JUBILEUMVIERING – H. SACRAMENTSFEEST 9 juni 2012 Broeders Xaverianen – Westwood Waarheen wenst u dat we gaan om het joodse paasfeest klaar te maken? I. Feest van het H. Sacrament van het lichaam en bloed van Christus. Zoals jullie weten vieren we onder dit weekend het feest van het H. Sacrament van het lichaam en bloed van Christus. Het is één van mijn lievelingsfeesten in de loop van het kerkelijk jaar; het is immers het feest waarop ik, dertig jaar geleden, mijn eerste geloften aflegde (zoals Sint Paulus werd ik ‘geboren buiten het normale verloop’, daar ik niet in september mijn geloften uitsprak, wat voor veel broeders wel het geval was). Wat me echter belangrijker lijkt, nu we onze jubilarissen vieren, is dat het Sacramentsfeest ons doet nadenken over onze roeping als broeders en over onze eucharistische levenswijze volgens onze Fundamentele Beginselen – een weg waarop we dank zeggen en dienst bewijzen. II. Reflectie op het evangelie. De evangelietekst van dit feest volgens Sint Marcus geeft ons heel wat stof tot nadenken, tot bidden, tot voeding en tot uitdagingen. Jullie zullen zich herinneren, Broeders, dat het evangelie volgens Marcus, op het ogenblik dat Jezus zijn dreigende dood tegemoet gaat, een zeker ‘crescendo’ uitbouwt. In de hoofdstukken die de evangelietekst van vandaag voorafgaan, hield Jezus zijn ogen reeds op Jeruzalem gericht, daar hij en zijn apostelen wel wisten dat er ‘iets” te gebeuren stond. Het Marcusevangelie geeft ons enkele snelle, bijna schokkende gebeurtenissen, nu Jezus naar Jeruzalem trekt en gehoorzaam handelt volgens de wil van de Vader. Vooraf hadden we reeds het tafereel waarbij Jezus de vijgenboom vervloekt, omdat hij, hoewel in volle blad, geen vruchten droeg. Daarop worden we meegenomen naar Jeruzalem en naar de tempel waar Jezus de tafels overhoop gooit en de geldwisselaars naar buiten jaagt, terwijl Hij de tempelverantwoordelijken wijst op de ware bestemming van de tempel. ‘Staat er immers niet geschreven dat Mijn huis geroepen is om een huis van gebed te zijn voor alle naties, maar … jullie hebben er een rovershol van gemaakt!’ Terwijl de spanning steeds stijgt, is de tijd gekomen voor het joodse paasfeest en is het de eerste dag van het feest van het ongedesemde brood. Zijn discipels vragen hem - naar mijn mening op een heel intieme manier, - een teken dat zij waarlijk Jezus’ vrienden geworden zijn : ‘Waarheen wenst U dat we gaan om voor U het paasfeest voor te bereiden?’ Jezus’ antwoord op hun vraag blijft voor mij wat nevelachtig. Omschrijvend zegt Hij hun : ‘Ga naar de stad waar je een persoon zal ontmoeten die een kruik water draagt (het Griekse woord duidt niet aan of het om een man of om een vrouw gaat). Volg hem!’ Wat jullie denken weet ik niet, maar ik heb een hele boel vragen : ‘Komaan, Jezus, maak me niets wijs; het gaat er om een feest. Heel veel mensen lopen rond met kruiken water als voorbereiding op het feest. Hoe kan ik nu weten wie ik moet volgen? Zal het een man of een vrouw zijn? Zal hij klein of groot zijn. Zal hij mij kennen? Is er geen ander teken waardoor ik kan weten of ik de juiste persoon volg?’ Er moet tussen Jezus en zijn discipels zoveel vertrouwen geweest zijn dat ze het niet nodig vonden verdere vragen te stellen. Zij geloven dat gebeuren zal wat Hij zegt. Onderdanig volgen ze Hem, erop vertrouwend dat zal gebeuren wat Hij zei. En zo was het ook: zij ontmoeten de man, zij volgen hem, zij stellen vragen over de gastenzaal en worden geleid naar een gemeubelde en gebruiksklare zaal, en daar treffen zij de laatste voorbereidingen. Daar is het dat ze zullen worden uitgenodigd tot gemeenschap met de Meester. Daar is het, in de gebruiksklare zaal, dat ze zullen worden uitgenodigd tot deelname aan het joodse paasfeest, wat echter helemaal geen deelname zal zijn aan de een of andere historische