Portfolio met verwerking van vakdidactische opdrachten 1. Geografische werkbladen Deze werkbladen heb ik gemaakt voor een les over industrie in de VS. Deze les deden we een simulatiespel met daarna een korte bespreking, een actueel voorbeeld en nog een deeltje over de industrie nu. Dit simulatiespel maakte ik a.d.h.v. het handboek Zenit. In dit handboek stonden informatieve tekstjes die ik kon gebruiken. Na het simulatiespel kwamen de leerlingen tot de conclusie dat het land gebruikt in het spel in werkelijkheid eigenlijk ook een plaats voorstelt. Wanneer ze dit wisten, werd alles vast gezet a.d.h.v. de echte plaats (Manufacturing Belt). Hierna gingen we verder met de verschuiving van de industrie nu in de VS (de Rustbelt). De oorzaken en gevolgen konden de leerlingen terug vinden in een informatietekst. Hierna werd er kort nog een actueel voorbeeld over Arcelormittal aangehaald. De leerlingen kunnen a.d.h.v. dit spel de kenmerken van een industrieregio in de USA beschrijven. De verticale en horizontale relaties met de lokalisatie van de industrie in de USA wordt hier ook aangehaald. Hierbij werden ook de redenen van de verschuivingen onderzocht. Het bestaan van stromen van goederen en personen wordt in de inleiding verteld. Ook werd het verband tussen de industrie en de bevolkingsdichtheid op deze plaatsen gelegd. 2. Toepassingen van ICT en informatica in de les aardrijkskunde. Voorblad opdracht 1: BEGINSITUATIE Situering in de lessenreeks Wdm bestaat uit 3 delen namelijk 1: landschappen en wereldkaart, 2: aantrekkelijke landschappen en toerisme en 3: verschillen tussen agrarische regio’s. Deze les behoort tot het 3 e deeltje. Verschillen tussen agrarische regio’s wordt in het wdm werkboek opgedeeld in 5 hoofdstukken: landbouw en voeding, landbouw in Sub-Sahara-Afrika, landbouw in Moesson-Azië, landbouw in de Verenigde Staten van Amerika en een synthese over de agrarische regio’s. Voor het hoofdstuk ‘landbouw in Sub-Sahara-Afrika’ hebben de leerlinge al een inleiding gekregen over de agrarische producten van de hele wereld. In de eerste graad werden de verschillende landbouwtypes gezien (akkerbouw, veeteelt, gemengde landbouw en tuinbouw). De leerlingen hebben toen ook het verschil tussen intensieven en extensieve landbouw gezien in Europa. Ze weten dus ook hoe een landbouwer kan intensiveren. Ook Voor een streek met weinig fysische beperkingen werd het verband gezocht tussen het landbouwtype, de bedrijfsoppervlakte en de bevolkingsdichtheid. Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is) - lln kunnen de verschillende landbouwtypes in Europa herkennen op een foto. - lln kunnen verklaren welke landbouwbedrijven intensiever zijn dan anderen. - lln kunnen verklaren waarom men op bepaalde plaatsen intensiever aan landbouw doet dan op andere plaatsen en dit in verband brengen met de bedrijfsgrootte. Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit - Lln kennen enkele producten afkomstig van Afrika. - Lln weten al d.m.v. foto’s, acties, … hoe de leefomstandigheden zijn in Afrika. - Lln kennen acties die producten op de markt brengen waarvoor de boeren een eerlijke prijs krijgen. - Lln kennen enkele producten waarvan de boeren in Afrika een eerlijke prijs krijgen. Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, … Rustigere klas, ze zijn met minder leerlingen. DIDACTISCHE VERANTWOORDING Welke (vak)didactische principes en werkvormen komen in je les aan bod? Waarom kies je voor deze aanpak? Door nog enkele kaarten te laten zien van vorige les herhaal ik kort in welke landen er een voedsel probleem is en waar die het grootst is. het thema over Sub-Sahara-Afrika leid ik in met enkele foto’s over de verschillende landbouwtypes en landschappen. Zo krijgen de leerlingen een beeld over deze regio en weten ze over welke landbouwtypes het zal gaan. Ook heb ik hier een actueel voorbeeld bijgevoegd over de hongersnood door droogte en oorlog in Somalië. EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN Situering in de eindtermen: (Vakoverschrijdend en/of vakgebonden) Kennis Leerlingen kunnen: 1 aan de hand van voorbeelden horizontale en verticale ruimtelijke relaties herkennen. 2 de eigenheid van regio's beschrijven aan de hand van natuurlijke en menselijke kenmerken. 3 aan de hand van regionale voorbeelden redenen opnoemen die de lokalisatie, de spreiding en de eventuele wijzigingen verklaren van: - landbouwactiviteiten; - industriële activiteiten; - tertiaire activiteiten. 4 verbanden leggen tussen levenswijze, cultuur en leefmilieu. Situering in het leerplan: 4.4 verschillen tussen agrarisch regio’s 2.1 De kenmerken van een traditioneel agrarisch landschap uit Sub-Sahara-Afrika (vroeger zwart Afrika genoemd) beschrijven aan de hand van natuurlijke en menselijke kenmerken, via beelden, kaarten en andere informatiebronnen. 2.2 De verticale en horizontale relaties herkennen in een landbouwland-schap. De landbouwactiviteiten verklaren vanuit de kenmerken van het natuurlijk milieu en de menselijke omstandigheden (zoals bevolkingsdichtheid, levenswijze …). ALGEMEEN LESDOEL Lln kunnen de fysische factoren van Sub-Sahara-Afrika die een invloed hebben op het landbouwtype verklaren. SCHOOLAGENDA (Van de leerlingen. Verwijs naar het werkblad en/of de pagina’s in het werk- en/of handboek.) 3. Verschillen tussen agrarische regio’s: landbouw in Sub-Sahara-Afrika. BRONNEN (Noteer alle gebruikte bronnen, volgens BIN.) - GOYVAERTS. E,. VERSPAGEN, F,. HELSEN, B., horizont handleiding, plantyn, Mechelen, 2010, 135blz - COX, K., LEYSEN, R., VAN BOVEN, M., WAUTERS, J., wdm handleiding, Hemiksem, 2010, p6-11 MEDIA - wdm - ppt - Google earth Lesfase 1 15min Landbouw is dus voor de afrikanen een belangrijke bron van inkomsten, het grootste deel van de bevolking is dan ook werkzaam in deze sector. We kunnen in Afrika een verschillende soorten landbouwtypes onderscheiden maar vandaag gaan we onderzoeken welke factoren het landbouwtype bepalen. Hdst 2: Landbouw in Sub-Sahara-Afrika. Hdst 2: Landbouw in Sub-Sahara-Afrika. 2.1 Situering 2.1 Situering Oefening 4 p 12, lln krijgen 2 min om oef te maken - Lln kunnen de Arabische wereld en Sub-SaharaAfrika situeren op een kaart van Afrika. Lln kunnen 4 factoren opsommen die het - Sub-Sahara-Afrika of zwart Afrika ligt ten zuiden van de Arabische wereld. Afrika ligt grotendeels tussen de keerkringen en de evenaar loop er centraal door. Hoe noemen we het grootste deel van Afrika? Ken je daar nog een andere naam voor? Hoe noemen we het deel boven Sub-SaharaAfrika? lengtecirkel loopt er in het midden door Afrika? Tussen welke 2 lengtecirkels ligt Afrika grotendeels? 2.2 fysische omstandigheden: OLG Wdm, atlas 2.2 fysische omstandigheden: OLG Wat bedoelen ze met fysische omstandigheden? Lk vertelt dat we de fysische omstandigheden: reliëf, neerslag, temperatuur en vegetatie gaan bekijken. De fysische omstandigheden spelen een rol bij het soort landbouwtype namelijk reliëf, neerslag en temperatuur. Het klimaat bepaalt dan grotendeels de vegetatie die er kan groeien en dus ook het landbouwtype. 