opleidingsprofiel docent theater

advertisement
Opleidingsprofiel
Docent Drama
(Bachelor)
Werkgroep Opleidingsprofiel Docent Drama
Netwerk KVDO, maart 2004
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
1 / 30
Voorwoord
Voor u ligt het document Opleidingsprofiel Docent Drama (Bachelor).
Dit landelijk gemeenschappelijk profiel is in opdracht van het Netwerk
Kunstvakdocentenopleidingen (KVDO) opgesteld door een speciaal voor dat
doel in het leven geroepen werkgroep. Het beschrijft wat de
docentenopleidingen gemeenschappelijk hebben als kader voor de eigen
profilering van de opleidingen en is bedoeld als sturend en richtinggevend voor
de vorming van opleidingscurricula. Het Opleidingsprofiel Docent Drama biedt
de opleidingen, studenten, docenten, bestuurders, de binnen- en
buitenschoolse kunsteducatieve beroepspraktijk en andere geïnteresseerden
collectieve uitspraken over de kwalificaties waaraan een afstuderende Docent
Drama moet voldoen.
Binnen het kunstvakonderwijs worden tien opleidingsprofielen opgesteld, die
tezamen inzicht geven in de structuur en samenhang van de kwalificaties van
afgestudeerden van de initiële kunstopleidingen op HBO bachelor-niveau. Van
deze tien zijn er inmiddels zes met betrekking tot de kunstvakopleidingen
vastgesteld. De vier die betrekking hebben op de kunstvakdocentenopleidingen
(waaronder dit profiel) zijn door het Netwerk KVDO ontwikkeld en worden aan
het werkveld ter validering voorgelegd.
Dat er een HBO masteropleiding (voor een geselecteerd aantal bachelors) dient
te volgen op de bachelorfase staat voor het Netwerk buiten kijf. Het Netwerk
KVDO kiest daarbij voor één multidisciplinaire masteropleiding kunsteducatie,
die aansluit bij deze bachelorprofielen én bij de zich sterk ontwikkelende
praktijk van de kunsteducatie. De bacheloropleiding kan in de periode van 4
jaar tijd zorgen voor een basisbekwaamheid, maar sommige
onderwijsgebieden vergen van de docent een hoger professioneel niveau en
een grotere persoonlijke verbreding en verdieping of specialisatie dan de HBObachelor kan bieden.
Het Netwerk heeft bij het schrijven van de bachelor- en de masterprofielen het
uitgangspunt gehanteerd dat het door de hogescholen af te geven getuigschrift
voor de bacheloropleiding afgestudeerden de mogelijkheid geeft om les te
geven in de relevante kunstdiscipline in de basisvorming, het MBO en het
VMBO, alsmede het buitenschoolse werkveld. In relatie tot het voorbereidend
hoger onderwijs bestaat er een sterke inhoudelijke koppeling tussen het
theoretische vak CKV2 en het op uitvoering gerichte CKV3. Van afgestudeerde
bachelors kan worden verwacht dat zij voldoende basis hebben voor het
verzorgen van kunstdisciplinegebonden onderwijs in het voorbereidend hoger
onderwijs (CKV3). Echter, de bevoegdheid voor het verzorgen van het brede,
interdisciplinaire vak CKV2 - in de gewenste combinatie met CKV3 - behoort in
de optiek van het Netwerk niet bij de bachelorgraad. Alleen het getuigschrift
van de masteropleiding biedt afgestudeerden de volledige
onderwijsbevoegdheid in de kunstdiscipline waarvoor zij zijn opgeleid. Door de
grotere aandacht voor de theoretische competenties in de masteropleiding
onderscheidt de master zich van de bachelor vanwege de mogelijkheid om in
het voorbereidend hoger onderwijs het vak CKV2 (in samenhang met CKV3) te
verzorgen. Daarbij heeft de afgestudeerde Master de bekwaamheid ten
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
2 / 30
aanzien van het vak CKV3 verder ontwikkeld. Met deze opzet wordt
aangesloten bij de nationaal en internationaal gangbare praktijk.
Na validering door het werkveld zullen de profielen van de
kunstvakdocentopleidingen worden vastgesteld door de algemene vergadering
van de Vereniging HBO-Raad ten behoeve van de hogescholen die deze
opleidingen verzorgen. De opleidingsprofielen zijn tot stand gekomen onder
regie van het netwerk KVDO. Ook na vaststelling zullen de profielen door dit
netwerk worden beheerd.
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord 1
1.
1.1
1.2
1.3
Inleiding
Herstructurering Kunstonderwijs
Projectorganisatie Kunstvakonderwijs
Kwalificatiestelsel Kunstonderwijs
2.
Herindeling kunstvakopleidingen
3.
3.1
3.2
3.3
Status en werkwijze
Status van het opleidingsprofiel
Werkwijze
Terugkoppeling
4.
4.1
4.2
4.3
Uitgangspunten
Explicitering van eisen
Competentiebenadering
Formulering van de competenties
5.
Visie op de beroepen, het werkveld en
ontwikkelingen in relatie tot de opleiding
Beroep en werkveld van de Docent Drama
Ontwikkelingen
Relatie tussen beroep en opleiding
5.1
5.2
5.3
6.
6.4
De positie van de opleiding Docent Drama
in het onderwijsveld
Hoger onderwijs
Verschillen met opleidingen op MBO-niveau
Relatie met het wetenschappelijk onderwijs en
andere HBO-opleidingen
Voortgezette opleidingen
7.
Competenties
6.1
6.2
6.3
3 / 30
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
4 / 30
1. Inleiding
Een opleidingsprofiel geeft aan op welke opleidingskwalificaties een curriculum
minimaal gebaseerd moet zijn en over welke competenties een beginnend
docent in elk geval moet beschikken. Daarnaast zijn opleidingsprofielen
belangrijk in de communicatie over opleidingen met derden. Het
kunstvakonderwijs werkt momenteel aan een kwalificatiestelsel waarin voor de
verschillende domeinen competentiegerichte opleidingskwalificaties worden
vastgelegd en waarin tevens gestructureerd overleg met het werkveld over de
aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt wordt verankerd.
1.1 Herstructurering Kunstonderwijs
Het opstellen van opleidingsprofielen gebeurt in het kader van de
herstructurering van het kunstonderwijs, die weer past in het bredere
ontwikkelingsperspectief van het hoger onderwijs. De profielontwikkeling is een
gefaseerd proces, waarvoor de algemene vergadering van de HBO-Raad in
1997 het stramien bepaalde (zie Stramien Opleidingskwalificaties HBO). Het
opleidingsprofiel (inclusief opleidingskwalificaties) is de middelste stap in het
proces: het is de vertaling van het beroepsprofiel en de grondslag voor
opleidingscurricula.
De profielontwikkeling heeft verschillende, gerelateerde doelen. Ze faciliteert
een eenduidiger begrippenapparaat en maakt daardoor een betere in- en
externe communicatie en een betere meetbaarheid en vergelijkbaarheid van
opleidingen mogelijk. Voorts dient zij een betere kwaliteit en kwaliteitszorg van
het onderwijsaanbod: de operatie zal namelijk leiden tot meer transparante
structuren, minder versnippering en meer en doelmatiger afstemming van de
opleidingen op elkaar én de beroepspraktijk. Al deze factoren kunnen de
verankering van het kunstvakonderwijs in de maatschappij ten goede komen.
