. De
demonstratie met google earth was dus goed verlopen.

Voorblad opdracht 2:
BEGINSITUATIE
Situering in de lessenreeks
‘Londen alles in het groot’ behoort tot het thema bebouwing en bevolking. In dit hoofdstuk wordt
Londen vergeleken met de Belgische stad Brugge op vlak van inwoner, oppervlakte,
bevolkingsdichtheid, bezienswaardigheden, …
Voor dit hoofdstuk zijn de volgende hoofdstukken over bebouwing en bevolking aan bod geweest:
1: Open ruimte en bebouwing in het landschap, 2: Bebouwing in je eigen leefruimte en 3: Soorten
bebouwde kernen. De leerlingen hebben dus al een basis over bebouwing en bevolking.
Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is)
- lln kunnen een verklaren wat open ruimte en bebouwing is en aanduiden op een kaart/ foto.
- lln kunnen de soorten bebouwde kernen opsommen, verklaren en aanduiden op kaart/ foto.
- lln kunnen verklaren welke soort bebouwing ze in hun eigen leefomgeving hebben.
Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit
- sommige leerlingen zijn al eens in Londen geweest.
- Sommige leerlingen herkennen iconen van Londen.
Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, …
1B: leuke klas, beginnen wel te praten wanneer ze de kans krijgen.
DIDACTISCHE VERANTWOORDING
Welke (vak)didactische principes en werkvormen komen in je les
aan bod? Waarom kies je voor deze aanpak?
Bij dit thema kan je natuurlijk inpikken op de ervaringen van de leerlingen. Sommige leerlingen
zijn al in Londen geweest of kennen toch enkele elementen vanuit Londen. Ik laat ook enkele
sfeerbeelden van Londen zien om het hoofdstuk in te leiden.
Daarna worden enkele oefeningen gemaakt bij het vergelijken van Londen en Bruggen op
verschillende vlakken, deze oefening samen met nog een andere oefening over Londen zelf laat ik
ze eerst zelf voorbereiden. Dit om een afwisseling te hebben omdat ik deze les zelf veel aan het
woord ben.
EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN
Situering in de eindtermen: (Vakoverschrijdend en/of vakgebonden)
Leerlingen kunnen:
ET 1: een stedelijk landschap herkennen, beschrijven naar uitzicht en functies en eenvoudige
observeerbare kenmerken ervan vergelijken met een stedelijk landschap elders.
ET 26: een reëel landschap en beelden ervan met elementaire geografische termen beschrijven en
deze op een overeenstemmende kaart aanwijzen.
Situering in het leerplan:
4.7 bebouwing en bevolking
4.1 Kennismaken met een grote Europese stad door een eenvoudige vergelijking met een gekende
Vlaamse stad op basis van uitgestrektheid en bevolkingsaantal.
4.2 Op basis van luchtfoto’s en kaarten de bebouwde kern van de Europese wereldstad
structureren.
4.3 (V) Het belang van een grote Europese stad afleiden uit de wereldwijde aantrekkingskracht.
ALGEMEEN LESDOEL
Lln kunnen Brugge vergelijken met Londen en de functies van de belangrijkste delen van Londen
verklaren.
SCHOOLAGENDA
(Van de leerlingen. Verwijs naar het werkblad en/of de pagina’s in het werk- en/of handboek.)
4: Londen, alles in het groot.
BRONNEN (Noteer alle gebruikte bronnen, volgens BIN.)
- COPPENHOLLE, J., VAN MOL, R., VERSTAPPEN, H., GAERMINCK, V., APPELMANS, G., VAN
BROECK, C., geoginie 1 leerwerkboek, de boeck, Antwerpen, 2009, 160 blz.
- VERBOUW, K., SNOECKS, K., BOGAERTS, M., GOOSSENS, S., VAN NIEUWENHUYZE, R., Topos 1
handleiding, die keure, Brugge, 2008.
LEERMIDDELEN & MEDIA
- ppt
-Topos

Lesfase:
Lesfase 1:
15 min
In Beide steden zijn verschillende toeristische
trekpleisters te zien. We gaan nu eens kijken welke
grote verschillen er tussen deze 2 steden zijn.
4. Londen alles groot.
4. Londen alles groot.
4.1 Londen is Brugge niet.
4.1 Londen is Brugge niet.
Google earth Londen en Brugge.
Welk verschil merk je op tussen Londen en
Brugge?
– Wat kan je zeggen over het aantal inwoners?
– Welke gelijkenis zie je over de ligging van de
stad?
– Wat was vroeger de reden geweest dat
mensen zich hier gingen vestigen?
– Wanneer ik meer inzoom op deze steden welk
verschil merk je op tussen de structuur van
deze steden?
– Hoe komt dat het stratenplan van Londen
meer gestructureerd en ordelijker is dan
Brugge?
Foto van Londen en Brugge in de middeleeuwen.
–
Lln kunnen Brugge
en Londen met
mekaar vergelijke
op vlak van
inwoners,
oppervlakte en
bevolkingsdichthei
d. (C4)
Opdracht 4.1. lk legt uit dat Londen inderdaad groter
is en meer inwoners heeft, we gaan dat nu eens
berekenen.
–
–
–
Hoe ga je het verschil van inwoners tussen
Bruggen en Londen berekenen?
Hoe ge je berekenen hoeveel keer Londen
groter is de Bruggen?
Hoe ga je de bevolkingsdichtheid berekenen?
Googlemaps
Londen is veel groter dan Brugge, dit wil
natuurlijk ook zeggen dat er meer
inwoners in Londen zijn.
Beide steden zijn gevestigd aan een
rivier. Brugge aan het Boudewijnkanaal
en Londen aan de Theems. Dit was
vroeger gunstig omwille van de
vruchtbare grond en vervoer via
schepen.
De reden waarom Londen een meer
gestructureerd en ordelijk stratenplan
heeft, is omdat Londen in de 2e WO
bijna helemaal was plat
gebombardeerd. De stad is dus
helemaal heropgebouwd en was in een
vernieuwendere vorm. Ook nu breidt de
stad nog steeds fel uit. Brugge
daarentegen is overeind gebleven
tijdens de oorlogen waardoor je de
middeleeuwse structuur nog hard
herkend.
Daarna klassikale verbetering.
–
Welk besluit kan je hieruit trekken?
Foto’s vervoermiddelen
–
–
–
Londen is dus veel groter dan Brugge, hoe
gaan de mensen in Londen zich verplaatsen?
Wat stelt deze auto voor?
Weet er iemand hoe men deze taxi’s in
Londen noemt?