1)Reliëf: Oefening 5 p 13: 1)Reliëf: - - Welke kaart ga je nemen om het reliëf van Afrika te onderzoeken? Bij het eerste puntje moeten jullie een Afrika is een groot plateau dat afdaalt van zuid naar noord. Er situeren zich landbouwtype bepalen. reliëfvorm invullen, welke reliëfvormen ken je? - wat bedoelt men met bekken? Lln krijgen 5min om de eerst 4 puntjes te maken. Daarna klassikale verbetering. Lln krijgen 2 min om de namen van de reliëfeenheden in de kaders te schrijven. De lk Google earth geeft een korte uitleg m.b.v. de doorsnede met google earth. Daarna mogen lln zelf aan de slag met de oefening. Klassikale verbetering. - Wat stelt het lijnstuk AB een stuk voor? Wat stelt puntje A voor? Wat zie je veel in het Afrikaans en Ethiopisch hoogland? - Waar op de reliëfdoorsnede bevinden deze vulkanen zich? - Wat ligt er tussen de vulkanen op de doorsnede? - Geef zo eens enkele voorbeelden van meren. - Wat stelt het 2e en 3e kader voor? - Wat stelt punt B voor? Het oosten wordt gekenmerkt als een breukgebied. - Lln kunnen de reliëfeenheden (bekken, gebergtes en hoogland) situeren op de kaart van Afrika. Lln kunnen verklaren welke reliëfvormen beter geschikt zijn voor landbouw dan - Wat wordt er bedoelt met een breukgebied? Lk legt bodemspreiding uit maar vermeldt dat dit leerstof is van het 6e jaar. - Hoe komt er water in deze slenken? Wat worden zo een slenken na miljoenen een aantal belangrijke bekkens en gebergtes in Afrika die het reliëf sterk beïnvloeden. Afrikaans en Ethiopisch hoogland (= breukgebied), Kongobekken, … Een breukgebied wordt gekenmerkt door horsten slenken en vulkanische activiteiten met een breuklijn, de slenken kunnen meren vormen. Vulkanische grond is erg vruchtbaar maar ook zeer riskant om op te wonen. Ook is het niet altijd gemakkelijk om op een helling aan landbouw te doen. andere. jaren? Dat is ook gebeurt met de Atlantische oceaan. Bij het volgende puntje zien jullie een schets van het Afrikaans en Ethiopisch hoogland. - Wat stellen de horsten voor? Wat zijn de slenken? Waar zie je de breuklijnen? Welk voordeel biedt vulkanische grond voor de landbouw? Wat zijn de nadelen van dit gebied? A B Reflectie Deze les ging over landbouw in Sub-Sahara-Afrika. Eerst werden de verschillende landbouw- en landschapskenmerken overlopen van Afrika. Daarna gingen we verder met Sub-Sahara-Afrika. Over de landbouw in Sub-Sahara-Afrika zelf hebben we het deze les zelf nog niet gehad. Deze les ging vooral over de fysische factoren die een invloed kunnen hebben op de landbouw in dit gebied. 1 van deze fysische factoren was het reliëf. De lln onderzoeken eerst het reliëf van Afrika a.d.h.v. een oefening in hun werkboek en de atlas. Daarna ga ik verder met de reliëfdoorsnede. Eerst leg ik de leerlingen uit wat het lijnstuk AB voorstelt. Ik leg hen uit dat ik deze doorsnede in google earth gemaakt heb. Bij deze reliëfdoorsnede vraag ik natuurlijk enkele vragen: Waar stellen de hoogste punten voor? Wat ligt er tussen deze 2 hoge punten? Wat stelt punt A voor? Wat stelt punt B voor? …. . Met behulp van deze reliëfdoorsnede kunnen de lln aan de slag gaan met de reliëfdoorsneden in hun werkboek waarbij ze de kaders moeten invullen. De reliëfdoorsnede was in het begin moeilijk voor de leerlingen om te begrijpen. Ze hadden eerst een luchtfoto van Afrika met daar het lijnstuk AB op en daar onder een doorsnede van het lijnstuk. Het was voor hen moeilijk om van een horizontaal vlak opeens naar een verticaal vlak te gaan. Na enige uitleg begrepen ze dit wel. Ik had natuurlijk ook kunnen laten zien hoe ik de reliëfdoorsnede gemaakt had in google earth maar dit koste veel meer tijd, het was ook niet zeker of er op de computer in het school wel google earth aanwezig was. Ik had dan een print screen in de ppt gezet zodat ik het beeld toch zeker had. De klas was ook iets te rumoerig om te laten kijken hoe ik een reliëfdoorsnede zou maken in google earth. Na de uitleg met reliëfdoorsnede lukte het goed om de oefening in het werkboek te maken. De demonstratie met google earth was dus goed verlopen. Voorblad opdracht 2: BEGINSITUATIE Situering in de lessenreeks ‘Londen alles in het groot’ behoort tot het thema bebouwing en bevolking. In dit hoofdstuk wordt Londen vergeleken met de Belgische stad Brugge op vlak van inwoner, oppervlakte, bevolkingsdichtheid, bezienswaardigheden, … Voor dit hoofdstuk zijn de volgende hoofdstukken over bebouwing en bevolking aan bod geweest: 1: Open ruimte en bebouwing in het landschap, 2: Bebouwing in je eigen leefruimte en 3: Soorten bebouwde kernen. De leerlingen hebben dus al een basis over bebouwing en bevolking. Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is) - lln kunnen een verklaren wat open ruimte en bebouwing is en aanduiden op een kaart/ foto. - lln kunnen de soorten bebouwde kernen opsommen, verklaren en aanduiden op kaart/ foto. - lln kunnen verklaren welke soort bebouwing ze in hun eigen leefomgeving hebben. Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit - sommige leerlingen zijn al eens in Londen geweest. - Sommige leerlingen herkennen iconen van Londen. Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, … 1B: leuke klas, beginnen wel te praten wanneer ze de kans krijgen. DIDACTISCHE VERANTWOORDING Welke (vak)didactische principes en werkvormen komen in je les aan bod? Waarom kies je voor deze aanpak? Bij dit thema kan je natuurlijk inpikken op de ervaringen van de leerlingen. Sommige leerlingen zijn al in Londen geweest of kennen toch enkele elementen vanuit Londen. Ik laat ook enkele sfeerbeelden van Londen zien om het hoofdstuk in te leiden. Daarna worden enkele oefeningen gemaakt bij het vergelijken van Londen en Bruggen op verschillende vlakken, deze oefening samen met nog een andere oefening over Londen zelf laat ik ze eerst zelf voorbereiden. Dit om een afwisseling te hebben omdat ik deze les zelf veel aan het woord ben. EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN Situering in de eindtermen: (Vakoverschrijdend en/of vakgebonden) Leerlingen kunnen: ET 1: een stedelijk landschap herkennen, beschrijven naar uitzicht en functies en eenvoudige observeerbare kenmerken ervan vergelijken met een stedelijk landschap elders. ET 26: een reëel landschap en beelden ervan met elementaire geografische termen beschrijven en deze op een overeenstemmende kaart aanwijzen. Situering in het leerplan: 4.7 bebouwing en bevolking 4.1 Kennismaken met een grote Europese stad door een eenvoudige vergelijking met een gekende Vlaamse stad op basis van uitgestrektheid en bevolkingsaantal. 4.2 Op basis van luchtfoto’s en kaarten de bebouwde kern van de Europese wereldstad structureren. 4.3 (V) Het belang van een grote Europese stad afleiden uit de wereldwijde aantrekkingskracht. ALGEMEEN LESDOEL Lln kunnen Brugge vergelijken met Londen en de functies van de belangrijkste delen van Londen verklaren. SCHOOLAGENDA (Van de leerlingen. Verwijs naar het werkblad en/of de pagina’s in het werk- en/of handboek.) 4: Londen, alles in het groot. BRONNEN (Noteer alle gebruikte bronnen, volgens BIN.) - COPPENHOLLE, J., VAN MOL, R., VERSTAPPEN, H., GAERMINCK, V., APPELMANS, G., VAN BROECK, C., geoginie 1 leerwerkboek, de boeck, Antwerpen, 2009, 160 blz. - VERBOUW, K., SNOECKS, K., BOGAERTS, M., GOOSSENS, S., VAN NIEUWENHUYZE, R., Topos 1 handleiding, die keure, Brugge, 2008. LEERMIDDELEN & MEDIA - ppt -Topos Lesfase: Lesfase 1: 15 min In Beide steden zijn verschillende toeristische trekpleisters te zien. We gaan nu eens kijken welke grote verschillen er tussen deze 2 steden zijn. 4. Londen alles groot. 4. Londen alles groot. 