wederopvoering. Dat samenzijn met Jezus die nacht waaronder Hij hun vraagt deel te nemen, terwijl Hij brood neemt, de zegen erover uitspreekt, het breekt en het hun geeft, zeggend : ‘Neem dit; dit is mijn lichaam,’ vertelt niet alleen opnieuw de heilsgeschiedenis maar zet die voort. Het is vanuit die gebruiksklare zaal dat de discipels de genade ontvangen om dingen te gaan doen die zij zich nooit hadden kunnen voorstellen : Gods lijden en erbarmen te ZIJN. Het is ook vanuit die zaal dat Jezus, uit gehoorzaamheid aan de wil van de Vader, naar de Olijfberg gaat om er zijn leven te geven. III. Betekenis voor ons, voor onze roeping als Broeders Xaverianen. Welke betekenis heeft dat alles voor ons? Het lijkt me, wanneer ik over dat evangelie nadenk, dat er een zekere beweging plaatsvindt, niet noodzakelijk een lineaire vooruitgang, maar een beweging naar een steeds diepere relatie tussen Jezus en elk van zijn discipels, een progressie waardoor ze gaan begrijpen wat Jezus hun leert, waardoor ze de waarden leren kennen die hij hun voorhoudt, waarden die zij in de praktijk zullen omzetten, een praktijk die een levenswijze wordt, een leven van volgeling-zijn, een leven in eenheid en verbondenheid. Is dat ook niet het verhaal van onze roeping? Elk van ons begint op zijn eigen manier zijn verhouding tot Jezus uit te bouwen. Maar op verscheidene ogenblikken van ons leven gaan we, dankzij vriendschappen of dankzij ogenblikken van diepe intimiteit waarbij wij onze ogen richten op de toekomst, ons de vraag stellen, elk met zijn eigen woorden dan : ‘Jezus, waarheen wenst U dat ik ga en het paasfeest voor U klaarmaak?’ Door Zijn antwoord kunnen we verbijsterd staan, maar we vertrouwen Hem en onderdanig volgen we Hem. Voor ons, Xaverianen, kan Jezus’ enigmatisch antwoord wellicht het volgende zijn : ‘Ga en voeg je bij ‘eenen band van Broeders’ die gesticht werd door een eenvoudige leek, een schoenmaker, een hardnekkige ploeteraar die bijtijds ook een opvliegende vent kon zijn. Volg hem en hij zal je naar een gemeubelde en gebruiksklare zaal brengen’. Hoe ziet die gemeubelde en gebruiksklare zaal eruit voor ons, volgelingen van Theodoor Rijken? Het is een ruimte die plaats voorziet voor contemplatie, maar tevens oproept tot actie. Het is een ruimte waar we uitgenodigd worden tot gemeenschap met Jezus, tot een affectieve verbondenheid met Hem, een verbondenheid die zo intiem is dat we uitgenodigd worden om, als één van zijn geliefde discipels, ons hoofd op zijn hart te leggen. Het is een ruimte, om het met de woorden van onze Fundamentele Beginselen te zeggen, waar ‘je leven met je broeders, dat kringt rond het woord en de eredienst van God, een deelhebben is aan de gedachtenis van Christus’. Het is een ruimte van waaruit we tevens tot actie uitgezonden worden : ‘Ga dan tot alle volkeren, en maak ze tot Mijn leerlingen’. ‘Stem ermee in te worden weggeschonken als voedsel voor anderen, als brood dat wordt gebroken!’ Aangezien die ruimte reeds gemeubeld en gebruiksklaar is, werken we met de grondslagen ervan; er is immers geen reden om de garnering te wijzigen; we dienen alleen maar onze voorbereidingen te treffen. IV. Beschouwingen bij onze jubilarissen. Dat alles brengt me bij onze jubilarissen, die broeders wier verjaardag van hun op-weg-gaan we dit jaar vieren. Kunnen we in hen geen voorbeelden zien van volgelingen die, in gehoorzaamheid en trouw, op weg gegaan zijn om Jezus’ gebod op te volgen? Zij vonden gemeubelde en gebruiksklare ruimtes waarin ze in diepe verbondenheid met Jezus en met hun broeders en zusters op veel plaatsen in de wereld konden binnentreden. Zij vonden gemeubelde en gebruiksklare ruimtes in plaatsen zoals Boston, Brooklyn en Baltimore, in de Bronx en in Brugge, in Rome en in Rapid City, in Londen, Manchester en Middletown, in Louisville en Leonardtown, in Likasi