1.2 Projectorganisatie Kunstvakonderwijs
In het kader van deze herstructurering is in 1997 de Projectorganisatie
Kunstvakonderwijs geïnstalleerd. Een van de opdrachten was om
beroepsprofielen en startkwalificaties op te stellen voor het kunstonderwijs.
Uitgangspunt was om te starten vanuit de beroepspraktijk: door ten eerste de
beroepen te beschrijven waar het kunstvakonderwijs in principe voor zou
moeten opleiden. Op grond van deze beschrijvingen kon worden bekeken hoe
het onderwijsaanbod in het kunstonderwijs zich verhoudt ten opzichte van de
ontwikkelingen in de beroepspraktijk.
Om de vergelijkbaarheid van de beroepsinformatie uit de verschillende
sectoren te vergroten en een vertaling mogelijk te maken naar eindtermen en
curricula is door de Projectorganisatie gewerkt met een vast stramien waarin
de informatie beschreven moest worden. Daarin is een onderscheid gemaakt
tussen beroepsprofiel en startkwalificatie. Met beroepsprofiel wordt in dit
verband bedoeld een beschrijving van de activiteiten die een
beroepsbeoefenaar ontplooit na een aantal jaren praktijkervaring. Bij de
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
5 / 30
startkwalificaties is de jonge professional die net een kunstvakopleiding achter
de rug heeft het uitgangspunt.
De kwaliteit en de bruikbaarheid van het ontwikkelde materiaal zijn door de
Projectorganisatie in verschillende werkconferenties getoetst en zowel
vertegenwoordigers van de beroepspraktijk als van het kunstonderwijs bleken
zich in grote mate in het eindresultaat te kunnen vinden.
1.3 Kwalificatiestelsel Kunstonderwijs
De Projectorganisatie Kunstvakonderwijs heeft zich niet meer bezig gehouden
met de vertaling van de beroepsprofielen in opleidingsprofielen. Hiervoor is in
2001 een vervolgtraject gestart onder regie van de HBO-Raad, passend binnen
de gangbare HBO-procedures en met het sectoraal adviescollege
kunstonderwijs in een aansturende en coördinerende rol. Allereerst zijn er vijf
op het beroepenveld afgestemde domeinen onderscheiden: Beeldende Kunst
en Vormgeving, Film en Televisie, Muziek, Theater en Dans. Binnen deze
domeinen zijn de disciplinenetwerken benaderd om te komen tot het opstellen
van de opleidingsprofielen.
In dit proces speelt de afstemming met de beroepspraktijk een belangrijke rol.
Om de dialoog met de beroepspraktijk gestalte te geven is een convenant
gesloten tussen de HBO-Raad, als vertegenwoordiger van de betrokken
hogescholen en de Federatie van Kunstenaarsverenigingen, als
vertegenwoordiger van de beroepspraktijk. In het convenant is onder andere
vastgelegd dat de beroeps- en opleidingsprofielen periodiek zullen worden
besproken met het beroepenveld. Actualiseren en aanscherpen van zowel
beroepsprofiel als opleidingsprofiel zal in de toekomst nodig blijven.
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
6 / 30
2. Herindeling kunstvakopleidingen
Met ingang van het studiejaar 2002-2003 zijn de kunstvakopleidingen die
geregistreerd staan in het Centraal Register voor Opleidingen Hoger Onderwijs
(CROHO) anders ingedeeld. Dit heeft ook gevolgen voor de bacheloropleiding
Docent Drama1.
Een duidelijke plaatsbepaling komt niet alleen de kwaliteit en kwaliteitszorg
van de betreffende kunstvakopleidingen zelf ten goede. Ze functioneert ook als
referentiekader voor de beoordeling van specialisaties en opleidingen die zich
bevinden op de grensgebieden van het kunstvakonderwijs. Het geeft
inhoudelijke criteria voor de beoordeling en positionering van opleidingen die
zijn samengesteld uit elementen van het kunstvakonderwijs en bijvoorbeeld
een andere HBO-discipline.
Gelet op de inhoudelijke analyse van de werkvelden in de beroepsprofielen is
hierbij gekozen voor opleidingen die breed georiënteerde, op een of meer
terreinen gespecialiseerde en 'ondernemende' afgestudeerden afleveren. Bij de
herindeling is uitgegaan van de volgende criteria:
breed gedefinieerde opleidingen, alleen specifiek waar noodzakelijk
Dit met het oog op een zo groot mogelijke inzichtelijkheid in het
opleidingenaanbod, op voldoende flexibiliteit in het vormgeven van nieuwe
opleidingsvarianten, als ook op het op langere termijn creëren van voldoende
perspectief op een eenduidig bekostigingsarrangement. De indeling moet
tegemoet komen aan de eisen van doelmatigheid en beheersbaarheid.
zo min mogelijk differentiatie
Waar mogelijk moet de druk op differentiatie in het onderwijsaanbod worden
beperkt. Dit kan door innovatie binnen bestaande opleidingen en een betere
afstemming van de programmering tussen opleidingen. De indeling moet een
flexibele, functionele onderwijsprogrammering mogelijk maken en aansluiting
mogelijk maken op verwante disciplines en vakgebieden buiten het
kunstvakonderwijs.
beroepsgericht
De opleidingen hebben een beroepsgerichte identiteit en oriëntatie. Ze dienen
uit te gaan van voor studenten herkenbare beroepsbeelden en hebben een
karakteristieke en herkenbare set van (kern)kwalificaties. Een en ander komt
ook tot uitdrukking in een consistente naamgeving.
onderscheid naar kerndisciplines en vakgebieden
1
De werkgroep vindt dat vanuit het oogpunt van transparantie het beroep beter aangeduid kan worden als Docent
Theater. Dit in het verlengde van het POKO-rapport, waar bij de beroepsprofielen van theatermakers onder andere
gesproken wordt van 'theaterdocent'. Ook voor de andere drie kunstvakken wordt voor het docentschap aangesloten bij
de discipline waarvan het een afgeleide is. Alleen bij Docent Drama wordt daarvan afgeweken, omdat het kunstvak in het
VO (volgens de wet) met 'drama' wordt aangeduid. Tot voor kort werd er binnen het KUO nog gesproken van de
discipline Theater met als onderverdeling Dans en Drama. Maar nu wordt in de indeling van de opleidingen het
onderscheid Theater en Dans gehanteerd. De werkgroep is er voorstander van dat dit ook voor het docentschap wordt
doorgevoerd. Te meer omdat in de buitenschoolse sector altijd sprake is van theater en theaterdocenten.
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
7 / 30
De opleidingen zijn inhoudelijk gebaseerd op onderscheiden kerndisciplines en
vakgebieden. De uiteindelijke indelingssystematiek kent domeinen, opleidingen
en uitstroomprofielen (waarbinnen tal van opleidingsvarianten).
