gedragsgevolgen van een nah in een

advertisement
GEDRAGSGEVOLGEN VAN EEN NAH IN
EEN THERAPEUTISCHE CONTEXT
Een artikel geschreven door Guy Lorent
Inhoudstafel
• Inleiding
• Probleemschets
• Verzorgen context
• Geheugen en structuur
• Interacties
• Empatisch directief werken
• Omgevingsafhankelijk
• Anosognosie of een gebrek aan ziekte-aanzicht
• Impulscontrole
• Besluit
• Bronnenlijst en verdere literatuurtips
1. Inleiding
NAH staat voor niet-aangeboren hersenletsel. Dit letsel is
tot stand gekomen, niet door een erfelijke aandoening of
tijdens de zwangerschap, maar hersenbeschadiging na de
geboorte door bijvoorbeeld een ongeval, beroerte,
tumor,….
Guy Lorent is een klinisch neuropsycholoog en werkt in
Bierbeek. Hij werkt met personen met NAH. Hij schreef een
artikel over de gedragsgevolgen van een NAH in een
therapeutische context. Voor meer informatie kunt u altijd
zijn site bezoeken : http://www.lorent.org/index.htm
2. Probleemschets
Elk hersenletsel heeft zijn eigen gevolgen en dit verschilt
dan nog eens van persoon tot persoon. Gevolgen die
invloed hebben op het gedrag of de manier hoe er wordt
omgegaan met dit gedrag.
Er zijn 2 grote gevolgen :
- De snelheid van de prikkeloverdracht in de hersenen gaat
- veranderen.
- Beperkte stimulusverwerking (dit wil zeggen dat de
onnodige informatie (geluiden, beelden,…) niet gefilterd
wordt en een beperkte mogelijkheid om zich te kunnen
concentreren.)
3. Verzorgen van de context
Het is belangrijk dat de therapeutische omgeving een
evenwicht vindt tussen gezelligheid en gesprekslokaal. De
omgeving moet prikkelarm zijn zodat de concentratie
optimaal is en er zo weinig mogelijk afleiding is.
De duur van de sessie hangt af van de mogelijkheden van
de patiënt. Het is beter om enkele korte sessies te houden
dan 1 lange sessie.
De personen met NAH verstaan geen complexe taal. Je
moet dus eenvoudige taal gebruiken, traag spreken en 1
gedachte per zin. Verwijzende of abstracte taal gebruik je
beter niet.
4. Geheugen en Structuur
Voor de therapie begint, is het best dat de therapeut zelf de
oefening, zijn naam, het doel,… herhaalt aan de patiënt
dan het te vragen. Dit heeft een positieve invloed op de
relatie tussen de therapeut en de patiënt doordat het
duidelijkheid en structuur brengt. De moeilijkheidsgraad
van de oefeningen kan worden opgetrokken wanneer ze
beiden overtuigd zijn van de mogelijkheden.
5. Interacties
Er wordt vaak gecommuniceerd met non-verbale signalen.
Personen met NAH kunnen moeilijk de emotionele
toestand en de gezichtsuitdrukking van een andere
persoon inschatten. Als therapeut moet je je eigen
inschattings- en onderscheidingsvermogen. Als de
gevoelens niet verstaanbaar zijn voor de patiënt, vertel je
de gevoelens beter in woorden.
6. Empathisch directief werken
Als therapeut is het belangrijk om te vertrekken vanuit de
wijze waarop de persoon met NAH zijn situatie ziet,
begrijpt en beleeft, en hier dan je ervaring aan te
koppelen. Een inlevend contact is nodig om deze
personen te kunnen begeleiden. De wilsbekwaamheid
moet getraind worden in een team omdat ze zouden leren
om in alle omstandigheden de juiste beslissing te nemen.
7. Omgevingsafhankelijk
Een persoon met NAH kan moeilijk zijn gedrag afstemmen
op de toekomst. Vanaf een situatie wijzigt, wordt hij terug
emotioneel geprikkeld en verandert zijn gedrag dus ook.
Maar bij personen met NAH ontbreekt deze emotionele
prikkel en zij gaan dus eerder kiezen voor een situatie
met directe beloning.
Ze nemen het falen met zich mee in al de sessies dus dit
moet zeker niet benadrukt worden!
8. Anosognosie of een gebrek aan ziekte inzicht
Een hulpverlener moet zich goed kunnen inleven in zijn
patiënt, zeker wanneer deze een verhaal vertelt waarvan
je weet dat dit niet kan kloppen. Als jij dan de waarheid
vertelt, dan moet je hun ontkenning accepteren en zeker
niet dwingen tot hij de waarheid gelooft. Je moet ervoor
zorgen dat de persoon vertrouwen heeft en zich veilig
voelt.
9. Apathie
De patiënten hebben vaak minder zin in activiteiten,
hebben minder emoties en gedachten. Voor de omgeving
is dit moeilijk te begrijpen want vroeger was hij misschien
helemaal anders, maar toch zeggen de patiënten dat ze
gelukkig zijn. De patiënten weten wat hun beperkingen
zijn en ze hechten er geen belang aan.
10. Impulscontrole
De verwerkte informatie van omgeving, informatie van
eigen noden en verlangens, informatie over het zelfbeeld
en lange termijndoelstellingen worden verzameld en
daarna geuit in gedrag. Bij personen met NAH is er in dit
proces een fout waardoor hun gedrag als afwijkend kan
beschouwd worden. Er zijn geen regels over hoe je
hiermee als therapeut kunt omgaan maar je moet het
gedrag bijsturen.
Elk gedrag heeft een betekenis voor de persoon met NAH
dus is het ook zinvol gedrag!
11. Besluit
De belangrijkste richtlijn over hoe je moet omgaan met een
persoon met NAH is dat je moet rekening houden met
deze persoon want het is zijn noden, verlangens en
beleving die bepalen hoe hij gaat gedragen.
Als hulpverlener moet je het gedrag bijsturen maar ook
aandacht hebben voor de persoon zelf.
12. Bronnenlijst en verdere literatiuur
• De Wild, K. (2009). Radio1 over NAH – Niet aangeboren hersenletsel.
•
•
•
•
Geraadpleegd op 1 december, op
http://www.youtube.com/watch?v=kiSNFfB9r6E.
Isabel (2004). Smogles. Geraadpleegd op 1 december 2010 op
http://lebasi.web-log.nl/lebasi/2004/02/smog_les.html .
Janke, M. (2010). Impressie van de themadag. Geraadpleegd op 1
december, op http://nahzorg.nl/actueel/nieuws/impressie-van-dethemadag .
Redactie Medicalfacts (2010). Souvenaid. Geraadpleegd op 25
november 2010, op http://www.medicalfacts.eu/ .
UCBO (2010). Wat is NAH. Geraadpleegd op 24 november 2010, op
http://www.ucbo.be/doelgroep/nah.html.
Download