4.1 Londen is Brugge niet. 4.1 Londen is Brugge niet. Google earth Londen en Brugge. Welk verschil merk je op tussen Londen en Brugge? – Wat kan je zeggen over het aantal inwoners? – Welke gelijkenis zie je over de ligging van de stad? – Wat was vroeger de reden geweest dat mensen zich hier gingen vestigen? – Wanneer ik meer inzoom op deze steden welk verschil merk je op tussen de structuur van deze steden? – Hoe komt dat het stratenplan van Londen meer gestructureerd en ordelijker is dan Brugge? Foto van Londen en Brugge in de middeleeuwen. – Lln kunnen Brugge en Londen met mekaar vergelijke op vlak van inwoners, oppervlakte en bevolkingsdichthei d. (C4) Opdracht 4.1. lk legt uit dat Londen inderdaad groter is en meer inwoners heeft, we gaan dat nu eens berekenen. – – – Hoe ga je het verschil van inwoners tussen Bruggen en Londen berekenen? Hoe ge je berekenen hoeveel keer Londen groter is de Bruggen? Hoe ga je de bevolkingsdichtheid berekenen? Googlemaps Londen is veel groter dan Brugge, dit wil natuurlijk ook zeggen dat er meer inwoners in Londen zijn. Beide steden zijn gevestigd aan een rivier. Brugge aan het Boudewijnkanaal en Londen aan de Theems. Dit was vroeger gunstig omwille van de vruchtbare grond en vervoer via schepen. De reden waarom Londen een meer gestructureerd en ordelijk stratenplan heeft, is omdat Londen in de 2e WO bijna helemaal was plat gebombardeerd. De stad is dus helemaal heropgebouwd en was in een vernieuwendere vorm. Ook nu breidt de stad nog steeds fel uit. Brugge daarentegen is overeind gebleven tijdens de oorlogen waardoor je de middeleeuwse structuur nog hard herkend. Daarna klassikale verbetering. – Welk besluit kan je hieruit trekken? Foto’s vervoermiddelen – – – Londen is dus veel groter dan Brugge, hoe gaan de mensen in Londen zich verplaatsen? Wat stelt deze auto voor? Weet er iemand hoe men deze taxi’s in Londen noemt? Reflectie: Deze les ging over Londen. Er waren in de klassen waar ik deze les gegeven heb telkens slecht 1 of 2 leerlingen die al in Londen geweest waren. De leerlingen wisten wel al enkele kenmerken van Londen zoals Greenwich, de typische bussen en telefooncellen, de hoofdstad van het Verenigd Koninkrijk, … om Londen te bestuderen op vlak van oppervlakte, inwonersaantal en bevolkingsdichtheid, vergelijken we Londen eerst met Brugge. Om deze vergelijking goed te kunnen maken is het belangrijk dat de leerlingen de verschillen ook effectief zien. Dit deed ik m.b.v. googelmaps. Voor het geval dat dit niet zou werken heb ik afbeeldingen hiervan in de ppt gezet. De leerlingen konden duidelijk zien welk van deze steden het grootst is. ze konden de grootte en dichtheid van de structuur in verband brengen met het inwonersaantal en de bevolkingsdichtheid. Dit was dan ook de bedoeling van deze googlemaps demonstratie. Ik ging dan ook nog iets verder in op de gelijkenissen tussen Londen en Brugge bv de ligging (telkens aan een rivier). Dit konden de leerlingen ook goed vinden op het beeld. Ook heb ik het nog even gehad over de structuur van de steden. De leerlingen konden goed het verschil vinden tussen het ordelijkere structuur van Londen en het minder structurele Brugge. Hier vertelde ik dan ook nog een stukje geschiedenis bij over de oorlog. Dit verklaarde meteen de structuren. Ik vermoed dat de leerlingen wel een goede visuele ondersteuning kregen met de googlemaps. A.d.h.v. deze demonstratie konden de leerlingen toch enkele verschillen tussen deze wereldsteden opsommen. Daarna was het de bedoeling dat de leerlingen ook effectief het oppervlakteverschil, verschil in inwoners en de bevolkingsdichtheid berekenden. De leerlingen vonden het fijn om met deze beelden te werken, ik kreeg dan ook een goede respons van de leerlingen terug. 3. Creatieve, alternatieve werkvorm in het geografisch leerproces Voorblad hoekenwerk: 4. LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDINGVERZORGING 5. 6. 7. Campus Heverlee 8. Hertogstraat 178 9. 3001 Heverlee 10. Tel. 016 375600 11. www.khleuven.be 12. Naam: Yamina Vansimpsen Vakkencombinatie: biologie - aardrijkskunde Stagebegeleider DLO: Mevr. schellemans School: DMS Diest Les gegeven door: Yamina Vansimpsen Onderwijsvorm: A -stroom Vak: aardrijkskunde Richting: gemengde klas Onderwerp: oppervlaktegesteente, bodem en ondergrond Klas: 1F Lokaal: 3 Vakmentor: Mr. Augustijnen Aantal leerlingen: Datum/Data: 22/02/2013 Lesuur/-uren: 08:30 – 10:10 BEGINSITUATIE Situering in de lessenreeks - Dit is thema 3: bodem en ondergrond. (3 lestijden) Het is de eerste les die alle klassen krijgen over bodem en ondergrond. - ‘landschapen kaart’ is in thema 1 aan bod gekomen en ‘reliëf’ in thema 2. Alle klassen hebben deze thema’s al gezien. Enkel in 1F moet er nog een beheersingstoets van reliëf afgenomen worden tijdens het eerste uur. Alle klassen zijn ook op terreinonderzoek geweest. - Na dit thema wordt er een beheersingstoets afgenomen en gaat men over in thema 4: weer en klimaat. Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is) - leerlingen hebben de gesteenten grind, Leem, zand en klei al gezien in vorige thema’s maar kunnen de eigenschappen nog niet opsommen. - leerlingen kunnen de leemstreek in België aanduiden op kaart. Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit - sommige leerlingen hebben al eens kennis gemaakt met de gesteenten zand en klei. Zand herkennen ze bij de zandstranden. Ervaringen met klei kunnen opgedaan zijn bij het knutselen. - sommige leerlingen kunnen bepaalde gesteenten herkennen aan de gesteentes die ze kunnen terug vinden in hun huis. Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, … In deze klas zitten een aantal sterke leerlingen. Deze klas werkt over het algemeen ook heel goed mee. DIDACTISCHE VERANTWOORDING Welke (vak)didactische principes en werkvormen komen in je les aan bod? Waarom kies je voor deze aanpak? Een blokuur is lang voor lln. Daarom wordt er tussen de 2 lesuren in een korte pauze gegeven. De eerste 20 minuten moeten de lln nog een test afmaken van het vorige hoofdstuk, daarna start ik met een korte inleiding over de zoutmijn in Polen. De lln hebben de kans om op uitwisseling te gaan naar Polen later in dit schooljaar. 1 van de uitstappen die zij daar gaan maken is de zoutmijn in Polen. Ik toon hiervoor een zoutsteen uit deze mijn om het onderwerp ‘gesteente’ in te leiden. Eerst overlopen we de lossen gesteenten en daarna de vaste waarna de lln zelf aan de slag kunnen gaan met determineren. Met behulp van 2 filmpjes wordt er ook afgewisseld van werkvorm tussen het overlopen. Na het determineren laat ik nog enkele interessante gesteenten zien om de interesse nog wat op te wekken. Daarna ga ik over op bodem en ondergrond waarna de lln per 2 oefeningen kunnen maken. EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN Situering in de eindtermen: (Vakoverschrijdend en/of vakgebonden) 3. Het natuurlijk milieu 3.1 Bodem en ondergrond De leerlingen kunnen ET 9 enkele gesteenten op monsters benoemen op basis van proefondervindelijke waarnemingen. ET 10 bodem en ondergrond in een ontsluiting of op een afbeelding onderscheiden. ET 11 in de eigen omgeving bouwmaterialen in verband brengen met gesteenten of de verwerking ervan. De leerlingen ET *28 leren aandacht hebben voor en dragen bij tot de leef kwaliteit van de eigen omgeving. Situering in het leerplan: 4.5 oppervlaktegesteente, bodem en ondergrond 1 Op monsters enkele gesteenten uit de eigen leefruimte en België (of elders uit Europa) op basis van eenvoudige proefjes herkennen en benoemen. 2 (U) Aan de hand van fossielen aantonen dat er vroeger andere levensvormen voorkwamen. 