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
8 / 30
De nieuwe indeling van het opleidingenaanbod kunstonderwijs in schema:
Domein
Beeldende
Kunst en
Vormgeving
Opleiding
Opleiding Autonome
Beeldende Kunst
Opleiding Vormgeving
Film en TV
Muziek
Opleiding Docent
Beeldende Kunst en
Vormgeving
Opleiding Film en TV
Opleiding Muziek
Uitstroomprofiel
Visuele Communicatie
Productontwerp
Ruimtelijk ontwerp
Musicus
Muziektechnologie
Compositie
Opleiding Docent Muziek
Opleiding Theater
Acteur
Theatermaker
Opleiding Docent Drama
Opleiding Dans
Danser
Choreograaf
Opleiding Docent Dans
Theater
Dans
CROHO-nummer
Docent
Docent
Docent
Docent
Beeldende Kunst en Vormgeving
Dans
Drama
Muziek
39100
34940
34745
39112
CROHO = het wettelijk Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs /
Uitstroom-profielen worden niet in het CROHO geregistreerd, maar zijn op
grond van bestuurlijke afspraken bindend voor de afzonderlijke hogescholen.
De nieuwe indeling heeft uitsluitend betrekking op de bachelorfase en is sinds
1 september 2002 van kracht. Voor elk van de opleidingen is een
opleidingsprofiel met opleidingskwalificaties opgesteld, met – waar van
toepassing – een verbijzondering naar uitstroomprofiel.
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
9 / 30
3. Status en werkwijze
3.1 Status van het opleidingsprofiel
Dit landelijke opleidingsprofiel geldt voor alle instellingen in Nederland die de
hogere beroepsopleiding verzorgen met de CROHO-benaming Docent Drama.
Het profiel is onder verantwoordelijkheid van het Netwerk KVDO tot stand
gekomen en wordt door haar beheerd. Het is daarmee het collectieve
eigendom van de hogescholen, als vertegenwoordigd in het Netwerk KVDO, die
de opleiding Docent Drama in stand houden.
Uitgangspunt en ijkpunt bij het opstellen van het opleidingsprofiel waren de
beroepsprofielen en startkwalificaties Docenten in de Kunstvakken die door de
Projectorganisatie Kunstvakonderwijs zijn opgesteld in bijlage 1G van het
eindrapport Project Kunstvakonderwijs (Utrecht, mei 1999) gebaseerd op de
ongegradeerde en ongedeelde docentenopleiding. Deze beroepsprofielen zijn
tot stand gekomen in nauw overleg met zowel de onderwijsinstellingen als de
beroepspraktijk.
De schrijfgroep heeft een bachelorprofiel geschreven dat in samenhang met
het masterprofiel bezien moet worden. Daarbij is het van belang het
beroepsveld van de bachelor ten opzichte van dat van de master helder te
onderscheiden. Dat betekent dat de bevoegdheid van de bachelor het gehele
beroepsveld geldt, maar dat de masterbekwaamheid voor verschillende
beroepen en functies met een uitoefening op ‘expert-niveau’ gekoppeld is aan
eisen die door het afnemend beroepsveld geformuleerd worden voor deze.
De bekwaamheid voor het geven van CKV2 is alleen te verkrijgen in de
interdisciplinaire masteropleiding. Waarbij de verdieping en verbreding van de
artistieke competentie, gezien de in de praktijk veel voorkomende koppeling
van CKV2 aan CKV3, een extra forte van de masteropleiding is.
Het Netwerk is van mening dat het mastertraject dient te voorzien in een
verdere professionalisering en specialisering. Dit kan onder meer een
belangrijke bijdrage leveren aan verbeterde en meer diverse
loopbaanperspectieven van de docenten. Dit is analoog aan de aanbevelingen
van de visitatiecommissie eerstegraads lerarenopleidingen en de bestuurlijke
reactie daarop van de HBO-Raad. Deze zijn gebaseerd op de constatering dat:
• een universitaire pendant voor docenten in het kunstvakonderwijs ontbreekt
en ook niet vanzelfsprekend is gezien een noodzakelijke bedding daarvan in
de kunstenopleidingen
• er onduidelijkheid over de positie van afgestudeerden van de
docentenopleidingen in het kunstonderwijs blijft bestaan (zowel wat betreft
de bevoegdheden van docenten als de titulatuur)
• er een te grote druk ontstaat op de opleidingsprogramma's, mede als
gevolg van de invoering en invulling van het vak CKV
Het profiel dient te worden beschouwd als een eerste versie, die de komende
jaren zal worden aangevuld en aangescherpt. Het Netwerk KVDO beschouwt
het in status van ontwikkeling.
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
10 / 30
Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de notitie Naar een
Kwalificatie-stelsel Kunstonderwijs
3.2 Werkwijze, context en overwegingen
Het Opleidingsprofiel Docent Drama biedt uitspraken over de kwalificaties,
waaraan elke afgestudeerde van de opleiding Docent Drama moet voldoen. De
profielschrijfgroep bestond uit Lidwine Janssens, Bruin Otten, Ad Overweel,
Jacob Oostwoud Wijdenes en Rien Sprenger (voorzitter). Fons Schneijderberg
heeft het proces in de eerste fase ondersteund. Later is hij opgevolgd door
Jaap Vinken die ook heeft zorggedragen voor afstemming met profielen van
andere docentenopleidingen en het masterprofiel.
De werkgroep besteedde haar tijd en aandacht vooral aan het opstellen van de
competenties, die het laatste hoofdstuk van dit profiel beslaan. De centrale
vraag daarbij was welke vermogens of bekwaamheden studenten moeten
verwerven om later een zinvolle bijdrage te kunnen leveren in hun
beroepssituatie. Bij elke competentie werden gedragsindicatoren benoemd.
Deze indicatoren geven aan welk waarneembare gedrag een afstuderend
student/beginnend docent moet vertonen om te mogen concluderen dat hij of
zij de desbetreffende competentie verworven heeft. Bij het benoemen van
deze indicatoren vroeg de werkgroep zich steeds af welk gedrag een
afstuderend student moet kunnen laten zien waaruit blijkt dat hij of zij in een
toekomstige beroepssituatie competent kan handelen.
De werkgroepen hebben enkele uitgangspunten geformuleerd, die er op
gericht waren om tot een pregnant geformuleerde, accurate competentieset te
komen:
• Er zijn niet teveel afzonderlijke competenties geformuleerd, die door hun
bewoording direct als vermogen herkenbaar zijn.
• Voor de verschillende docentenopleidingen moesten dezelfde namen voor
dezelfde competenties gebruikt worden, de definities mochten van
discipline tot discipline verschillen.
• De competenties en gedragsindicatoren moeten eenvoudig en
aansprekend zijn geformuleerd en herkenbaar zijn voor studenten en
docenten.
• Bij twijfel over de opname van een competentie of gedragsindicator is in
het oog gehouden dat opleidingen in de praktijk breder zijn opgezet dan
voor bepaalde beroepssituaties nodig is. Er werd een doorslaggevende
rol toegekend aan het gezamenlijke oordeel van de werkgroepleden over
wat een opleiding een student moet meegeven.
• De opleidingskwalificaties sluiten nauw aan bij de kwalificaties van de
besbetreffende vakopleidingen
Het werkproces bestond uit de volgende stappen:
• Inventarisatie van de inhoud van de beroepsprofielen en
startkwalificaties van de Projectorganisatie Kunstvakonderwijs..
