Aardrijkskunde 6ET

advertisement
Aardrijkskunde 6ET
Deel 1: Opbouw en afbraak processen op aarde.
H1. Ontstaan en structuur van de aarde en de aardkorst.
1) De aarde ontstaan uit het zonnestelsel.
 Onze zon en de bijhorende planeten, dus ook de aarde ontstonden 4,6 miljard jaar
geleden. Het zonnestelsel ontstond uit de samentrekking van een oernevel en
geleidelijk koelde de aarde af en vormden zich de aardkorst en de atmosfeer.
2) Onderzoek naar de inwendige structuur van de aarde.
 Via de seismologie; het bestuderen van trillingen veroorzaakt door aardbevingen of
kunstmatige explosies, onderzoekt men het volledige inwendige van de aarde.
3) Structuur van de aarde: mantel en kern.
 Bij de vorming van de aarde kwamen de zwaarste materialen in het midden terecht
en vormden gassen de atmosfeer. De opbouw van de aarde ziet er als volgt uit;
6370 km
Korst; continentale 60 à 70 km,
oceanische 6 à 7 km
Bovenmantel; plastisch gesteente
waarop de gesteentes of korst dobbert
Mantel
Buitenkern
Kern; vast (NiFe) 4000°C
De korst is dus verzonken in het taai, vloeibaar gedeelte in de bovenmantel.
H2. De gesteenten van de aardkorst.
1) Een gesteente bestaat uit mineralen.
 De aardkorst bestaat uit een enorm aantal verschillende soorten gesteenten. Elk
gesteente is op zijn beurt opgebouwd uit 1 of meerdere mineralen. Momenteel
kennen we iets meer dan 2000 verschillende mineralen.
2) Indeling van de gesteenten volgens hun ontstaan.

Zie tekening
2.1) Stollings of magmatische gesteenten.
Deze vormen de grootste groep uit de aardkorst en ontstaan door vermindering van
temperatuur. En ze worden ingedeeld als volgt;
a) Diepte gesteenten; de stolling gebeurt diep in de korst, verloopt traag en er vormen
zich harde gesteenten (graniet).
b) Gangesteenten; de stolling gebeurt hoger in de aardkorst (porfier).
c) Uitvloeingsgesteenten; stolling gebeurt snel aan het aardoppervlak (basalt).
2.2) Sediment of afzettingsgesteenten.
Deze gesteenten ontstaan door afbraak en/of afzetting van bestaande gesteenten. Het is
een kleine groep maar ze nemen ¾ van het aardoppervlak in.
a) Gruisgesteenten; deze worden ingedeeld volgens korrelgrote (grind, zand, klei ,…).
b) Organische sedimenten; gevormd uit overblijfselen van plant en dier (steenkool).
c) Chemische sedimenten; neerslag van in water opgeloste mineralen (zoutsteen).
2.3) Metamorfose gesteenten.
 Bepaalde gesteenten kunnen onder druk en temperatuurswijziging een volledig ander
karakter en uitzicht krijgen (kalksteen wordt marmer).
3. De kringloop van de gesteenten.
 Op sommige plaatsen komt voortdurend lava aan de oppervlakte, op andere plaatsen
worden gesteenten terug in de mantel geduwd waarna ze afsmelten. Bij dit proces
treedt geleidelijk warmteverlies op.
H3. Geologische tijdschaal en vervormingen van de aardkorst.
1. Geologische lagen worden gedateerd.
Geologie; aardkunde of de wetenschap die zich bezighoudt met de ontwikkeling van
de aarde en de evolutie van het daarop voorkomende leven.
Gesteentelagen en fossielen kunnen wetenschappelijk gedateerd worden.
2. Geologische tijdschaal.
Het geologisch verleden van de aarde beslaat 4,6 miljard jaar. Deze periode wordt
ingedeeld in 2 grote eonen;
 Cryptozoïcum: tijdperk van het verborgen leven of de stollingsperiode.
 Phanerozoïcum: tijdperk van het duidelijk aanwezige leven.
De belangrijkste periodes uit de geologische tijdschaal verwijzen zowel naar het
ontstaan van gesteenten als naar evoluerende levensvormen. De grootste stappen uit
die evolutie gebeuren in de volgende periodes;
Download