5 Onderzoeken waar de belangrijkste oppervlaktegesteenten van België en/of eigen leefruimte zich bevinden. 6.1 Op het terrein (= in een ontsluiting) of op een foto de begrippen oppervlaktegesteente, bodem en ondergrond herkennen en op een schets aanduiden. 7 In de eigen leefruimte en België bouwmaterialen in verband brengen met gesteenten of de verwerking ervan. 8 Op het terrein of op foto’s de landschappelijke en ecologische gevolgen van de ontginning van gesteenten vaststellen. ALGEMEEN LESDOEL Lesuur1: Leerlingen kunnen gesteenten herkennen en benoemen a.d.h.v. een determineertabel. Lesuur2: leerlingen kunnen voorbeelden en toepassingen van de geziene gesteenten opsommen. SCHOOLAGENDA (Van de leerlingen. Verwijs naar het werkblad en/of de pagina’s in het werk- en/of handboek.) - Verdiepingstoets het reliëf - Gesteenten herkennen en benoemen - Bodem en ondergrond BRONNEN (Noteer alle gebruikte bronnen, volgens BIN.) - COPPENHOLLE, J., VAN MOL, R., VERSTAPPEN, H., GAEREMYNCK, V., APPELMANS, G., VAN BROECK, C., geogenie 1, handleiding, de boeck, Antwerpen, 2009, 195 blz. - GOYVAERTS, E., VERSPAGEN, F., horizon, handleiding, plantyn, Mechelen, 2010, 120 blz - http://docweb.khk.be/Greet%20Cuyt/web1stejaar/gesteenten.htm - COPPENHOLLE, J., VAN MOL, R., VERSTAPPEN, H., GAEREMYNCK, V., APPELMANS, G., VAN BROECK, C., geogenie 1, de boeck, Antwerpen, 2009, 195 blz. - GOVAERTS, E., VERSPAGEN, F., meridiaan, plantyn, Mechelen, 2010, 136 blz. - SIEWAK-SOJKA, Z., Cracow, Pascal, Bielsko-Baila, 2007, 111 blz. MEDIA Fossielen: zee-egel, ammoniet, schelp, slak Ijzerzandsteen Vulkanische gesteenten Kwarts Zoutsteen Chalcopyriet Koraalkalksteen werkboek koraalkalksteen In klas aanwezig: Grind, zand, leem, klei Verschillende vaste gesteenten Kwarts, kwartsiet, kalksteen, leisteen, vuursteen, krijt, conglomeraat Lesfase 2: 25’ We hebben 4 verschillende losse gesteenten gezien maar hoe kunnen we nu de naam van een vast gesteente te weten komen? OLG: Lk laat kalksteen zien. - Om de naam van dit gesteente te weten te komen, moeten we dan bij de losse of vaste gesteenten kijken? Lk laat druppel zuur op kalksteen druppelen. Lln kunnen met behulp van enkele experimentjes en de determineertabel vaste gesteenten determineren. (C4) - Kalksteen HCL Ook met behulp van de determineertabel kunnen we de namen en enkele eigenschappen van vaste gesteenten achterhalen. Wat gebeurt er met het gesteente? Welke tak in de determineertabel zouden we dan moeten volgen? Hoe kunnen we nu weten of het krijt of kalksteen is? Lk verteld dat we niet met een nagel op de steen gaan krassen maar d.m.v. er over te wrijven kan je ook zien of de steen afgeeft. Het gesteente geeft niet af, welk gesteente is het? Lk laat kwartsiet zien. Het gesteente lost niet op met zuur De andere gesteenten van de klas Krijt: bruis op met zuur, broos, geelwit. Kalksteen: bruist op met zuur, harder dan een nagel. Bv in vensterbanken, kan fossielen bevatten. - - Welke tak moeten we dan volgen? Zie je de korrels? Kan je ze ook voelen? Welk gesteente is het? Groepswerk: Conglomeraat: zichtbare grindkorrels. Zandsteen: voelbaar. Kwartsiet: voelbaar. korrels korrels zichtbaar zichtbaar, en niet Leisteen: geen zichtbare korrels, krasbaar met metaal. Bv in dakpannen Lln mogen in groepjes gaan zitten, elk groepje krijgt 1 gesteente dat ze determineren. Daarna worden de gesteenten door geschoven. Lln krijgen telkens 2 min om het gesteente te determineren. De oplossingen klassikaal overlopen doordat een lln telkens de stappen van de determineertabel overloopt. OLG: - - - Wie heeft er de conglomeraat? Wat zien je aan de samenstelling van dit gesteente? Dit gesteente is opgebouwd uit een los gesteente, welk los gesteente zou dit zijn? Kwarts: geen zichtbare korrels, witgrijs, niet krasbaar met metaal. Kan aders bevatten. Conglomeraat Wb p 62 - 63 Zandsteen Wie heeft er de zandsteen? Uit welk los gesteente zou zandsteen zijn opgebouwd? Waarvoor gebruikte men vroeger ijzerzandsteen? Wie heeft er de leisteen? Uit welk gesteente zou leisteen zijn opgebouwd? Waarvoor gebruikte men vroeger en nu nog leisteen? - Wie heeft er de kalksteen? - Welke afdrukken zie je in deze kalksteen? - Hoe noemen we deze afdrukken? - Waarvoor kan kalksteen gebruikt worden? Lk legt een mogelijke oorsprong uit, laat een koraalkalksteen en enkele bijzondere fossielen zien. - of vloertegels. Wie heeft er de krijtsteen? Leisteen Kalksteen Vuursteen of silex: korrels, grijszwart randen). Niet krasbaar werd vroeger gebruikt om vuur te maken. geen zichtbare (met scherpe met metaal. Dit voor wapens en - Geef eens een toepassing van wat er van deze krijtsteen gemaakt kan worden. Waar kan je krijtsteen terug vinden? - Wie heeft er de kwartsiet? Kwartsiet kan verwerkt worden in gevels. - Wie heeft er de kwarts? Waar kan je kwarts in losse vorm terug vinden? Wat kan er gemaakt worden met kwarts? - Wie heeft er de vuursteen? - Waarvoor werd deze vroeger gebruikt? Lk demonstreert een klein vonkje tussen de vuursteen en kwartsiet. Krijtsteen Kwartsiet Kwarts Vuursteen Fossiel zee-egel, Lk toont nog enkele speciale vulkanische gesteenten, slak en schelp, lk vertelt dat ze dit niet moeten kennen maar dat het vulkanische gesteenten. wel interessant is om eens te zien. Reflectie hoekenwerk: Ik heb deze les voor een hoekenwerk gekozen omdat dit de beste manier was voor de leerlingen om de verschillende gesteenten te bestuderen. Wanneer ik alle gesteente gewoon zou laten zien of doorgeven in de klas zou het effect verloren gaan. Eerst en vooral omdat bij het gewoon laten zien van het gesteenten de details niet zichtbaar zijn en de leerlingen niet kunnen voelen. Wanneer ik de gesteenten zou doorgeven in de klas zou dit te lang duren. Hier komt dan ook nog eens bij kijken dat wanneer de leerlingen de steen in handen krijgen ze even meer met deze steen bezig zijn en niet opletten. Tegen dat de steen bij de laatste leerlingen is aangekomen zou ik ook al aan de uitleg van de volgende steen bezig zijn wat voor verwarring zou kunnen zorgen. Vandaar dat ik gekozen heb voor een hoekenwerk. Leerlingen kunnen in groepjes de gesteenten bestuderen en determineren. Om de 2 minuten worden de gesteenten doorgeschoven zodat alle leerlingen de verschillende gesteenten al in handen gehad hebben. Na het groepswerk overloop ik vooraan alle gesteenten nog eens en geef enkele toepassingen in het dagelijks leven van deze gesteenten. Het hoekenwerk verliep heel vlot, de meeste leerlingen hadden alle gesteenten in handen gehad. De timing van het hoekenwerk werd grotendeels gerespecteerd, het duurde iets langer dan voorzien. Het grootste minpuntje was dat de leerlingen heel rumoerig waren. Ze deden wel wat ze moesten doen maar met te veel lawaai. Dit zou ik kunnen oplossen door een timer op te stellen (internet/ wekker/ …), de leerlingen gaan hierdoor meer de tijdsdruk voelen. Ze gaan meer met de gesteenten bezig zijn en minder praten tussendoor. ET 9: wordt hier gerealiseerd. De leerlingen krijgen gesteenten en determineren dit. ET11: wordt ook aangehaald tijdens de overloping van het groepswerk. Bv het kwartszand op de Halve Maan in Diest. De bedoeling van dit groepswerk was dus dat de leerlingen verschillende gesteenten van België herkennen en benoemen a.d.h.v. een determineertabel. Voorblad simulatiespel: Zie lesvoorbereiding opdracht geografische werkbladen. Reflectie simulatiespel: Na een korte inleiding over industrie en de belangrijke vestigingsfactoren voor