• Aanvulling van de beroepsprofielen met nieuwe informatie over
ontwikkelingen in de beroepspraktijk, het niveau van hoger
beroepsonderwijs, et cetera.
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
11 / 30
•
Identificatie van competentiegebieden. Dit komt erop neer dat op basis
van de informatie uit de beroepsprofielen en startkwalificaties een aantal
gebieden werden onderscheiden waarin een student zich moet
bekwamen. Elk van de gebieden vooronderstelt een specifieke invalshoek
op het onderwijs aan de opleiding. Uiteindelijk zijn de volgende
competentiedomeinen c.q. opleidingsdimensies onderscheiden:
• artistiek
• vaktechnisch
• professioneel-maatschappelijk
• (kunst)pedagogisch
• Identificatie van competenties:
Per competentiedomein werd een reeks afzonderlijke competenties
onderscheiden; het uitgangspunt daarbij was dat het aantal
competenties niet te groot mocht worden. Voor elke competentie werd
een naam bedacht en een definitie geformuleerd.
• Indeling van de startkwalificaties bij competenties:
De startkwalificaties werden stuk voor stuk bij een competentie
ondergebracht, soms gebeurde dit door net zolang te ‘schuiven’ met een
kwalificatie totdat de meest geschikte noemer gevonden was.
• Herformuleren van de kwalificaties als gedragsindicatoren:
Deze stap was ingrijpend, omdat een vertaalslag plaatsvond. De
startkwalificaties waren immers geformuleerd in termen van kennis,
vaardigheden en attitudes (de Docent Drama kan …, is in staat om …) en
moesten nu in waarnemingstermen gegoten worden (de Docent Drama
verricht …, de Docent Drama maakt …). Waar nodig werden elementen
aan de beroepskwalificaties toegevoegd.
Om misverstanden te voorkomen, wordt benadrukt dat de gebruikte termen
een ruime interpretatie mogelijk moeten maken en dat de competentiesets
uitsluitend richtinggevend zijn voor zowel opleiding, student als docent. Het
abstractieniveau is bewust hoog zodat opleidingen deze profielen als
uitgangspunt kunnen nemen voor een nadere invulling van de opleiding. De
competenties geven over het algemeen alleen de aard van het te ontwikkelen
vermogen aan. De indicatoren zijn een hulpmiddel om vast te stellen in
hoeverre het vermogen ontwikkeld is. In algemene zin geldt dat de opleiding
het HBO-niveau weerspiegelt.
Het kunstonderwijs wordt traditioneel ook gekenmerkt door mythen en
verhalen, die studenten op een verrassende manier inspireren en verder
kunnen brengen. De competenties moeten daar ruimte voor blijven bieden.
Het koesteren van het onverwachte en het tonen van tolerantie ten opzichte
van particuliere opvattingen is in het kunstonderwijs een groot goed.
Het opleidingsprofiel is een kwaliteitskader dat enerzijds richting geeft en
anderzijds voldoende ruimte biedt voor opleidingen om hun eigen weg te
kiezen in de wijze waarop studenten opgeleid worden. Met de beschreven
vermogens als uitgangspunt kan elke opleiding zelf haar programma’s
inrichten. Bij visitaties en accreditaties kan men later controleren of de
studenten inderdaad de beschreven vermogens verwerven en of de
programma’s dat mogelijk maken.
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
12 / 30
3.3 Terugkoppeling
De formuleringen van de competenties gaf binnen de schrijfgroepen en het
netwerk gedurende het hele proces aanleiding tot discussie. De netwerkleden
zijn zich bewust van mogelijke uitwerkingen die de gekozen woorden
oproepen. Het document moest gekenmerkt worden door openheid en
diversiteit, analoog aan de beroepspraktijk. In het vervolg van het werkproces
zal verdere discussie en toetsing nodig zijn, waarbij geprobeerd moet worden
om getoonde betrokkenheid te consolideren.
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
13 / 30
4. Uitgangspunten
4.1 Explicitering van eisen
Dit opleidingsprofiel is gebaseerd op enkele belangrijke onderwijskundige
uitgangspunten. Kunstvakdocentenopleidingen behoren tot het hoger
beroepsonderwijs en dienen dus te voldoen aan de eisen die het
kwalificatiestramien HBO stelt:
• tot uitdrukking moet worden gebracht dat
kunstvakdocentenopleidingen in substantiële mate individugericht zijn
en binnen de opleidingskwalificaties ruimte willen bieden aan een
initiatiefrijke opstelling
• De opleidingskwalificaties moeten voor het beroepenveld herkenbaar
zijn. In de visie op de juist afgestudeerde kunstvakdocent en het
kunsteducatieve beroepenveld, en vervolgens in het indelingskader en
de kwalificaties komt tot uitdrukking welke eisen nieuwe
ontwikkelingen aan de beroepsuitoefening stellen. De beroepspraktijk
kent een dynamische ontwikkeling die een dogmatische beschrijving
van kwalificaties uitsluit.
• De opleidingskwalificaties moeten het HBO-niveau en, als deel van het
kunstvakonderwijs, ook een artistieke component in de opleiding
duidelijk specificeren (gericht op de door afgestudeerden te leveren
bijdragen aan de totstandkoming van een artistiek product of proces of
de overdracht daarvan).
• De opleidingskwalificaties moeten toekomstgericht zijn. Elk diploma
heeft een houdbaarheidsdatum. Afgestudeerden moeten zich blijven
ontwikkelen, hun competenties blijven uitbouwen. Hiertoe moet een
student tijdens de opleiding het vermogen ontwikkelen. In dit verband
zijn de opleidingskwalificaties toekomstgericht opgesteld.
• De opleidingskwalificaties moeten helder en waar mogelijk niet te
gedetailleerd geformuleerd zijn en waar van toepassing aansluiten bij
internationale ontwikkelingen.
• De opleidingskwalificaties moeten observeerbaar zijn (vandaar de
formulering in gedragsindicatoren) en meetbaar (vandaar het
incorporeren van criteria).
4.2 Competentiebenadering
Competentiegericht opleiden en leren is een innovatieve onderwijsvisie die in
het HBO breed wordt toegepast en goed aansluit bij tradities in het
(kunstvak)onderwijs. Competentiegericht kunstvakonderwijs kenmerkt zich
door een integrale benadering van kennis, vaardigheden en attitude, door
zelfsturing en een op de student gericht curriculum. Opleidingsdocenten staan
middenin of hebben hun wortels in de kunsteducatieve beroepspraktijk. Het is
daarmee onderwijs dat nadrukkelijk is afgestemd op de toekomstige
werkpraktijk van studenten. Ook daar is de integratie van kennis,
vaardigheden en houdingen immers eerder regel dan uitzondering.
De instellingen erkennen dat de introductie van opleidingsprofielen en
competenties vaak een omslag in het denken en werken vereist die niet voor
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
14 / 30
iedereen gemakkelijk te maken zal zijn. Recente visitaties hebben duidelijk
gemaakt dat de mondelinge en informele cultuur van de opleidingen op
cruciale punten aangevuld moet worden met schriftelijke werkwijzen. Veel
onderwijsinstellingen hebben met die cultuuromslag inmiddels een begin
gemaakt. De instellingen die al verder waren in dit proces grijpen deze
gelegenheid aan om hun onderwijs verder te structureren en te onderbouwen.