en Lodwar, in Kasenga en Naïrobi. Zij vonden gemeubelde en gebruiksklare ruimtes in de bergen van Pennsylvania, op de altiplano van Bolivië en het centraal plateau van Haïti, in Princeton en Piscataway, op de vervroren toendra’s van Alaska, op de heuvels van Turkije en op de jinricksha van Bangladesh. Zij vonden gemeubelde en gebruiksklare ruimtes in klaslokalen en bibliotheken, in kunststudio’s, kostscholen en bureaus, in provincialaten en generalaten en op tal van plaatsen tussendoor. En het ging er niet alleen om de plaatsen waar ze werkten; het ging er vooral om wie en wat zij op die plaatsen waren, waardoor ze ‘uitdrukking gaven aan Gods zorg en meevoelende liefde’. Maar hun betrekking tot de Heer Jezus neemt niet eenvoudigweg af doordat ze 50, 60, 70 of 75 jaar geleden of zelfs 80 jaar in het geval van Broeder Emeric op Jezus’ uitnodiging zijn ingegaan. Zij, zoals wij allemaal, zijn nog steeds uitgenodigd om tot Jezus de vraag te richten : ‘Waar wenst U dat ik vandaag heenga en de paasmaaltijd voor U klaarmaak?’ V. Oproep voor ons allemaal op vandaag. Stellen wij ons, als Congregatie, niet dezelfde vraag op vandaag : ‘Jezus, waarheen wenst U dat we gaan om voor U het paasmaal klaar te maken?’ Het zou best kunnen dat Jezus’ antwoord op vandaag al even nevelachtig is als zijn antwoord eertijds aan zijn discipels : ‘Op de eerste plaats wens ik dat je de man, Theodoor Rijken, in zijn originele taal en met zijn aanvankelijk spiritueel streven gaat ontdekken; vervolgens wens ik dat je gaat nadenken over de zelfgave van de Geest aan Rijken – het vuur dat Rijken verteerde en hem aanzette de Congregatie te stichten. Ik wens dat je nadenkt over het charisma, de gift die hij jou als zijn volgeling naliet. Ik wens dat je de spiritualiteit die hij beleefde meer gaat uitdiepen, een spiritualiteit die hem naar een gemeubelde en gebruiksklare ruimte leidde. Ook wens ik dat jij, jouw medewerkers en geassocieerden op vandaag de zelfgave van de Geest voor jullie allemaal ontdekken en tevens de weg waartoe jullie geroepen zijn om uitdrukking te geven aan Gods zorg en meevoelende liefde voor de mensen van deze tijd en hun de vrijheid te schenken van de kinderen Gods. Ik geloof dat Jezus ons zegt : ‘Als jullie dat doen, zullen jullie een gemeubelde en gebruiksklare ruimte vinden om als Broeders, als Xaveriaanse geassocieerden en medewerkers, samen met Mij, de paasmaaltijd te delen.’ Jullie zullen worden uitgenodigd tot eenheid en verbondenheid, en vanuit die gemeubelde en gebruiksklare ruimte zullen jullie worden uitgezonden, samen met jullie broeders en zusters, ‘als voedsel voor anderen, als brood dat wordt gebroken’. Ik hoop en bid opdat we, net als Jezus’ discipels, in gehoorzaamheid het pad zouden volgen dat Jezus voor ons heeft getrokken. Ik hoop dat we op vandaag de voor ons gemeubelde en gebruiksklare ruimte zullen ontdekken. Mochten wij, vanuit die gemeubelde en gebruiksklare ruimte, Gods zelfgave aan ons, het charisma dat diep in ons brandt en dat vlees verlangt te worden in het leven van onze Congregatie, duidelijk gaan uitdrukken, zodat, net als in het verleden, de Congregatie Gods passie en compassie voor de schepping kan belichamen en het sociale drama dat zich aan de grenzen en aan de zelfkant van onze samenleving voltrekt kan verlichten zoals Theodoor Rijken het deed 173 jaar geleden. VI. Een voorbeeld van iemand die, in geloof, Jezus’ gebod opvolgde. Laat mij besluiten door het laatste woord te geven aan iemand die in zijn leven ervan hield steeds het laatste woord te hebben, maar die velen onder ons eerbiedig het hoofd deed buigen voor wat die laatste woorden zouden zijn. Jim Kelly had tijdens zijn strijd tegen kanker, zo geloof ik, een gesprek met de Heer Jezus dat gelijklopend was met het gesprek dat de apostelen hadden in het evangelie van vandaag. ‘Jezus, waarheen wenst U dat ik ga om het paasmaal voor U te bereiden?’ Ik geloof dat Jezus’ antwoord als volgt kan worden uitgedrukt : ‘ Je zal er voor jou een gemeubelde en gebruiksklare kamer vinden; ga erheen, want daar is het dat we samen onze ogen op Jeruzalem zullen richten en getuigenis geven van Gods liefde’. We weten dat die gemeubelde en gebruiksklare kamer voor Jim de eetkamer was in de communiteit aan de Beechfield Avenue in Baltimore. Hoe nevelig en enigmatisch Jims levensreis ook was, hij beleefde het in diep geloof. Enkele dagen voordat hij stierf, tijdens één van zijn laatste, bewuste handelingen, hernieuwde hij zijn geloften als Broeder Xaveriaan. En zoals steeds, hij deed het op zijn unieke manier. De schoolgemeenschap en de meeste broeders waren op school om er, samen met de aartsbisschop het Xaveriusfeest voor te bereiden. Jim die te ziek was om erbij te zijn, was in de voor hem gemeubelde en gebruiksklare kamer, met Arthur aan zijn zijde, en samen volgden ze de mis via Skype. Daar we de herziene ritus van de gelofteaflegging gebruikten – de ritus die we straks zullen gebruiken – waren Jim en Arthur in staat ‘Ik ben’ te antwoorden op elk van de zes vragen gebaseerd op de Fundamentele Beginselen. En natuurlijk, juist wanneer het ogenblik gekomen was waarop Jim de hernieuwingsakte zou uitspreken viel de verbinding uit, en Jim, vanuit de voor hem gemeubelde en gebruiksklare kamer, vervloekte de technologie en sprak de vernieuwing van zijn geloften uit volgens de formule die hij bij zijn eerste professie gememoriseerd had. Die andere akte van geloof kon hij nog maken dankzij zijn diepe verbondenheid met Jezus. Hoe weet ik dat? Tijdens de nacht van 2 december, terwijl Jim zijn laatste reis maakte naar de voor hem gemeubelde en gebruiksklare kamer, was hij erg ongedurig en snakte hij geregeld naar adem. Mede daarom namen de personen die hem bijstonden hem nu en dan bij de hand, opdat hij wat rust en vrede zou vinden. Op een gegeven ogenblik keek ik naar zijn iPod die naast hem op de tafel lag en doorliep de CD-lijsten die hij had samengesteld. Daarbij stootte ik op een lijst waarop al de hymnen stonden die hij voor zijn begrafenis had uitgekozen. Ik legde de plaat op waarop de openingshymne stond die hij voor zijn uitvaartplechtigheid voorzien had. En toen de tekst opstartte, werd hij heel rustig en luisterde hij, samen met diegenen die bij hem waren, naar de hymne ‘Jeruzalem, mijn bestemming’ “Ik heb mijn ogen gericht op jouw heuvels, Jeruzalem, mijn bestemming. Hoewel ik het einde ervan voor mij niet kan zien, toch kan ik mijn ogen er niet vanaf wenden. Wij hebben ons hart op UW weg gezet; deze reis is onze bestemming. Laat niemand het alleen doen. De reis maakt ons één.” VII. Besluit. Daar wij getuigen zijn van de vernieuwing van de geloften door onze Broeders Jubilarissen, bidden wij dat hun positieve antwoord er ons aan herinnert dat wij, als Broeders, ons hart naar de Heer hebben gekeerd. Mocht, in hun ‘Ik ben’-antwoord op elk van de vragen, ook onze bereidheid blijken om als broeders, om als Congregatie gehoorzaam het pad te volgen dat de Heer Jezus voor ons getrokken heeft. Mochten wij, door ons ja bij de geloftehernieuwing, die ja beleven door alles te doen waartoe wij in staat zijn, zodat het vuur dat in Rijkens hart brandde – de zelf-gave van de Geest die hem gegeven werd en aan ons werd doorgegeven – blijft branden in ons aller hart. Mochten wij op onze beurt, vanuit de gemeubelde en gebruiksklare kamer die er is voor elk van ons - de kamer van ons feitelijke, gewone leven – het Paasmaal delen met Jezus, ons charisma voeden en meegeven aan de toekomstige generaties van Broeders Xaverianen, geassocieerden en medewerkers in zending, zodat Jezus’ missie tot oprichting van het Rijk Gods vervuld wordt. AMEN. Broeder Lawrence Harvey, CFX Generaal-Overste