industrie, vertelde ik dat we nu zelf eens een plaats gaan bestuderen en dat zelf mochten zoeken waar het het beste zou zijn om een industrieel bedrijf op te starten. Dit deden we a.d.h.v. het simulatiespel Noigeren in Afosu. Het is een leuke manier voor leerlingen om te ontdekken welke vestigingsfactoren voor welke periode belangrijk waren voor de industrie. Zo konden ze ook zien, wanneer ze ondervonden hadden dat deze regio eigenlijk de Manufacturing Belt in het NO van Amerika was, dat er een verschuiving was van de industrie doorheen de jaren. Dit simulatiespel staat in sommige handboeken van het secundair uitgelegd. Ik heb mij daarom ook geïnformeerd in deze handboeken en de kaarten gebruikt voor het maken van mijn spel. De leerlingen hadden onmiddellijk de bedoeling van het spel door na mijn uitleg. Sommige leerlingen hadden al wel door dat ‘Noigeren in Afosu’ niet bestond maar wisten niet welk gebied dit dan wel zou kunnen zijn. Ik vermoed dat de leerlingen het spel fijn vonden aangezien ze goed meewerkten. Het was ook een heel andere manier van werken omdat ze niet door hadden dat ze eigenlijk over een gebied bezig waren dat echt bestaat. Om er dan achteraf achter te komen dat dit vroeger echt zo was, wekte natuurlijk wel interesse bij de leerlingen. Ik moest ze af en toe wel aanmoedigen om verder te werken aan het spel in minder tussendoor te praten. Soms was dit moeilijk aangezien ik deze les bv het laatste lesuur vrijdag moest geven. De volgende keer kan ik ook de plaats ‘Noigeren in Afosu’ beter benadrukken want ik had soms het gevoel dat niet alle leerlingen met het omdraaien van de kaart weg waren. Dit kon ik oplossen door in het begin expliciet te vermelden dat het de regio Noigeren in Afusu is, daarna vraag ik de leerlingen om hun laatste kaartje om te draaien en hun atlas te nemen op Noord-Amerika, welke gelijkenissen zie je? Om er zo aan te komen dat dit eigenlijk de Manufacturing Belt is in NO- Amerika. De bedoeling van dit spel was dat de leerlingen de verschillende vestigingsfactoren (konden ze terug vinden in de informatieve tekstjes) ook konden toepassen. Door deze toe te passen, waren ze eigenlijk ook de kenmerken van de industrie in de VS aan het zoeken ( leerplandoel 2.1). Dit werd dan ook nog bevestigd bij de nabespreking van het groepswerk. Ze onderzochten ook de verschuiving van de industrie doorheen de jaren ( belang van bepaalde vestigingsfactoren) en de impact van de bevolkingsdichtheid in dit gebied. 4. Actualisering: 1. Voorbeeld van actuele cijfergegevens Cijfers en foto’s over voeding United States: The Revis family of North Carolina (Sure hope most American families eat more fresh fruits and vegetables and less junk food than this family.) Food expenditure for one week $341.98 Bhutan: The Namgay family of Shingkhey Village Food expenditure for one week: 224.93 ngultrum or $5.03 SCHELLEMANS, A., ([email protected]) , What is eaten in 1 week?, e-mail aan VANSIMPSEN, Y., ([email protected]), 2013-02-13 Lesfase 1: 15min Je ziet nu dat we landbouwproducten vanuit de hele wereld in onze rekken hebben liggen. Hoe zit dat eigenlijk voor de winkelrekken in andere landen? Zijn de voedselmogelijkheden in alle landen zo uitgebreid als hier? 1: landbouw en voeding 1: landbouw en voeding 1.2 samenstelling van voeding. 1.2 samenstelling van voeding. OLG Lk laat enkele foto’s van het voedselpakket zien dat gezinnen uit verschillende landen in 1 week eten. Lln kunnen de herkomst van verschillende producten aanduiden op kaart. (C3) Waar ligt Bhutan? Vergelijk de voeding van de verschillende landen eens met mekaar? We kunnen voeding op 2 manieren vergelijken namelijk op kwalitatief en kwantitatief aspect. wat bedoelt men met kwantitatief? Lk legt het kwantitatief aspect uit. Vergelijk de voeding eens op kwantitatief aspect. Wat bedoelt men dan met kwalitatief aspect? Lk legt het kwalitatief aspect uit. Vergelijk het voedsel eens op kwalitatief aspect. Welke tekorten aan voedingsstoffen heeft Bhutan? Welke voedingsstoffen heeft Bhutan Foto’s Kwantitatief = de gemiddelde hoeveelheid energie die we nodig hebben per dag. (10000Kj/dag) Kwalitatief = evenwichtige voeding, er moet voldoende van de verschillende bouwstenen (eiwitten, suiker, vetten, …) aanwezig zijn. In Amerika heeft men kwantitatief gezien genoeg eten. Je kan zelfs van een overschot spreken = kwantitatieve overvoeding. Kwalitatief gezien hebben ze een teveel aan suikers, vetten, vlees, … maar een tekort aan het gezonde. In Bhutan spreekt men over een kwantitatieve ondervoeding omdat ze niet komen aan hun gemiddelde hoeveelheid energie. Kwalitatief gezien hebben ze ook tekorten namelijk op vlak van suikers, vetten, fruit, vlees, … Er is wel een overvloed aan graangewassen. Lln kunnen de voeding in verschillende landen vergelijken met mekaar op kwalitatief en kwantitatief vlak. (C4) kwalitatief genoeg? Kan je van tekorten spreken in de VS? Welke tekorten? Van welke voedingsstoffen heeft men een overvloed? Wat kan je zeggen over het aantal tekorten in Bhutan en de VS? Kwalitatief ondervoed: Tropisch Afrika Oefening 2 p8 Kwantitatieve ondervoeding: Messon Azië Wat stellen deze voedselrozen voor? Wat duidt de gele stippenlijn aan? Wat willen de uitspringende sectoren zeggen? Wat willen een inspringende sectoren zeggen? Lln werken per 2 de oefening af, daarna klassikale overloping. (5’) Kwalitatieve en kwantitatieve overvoeding: hoog ontwikkelde landen. In welk land kan men spreken over een kwalitatieve en kwantitatieve overvoeding? Waar kan men vooral spreken over een kwantitatieve ondervoeding? Waar kan men vooral spreken over een kwalitatieve ondervoeding? Reflectie Deze les ging over landbouw en voeding over heel de wereld. Ik vond deze foto’s zeer gepast om te gebruiken. Ik had 2 uiterste foto’s genomen, de VS met veel en gevarieerd eten en Bhutan met minder en ook minder gevarieerd eten. We bespraken deze foto’s op kwalitatief en kwantitatief vlak. De leerlingen vonden het heel speciaal om zo de uiterste verschillen te zien. Ze wisten op voorhand al dat je in Europa en de VS veel meer te eten had dan in minder ontwikkelde landen zoals Bhutan maar nu konden ze het verschil ook echt zien. Ze konden niet alleen de verschillende hoeveelheden en variëteiten zijn maar ook het prijsverschil, verschil in verpakking, grootte van de families, … Dit zijn niet echt cijfergegeven (behalve de wekelijkse uitgaven) maar ze zijn wel actueel. De leerlingen vonden dit een fijne in leiding op de volgende oefening waar ze 4 verschillende landen op kwalitatief en kwantitatief vlak moesten vergelijken. Hier niet d.m.v. foto’s maar op basis van cijfers. Het was daarom goed om eerst de foto’s te bespreken zodat de leerlingen een visueel beeld hadden over de cijfers in de oefening. 2. Voorbeeld van DVD, Video of radio 2 Nieuwsfragmenten over ondervoeding DE REDACTIE, droogte jaagt Oost-Afrikanen op de vlucht, internet, 2011-07-22, (http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/videozone/archief/programmas/journaal/2.16787/2.16788/1.1072712) DE REDACTIE, Somalië geteisterd door hevige watersnood, internet, 2012-10-04, (http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/videozone/archief/programmas/journaal/2.24528/2.24529/1.1446841) Lesfase 2: 25min. We hebben al enkele voorbeelden aangehaald van landen waar men met ondervoeding kampt. In welke wereldgebieden kan men nu spreken over ondervoeding spreken? 