De opleidingsprofielen moeten, als ze eenmaal voldragen zijn, de kroon op dat
werk vormen.
Voorwaarde voor het ontwikkelen van competenties is ruimte voor studenten
om hun eigen ontwikkeling actief te sturen om zo al aanwezige competenties
op een hoger niveau te brengen of nieuwe competenties te ontwikkelen.
Betrokkenheid bij het vak van studenten en docenten is in het
kunstvakonderwijs een groot goed. De competenties moeten daar ruimte voor
blijven bieden.
Het opleidingsprofiel is een kwaliteitskader dat enerzijds richting geeft en
anderzijds voldoende ruimte biedt voor onderwijsinstellingen om een eigen
weg te kiezen in de wijze waarop studenten opgeleid worden. Met de
beschreven vermogens als uitgangspunt kan elke docentenopleiding zelf haar
programma’s inrichten. Bij visitaties en accreditaties kan later controle plaats
vinden of de studenten inderdaad de beschreven vermogens verworven
hebben en of de programma’s dat mogelijk maken. De nadruk komt dus veel
meer op de kwaliteiten van de studenten te liggen.
4.3 Formulering van de competenties
De vermogens en gedragsindicatoren zijn breed geformuleerd zodat soms een
zekere mate van overlap is ontstaan. Hiermee wordt aangegeven dat het één
niet zonder het ander kan; het gehele document bestaat uit formuleringen die
onderling een dynamisch verband hebben (het profiel heeft ook betrekking op
een dynamisch beroepenveld). De competentieprofielen voor het hele
kunstvakonderwijs zijn onderling op elkaar afgestemd en er op gericht ‘crossovers’ door studenten mogelijk te maken.
De competenties staan vooral in het teken van de opleidingen, minder van de
beroepspraktijk. Onderwijs is het toerusten van studenten met vermogens, ook
vermogens die een enkeling uiteindelijk misschien niet nodig blijkt te hebben.
Daarom staan er omschrijvingen in dit document die strijdig kunnen lijken met
sommige beroepsopvattingen.
De competenties en gedragsindicatoren vormen geen allesomvattend,
onfeilbaar of absoluut toetsingsinstrument, maar vooronderstellen een
deskundige beoordelaar, die bij de toepassing van de competenties nuances
kan aanbrengen. In de formulering van de competenties is niet precies het
niveau aan te geven dat de student bereikt moet hebben. De competenties
geven over het algemeen alleen de aard van het te ontwikkelen vermogen aan.
De indicatoren zijn een hulpmiddel om vast te stellen in hoeverre het
vermogen ontwikkeld is.
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
15 / 30
5. Visie op de beroepen, het werkveld en ontwikkelingen in relatie tot de
opleiding
5.1 Beroep en werkveld
Hoofdactiviteit van een docent in een kunstvak is het verzorgen van onderwijs
in het desbetreffende kunstvak binnen de verschillende sectoren/fasen van het
onderwijs, dan wel het geven van lessen, cursussen of het opzetten en
begeleiden van projecten binnen de buitenschoolse kunsteducatie of de
amateurkunst. Kennis en beheersing van de betreffende kunstdiscipline en het
specifieke kunstvak is vanzelfsprekend een voorwaarde om het docentschap
daarin goed te kunnen uitoefenen. De werkzaamheden kunnen zowel
binnenschools als buitenschools plaatsvinden. De Docent Drama verzorgt
onderwijs in de theorie en praktijk van het theater, soms ook onderwijs in
kunst en cultuur in het algemeen.
Afgestudeerden zijn in het binnenschoolse gebied werkzaam als vakleerkracht
Theater en (intern) schoolbegeleider binnen het primair onderwijs, als docent
in het VMBO, HAVO en VWO, in het secundair beroepsonderwijs en enkele
opleidingen binnen het HBO. In het buitenschoolse gebied worden functies en
werkzaamheden vervuld door docenten/kunstenaars afkomstig van diverse
opleidingen. Voor afgestudeerden van de opleiding Docent Drama die
werkzaam zijn in de buitenschoolse kunsteducatie gelden vaak ook
aanvullende activiteiten. Die betreffen vooral het ‘ondernemerschap in de
kunsteducatie’, gericht op nieuw aanbod voor nieuwe doelgroepen. Binnen de
centra voor kunsteducatie fungeren afgestudeerden van de opleiding Docent
Drama vaak als kaderdocent, staffunctionaris of coördinerende schakel tussen
meerdere vakspecialisten.
Het maken van een opleidingsprofiel is niet opgevat als een 1-op-1 vertaling
van beroep naar opleiding. Het moet ook een document zijn waarin de
opleidingen gezamenlijk stelling hebben genomen wat betreft de vraag: wat
willen wij onze studenten meegeven in de opleiding en welke kwalificaties
moeten onze studenten dus hebben aan het eind van de opleiding? Het is lastig
criteria vast te stellen voor een beginnend Docent Drama. Het is bijna
ondoenlijk om uit te gaan van een ‘stand van zaken’ in de zeer snel
veranderende wereld van de kunsten en het onderwijs. Daarbij is een typering
van de gemiddelde docent al snel arbitrair en steriel, terwijl natuurlijk ook juist
uitdrukking moet worden gegeven aan het bijzondere van het vak.
Naast ontwikkelingen in het onderwijs en de kunsteducatie hebben ook de
veranderingen in het beroepsprofiel van de acteur en regisseur invloed gehad
op de beroepsrol van de Docent Drama. Deze wordt nu eerder gezien als
theatermaker in pedagogische settingen. Hij is de ‘kunstenaardocent’,
waarmee ook de samenhang tussen ‘scheppend-docerend’ gelegd is: hij is
degene die theater maakt met amateurs (leerlingen, cursisten, spelers van
toneelverenigingen en theatergroepen). Behalve in les- en cursusverband
wordt er gewerkt in workshops, projecten en theaterproducties.
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
16 / 30
Het docentschap in het buitenschoolse werkveld van kunsteducatie en
amateurkunst biedt voor de afgestudeerden nog steeds het voornaamste
beroepsperspectief, hoewel het kunstvak drama binnen de school en de
theateractiviteiten- en projecten in de verlengde schooldag een steeds
prominentere plaats gaan innemen. In combinatie met werkzaamheden als
toneelkunstenaar (acteur/theatermaker) is er veelal sprake van een
‘gemengde beroepspraktijk’.
5.2 Ontwikkelingen
Het didactisch concept 'actief leren' brengt voor docenten mee, dat zij in
toenemende mate meer de rol van coach of regisseur van het leerproces
hebben dan die van instructeur.