Reflectie:
Deze les ging over Londen. Er waren in de klassen waar ik deze les gegeven heb telkens slecht 1 of 2
leerlingen die al in Londen geweest waren. De leerlingen wisten wel al enkele kenmerken van Londen
zoals Greenwich, de typische bussen en telefooncellen, de hoofdstad van het Verenigd Koninkrijk, …
om Londen te bestuderen op vlak van oppervlakte, inwonersaantal en bevolkingsdichtheid,
vergelijken we Londen eerst met Brugge. Om deze vergelijking goed te kunnen maken is het
belangrijk dat de leerlingen de verschillen ook effectief zien. Dit deed ik m.b.v. googelmaps. Voor het
geval dat dit niet zou werken heb ik afbeeldingen hiervan in de ppt gezet. De leerlingen konden
duidelijk zien welk van deze steden het grootst is. ze konden de grootte en dichtheid van de
structuur in verband brengen met het inwonersaantal en de bevolkingsdichtheid. Dit was dan ook de
bedoeling van deze googlemaps demonstratie. Ik ging dan ook nog iets verder in op de gelijkenissen
tussen Londen en Brugge bv de ligging (telkens aan een rivier). Dit konden de leerlingen ook goed
vinden op het beeld. Ook heb ik het nog even gehad over de structuur van de steden. De leerlingen
konden goed het verschil vinden tussen het ordelijkere structuur van Londen en het minder
structurele Brugge. Hier vertelde ik dan ook nog een stukje geschiedenis bij over de oorlog. Dit
verklaarde meteen de structuren.
Ik vermoed dat de leerlingen wel een goede visuele ondersteuning kregen met de googlemaps.
A.d.h.v. deze demonstratie konden de leerlingen toch enkele verschillen tussen deze wereldsteden
opsommen. Daarna was het de bedoeling dat de leerlingen ook effectief het oppervlakteverschil,
verschil in inwoners en de bevolkingsdichtheid berekenden. De leerlingen vonden het fijn om met
deze beelden te werken, ik kreeg dan ook een goede respons van de leerlingen terug.
3. Creatieve, alternatieve werkvorm in het geografisch leerproces

Voorblad hoekenwerk:
4.
LESONTWERP
ALGEMENE VAKKEN / VOEDINGVERZORGING
5.
6.
7. Campus Heverlee
8. Hertogstraat 178
9. 3001 Heverlee
10. Tel. 016 375600
11. www.khleuven.be
12.
Naam: Yamina Vansimpsen
Vakkencombinatie: biologie - aardrijkskunde
Stagebegeleider DLO: Mevr. schellemans
School: DMS Diest
Les gegeven door: Yamina Vansimpsen
Onderwijsvorm: A -stroom
Vak: aardrijkskunde
Richting: gemengde klas
Onderwerp: oppervlaktegesteente, bodem en
ondergrond
Klas: 1F
Lokaal: 3
Vakmentor: Mr. Augustijnen
Aantal leerlingen:
Datum/Data: 22/02/2013
Lesuur/-uren: 08:30 – 10:10
BEGINSITUATIE
Situering in de lessenreeks
- Dit is thema 3: bodem en ondergrond. (3 lestijden)
Het is de eerste les die alle klassen krijgen over bodem en ondergrond.
- ‘landschapen kaart’ is in thema 1 aan bod gekomen en ‘reliëf’ in thema 2. Alle klassen hebben
deze thema’s al gezien. Enkel in 1F moet er nog een beheersingstoets van reliëf afgenomen
worden tijdens het eerste uur. Alle klassen zijn ook op terreinonderzoek geweest.
- Na dit thema wordt er een beheersingstoets afgenomen en gaat men over in thema 4: weer en
klimaat.
Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is)
- leerlingen hebben de gesteenten grind, Leem, zand en klei al gezien in vorige thema’s maar
kunnen de eigenschappen nog niet opsommen.
- leerlingen kunnen de leemstreek in België aanduiden op kaart.
Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit
- sommige leerlingen hebben al eens kennis gemaakt met de gesteenten zand en klei. Zand
herkennen ze bij de zandstranden. Ervaringen met klei kunnen opgedaan zijn bij het knutselen.
- sommige leerlingen kunnen bepaalde gesteenten herkennen aan de gesteentes die ze kunnen
terug vinden in hun huis.
Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, …
In deze klas zitten een aantal sterke leerlingen.
Deze klas werkt over het algemeen ook heel goed mee.
DIDACTISCHE VERANTWOORDING
Welke (vak)didactische principes en werkvormen komen in je les
aan bod? Waarom kies je voor deze aanpak?
Een blokuur is lang voor lln. Daarom wordt er tussen de 2 lesuren in een korte pauze gegeven. De
eerste 20 minuten moeten de lln nog een test afmaken van het vorige hoofdstuk, daarna start ik
met een korte inleiding over de zoutmijn in Polen. De lln hebben de kans om op uitwisseling te
gaan naar Polen later in dit schooljaar. 1 van de uitstappen die zij daar gaan maken is de zoutmijn
in Polen. Ik toon hiervoor een zoutsteen uit deze mijn om het onderwerp ‘gesteente’ in te leiden.
Eerst overlopen we de lossen gesteenten en daarna de vaste waarna de lln zelf aan de slag kunnen
gaan met determineren. Met behulp van 2 filmpjes wordt er ook afgewisseld van werkvorm tussen
het overlopen. Na het determineren laat ik nog enkele interessante gesteenten zien om de
interesse nog wat op te wekken. Daarna ga ik over op bodem en ondergrond waarna de lln per 2
oefeningen kunnen maken.
EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN
Situering in de eindtermen: (Vakoverschrijdend en/of vakgebonden)
3. Het natuurlijk milieu
3.1 Bodem en ondergrond
De leerlingen kunnen
ET 9 enkele gesteenten op monsters benoemen op basis van proefondervindelijke waarnemingen.
ET 10 bodem en ondergrond in een ontsluiting of op een afbeelding onderscheiden.
ET 11 in de eigen omgeving bouwmaterialen in verband brengen met gesteenten of de verwerking
ervan.
De leerlingen
ET *28 leren aandacht hebben voor en dragen bij tot de leef kwaliteit van de eigen omgeving.
Situering in het leerplan:
4.5 oppervlaktegesteente, bodem en ondergrond
1 Op monsters enkele gesteenten uit de eigen leefruimte en België (of elders uit Europa) op basis
van eenvoudige proefjes herkennen en benoemen.
2 (U) Aan de hand van fossielen aantonen dat er vroeger andere levensvormen voorkwamen.
5 Onderzoeken waar de belangrijkste oppervlaktegesteenten van België en/of eigen leefruimte zich
bevinden.
6.1 Op het terrein (= in een ontsluiting) of op een foto de begrippen oppervlaktegesteente, bodem
en ondergrond herkennen en op een schets aanduiden.
7 In de eigen leefruimte en België bouwmaterialen in verband brengen met gesteenten of de
verwerking ervan.
8 Op het terrein of op foto’s de landschappelijke en ecologische gevolgen van de ontginning van
gesteenten vaststellen.
ALGEMEEN LESDOEL
Lesuur1: Leerlingen kunnen gesteenten herkennen en benoemen a.d.h.v. een determineertabel.
Lesuur2: leerlingen kunnen voorbeelden en toepassingen van de geziene gesteenten opsommen.
SCHOOLAGENDA
(Van de leerlingen. Verwijs naar het werkblad en/of de pagina’s in het werk- en/of handboek.)
- Verdiepingstoets het reliëf
- Gesteenten herkennen en benoemen
- Bodem en ondergrond
BRONNEN (Noteer alle gebruikte bronnen, volgens BIN.)
- COPPENHOLLE, J., VAN MOL, R., VERSTAPPEN, H., GAEREMYNCK, V., APPELMANS, G., VAN
BROECK, C., geogenie 1, handleiding, de boeck, Antwerpen, 2009, 195 blz.
- GOYVAERTS, E., VERSPAGEN, F., horizon, handleiding, plantyn, Mechelen, 2010, 120 blz
- http://docweb.khk.be/Greet%20Cuyt/web1stejaar/gesteenten.htm
- COPPENHOLLE, J., VAN MOL, R., VERSTAPPEN, H., GAEREMYNCK, V., APPELMANS, G., VAN
BROECK, C., geogenie 1, de boeck, Antwerpen, 2009, 195 blz.
- GOVAERTS, E., VERSPAGEN, F., meridiaan, plantyn, Mechelen, 2010, 136 blz.
- SIEWAK-SOJKA, Z., Cracow, Pascal, Bielsko-Baila, 2007, 111 blz.
MEDIA
Fossielen: zee-egel, ammoniet, schelp, slak
Ijzerzandsteen
Vulkanische gesteenten
Kwarts
Zoutsteen
Chalcopyriet
Koraalkalksteen
werkboek
koraalkalksteen
In klas aanwezig:
Grind, zand, leem, klei
Verschillende vaste gesteenten Kwarts, kwartsiet, kalksteen, leisteen, vuursteen, krijt,
conglomeraat
Lesfase 2:
25’
We hebben 4 verschillende losse gesteenten gezien
maar hoe kunnen we nu de naam van een vast
gesteente te weten komen?
OLG:
Lk laat kalksteen zien.
-
Om de naam van dit gesteente te weten te
komen, moeten we dan bij de losse of vaste
gesteenten kijken?
Lk laat druppel zuur op kalksteen druppelen.
Lln kunnen met
behulp van enkele
experimentjes en
de
determineertabel
vaste gesteenten
determineren.
(C4)
-
Kalksteen
HCL
Ook
met
behulp
van
de
determineertabel kunnen we de namen
en enkele eigenschappen van vaste
gesteenten achterhalen.
Wat gebeurt er met het gesteente?
Welke tak in de determineertabel zouden we
dan moeten volgen?
Hoe kunnen we nu weten of het krijt of
kalksteen is?
Lk verteld dat we niet met een nagel op de steen
gaan krassen maar d.m.v. er over te wrijven kan je
ook zien of de steen afgeeft.
Het gesteente geeft niet af, welk gesteente is
het?
Lk laat kwartsiet zien. Het gesteente lost niet op met
zuur
De andere
gesteenten van
de klas
Krijt: bruis op met zuur, broos, geelwit.
Kalksteen: bruist op met zuur, harder
dan een nagel. Bv in vensterbanken,
kan fossielen bevatten.
-
-
Welke tak moeten we dan volgen?
Zie je de korrels?
Kan je ze ook voelen?
Welk gesteente is het?
Groepswerk:
Conglomeraat: zichtbare grindkorrels.
Zandsteen:
voelbaar.
Kwartsiet:
voelbaar.
korrels
korrels
zichtbaar
zichtbaar,
en
niet
Leisteen:
geen
zichtbare
korrels,
krasbaar met metaal. Bv in dakpannen
Lln mogen in groepjes gaan zitten, elk groepje krijgt
1 gesteente dat ze determineren. Daarna worden de
gesteenten door geschoven. Lln krijgen telkens 2
min om het gesteente te determineren. De
oplossingen klassikaal overlopen doordat een lln
telkens de stappen van de determineertabel
overloopt.
OLG:
-
-
-
Wie heeft er de conglomeraat?
Wat zien je aan de samenstelling van dit
gesteente?
Dit gesteente is opgebouwd uit een los
gesteente, welk los gesteente zou dit zijn?
Kwarts:
geen
zichtbare
korrels,
witgrijs, niet krasbaar met metaal. Kan
aders bevatten.
Conglomeraat
Wb p 62 - 63
Zandsteen
Wie heeft er de zandsteen?
Uit welk los gesteente zou zandsteen zijn
opgebouwd?
Waarvoor gebruikte men vroeger
ijzerzandsteen?
Wie heeft er de leisteen?
Uit welk gesteente zou leisteen zijn
opgebouwd?
Waarvoor gebruikte men vroeger en nu nog
leisteen?
- Wie heeft er de kalksteen?
- Welke afdrukken zie je in deze kalksteen?
- Hoe noemen we deze afdrukken?
- Waarvoor kan kalksteen gebruikt worden?
Lk legt een mogelijke oorsprong uit, laat een
koraalkalksteen en enkele bijzondere fossielen zien.
-
of vloertegels.
Wie heeft er de krijtsteen?
Leisteen
Kalksteen
Vuursteen of silex:
korrels,
grijszwart
randen). Niet krasbaar
werd vroeger gebruikt
om vuur te maken.
geen zichtbare
(met
scherpe
met metaal. Dit
voor wapens en
-
Geef eens een toepassing van wat er van
deze krijtsteen gemaakt kan worden.
Waar kan je krijtsteen terug vinden?
- Wie heeft er de kwartsiet?
Kwartsiet kan verwerkt worden in gevels.
-
Wie heeft er de kwarts?
Waar kan je kwarts in losse vorm terug
vinden?
Wat kan er gemaakt worden met kwarts?
- Wie heeft er de vuursteen?
- Waarvoor werd deze vroeger gebruikt?
Lk demonstreert een klein vonkje tussen de
vuursteen en kwartsiet.
Krijtsteen
Kwartsiet
Kwarts
Vuursteen
Fossiel zee-egel,
Lk toont nog enkele speciale vulkanische gesteenten, slak en schelp,
lk vertelt dat ze dit niet moeten kennen maar dat het vulkanische
gesteenten.
wel interessant is om eens te zien.