1: landbouw en voeding 1.3 Het voedselprobleem Oefening 3 p10. Lln kunnen enkele oorzaken opsommen hoe voedseltekorten ontstaan. (C3) 1: landbouw en voeding Bestudeer de 1 kaart wat weergeeft de rode kleur? Waar is de ondervoeding volgens deze kaart het grootst? Wat is de naam van dit deel in Afrika? Bestudeer de 2e kaart, waar is de ondervoeding volgens deze kaart het grootst? Wat weergeeft zo een stip? Wat stelt deze kaart dan voor? Oefening 3 p11. e Omcirkel per kolom het hoogste cijfer. Wat valt je op in de eerste kolom? Wat bedoelt men juist met ‘aandeel ondervoede inwoners’? Wat is het hoogst in de 2e kolom? Wat wil dat zeggen? Wat is het hoogst in de 3e kolom? Wat wil dat zeggen? Hoe komt het dat het aandeel in Sub-SaharaAfrika het grootst is maar toch heeft Moesson Azië de meeste ondervoede inwoners Hoe komt deze ondervoeding nu tot stand? In dit 1.3 Het voedselprobleem Het aandeel ondervoede inwoners (percentage op basis van de bevolking per land) Is in Sub-Sahara-Afrika het grootst. Het aantal ondervoede inwoners (aantal op basis van de wereldbevolking) is in Moesson Azië het grootst. Moesson Azië telt het grootst aantal inwoners en ondanks het lager percentage is het absolute aantal het grootst in MoessonAzië filmpje zien jullie enkele redenen. Filmpje 1: Filmpje 1+2: Filmpje 1: http://www.dere dactie.be/cm/vrt nieuws/videozon e/archief/progra mmas/journaal/ 2.16787/2.1678 8/1.1072712 Mensen in de hoorn van Afrika vlucht van Somalië naar Kenia vanwege burgeroorlogen en droogte. De droogte zorgt voor een water tekort (drinkwater + landbouw). Aan de grens van Kenia kunnen ze eten krijgen. Waar liggen Somalië en Kenia? Waarom vluchten Afrikanen van Somalië naar Kenia? Wat is de invloed van de droogte op hun levensvoorzieningen? Filmpje 2: Lln kunnen a.d.h.v. cijfergegevens achterhalen waar het grootste voedseltekort is en waar het grootste procent van de bevolking ondervoed is. (C3) Het tegenovergestelde is minstens even erg. Een overvloedige regenval http://www.dere op de kurkdroge bodem zorgt voor dactie.be/cm/vrt overstromingen die alles op hun weg nieuws/videozon vernielen en meesleuren. Het water e/archief/progra vloeit gewoon weg en vernield de mmas/journaal/ landbouwgronden. Het water krijgt 2.24528/2.2452 niet de tijd om in de bodem te 9/1.1446841 dringen waardoor het na de regenval Welke 3 plaatsen denk je dat nu het zinvolste snel terug kurk droog zal zijn. is beter te bestuderen? Lk legt uit welke regio’s we volgende lessen beter gaan bestuderen. Wat is er hier gebeurd? Hoe komt het dat het water niet in de bodem dringt? Welke invloed heeft dit op hun landbouw? Heeft enkel Afrika te maken met hongersnood? Welke landen nog? Welke factoren spelen een rol bij het telen van een bepaald landbouwproduct? filmpje 2: Reflectie Dit deeltje behoorde ook tot de les over landbouw en voeding in de wereld. Deze nieuwsuitzendingen had ik gebruikt om de leerlingen redenen te laten zoeken hoe ondervoeding tot stand kan komen. Zo wisten leerlingen niet alleen in welke landen men van ondervoeding kan spreken maar ook wat de hoofdzakelijke redenen daarvan zijn. In deze 2 uitzendingen konden leerlingen niet alleen de droogte als oorzaak terug vinden maar ook burgeroorlog en een korte periode overvloedige regenval. Het onderwerp over de hongersnood in Somalië is nog heel actueel, de leerlingen, herkenden het onderwerp ook meteen van in het nieuws. Een filmfragment werkt ok altijd heel rustgeven op de leerlingen, wanneer de leerlingen naar deze 2 nieuwsuitzendingen keken, werd de klas helemaal rustig en stil. Ze konden daarna ook zonder moeite de 3 factoren uit het filmpje opsommen. Sommige beelden en getuigenissen waren soms erg om te horen, maar ze lieten geen te erge beelden zien. De leerlingen namen dit onderwerp dan ook serieus op. 3. Actueel krantenbericht, tijdschrift, … Artikel paardenvleesschandaal DE REDACTIE, paardenvleesschandaal, internet, 2013-02-15, (http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/mediatheek/programmas/journaal/2.26732/2.26733/1.15 49958) Lesfase 2: 50 min Voedselproducten komen dus niet zomaar in de winkel te liggen. Ze komen van een landbouwbedrijf. Wat is nu een landbouwlandschap en welke verschillende landbouwlandschappen bestaan er? 1. Landbouwtypes herkennen. - Wie kan er enkele soorten landschappen opsommen? Lln maken oefening 1 werkbladen 2. Landbouwtypes herkennen. Welk soort landschap kunnen we op de eerste foto zien? - Welk soort landschap op de 2e foto? - Welk soort landschap op de 3e foto? - Welk soort landschap op de 4e foto? - Benoem eens enkele landschapselementen die je kan terug vinden op een landbouwlandschap. Lln maken oefening 2 werkbladen. Daarna verbetering. - Lln kunnen een landbouwlandschap herkennen tussen verschillende soorten landschappen. (C3) Wie kan er enkele producten opsommen die op een landbouwbedrijf geproduceerd kunnen worden? - Produceert elk landbouw bedrijf op deze foto’s hetzelfde? Er bestaan dus verschillende soorten landbouwbedrijven, we gaan nu onderzoeken hoe we deze kunnen herkennen. - Foto akkerbouw…. (OLG) Lln kunnen een Foto tuinbouw… (OLG) Akkerbouw: … akkerbouw bedrijf omschrijven. (C3) Lln kunnen omschrijven welk 3 soorten landbouwproducten er op een akkerbouw bedrijf geproduceerd kunnen worden en hiervan een voorbeeld geven. (C3) Lln kunnen een tuinbouw bedrijf omschrijven en minstens 3 producten opsommen die er geproduceerd kunnen worden. (C3) Lln kunnen een veeteelt bedrijf omschrijven en minstens 3 soorten vee opsommen die er geproduceerd worden. (C3) Foto veeteelt. Tuinbouw: Wat wordt er hier geproduceerd? … Welk soort landbouwbedrijf zou dit kunnen Veeteelt: is gespecialiseerd in de productie zijn? - Geeft hier eens enkele voorbeelden van. van dieren bv pluimvee, varkens, koeien, … - Welk verschil zie tussen de kweekplaats van Dieren die voornamelijk in hokken leven en de varkens? die vetgemest worden zijn hokdieren. Dit - Op welke manier kan je de het meeste vee wordt intensieve veeteelt genoemd omdat e produceren op de kleinste oppervlakte? veel vee op een kleine oppervlakte - Welk is het intensiefste? gekweekt wordt. Wanneer de dieren voldoen - Hoe noemen we de dieren die in hokken leven? aan de regels voor biologisch vee hebben ze - Onder welke naam wordt het vee verkocht in voldoende ruimte om te bewegen, leven ze de winkels dat veel ruimte kreeg om te leven, http://www.yout niet in hokken en worden ze niet met geen medicijnen kregen, … ? ube.com/watch? medicijnen behandeld om bv sneller dik te Filmpje v=aMfSGt6rHos worden. De boer moet meer zorg dragen voor het vee. - Wat doet de boeren om meer dieren te produceren op een kleinere oppervlakte? - Hebben de dieren nog veel ruimte om te leven? - Wat gaat de boer doen om de dieren sneller dik te laten worden? - Dit is intensieve veeteelt of bio-industrie, wat beseft de boer na een tijdje? - Wat gaat hij doen? - Onder welke naam liggen deze vleesproducten in de winkel? - Poster + - Wie kan er wat vertellen over het paardenvleesschandaal? Filmpje paardenvleesschandaal. + poster - Waar komt dit paardenvlees vandaan? Wat heeft het Spaanse bedrijf http://www.dere dactie.be/cm/vrt nieuws/mediath eek/programma s/journaal/2.267 32/2.26733/1.1 Lln kunnen het verschil tussen biologische en intensieve veeteelt vertellen. (C2) - Lln kunnen een gemengd landbouwbedrijf omschrijven en hiervan een voorbeeld geven. (C3) - - ‘spanghero’ gedaan? Waarvoor veranderde het bedrijf