Alhoewel culturele cross-overs eerder en meer bij dans en muziek voorkomen,
is de ontwikkeling van culturele diversiteit ook steeds meer zichtbaar in het
theater/toneel, met name in die vormen van drama waarin de (Nederlandse)
taal geen of een ondergeschikte rol speelt. Taalgebondenheid kan
belemmerend werken op actieve en receptieve deelname van mensen uit
andere culturen. Theatervormen in andere culturen hebben veelal een meer
emotionele, muzikaal-vertellende stijl. Dat komt onder andere tot uiting in de
vele initiatieven van jongerentheater. De vraag is of door deze invloeden uit
andere culturen ook het talige karakter van toneel en theatereducatie gaat
veranderen. Deze ontwikkelingen roepen voor de beroepspraktijk (en
opleidingen) de vraag op hoe theatermakers en theaterdocenten deze andere
‘taal’ het beste kunnen leren en hoe theater een cultureel meer divers en
gemengd publiek kan trekken. Multicultureel theater heeft vaak een theatrale
vorm die theater, muziek, mime en dans combineert. In die zin brengen
andere culturen en hun kunstproducten multi-disciplinariteit als
vanzelfsprekend met zich mee. Ook los daarvan zijn Nederlandse
theatermakers en theaterdocenten op zoek naar discipline-overstijgende
werkvormen. Tegelijkertijd wordt geconstateerd dat interdisciplinariteit ook
wordt gestimuleerd door de mogelijkheden van de ‘nieuwe media’.
Het is te verwachten dat deze nieuwe ontwikkelingen een toenemende invloed
zullen hebben op de wijze van theater maken, ook binnen de kunsteducatie.
Immers, theater is bij uitstek een kunsttak die uit haar aard gebruik maakt van
verschillende media en vormgevingsmiddelen.
De invoering van de vakken culturele en kunstzinnige vorming 1, 2 en 3 in de
tweede fase van het HAVO-VWO betekende een versterking van de receptieve
en theoretische component van de kunstvakken, en zorgt daarnaast voor een
tendens tot samenwerking en integratie van de verschillende kunstvakken. Bij
het in het gemeenschappelijk deel voor alle leerlingen verplichte vak CKV1
staat cultuurdeelname centraal. De samenwerking tussen scholen en culturele
instellingen krijgt een extra stimulans door het OC&W-project 'Cultuur en
School'.
In het hele binnen- en buitenschoolse (kunst)educatieve veld zijn nog meer en
evenzeer drastische ontwikkelingen gaande. Voor het primair en voortgezet
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
17 / 30
onderwijs is het lerarentekort nijpend. Daarnaast zijn het VMBO en MBO sterk
groeiende afnemers. In de grote steden dienen tekorten in het speciaal
onderwijs en het VMBO zich aan. Er is een toenemend en innovatief gebruik
van informatie- en communicatietechnologie binnen het onderwijs, maar ook
binnen de verschillende kunstdisciplines. Het goed kunnen werken met
collega-docenten in teamverband wordt eveneens steeds belangrijker. Er is
sprake van een toenemende hoeveelheid alerte en ondernemende organisaties
die zich richten op het binnen- en buitenschoolse veld (vgl. branchevereniging
De Kunstconnectie, Expertisecentrum Cultuurnetwerk.NL, etc.) of de
wisselwerking kunstenveld-onderwijs (Cultuur en School, Kunstenaars in de
Klas, Kunstklassen en Cultuurprofielscholen).
5.3 Relatie tussen beroep en opleiding
De consequentie voor de docentenopleidingen van bovenstaande
ontwikkelingen met betrekking tot het CKV-onderwijs is dat al de varianten en
combinaties onderdeel moeten uitmaken van het opleidingscurriculum. Al de
ontwikkelingen vragen om diverse en flexibele beroepsopleidingen. De ermee
verband houdende facetten van het beroepsmatig functioneren dienen een
plaats te hebben in het competentieprofiel van de docent. Zelfwerkzaamheid,
managementvaardigheden en onderzoeksvaardigheden zijn daarvan
voorbeelden.
De opleiding Docent Drama is ingebed binnen de instellingen voor
kunstvakonderwijs, dat maakt cross overs naar (onderdelen van de
uitstroomprofielen van) de opleiding theater, respectievelijk andere
kunstvakopleidingen mogelijk. Daaraan is dikwijls ook behoefte, want de
Docent Drama is in de beleving van het theatervakonderwijs toch vooral een
theatermaker die als specialisatie gekozen heeft voor de breedte van de
kunsteducatie. De Docent Drama zal zich voor zijn culturele oriëntatie echter
ook breder moeten oriënteren op het terrein van de kunsten en de
(multi)culturele samenleving. De ontwikkeling van de Docent Drama moet
nadrukkelijk worden bezien in het kader van een Leven Lang Leren. Ook na de
vakstudie moet de docent zich voortdurend blijven ontwikkelen, zowel op
artistiek als op kunstpedagogisch terrein.
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
18 / 30
6. De positie van de opleiding Docent Drama in het onderwijsveld
6.1 Hoger onderwijs
De opleiding Docent Drama valt onder het Hoger Beroepsonderwijs. Dit
betekent dat de opleiding afgestudeerden aflevert die op HBO-niveau kunnen
presteren. Voor de bacheloropleiding houdt dit in dat studenten in het
bijzonder een probleemoplossend vermogen ontwikkeld hebben. De
masteropleiding is gericht op de ontwikkeling van het probleemstellend en
probleemdefiniërend vermogen en de verdieping van probleemoplossende
competenties.
Het algemene HBO-niveau van een bachelor kan afgeleid van de ‘Dublin
Descriptoren’ als volgt worden gekenschetst:
• Kennis en inzicht
De bachelor heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij
wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit
wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met
ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen
waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
• Toepassen kennis en inzicht
De bachelor is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te
passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat
zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen
van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
• Oordeelsvorming
De bachelor is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren
(meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede
gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal- maatschappelijke,
wetenschappelijke of ethische aspecten.
• Communicatie
De bachelor is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen
op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
• Leervaardigheden
De bachelor bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een
vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
6.2 Verschillen met opleidingen op MBO-niveau
De specificatie van het HBO-niveau is eens te meer van belang gezien de
recente opkomst van op de sector kunst en kunsteducatie gerichte opleidingen
op MBO-niveau. Op grond van een analyse van de arbeidsmarkt (en de
ontwikkelingen daarin) vindt men argumenten om de stap te zetten naar het
ontwikkelen van MBO-kwalificaties. Daarbij wordt vooral gekeken naar de
wereld van amusement, festivals, beurzen, evenementen en events,
(educatieve) attracties/musea, de commercie, tv- en videoproducties evenals
cultuureducatie en culturele vrijetijdsbesteding. Ook vanuit de ideële markt
van de Centra voor de Kunsten lijkt er een gerichte vraag te ontstaan naar
assistenten en/of zelfstandig opererend kader dat op deelgebieden instructie
kan verzorgen. Dit is een groeimarkt waarin voor MBO-ers kansen liggen in de
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
19 / 30
ondersteunende beroepen. Op het educatief agogisch vak worden bijvoorbeeld
vakken als docent-assistent, educatief medewerker en creatief-, muziek- en
dramatherapeut voorgesteld
Definiëring van niveau en uitstroomprofielen (vgl. docent vs.
onderwijsassistent) zijn daarom essentieel om helderheid te verschaffen met
betrekking tot kwaliteitsbewaking, beroeps- en werkveldoriëntatie. Duidelijke,
maar ook transparante grenzen zijn gewenst, waarbij afstemming van de
verschillende kwalificatiestelsels temeer noodzakelijk is gezien de actuele
inspanningen om te komen tot een meer dynamische beroepsonderwijskolom
VMBO-MBO-HBO.