Reflectie hoekenwerk:
Ik heb deze les voor een hoekenwerk gekozen omdat dit de beste manier was voor de leerlingen om
de verschillende gesteenten te bestuderen. Wanneer ik alle gesteente gewoon zou laten zien of
doorgeven in de klas zou het effect verloren gaan. Eerst en vooral omdat bij het gewoon laten zien
van het gesteenten de details niet zichtbaar zijn en de leerlingen niet kunnen voelen. Wanneer ik de
gesteenten zou doorgeven in de klas zou dit te lang duren. Hier komt dan ook nog eens bij kijken dat
wanneer de leerlingen de steen in handen krijgen ze even meer met deze steen bezig zijn en niet
opletten. Tegen dat de steen bij de laatste leerlingen is aangekomen zou ik ook al aan de uitleg van
de volgende steen bezig zijn wat voor verwarring zou kunnen zorgen. Vandaar dat ik gekozen heb
voor een hoekenwerk. Leerlingen kunnen in groepjes de gesteenten bestuderen en determineren.
Om de 2 minuten worden de gesteenten doorgeschoven zodat alle leerlingen de verschillende
gesteenten al in handen gehad hebben. Na het groepswerk overloop ik vooraan alle gesteenten nog
eens en geef enkele toepassingen in het dagelijks leven van deze gesteenten.
Het hoekenwerk verliep heel vlot, de meeste leerlingen hadden alle gesteenten in handen gehad. De
timing van het hoekenwerk werd grotendeels gerespecteerd, het duurde iets langer dan voorzien.
Het grootste minpuntje was dat de leerlingen heel rumoerig waren. Ze deden wel wat ze moesten
doen maar met te veel lawaai. Dit zou ik kunnen oplossen door een timer op te stellen (internet/
wekker/ …), de leerlingen gaan hierdoor meer de tijdsdruk voelen. Ze gaan meer met de gesteenten
bezig zijn en minder praten tussendoor.
ET 9: wordt hier gerealiseerd. De leerlingen krijgen gesteenten en determineren dit.
ET11: wordt ook aangehaald tijdens de overloping van het groepswerk. Bv het kwartszand op de
Halve Maan in Diest.
De bedoeling van dit groepswerk was dus dat de leerlingen verschillende gesteenten van België
herkennen en benoemen a.d.h.v. een determineertabel.