paardenvlees in rundsvlees? Welke rol speelde ‘comigel’? In welke producten kon je het paardenvlees hier in België terug vinden? Welke weg heeft het paardenvlees in totaal afgelegd tot hier in België? Wat willen ze vanaf nu invoeren dat ook op de etiketten van de verpakking moet staan? Welk gevolg kan dit hebben voor de export van onze veeteelt? Foto gemengde landbouw… (OLG) 549958 Gemengd landbouwbedrijf: Een landbouwbedrijf waarbij 2 landbouwactiviteiten gecombineerd worden. Reflectie: Om te voorkomen dat ik het artikel over het paardenvleesschandaal zou moeten doorgeven in de klas, heb ik het digitaal in de ppt gezet. Zo kon iedereen het duidelijk zien en ging er geen tijd en uitleg verloren bij het doorgeven van het krantenartikel. Dit artikel sloot aan op het landbouwtype veeteelt. De leerlingen konden duidelijk de weg zien van de slachtplaats tot in de Belgische/ Nederlandse/ … winkels. Zo konden ze dit ook in verband brengen met de CO2-uitstoot gedurende deze hele weg. Ook de gevolgen van dit voorval voor de veeteelt in België en andere nabijgelegen landen werden besproken. De leerlingen konden zelf op voorhand al veel vertellen van het paardenvleesschandaal. Dit kwam omdat het heel actueel was en vaak in het nieuws besproken werd. Dit maakte het ook fijner voor de leerlingen omdat ze zelf hun kennis en mening hierover konden vertellen. Ze wisten natuurlijk het fijne er allemaal niet van maar konden het wel in grote lijnen vertellen. Nadat ik de uitzending had laten zien waren de leerlingen wel verschoten over de afstand dat het vlees maakte voordat het in onze winkelrekken komt te liggen. Ook bij de gevolgen door het schandaal voor e-onze veeteelt waren de leerlingen wat versteld omdat ze niet wisten dat dit ook gevolgen voor onze veeteelt zou kunnen hebben. M.b.v. de uitzending kon ik wel dieper ingaan op het schandaal. Algemeen was het vermelden van dit artikel wel een goed idee, het trok de aandacht van de leerlingen, zorgden dat ze hun eigen idee konden inbrengen en motiveerde hen bij het kijken van de uitzending. Het schepte ook wat verwondering bij de leerlingen. 5. Bordschema: Dit bordplan behoord tot de les over Landbouw in Sub-Sahara-Afrika. De 2 tekeningen op de rechteren linkerkant van het bordt behoren tot de leerstof van de 3e graad. De leerkracht zei me dat ik dit even kort mocht uitleggen als de klas dat toeliet. Ik maakte hier bij kort een schets zodat de leerlingen het toch iets beter konden begrijpen. Op het middenbord vindt je de lesstructuur terug. Als eerste situeren we de Sub-Sahara-Afrika. Na de situering bekijken we de fysische omstandigheden van Afrika en voornamelijk van Sub-Sahara-Afrika. Als eerste het reliëf waarbij er een klein stukje over bodemspreiding aan te pas komt. Dit legde ik uit met een iets duidelijkere schets als op het bordschema weergeven staat. Het was namelijk niet zo gemakkelijk om de schets op met de computer te maken. Op mijn schets waren de verschillende delen benoemd zoals: aardkorst, lithosfeer, magma, vulkaan en meer. We gingen verder met de fysische factor neerslag. ook hier kwam een klein stukje leerstof van de 3 e graad in voor over zenitale regens en de ITC-zone. Ook hier heb ik kort een schets gemaakt. Ik vertelde de leerlingen ook telkens eerst dat ze deze leerstof niet moesten kennen maar dat ik het wel even wilde uitleggen. Het voorbeeld over de bodemspreiding was heel fascinerend voor de leerlingen. Ze wisten niet dat Zuid Amerika vroeger tegen Afrika lag en dat ze uitmekaar gegaan zijn door deze bodemspreiding. Hiermee had ik zeker de aandacht van de leerlingen getrokken. Bij de zenitale regens en ITC-zone was het iets minder gemakkelijk. De leerlingen begrepen het niet zo goed waardoor er verschillende afhaakten. Wanneer ik dit merkte hield ik het zo kort mogelijk om daarna gewoon met de leerstof verder te gaan. De schetsen hebben hier zeker geholpen. Ik denk niet dat de leerlingen er iets van begrepen zouden hebben als ik deze schetsten niet getekend zou hebben. Daarom heb ik ook dit bordplan gekozen, het was een bordplan waar ik 2 schetsen in tekende, dit hadden mijn andere bordschema’s niet. Deze les had ik dus veel gebruik gemaakt van het bord. 6. Geografisch beeld: LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING Naam: Yamina Vansimpsen Campus Heverlee Hertogstraat 178 3001 Heverlee Tel. 016 375600 www.khleuven.be Vakkencombinatie: biologie - aardrijkskunde Stagebegeleider DLO: Mevr. schellemans School: DMS Diest Les gegeven door: Yamina Vansimpsen Onderwijsvorm: A -stroom Vak: aardrijkskunde Richting: gemengde klas Onderwerp: oppervlaktegesteente, bodem en ondergrond Klas: 1F Lokaal: 3 Aantal leerlingen: Vakmentor: Mr. Augustijnen Datum/Data: 22/02/2013 Lesuur/-uren: 08:30 – 10:10 BEGINSITUATIE Situering in de lessenreeks - Dit is thema 3: bodem en ondergrond. (3 lestijden) Het is de eerste les die alle klassen krijgen over bodem en ondergrond. - ‘landschapen kaart’ is in thema 1 aan bod gekomen en ‘reliëf’ in thema 2. Alle klassen hebben deze thema’s al gezien. Enkel in 1F moet er nog een beheersingstoets van reliëf afgenomen worden tijdens het eerste uur. Alle klassen zijn ook op terreinonderzoek geweest. - Na dit thema wordt er een beheersingstoets afgenomen en gaat men over in thema 4: weer en klimaat. Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is) - leerlingen hebben de gesteenten grind, Leem, zand en klei al gezien in vorige thema’s maar kunnen de eigenschappen nog niet opsommen. - leerlingen kunnen de leemstreek in België aanduiden op kaart. Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit - sommige leerlingen hebben al eens kennis gemaakt met de gesteenten zand en klei. Zand herkennen ze bij de zandstranden. Ervaringen met klei kunnen opgedaan zijn bij het knutselen. - sommige leerlingen kunnen bepaalde gesteenten herkennen aan de gesteentes die ze kunnen terug vinden in hun huis. Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, … In deze klas zitten een aantal sterke leerlingen. Deze klas werkt over het algemeen ook heel goed mee. DIDACTISCHE VERANTWOORDING Welke (vak)didactische principes en werkvormen komen in je les aan bod? Waarom kies je voor deze aanpak? Een blokuur is lang voor lln. Daarom wordt er tussen de 2 lesuren in een korte pauze gegeven. De eerste 20 minuten moeten de lln nog een test afmaken van het vorige hoofdstuk, daarna start ik met een korte inleiding over de zoutmijn in Polen. De lln hebben de kans om op uitwisseling te gaan naar Polen later in dit schooljaar. 1 van de uitstappen die zij daar gaan maken is de zoutmijn in Polen. Ik toon hiervoor een zoutsteen uit deze mijn om het onderwerp ‘gesteente’ in te leiden. Eerst overlopen we de lossen gesteenten en daarna de vaste waarna de lln zelf aan de slag kunnen gaan met determineren. Met behulp van 2 filmpjes wordt er ook afgewisseld van werkvorm tussen het overlopen. Na het determineren laat ik nog enkele interessante gesteenten zien om de interesse nog wat op te wekken. Daarna ga ik over op bodem en ondergrond waarna de lln per 2 oefeningen kunnen maken. EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN Situering in de eindtermen: (Vakoverschrijdend en/of vakgebonden) 3. Het natuurlijk milieu 3.1 Bodem en ondergrond De leerlingen kunnen ET 9 enkele gesteenten op monsters benoemen op basis van proefondervindelijke waarnemingen. ET 10 bodem en ondergrond in een ontsluiting of op een afbeelding onderscheiden. ET 11 in de eigen omgeving bouwmaterialen in verband brengen met gesteenten of de verwerking ervan. De leerlingen ET *28 leren aandacht hebben voor en dragen bij tot de leef kwaliteit van de eigen omgeving. Situering in het leerplan: 4.5 oppervlaktegesteente, bodem en ondergrond 1 Op monsters enkele gesteenten uit de eigen leefruimte en België (of elders uit Europa) op basis van eenvoudige proefjes herkennen en benoemen. 