6.3 Relatie met het wetenschappelijk onderwijs en andere HBO-opleidingen
Het HBO onderscheidt zich van het wetenschappelijk onderwijs voornamelijk
door zijn vakmatige en beroepsgerichte oriëntatie. Vooralsnog is de afstand
tussen de wetenschappelijke opleidingen gerelateerd aan de verschillende
kunstdisciplines en die in het kunstvakonderwijs vrij groot. De introductie van
de bachelor-master structuur biedt de kunstvakdocentenopleidingen kansen
om in samenwerking met het wetenschappelijk onderwijs mastertrajecten op
te zetten op het terrein van de kunsteducatie en onderzoek naar actuele
ontwikkelingen op deze vakgebieden. Ook t.a.v. de didactische (na- en bij-)
scholing van docenten voor het verzorgen van CKV2-programma’s is
afstemming en samenwerking geboden.
6.4 Voortgezette opleidingen
Zoals eerder aangegeven is er in het kader van de nieuwe bachelor-master
structuur behoefte aan een opleiding Master Kunsteducatie, waarbij vooral ook
een verantwoorde beroepsvoorbereiding kan plaatsvinden voor het nieuwe en
interdisciplinaire (kunst)vak CKV2 in de 2e fase van het VO en de geschetste
onderwijsontwikkelingen onder paragraaf 5.2 in het algemeen.
De HBO-master kunsteducatie dient te voldoen aan de eisen die in de ‘Dublin
descriptoren’ staan beschreven ten aanzien van de kwalificatie Master met
betrekking tot verdieping en verbreding van:
• kennis en inzicht
• toepassen van kennis en inzicht
• oordeelsvorming
• communicatie
• leervaardigheden
De vier belangrijkste competententiedomeinen in deze beoogde CROHOopleiding zijn:
• kunstpedagogisch competentiedomein (CKV2, het multidisciplinaire
kunstvak met een ‘overwegend, resp. meer cultuurtheoretisch profiel’)
• onderzoekscompetentiedomein (toegepast onderzoek)
• management- en organisatiecompetentiedomein (docentgerelateerde
specialisaties, werkveldspecialisatie, leidinggevend beroepsbeoefenaar)
• artistiek competentiedomein (verdieping en verbreding)
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
20 / 30
7. Competenties
1
CREËREND VERMOGEN
de beginnende docent maakt theater en theatrale producten die
voortkomen uit het volgen van een eigen artistieke visie en stelt
het creatieve proces in dienst van het docentschap
de beginnende docent
a) draagt bij aan de totstandkoming van theatrale producten en aan
de daaraan ten grondslag liggende artistieke keuzen
b) gaat scheppend en associatief om met intuïties, waarnemingen
en indrukken, transformeert deze in artistieke ideeën en kan
deze volgens een eigen artistieke visie als theatrale producten
vormgeven
c) toont in staat te zijn een verhaal in handelingen en/of beelden te
creëren en demonstreert inzicht in de manier waarop deze
ervaringen veroorzaken en betekenissen overdragen
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
21 / 30
2
AMBACHTELIJK VERMOGEN
de beginnende docent bezit het vermogen een breed scala aan
kennis en vaardigheden efficiënt en effectief toe te passen bij de
totstandkoming van theatrale producten
de beginnende docent
a)
b)
c)
d)
e)
f)
g)
h)
toont inzicht in de verschillende fasen van het
scheppingsproces
beheerst relevante fasen van het scheppingsproces, vormt
concepten, produceert en componeert materiaal, biedt het aan
en levert een bijdrage aan repetities en uitvoeringen
toont inzicht in principes van theatrale communicatie en
hanteert deze vanuit een eigen expertise
communiceert met alle betrokkenen op een artistiek niveau,
kan coachen en begeleiden
past geëigende instrumenten en vaktechnieken binnen de
verschillende fasen van het scheppingsproces adequaat toe:
1) hanteert de theatrale elementen tijd, ruimte en handeling
2) kiest repertoire of theatermateriaal en beargumenteert deze
keuze
3) beheerst het spelen van fictionele situaties
4) maakt op gecontroleerde, artistiek-expressieve wijze
gebruik van lichaam en stem
5) zoekt en creëert adequate theatrale vormen bij een
bepaalde inhoud
6) verkent de grenzen en mogelijkheden van andere genres en
theaterstijlen of combinaties daarvan
7) formuleert de eisen die gesteld moeten worden aan
theaterruimtes, voor verschillende artistieke ambities en
voor verschillende delen van de theatertraditie
8) kan willekeurige ruimtes omvormen tot een theatrale
omgeving
9) draagt in technische en organisatorische zin bij aan een
optimaal verloop van het repetitieproces en de voorstelling
analyseert en synthetiseert theatrale ingrediënten en verwerkt
de uitkomsten in het productieproces
1) analyseert en synthetiseert beweging, taal, muziek en beeld
2) analyseert en synthetiseert toneelteksten, scripts, plots,
rollen, karakters, theaterbeelden
3) analyseert keuzes in het theatrale productieproces
4) gebruikt kennis van het klassieke en hedendaagse repertoire
bij de analyse en de keuze van theatermateriaal
5) kan effecten van eigen theatraal handelen (onder meer
vanuit de receptietheorie) voorspellen en daar
beargumenteerde keuzes in maken
maakt gebruik van brede kennis van het theater, van kunst en
van cultuur
is op de hoogte van de belangrijkste historische en
hedendaagse ontwikkelingen in theater, kunst en cultuur
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
22 / 30
3
(KUNST)PEDAGOGISCH VERMOGEN
de beginnende docent bezit het vermogen een veilige en
stimulerende leeromgeving te scheppen voor leerlingen/cursisten
de beginnende docent
a)
b)
c)
d)
e)
f)
houdt rekening met de persoonlijke kenmerken van
leerlingen/cursisten
houdt rekening met eventuele leer- en gedragsproblemen bij
leerlingen/cursisten en weet wanneer het nodig is om externe
deskundigheid in te roepen
stelt een actieve, zelfstandig lerende leerling/cursist centraal
gebruikt kennis van groepsdynamische processen bij de
omgang met de leerlingen/cursisten en bij de inrichting van
zijn of haar werk als docent
draagt bij aan realisatie en ontwikkeling van een
(kunst)pedagogisch klimaat in het team/de organisatie
draagt bij aan realisatie en versterking van de
(kunst)pedagogische relatie school-leraar-omgeving
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
23 / 30
4
DIDACTISCH VERMOGEN
de beginnende docent bezit het vermogen (kunst)onderwijs te
initiëren, ontwerpen, verzorgen en evalueren vanuit een
(kunst)pedagogische visie
de beginnende docent
a) formuleert doelen voor curricula en lessen, uitgaande van de
eindtermen c.q. doelen gehanteerd door de betreffende school
of instelling
b) hanteert bewust en doelgericht diverse methoden en
werkwijzen, bij het ontwikkelen van verschillende vaardigheden
van de leerlingen/cursisten op het gebied van spel en theater
1) de presentatie van eigen werk
2) de keuze en het gebruik van theatrale
(vormgevings)middelen
3) reflectie op eigen theaterwerk en dat van anderen,
4) de ontwikkeling van de waarnemings- en
analysevaardigheden