Voorblad simulatiespel:
Zie lesvoorbereiding opdracht geografische werkbladen.

Reflectie simulatiespel:
Na een korte inleiding over industrie en de belangrijke vestigingsfactoren voor industrie, vertelde ik
dat we nu zelf eens een plaats gaan bestuderen en dat zelf mochten zoeken waar het het beste zou
zijn om een industrieel bedrijf op te starten. Dit deden we a.d.h.v. het simulatiespel Noigeren in
Afosu. Het is een leuke manier voor leerlingen om te ontdekken welke vestigingsfactoren voor welke
periode belangrijk waren voor de industrie. Zo konden ze ook zien, wanneer ze ondervonden hadden
dat deze regio eigenlijk de Manufacturing Belt in het NO van Amerika was, dat er een verschuiving
was van de industrie doorheen de jaren. Dit simulatiespel staat in sommige handboeken van het
secundair uitgelegd. Ik heb mij daarom ook geïnformeerd in deze handboeken en de kaarten
gebruikt voor het maken van mijn spel.
De leerlingen hadden onmiddellijk de bedoeling van het spel door na mijn uitleg. Sommige leerlingen
hadden al wel door dat ‘Noigeren in Afosu’ niet bestond maar wisten niet welk gebied dit dan wel
zou kunnen zijn. Ik vermoed dat de leerlingen het spel fijn vonden aangezien ze goed meewerkten.
Het was ook een heel andere manier van werken omdat ze niet door hadden dat ze eigenlijk over
een gebied bezig waren dat echt bestaat. Om er dan achteraf achter te komen dat dit vroeger echt zo
was, wekte natuurlijk wel interesse bij de leerlingen. Ik moest ze af en toe wel aanmoedigen om
verder te werken aan het spel in minder tussendoor te praten. Soms was dit moeilijk aangezien ik
deze les bv het laatste lesuur vrijdag moest geven. De volgende keer kan ik ook de plaats ‘Noigeren
in Afosu’ beter benadrukken want ik had soms het gevoel dat niet alle leerlingen met het omdraaien
van de kaart weg waren. Dit kon ik oplossen door in het begin expliciet te vermelden dat het de regio
Noigeren in Afusu is, daarna vraag ik de leerlingen om hun laatste kaartje om te draaien en hun atlas
te nemen op Noord-Amerika, welke gelijkenissen zie je? Om er zo aan te komen dat dit eigenlijk de
Manufacturing Belt is in NO- Amerika.
De bedoeling van dit spel was dat de leerlingen de verschillende vestigingsfactoren (konden ze terug
vinden in de informatieve tekstjes) ook konden toepassen. Door deze toe te passen, waren ze
eigenlijk ook de kenmerken van de industrie in de VS aan het zoeken ( leerplandoel 2.1). Dit werd
dan ook nog bevestigd bij de nabespreking van het groepswerk. Ze onderzochten ook de verschuiving
van de industrie doorheen de jaren ( belang van bepaalde vestigingsfactoren) en de impact van de
bevolkingsdichtheid in dit gebied.
4. Actualisering:
1. Voorbeeld van actuele cijfergegevens
Cijfers en foto’s over voeding
United States: The Revis family of North Carolina (Sure hope most American families eat more fresh
fruits and vegetables and less junk food than this family.)
Food expenditure for one week $341.98
Bhutan: The Namgay family of Shingkhey Village
Food expenditure for one week: 224.93 ngultrum or $5.03
SCHELLEMANS, A., ([email protected]) , What is eaten in 1 week?, e-mail aan VANSIMPSEN, Y.,
([email protected]), 2013-02-13
Lesfase 1:
15min
Je ziet nu dat we landbouwproducten vanuit de hele
wereld in onze rekken hebben liggen. Hoe zit dat
eigenlijk voor de winkelrekken in andere landen? Zijn
de voedselmogelijkheden in alle landen zo uitgebreid
als hier?
1: landbouw en voeding
1: landbouw en voeding
1.2 samenstelling van voeding.
1.2 samenstelling van voeding. OLG
Lk laat enkele foto’s van het voedselpakket
zien dat gezinnen uit verschillende landen in 1
week eten.


Lln kunnen de
herkomst van
verschillende
producten
aanduiden op
kaart. (C3)
Waar ligt Bhutan?
Vergelijk de voeding van de
verschillende landen eens met mekaar?
We kunnen voeding op 2 manieren vergelijken
namelijk op kwalitatief en kwantitatief aspect.
 wat bedoelt men met kwantitatief?
Lk legt het kwantitatief aspect uit.

Vergelijk de voeding eens op
kwantitatief aspect.

Wat bedoelt men dan met kwalitatief
aspect?
Lk legt het kwalitatief aspect uit.

Vergelijk het voedsel eens op kwalitatief
aspect.

Welke tekorten aan voedingsstoffen
heeft Bhutan?
Welke voedingsstoffen heeft Bhutan

Foto’s
Kwantitatief = de gemiddelde
hoeveelheid energie die we nodig hebben
per dag. (10000Kj/dag)
Kwalitatief = evenwichtige voeding, er
moet voldoende van de verschillende
bouwstenen (eiwitten, suiker, vetten, …)
aanwezig zijn.
In Amerika heeft men kwantitatief gezien
genoeg eten. Je kan zelfs van een
overschot spreken = kwantitatieve
overvoeding. Kwalitatief gezien hebben
ze een teveel aan suikers, vetten, vlees,
… maar een tekort aan het gezonde.
In Bhutan spreekt men over een
kwantitatieve ondervoeding omdat ze niet
komen aan hun gemiddelde hoeveelheid
energie. Kwalitatief gezien hebben ze ook
tekorten namelijk op vlak van suikers,
vetten, fruit, vlees, … Er is wel een
overvloed aan graangewassen.



Lln kunnen de
voeding in
verschillende
landen vergelijken
met mekaar op
kwalitatief en
kwantitatief vlak.
(C4)

kwalitatief genoeg?
Kan je van tekorten spreken in de VS?
Welke tekorten?
Van welke voedingsstoffen heeft men
een overvloed?
Wat kan je zeggen over het aantal
tekorten in Bhutan en de VS?
Kwalitatief ondervoed: Tropisch Afrika
Oefening 2 p8
Kwantitatieve ondervoeding: Messon Azië
 Wat stellen deze voedselrozen voor?
 Wat duidt de gele stippenlijn aan?
 Wat willen de uitspringende sectoren zeggen?
 Wat willen een inspringende sectoren zeggen?
Lln werken per 2 de oefening af, daarna klassikale
overloping. (5’)
Kwalitatieve en kwantitatieve
overvoeding: hoog ontwikkelde landen.