2 (U) Aan de hand van fossielen aantonen dat er vroeger andere levensvormen voorkwamen. 5 Onderzoeken waar de belangrijkste oppervlaktegesteenten van België en/of eigen leefruimte zich bevinden. 6.1 Op het terrein (= in een ontsluiting) of op een foto de begrippen oppervlaktegesteente, bodem en ondergrond herkennen en op een schets aanduiden. 7 In de eigen leefruimte en België bouwmaterialen in verband brengen met gesteenten of de verwerking ervan. 8 Op het terrein of op foto’s de landschappelijke en ecologische gevolgen van de ontginning van gesteenten vaststellen. ALGEMEEN LESDOEL Lesuur1: Leerlingen kunnen gesteenten herkennen en benoemen a.d.h.v. een determineertabel. Lesuur2: leerlingen kunnen voorbeelden en toepassingen van de geziene gesteenten opsommen. SCHOOLAGENDA (Van de leerlingen. Verwijs naar het werkblad en/of de pagina’s in het werk- en/of handboek.) - Verdiepingstoets het reliëf - Gesteenten herkennen en benoemen - Bodem en ondergrond BRONNEN (Noteer alle gebruikte bronnen, volgens BIN.) - COPPENHOLLE, J., VAN MOL, R., VERSTAPPEN, H., GAEREMYNCK, V., APPELMANS, G., VAN BROECK, C., geogenie 1, handleiding, de boeck, Antwerpen, 2009, 195 blz. - GOYVAERTS, E., VERSPAGEN, F., horizon, handleiding, plantyn, Mechelen, 2010, 120 blz - http://docweb.khk.be/Greet%20Cuyt/web1stejaar/gesteenten.htm - COPPENHOLLE, J., VAN MOL, R., VERSTAPPEN, H., GAEREMYNCK, V., APPELMANS, G., VAN BROECK, C., geogenie 1, de boeck, Antwerpen, 2009, 195 blz. - GOVAERTS, E., VERSPAGEN, F., meridiaan, plantyn, Mechelen, 2010, 136 blz. - SIEWAK-SOJKA, Z., Cracow, Pascal, Bielsko-Baila, 2007, 111 blz. MEDIA Fossielen: zee-egel, ammoniet, schelp, slak Ijzerzandsteen Vulkanische gesteenten Kwarts Zoutsteen Chalcopyriet Koraalkalksteen werkboek koraalkalksteen In klas aanwezig: Grind, zand, leem, klei Verschillende vaste gesteenten Kwarts, kwartsiet, kalksteen, leisteen, vuursteen, krijt, conglomeraat Instapfase 5’ Lk stelt zich voor. Lk geeft lln de opdracht om hun naam op het naamkaartje te schrijven en hun agenda en werkboek te nemen. Lk gaat met zoutsteen rond, laat lln de steen onderzoeken. - - Heeft er iemand een idee wat dit zou kunnen zijn? (hint: proef eens aan de vingers waarmee je de steen hebt vastgenomen) Wie van jullie is er naar Polen geweest en wil hier even kort vertellen over de zoutmijn? Wat kan je daar allemaal zien? Waar in Polen situeert deze mijn zich? Wat is het verschil met het zout dat je in de keuken thuis vindt? Weet er iemand een andere manier hoe men nog zouten kan winnen? Zijn er nog gesteenten uit het dagelijks leven die je weet? (hint: denk een aan je huis) Lk vertelt dat we het vandaag gaan hebben over gesteenten. We gaan enkele gesteenten zien die in de natuur voorkomen en waarvoor deze gesteenten eventueel gebruikt worden in het dagelijks leven. Lk vraagt om de agenda en werkboeken te nemen. Onderzoeksvraag: hoe kunnen we bepaalde gesteente herkennen en waarvoor worden ze gebruikt in het dagelijks leven? Agenda: - Verdiepingstoets het reliëf - Gesteenten herkennen en benoemen - Bodem en ondergrond Zoutsteen Keukenzout Agenda, werkboek geogenie Het gesteente dat rond gaat in de klas is een zoutsteen. Dit gesteente is ontgonnen onder een vaste vorm in de zoutmijnen in Polen. (leerlingen hebben de mogelijkheid om op uitwisseling te gaan nar polen). Het zout dat we thuis kunnen terug vinden komt echter niet voor als een vast gesteente maar als een los. a) Digitale foto op een geografisch excursie Zalen gemaakt uit zoutstenen. Zelfs de lusters, grond, muren, … zijn gemaakt uit dit gesteente. Kunstwerken uit zout, ze weergeven soms wat er vroeger in de mijn gebeurde. Mijngangen, in totaal 3 km aan mijngangen Spoorwegen om zoutstenen te vervoeren Hier kan je het grondwater zien Deze foto’s zijn van uit de zoutmijn in Polen. Niet al de foto’s zijn zelf getrokken. Ik heb er ook 1 gehaald van uit een informatief boek. Het was eigenlijk niet toegelaten om foto’s te trekken in deze zoutmijn. In de eerste graad van het DMS krijgen de leerlingen de mogelijkheid om op uitwisseling te gaan naar Polen. Dit is voor een week, er mogen dan telkens 40 lln mee, deze leerlingen logeren dan voor een week bij een gezin in Polen, het jaar daarna komt leerling uit het gezin in Polen een week logeren bij jouw in België. De lln worden natuurlijk begeleid in Polen door Poolse leerkrachten en enkele leerkrachten van het DMS zelf. Er wordt voor iedere dag iets voorzien: Een bezoek aan Auschwitz, de zoutmijn, Warschau, projecten of seminaries in een Poolse school, … In de zoutmijn zijn natuurlijk zoutstenen terug te vinden. ik bracht deze les over gesteenten een zoutsteen mee. Deze zoutsteen gebruikte ik als inleiding, de leerlingen mochten de steen bestuderen en daarna proberen te vertellen welk soort steen dit is. nadat ze enkele keren mochten raden gaf ik hun de uitleg over de zoutmijn en de uitwisseling. De leerlingen waren verwondert dat zout gemaakt werd uit zo een zoutsteen. Ze wisten niet dat dat zo groot kon zijn en dat er in deze zoutmijnen effectief kunstwerken (beelden, vloeren, lusters, …) van zout gemaakt konden worden. Ook de leerlingen in de klas die naar Polen zouden gaan waren al enthousiast. b) Analyse en synthese van het beeld Deze zoutmijn: wieliczka, gelegen in Krakau in Polen, is de oudste zoutmijn ter wereld. De zoutmijn (Krakau) is gelegen in de bodem van het kwartair en late Perm. In het kwartair en Perm zijn er verschillende zoutpijlers naar boven gekomen. Uit 1 daarvan is de zoutmijn ontstaan. Deze zoutmijn was vroeger heel actief. Tijdens WO II was de zoutmijn in beslag genomen en werd ze nog voor veel andere doeleinden gebruikt dan enkel het winnen van zout. De productie van zout is er stopgezet wanneer er een overstroming plaats vond. Daarna werd het snel een toeristische attractie. Fysische inputs: de fysische factoren van een zoutmijn zijn luchtpompen om de mijnwerkers van zuurstof te voorzien ook waterpompen, waterpompen om het grondwater weg te pompen. Men had werkkrachten nodig. Deze werkkrachten woonden dan in arbeidswoningen nabij de mijn. Menselijke inputs: de mijn zelf is een menseljik element, de mens heeft deze mijn gebouwd om aan zoutwinning te kunnen doen. Hiervoor had men dennenhout nodig om de gangen en zalen te ondersteunen. Den heeft als goede eigenschap dat het kraakt wanneer er meer druk of beweging op komt. Zo wisten de mijnwerkers dat de mijn mogelijk kon instorten. Wanneer de lift niet werkte werden de werknemers met paarden omhoog getrokken. Elektriciteit was ook nodig voor het voorzien van licht. Boren, ijzer en staal voor het maken de treinsporen en karren. Het uitzicht van het landschap is ook drastisch verandert, je kon namelijk veel meer menselijke factoren in het landschap terug vinden. Door het ontstaan van toerisme in de zoutmijn is dit alleen nog maar toegenomen. Er kwamen winkels, musea, parkings, … aan deze zoutmijn. c) Vormgeving: ppt dia 1 (enkele kunstwerken) dia 2 (zaal opgebouwd uit zoutsteen) dia 3 (situering)