5) de analyse van teksten/tekstbehandeling
6) gebruik van een eigen instrumentarium
c) draagt bij aan realisering en ontwikkeling van (vak)didactiek
binnen team/organisatie
d) adviseert en begeleidt bij culturele activiteiten, het
samenstellen van een kunstdossier (kunstmentoraat) en draagt
bij tot inzicht in de diverse kunstdisciplines en de samenhang
daartussen
e) stimuleert een (inter)culturele belangstelling
f) beoordeelt het werk van leerlingen/cursisten, toetst de
studievoortgang en neemt examens af
g) maakt keuzen m.b.t. lesmethodes, mede op grond van een
eigen (kunst)pedagogische visie
h) hanteert verschillende werkvormen, biedt leersituaties aan
waarin leerlingen/cursisten zich creërend en reflecterend
kunnen ontwikkelen en bekwamen in artistieke en algemene zin
i) betrekt vakoverstijgende vaardigheden en algemene
opleidingsdoelen bij eigen beoordelingen
j) stelt leerplannen en lesprogramma’s op en stemt deze af met
collegae
k) positioneert theater binnen het geheel van leeractiviteiten
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
24 / 30
5
OPERATIONALISEREND VERMOGEN
de beginnende docent bezit het vermogen voor zichzelf en anderen
een inspirerende en functionele onderwijssituatie op te zetten en in
stand te houden
de beginnende docent
a) organiseert het productieproces zodanig dat ieder individu (ook
in een multidisciplinair proces binnen een andere discipline) de
ruimte krijgt om zich te ontwikkelen
b) toont in staat te zijn de materiële en immateriële leeromgeving
zo in te richten dat interesse in het theatermaken wordt gewekt
en levend gehouden
c) organiseert en neemt deel aan verschillende vormen van
overleg, zowel binnenschools als buitenschools, onder andere
met collega’s, ouders, leidinggevenden en functionarissen van
relevante instellingen
d) participeert op constructieve wijze in de uitvoering van algemene
(vakoverschrijdende) taken en in de ontwikkeling van de
(onderwijs)instelling
e) toont zich bewust van de noodzaak zakelijke voorzieningen te
treffen om ook op de lange termijn beroepsmatig zelfstandig als
docent werkzaam te kunnen zijn
f) toont een vraaggerichte houding en kan leervragen vertalen naar
educatieve activiteiten en kan deze activiteiten in alle aspecten
organiseren
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
25 / 30
6
vermogen tot samenwerking
de beginnende docent bezit het vermogen vanuit de eigen expertise
een bijdrage te leveren aan een gezamenlijk product of proces
de beginnende docent
a) gaat effectief om met de verschillende rollen,
verantwoordelijkheden en belangen in het productieproces van
theatermaken
b) stelt zich flexibel op bij het maken van een theaterproduct
c) zet de eigen expertise in binnen het gezamenlijke artistieke
proces van het theatermaken
d) werkt productief samen in een interdisciplinair team
e) legt contacten buiten de (onderwijs)instelling, onderhoudt deze
en zet ze in voor uitvoering van vak(overstijgende) zaken
f) overlegt constructief met collegae en verzorgt in teamverband
vak- en disciplineoverstijgend werk in kunsteducatie en amateurtheater
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
26 / 30
7
COMMUNICATIEF VERMOGEN
de beginnende docent bezit het vermogen effectief en efficiënt zijn
of haar artistieke, pedagogische en didactische visies in onderling
verband te hanteren, presenteren en toelichten
de beginnende docent
a) communiceert met collegae, deelnemende spelers en
leerlingen/cursisten op inspirerende en overtuigende wijze over
invallen, (tekst)interpretaties, ideeën en wensen voor het
theaterproduct, en over de resultaten van verkenningen,
experimenten en trainingen
b) communiceert respectvol, informatief en overtuigend met
ouders/verzorgers van de leerlingen over de inhoud van het werk
en over de voortgang van het leerproces
c) presenteert effectief en efficiënt, zowel schriftelijk als mondeling,
het theatergezelschap, de productieplannen dan wel (de
uitgangspunten van) het theaterproduct aan relevante
doelgroepen
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
27 / 30
8
REFLECTIEF VERMOGEN
de beginnende docent bezit het vermogen het eigen
(kunst)pedagogisch en artistieke handelen te beschouwen, te
analyseren, te duiden en te beoordelen
de beginnende docent
a) gaat professioneel om met het geven en ontvangen van kritiek,
gebruikt kritiek van anderen om zichzelf verder te ontwikkelen
b) laat zien inzicht te hebben in de eigen sterke en minder sterk
ontwikkelde talenten en mogelijkheden in relatie met theater en
het werk als docent
c) toont over brede kennis te beschikken van de kernconcepten,
structuren, werkwijzen en theorieën van het theatermaken en
van de historische en sociaal-maatschappelijke bedding daarvan
d) plaatst culturele ontwikkelingen (met name op het gebied van
jeugdcultuur en inter-culturaliteit) in een maatschappelijke
context en relateert deze aan het eigen (kunst)pedagogische
vakgebieddocent
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
28 / 30
9
VERMOGEN TOT GROEI EN VERNIEUWING
de beginnende docent bezit het vermogen zijn of haar docentschap
verder te ontwikkelen en te vernieuwen
de beginnende docent
a) toont een oriënterende en onderzoekende grondhouding
b) laat in het werk zien constant bezig te zijn met de eigen
artistieke ontwikkeling en de eigen ontwikkeling als docent
c) is in staat de persoonlijke (kunst)pedagogische visie steeds
verder te ontwikkelen
d) staat open voor nieuwe inzichten en vaardigheden wat betreft
methoden, technieken, materialen en de beroepsmatige invulling
e) herkent nascholingsvragen, formuleert deze en is bereid tot
deelname aan nascholing
f) draagt individueel of met collegae bij aan adoptie en
implementatie van onderwijsvernieuwingen
Opleidingsprofiel Docent Drama (bachelor)
Netwerk KVDO maart 2004/jv
29 / 30
10
OMGEVINGSGERICHTHEID
de beginnende docent bezit het vermogen relevante
omgevingsfactoren in de samenleving te signaleren en deze
gebruiken bij zijn werkzaamheden als docent
de beginnende docent
a) legt verbanden tussen culturele en maatschappelijke uitingen en
ontwikkelingen
b) toont inzicht in de functie en plaats van de kunsten in
verschillende sectoren van de samenleving en verwerkt die in
zijn professioneel handelen als docent
c) stelt zich op de hoogte van het werk en ideeën van vakgenoten
en van kunstenaars uit andere disciplines en andere culturen en
laat zich daardoor inspireren
d) toont inzicht in de relaties tussen onderwijs, vorming en
opvoeding binnen een sociaal-culturele context
e) maakt gebruik van kennis van culturele instellingen en het
culturele aanbod in stad en regio
f) toont kennis van de Nederlandse binnen- en buitenschoolse
educatieve structuur
g) stimuleert een interculturele belangstelling bij
leerlingen/cursisten en publieksgroepen
Download