In welk land kan men spreken over een
kwalitatieve en kwantitatieve overvoeding?
Waar kan men vooral spreken over een
kwantitatieve ondervoeding?
Waar kan men vooral spreken over een
kwalitatieve ondervoeding?

Reflectie
Deze les ging over landbouw en voeding over heel de wereld. Ik vond deze foto’s zeer gepast om te
gebruiken. Ik had 2 uiterste foto’s genomen, de VS met veel en gevarieerd eten en Bhutan met
minder en ook minder gevarieerd eten. We bespraken deze foto’s op kwalitatief en kwantitatief vlak.
De leerlingen vonden het heel speciaal om zo de uiterste verschillen te zien. Ze wisten op voorhand
al dat je in Europa en de VS veel meer te eten had dan in minder ontwikkelde landen zoals Bhutan
maar nu konden ze het verschil ook echt zien. Ze konden niet alleen de verschillende hoeveelheden
en variëteiten zijn maar ook het prijsverschil, verschil in verpakking, grootte van de families, … Dit zijn
niet echt cijfergegeven (behalve de wekelijkse uitgaven) maar ze zijn wel actueel.
De leerlingen vonden dit een fijne in leiding op de volgende oefening waar ze 4 verschillende landen
op kwalitatief en kwantitatief vlak moesten vergelijken. Hier niet d.m.v. foto’s maar op basis van
cijfers. Het was daarom goed om eerst de foto’s te bespreken zodat de leerlingen een visueel beeld
hadden over de cijfers in de oefening.
2. Voorbeeld van DVD, Video of radio
2 Nieuwsfragmenten over ondervoeding
DE REDACTIE, droogte jaagt Oost-Afrikanen op de vlucht, internet, 2011-07-22,
(http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/videozone/archief/programmas/journaal/2.16787/2.16788/1.1072712)
DE REDACTIE, Somalië geteisterd door hevige watersnood, internet, 2012-10-04,
(http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/videozone/archief/programmas/journaal/2.24528/2.24529/1.1446841)
Lesfase 2:
25min.
We hebben al enkele voorbeelden aangehaald van
landen waar men met ondervoeding kampt. In welke
wereldgebieden kan men nu spreken over
ondervoeding spreken?
1: landbouw en voeding
1.3 Het voedselprobleem
Oefening 3 p10.

Lln kunnen enkele
oorzaken
opsommen hoe
voedseltekorten
ontstaan. (C3)
1: landbouw en voeding
Bestudeer de 1 kaart wat weergeeft de rode
kleur?
 Waar is de ondervoeding volgens deze kaart
het grootst?
 Wat is de naam van dit deel in Afrika?
 Bestudeer de 2e kaart, waar is de
ondervoeding volgens deze kaart het grootst?
 Wat weergeeft zo een stip?
 Wat stelt deze kaart dan voor?
Oefening 3 p11.








e
Omcirkel per kolom het hoogste cijfer.
Wat valt je op in de eerste kolom?
Wat bedoelt men juist met ‘aandeel
ondervoede inwoners’?
Wat is het hoogst in de 2e kolom?
Wat wil dat zeggen?
Wat is het hoogst in de 3e kolom?
Wat wil dat zeggen?
Hoe komt het dat het aandeel in Sub-SaharaAfrika het grootst is maar toch heeft Moesson
Azië de meeste ondervoede inwoners
Hoe komt deze ondervoeding nu tot stand? In dit
1.3 Het voedselprobleem
Het aandeel ondervoede inwoners
(percentage op basis van de bevolking
per land) Is in Sub-Sahara-Afrika het
grootst. Het aantal ondervoede inwoners
(aantal op basis van de wereldbevolking)
is in Moesson Azië het grootst. Moesson
Azië telt het grootst aantal inwoners en
ondanks het lager percentage is het
absolute aantal het grootst in MoessonAzië
filmpje zien jullie enkele redenen.
Filmpje 1:
Filmpje 1+2:
Filmpje 1:
http://www.dere
dactie.be/cm/vrt
nieuws/videozon
e/archief/progra
mmas/journaal/
2.16787/2.1678
8/1.1072712
Mensen in de hoorn van Afrika vlucht
van Somalië naar Kenia vanwege
burgeroorlogen en droogte. De
droogte zorgt voor een water tekort
(drinkwater + landbouw). Aan de
grens van Kenia kunnen ze eten
krijgen.


Waar liggen Somalië en Kenia?
Waarom vluchten Afrikanen van Somalië
naar Kenia?
 Wat is de invloed van de droogte op hun
levensvoorzieningen?
Filmpje 2:
Lln kunnen
a.d.h.v.
cijfergegevens
achterhalen waar
het grootste
voedseltekort is en
waar het grootste
procent van de
bevolking
ondervoed is. (C3)
Het tegenovergestelde is minstens
even erg. Een overvloedige regenval
http://www.dere op de kurkdroge bodem zorgt voor

dactie.be/cm/vrt overstromingen die alles op hun weg
nieuws/videozon vernielen en meesleuren. Het water

e/archief/progra vloeit gewoon weg en vernield de
mmas/journaal/ landbouwgronden. Het water krijgt

2.24528/2.2452 niet de tijd om in de bodem te
9/1.1446841
dringen waardoor het na de regenval
 Welke 3 plaatsen denk je dat nu het zinvolste
snel terug kurk droog zal zijn.
is beter te bestuderen?
Lk legt uit welke regio’s we volgende lessen beter
gaan bestuderen.


Wat is er hier gebeurd?
Hoe komt het dat het water niet in de
bodem dringt?
Welke invloed heeft dit op hun
landbouw?
Heeft enkel Afrika te maken met
hongersnood?
Welke landen nog?

Welke factoren spelen een rol bij het telen
van een bepaald landbouwproduct?
filmpje 2:

Reflectie
Dit deeltje behoorde ook tot de les over landbouw en voeding in de wereld. Deze
nieuwsuitzendingen had ik gebruikt om de leerlingen redenen te laten zoeken hoe ondervoeding tot
stand kan komen. Zo wisten leerlingen niet alleen in welke landen men van ondervoeding kan
spreken maar ook wat de hoofdzakelijke redenen daarvan zijn. In deze 2 uitzendingen konden
leerlingen niet alleen de droogte als oorzaak terug vinden maar ook burgeroorlog en een korte
periode overvloedige regenval. Het onderwerp over de hongersnood in Somalië is nog heel actueel,
de leerlingen, herkenden het onderwerp ook meteen van in het nieuws.
Een filmfragment werkt ok altijd heel rustgeven op de leerlingen, wanneer de leerlingen naar deze 2
nieuwsuitzendingen keken, werd de klas helemaal rustig en stil. Ze konden daarna ook zonder
moeite de 3 factoren uit het filmpje opsommen. Sommige beelden en getuigenissen waren soms erg
om te horen, maar ze lieten geen te erge beelden zien. De leerlingen namen dit onderwerp dan ook
serieus op.
3. Actueel krantenbericht, tijdschrift, …
Artikel paardenvleesschandaal
DE REDACTIE, paardenvleesschandaal, internet, 2013-02-15,
(http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/mediatheek/programmas/journaal/2.26732/2.26733/1.15
49958)
Lesfase 2:
50 min
Voedselproducten komen dus niet zomaar in de
winkel te liggen. Ze komen van een landbouwbedrijf.
Wat is nu een landbouwlandschap en welke
verschillende landbouwlandschappen bestaan er?
1. Landbouwtypes herkennen.
- Wie kan er enkele soorten landschappen
opsommen?
Lln maken oefening 1 werkbladen
2. Landbouwtypes herkennen.
Welk soort landschap kunnen we op de eerste
foto zien?
- Welk soort landschap op de 2e foto?
- Welk soort landschap op de 3e foto?
- Welk soort landschap op de 4e foto?
- Benoem eens enkele landschapselementen
die je kan terug vinden op een
landbouwlandschap.
Lln maken oefening 2 werkbladen. Daarna
verbetering.
-
Lln kunnen een
landbouwlandschap
herkennen tussen
verschillende
soorten
landschappen. (C3)
Wie kan er enkele producten opsommen die
op een landbouwbedrijf geproduceerd kunnen
worden?
- Produceert elk landbouw bedrijf op deze
foto’s hetzelfde?
Er bestaan dus verschillende soorten
landbouwbedrijven, we gaan nu onderzoeken hoe we
deze kunnen herkennen.
-
Foto akkerbouw…. (OLG)
Lln kunnen een
Foto tuinbouw… (OLG)
Akkerbouw:
…
akkerbouw bedrijf
omschrijven. (C3)
Lln kunnen
omschrijven welk 3
soorten
landbouwproducten
er op een
akkerbouw bedrijf
geproduceerd
kunnen worden en
hiervan een
voorbeeld geven.
(C3)
Lln kunnen een
tuinbouw bedrijf
omschrijven en
minstens 3
producten
opsommen die er
geproduceerd
kunnen worden.
(C3)
Lln kunnen een
veeteelt bedrijf
omschrijven en
minstens 3 soorten
vee opsommen die
er geproduceerd
worden. (C3)
Foto veeteelt.
Tuinbouw:
Wat wordt er hier geproduceerd?
…
Welk soort landbouwbedrijf zou dit kunnen
Veeteelt: is gespecialiseerd in de productie
zijn?
- Geeft hier eens enkele voorbeelden van.
van dieren bv pluimvee, varkens, koeien, …
- Welk verschil zie tussen de kweekplaats van
Dieren die voornamelijk in hokken leven en
de varkens?
die vetgemest worden zijn hokdieren. Dit
- Op welke manier kan je de het meeste vee
wordt intensieve veeteelt genoemd omdat e
produceren op de kleinste oppervlakte?
veel vee op een kleine oppervlakte
- Welk is het intensiefste?
gekweekt wordt. Wanneer de dieren voldoen
- Hoe noemen we de dieren die in hokken
leven?
aan de regels voor biologisch vee hebben ze
- Onder welke naam wordt het vee verkocht in
voldoende ruimte om te bewegen, leven ze
de winkels dat veel ruimte kreeg om te leven,
http://www.yout niet in hokken en worden ze niet met
geen medicijnen kregen, … ?
ube.com/watch? medicijnen behandeld om bv sneller dik te
Filmpje
v=aMfSGt6rHos worden. De boer moet meer zorg dragen
voor het vee.
- Wat doet de boeren om meer dieren te
produceren op een kleinere oppervlakte?
- Hebben de dieren nog veel ruimte om te
leven?
- Wat gaat de boer doen om de dieren sneller
dik te laten worden?
- Dit is intensieve veeteelt of bio-industrie, wat
beseft de boer na een tijdje?
- Wat gaat hij doen?
- Onder welke naam liggen deze
vleesproducten in de winkel?
-
Poster +
-
Wie kan er wat vertellen over het
paardenvleesschandaal?
Filmpje paardenvleesschandaal. + poster
-
Waar komt dit paardenvlees vandaan?
Wat heeft het Spaanse bedrijf
http://www.dere
dactie.be/cm/vrt
nieuws/mediath
eek/programma
s/journaal/2.267
32/2.26733/1.1
Lln kunnen het
verschil tussen
biologische en
intensieve veeteelt
vertellen. (C2)
-
Lln kunnen een
gemengd
landbouwbedrijf
omschrijven en
hiervan een
voorbeeld geven.
(C3)
-
-
‘spanghero’ gedaan?
Waarvoor veranderde het bedrijf
paardenvlees in rundsvlees?
Welke rol speelde ‘comigel’?
In welke producten kon je het
paardenvlees hier in België terug
vinden?
Welke weg heeft het paardenvlees in
totaal afgelegd tot hier in België?
Wat willen ze vanaf nu invoeren dat ook
op de etiketten van de verpakking moet
staan?
Welk gevolg kan dit hebben voor de
export van onze veeteelt?
Foto gemengde landbouw… (OLG)
549958
Gemengd landbouwbedrijf:
Een landbouwbedrijf waarbij 2
landbouwactiviteiten gecombineerd worden.

Reflectie:
Om te voorkomen dat ik het artikel over het paardenvleesschandaal zou moeten doorgeven in de
klas, heb ik het digitaal in de ppt gezet. Zo kon iedereen het duidelijk zien en ging er geen tijd en
uitleg verloren bij het doorgeven van het krantenartikel. Dit artikel sloot aan op het landbouwtype
veeteelt. De leerlingen konden duidelijk de weg zien van de slachtplaats tot in de Belgische/
Nederlandse/ … winkels. Zo konden ze dit ook in verband brengen met de CO2-uitstoot gedurende
deze hele weg. Ook de gevolgen van dit voorval voor de veeteelt in België en andere nabijgelegen
landen werden besproken. De leerlingen konden zelf op voorhand al veel vertellen van het
paardenvleesschandaal. Dit kwam omdat het heel actueel was en vaak in het nieuws besproken
werd. Dit maakte het ook fijner voor de leerlingen omdat ze zelf hun kennis en mening hierover
konden vertellen. Ze wisten natuurlijk het fijne er allemaal niet van maar konden het wel in grote
lijnen vertellen. Nadat ik de uitzending had laten zien waren de leerlingen wel verschoten over de
afstand dat het vlees maakte voordat het in onze winkelrekken komt te liggen. Ook bij de gevolgen
door het schandaal voor e-onze veeteelt waren de leerlingen wat versteld omdat ze niet wisten dat
dit ook gevolgen voor onze veeteelt zou kunnen hebben. M.b.v. de uitzending kon ik wel dieper
ingaan op het schandaal.
Algemeen was het vermelden van dit artikel wel een goed idee, het trok de aandacht van de
leerlingen, zorgden dat ze hun eigen idee konden inbrengen en motiveerde hen bij het kijken van de
uitzending. Het schepte ook wat verwondering bij de leerlingen.
5. Bordschema:
Dit bordplan behoord tot de les over Landbouw in Sub-Sahara-Afrika. De 2 tekeningen op de rechteren linkerkant van het bordt behoren tot de leerstof van de 3e graad. De leerkracht zei me dat ik dit
even kort mocht uitleggen als de klas dat toeliet. Ik maakte hier bij kort een schets zodat de
leerlingen het toch iets beter konden begrijpen. Op het middenbord vindt je de lesstructuur terug.
Als eerste situeren we de Sub-Sahara-Afrika. Na de situering bekijken we de fysische
omstandigheden van Afrika en voornamelijk van Sub-Sahara-Afrika. Als eerste het reliëf waarbij er
een klein stukje over bodemspreiding aan te pas komt. Dit legde ik uit met een iets duidelijkere
schets als op het bordschema weergeven staat. Het was namelijk niet zo gemakkelijk om de schets
op met de computer te maken. Op mijn schets waren de verschillende delen benoemd zoals:
aardkorst, lithosfeer, magma, vulkaan en meer.
We gingen verder met de fysische factor neerslag. ook hier kwam een klein stukje leerstof van de 3 e
graad in voor over zenitale regens en de ITC-zone. Ook hier heb ik kort een schets gemaakt. Ik
vertelde de leerlingen ook telkens eerst dat ze deze leerstof niet moesten kennen maar dat ik het wel
even wilde uitleggen. Het voorbeeld over de bodemspreiding was heel fascinerend voor de
leerlingen. Ze wisten niet dat Zuid Amerika vroeger tegen Afrika lag en dat ze uitmekaar gegaan zijn
door deze bodemspreiding. Hiermee had ik zeker de aandacht van de leerlingen getrokken. Bij de
zenitale regens en ITC-zone was het iets minder gemakkelijk. De leerlingen begrepen het niet zo goed
waardoor er verschillende afhaakten. Wanneer ik dit merkte hield ik het zo kort mogelijk om daarna
gewoon met de leerstof verder te gaan.
De schetsen hebben hier zeker geholpen. Ik denk niet dat de leerlingen er iets van begrepen zouden
hebben als ik deze schetsten niet getekend zou hebben. Daarom heb ik ook dit bordplan gekozen,
het was een bordplan waar ik 2 schetsen in tekende, dit hadden mijn andere bordschema’s niet.
Deze les had ik dus veel gebruik gemaakt van het bord.
6. Geografisch beeld:
LESONTWERP
ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING
Naam: Yamina Vansimpsen
Campus Heverlee
Hertogstraat 178
3001 Heverlee
Tel. 016 375600
www.khleuven.be
Vakkencombinatie: biologie - aardrijkskunde
Stagebegeleider DLO: Mevr. schellemans
School: DMS Diest
Les gegeven door: Yamina Vansimpsen
Onderwijsvorm: A -stroom
Vak: aardrijkskunde
Richting: gemengde klas
Onderwerp: oppervlaktegesteente, bodem en
ondergrond
Klas: 1F
Lokaal: 3
Aantal leerlingen:
Vakmentor: Mr. Augustijnen
Datum/Data: 22/02/2013
Lesuur/-uren: 08:30 – 10:10
BEGINSITUATIE
Situering in de lessenreeks
- Dit is thema 3: bodem en ondergrond. (3 lestijden)
Het is de eerste les die alle klassen krijgen over bodem en ondergrond.
- ‘landschapen kaart’ is in thema 1 aan bod gekomen en ‘reliëf’ in thema 2. Alle klassen hebben
deze thema’s al gezien. Enkel in 1F moet er nog een beheersingstoets van reliëf afgenomen
worden tijdens het eerste uur. Alle klassen zijn ook op terreinonderzoek geweest.
- Na dit thema wordt er een beheersingstoets afgenomen en gaat men over in thema 4: weer en
klimaat.
Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is)
- leerlingen hebben de gesteenten grind, Leem, zand en klei al gezien in vorige thema’s maar
kunnen de eigenschappen nog niet opsommen.
- leerlingen kunnen de leemstreek in België aanduiden op kaart.
Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit
- sommige leerlingen hebben al eens kennis gemaakt met de gesteenten zand en klei. Zand
herkennen ze bij de zandstranden. Ervaringen met klei kunnen opgedaan zijn bij het knutselen.
- sommige leerlingen kunnen bepaalde gesteenten herkennen aan de gesteentes die ze kunnen
terug vinden in hun huis.
Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, …
In deze klas zitten een aantal sterke leerlingen.
Deze klas werkt over het algemeen ook heel goed mee.
DIDACTISCHE VERANTWOORDING
Welke (vak)didactische principes en werkvormen komen in je les
aan bod? Waarom kies je voor deze aanpak?
Een blokuur is lang voor lln. Daarom wordt er tussen de 2 lesuren in een korte pauze gegeven. De
eerste 20 minuten moeten de lln nog een test afmaken van het vorige hoofdstuk, daarna start ik
met een korte inleiding over de zoutmijn in Polen. De lln hebben de kans om op uitwisseling te
gaan naar Polen later in dit schooljaar. 1 van de uitstappen die zij daar gaan maken is de zoutmijn
in Polen. Ik toon hiervoor een zoutsteen uit deze mijn om het onderwerp ‘gesteente’ in te leiden.
Eerst overlopen we de lossen gesteenten en daarna de vaste waarna de lln zelf aan de slag kunnen
gaan met determineren. Met behulp van 2 filmpjes wordt er ook afgewisseld van werkvorm tussen
het overlopen. Na het determineren laat ik nog enkele interessante gesteenten zien om de
interesse nog wat op te wekken. Daarna ga ik over op bodem en ondergrond waarna de lln per 2
oefeningen kunnen maken.
EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN
Situering in de eindtermen: (Vakoverschrijdend en/of vakgebonden)
3. Het natuurlijk milieu
3.1 Bodem en ondergrond
De leerlingen kunnen
ET 9 enkele gesteenten op monsters benoemen op basis van proefondervindelijke waarnemingen.
ET 10 bodem en ondergrond in een ontsluiting of op een afbeelding onderscheiden.
ET 11 in de eigen omgeving bouwmaterialen in verband brengen met gesteenten of de verwerking
ervan.
De leerlingen
ET *28 leren aandacht hebben voor en dragen bij tot de leef kwaliteit van de eigen omgeving.
Situering in het leerplan:
4.5 oppervlaktegesteente, bodem en ondergrond
1 Op monsters enkele gesteenten uit de eigen leefruimte en België (of elders uit Europa) op basis
van eenvoudige proefjes herkennen en benoemen.
2 (U) Aan de hand van fossielen aantonen dat er vroeger andere levensvormen voorkwamen.
5 Onderzoeken waar de belangrijkste oppervlaktegesteenten van België en/of eigen leefruimte zich
bevinden.
6.1 Op het terrein (= in een ontsluiting) of op een foto de begrippen oppervlaktegesteente, bodem
en ondergrond herkennen en op een schets aanduiden.
7 In de eigen leefruimte en België bouwmaterialen in verband brengen met gesteenten of de
verwerking ervan.
8 Op het terrein of op foto’s de landschappelijke en ecologische gevolgen van de ontginning van
gesteenten vaststellen.
ALGEMEEN LESDOEL
Lesuur1: Leerlingen kunnen gesteenten herkennen en benoemen a.d.h.v. een determineertabel.
Lesuur2: leerlingen kunnen voorbeelden en toepassingen van de geziene gesteenten opsommen.
SCHOOLAGENDA
(Van de leerlingen. Verwijs naar het werkblad en/of de pagina’s in het werk- en/of handboek.)
- Verdiepingstoets het reliëf
- Gesteenten herkennen en benoemen
- Bodem en ondergrond
BRONNEN (Noteer alle gebruikte bronnen, volgens BIN.)
- COPPENHOLLE, J., VAN MOL, R., VERSTAPPEN, H., GAEREMYNCK, V., APPELMANS, G., VAN
BROECK, C., geogenie 1, handleiding, de boeck, Antwerpen, 2009, 195 blz.
- GOYVAERTS, E., VERSPAGEN, F., horizon, handleiding, plantyn, Mechelen, 2010, 120 blz
- http://docweb.khk.be/Greet%20Cuyt/web1stejaar/gesteenten.htm
- COPPENHOLLE, J., VAN MOL, R., VERSTAPPEN, H., GAEREMYNCK, V., APPELMANS, G., VAN
BROECK, C., geogenie 1, de boeck, Antwerpen, 2009, 195 blz.
- GOVAERTS, E., VERSPAGEN, F., meridiaan, plantyn, Mechelen, 2010, 136 blz.
- SIEWAK-SOJKA, Z., Cracow, Pascal, Bielsko-Baila, 2007, 111 blz.
MEDIA
Fossielen: zee-egel, ammoniet, schelp, slak
Ijzerzandsteen
Vulkanische gesteenten
Kwarts
Zoutsteen
Chalcopyriet
Koraalkalksteen
werkboek
koraalkalksteen
In klas aanwezig:
Grind, zand, leem, klei
Verschillende vaste gesteenten Kwarts, kwartsiet, kalksteen, leisteen, vuursteen, krijt,
conglomeraat
Instapfase
5’
Lk stelt zich voor. Lk geeft lln de opdracht om hun
naam op het naamkaartje te schrijven en hun
agenda en werkboek te nemen.
Lk gaat met zoutsteen rond, laat lln de steen
onderzoeken.
-
-
Heeft er iemand een idee wat dit zou kunnen
zijn? (hint: proef eens aan de vingers
waarmee je de steen hebt vastgenomen)
Wie van jullie is er naar Polen geweest en wil
hier even kort vertellen over de zoutmijn?
Wat kan je daar allemaal zien?
Waar in Polen situeert deze mijn zich?
Wat is het verschil met het zout dat je in de
keuken thuis vindt?
Weet er iemand een andere manier hoe men
nog zouten kan winnen?
Zijn er nog gesteenten uit het dagelijks leven
die je weet? (hint: denk een aan je huis)
Lk vertelt dat we het vandaag gaan hebben over
gesteenten. We gaan enkele gesteenten zien die in
de natuur voorkomen en waarvoor deze gesteenten
eventueel gebruikt worden in het dagelijks leven. Lk
vraagt om de agenda en werkboeken te nemen.
Onderzoeksvraag: hoe kunnen we bepaalde
gesteente herkennen en waarvoor worden ze
gebruikt in het dagelijks leven?
Agenda:
- Verdiepingstoets het reliëf
- Gesteenten herkennen en benoemen
- Bodem en ondergrond
Zoutsteen
Keukenzout
Agenda,
werkboek
geogenie
Het gesteente dat rond gaat in de klas is
een zoutsteen. Dit gesteente is
ontgonnen onder een vaste vorm in de
zoutmijnen in Polen. (leerlingen hebben
de mogelijkheid om op uitwisseling te
gaan nar polen). Het zout dat we thuis
kunnen terug vinden komt echter niet
voor als een vast gesteente maar als een
los.
a) Digitale foto op een geografisch excursie
Zalen gemaakt uit zoutstenen.
Zelfs de lusters, grond, muren, …
zijn gemaakt uit dit gesteente.
Kunstwerken uit zout, ze
weergeven soms wat er
vroeger in de mijn gebeurde.
Mijngangen, in totaal 3 km aan
mijngangen
Spoorwegen om zoutstenen te
vervoeren
Hier kan je het grondwater zien
Deze foto’s zijn van uit de zoutmijn in Polen. Niet al de foto’s zijn zelf getrokken. Ik heb er ook 1
gehaald van uit een informatief boek. Het was eigenlijk niet toegelaten om foto’s te trekken in deze
zoutmijn. In de eerste graad van het DMS krijgen de leerlingen de mogelijkheid om op uitwisseling te
gaan naar Polen. Dit is voor een week, er mogen dan telkens 40 lln mee, deze leerlingen logeren dan
voor een week bij een gezin in Polen, het jaar daarna komt leerling uit het gezin in Polen een week
logeren bij jouw in België. De lln worden natuurlijk begeleid in Polen door Poolse leerkrachten en
enkele leerkrachten van het DMS zelf. Er wordt voor iedere dag iets voorzien: Een bezoek aan
Auschwitz, de zoutmijn, Warschau, projecten of seminaries in een Poolse school, …
In de zoutmijn zijn natuurlijk zoutstenen terug te vinden. ik bracht deze les over gesteenten een
zoutsteen mee. Deze zoutsteen gebruikte ik als inleiding, de leerlingen mochten de steen bestuderen
en daarna proberen te vertellen welk soort steen dit is. nadat ze enkele keren mochten raden gaf ik
hun de uitleg over de zoutmijn en de uitwisseling. De leerlingen waren verwondert dat zout gemaakt
werd uit zo een zoutsteen. Ze wisten niet dat dat zo groot kon zijn en dat er in deze zoutmijnen
effectief kunstwerken (beelden, vloeren, lusters, …) van zout gemaakt konden worden. Ook de
leerlingen in de klas die naar Polen zouden gaan waren al enthousiast.
b) Analyse en synthese van het beeld
Deze zoutmijn: wieliczka, gelegen in Krakau in Polen, is de oudste zoutmijn ter wereld. De zoutmijn
(Krakau) is gelegen in de bodem van het kwartair en late Perm. In het kwartair en Perm zijn er
verschillende zoutpijlers naar boven gekomen. Uit 1 daarvan is de zoutmijn ontstaan. Deze zoutmijn
was vroeger heel actief. Tijdens WO II was de zoutmijn in beslag genomen en werd ze nog voor veel
andere doeleinden gebruikt dan enkel het winnen van zout. De productie van zout is er stopgezet
wanneer er een overstroming plaats vond. Daarna werd het snel een toeristische attractie.
Fysische inputs: de fysische factoren van een zoutmijn zijn luchtpompen om de mijnwerkers van
zuurstof te voorzien ook waterpompen, waterpompen om het grondwater weg te pompen. Men had
werkkrachten nodig. Deze werkkrachten woonden dan in arbeidswoningen nabij de mijn.
Menselijke inputs: de mijn zelf is een menseljik element, de mens heeft deze mijn gebouwd om aan
zoutwinning te kunnen doen. Hiervoor had men dennenhout nodig om de gangen en zalen te
ondersteunen. Den heeft als goede eigenschap dat het kraakt wanneer er meer druk of beweging op
komt. Zo wisten de mijnwerkers dat de mijn mogelijk kon instorten. Wanneer de lift niet werkte
werden de werknemers met paarden omhoog getrokken. Elektriciteit was ook nodig voor het
voorzien van licht. Boren, ijzer en staal voor het maken de treinsporen en karren. Het uitzicht van het
landschap is ook drastisch verandert, je kon namelijk veel meer menselijke factoren in het landschap
terug vinden. Door het ontstaan van toerisme in de zoutmijn is dit alleen nog maar toegenomen. Er
kwamen winkels, musea, parkings, … aan deze zoutmijn.
c) Vormgeving: ppt
dia 1 (enkele kunstwerken)
dia 2 (zaal opgebouwd uit zoutsteen)
dia 3 (situering)
Download