PB_Referentiekader integrale kwaliteit wonen en zorg

advertisement
8 november 2012
‘Zorgkwaliteit meten om te weten en te verbeteren’
Vanaf maart 2013 meten woonzorgcentra kwaliteit op dezelfde manier
Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen stelde op 8 november het
referentiekader m.b.t. de integrale kwaliteit van wonen en zorg in de Vlaamse woonzorgcentra
voor aan de sector.
“We hebben samen met de sector en de experten bepaald dat woonzorgcentra via dit instrument
de aangeboden kwaliteit van wonen en zorg gaan meten en hoe ze dat gaan doen. Alle
woonzorgcentra zullen zo vanaf 2013 op een uniforme manier meten. Dit zal de voorzieningen
toelaten om hun kwaliteitsbeleid te evalueren en te verbeteren. We starten en voeren gefaseerd
uit, maar ik ben er van overtuigd dat we hiermee een belangrijke mijlpaal zetten. Het feit dat de
sector dit ook zelf zo ziet, is daarbij van groot belang. Kwaliteit leveren en daar alle dagen aan
werken zal voortaan ondersteund worden met objectieve gegevens. De eerste feedbackrapporten
zullen we in september 2013 hebben”, aldus minister Vandeurzen.
De doelstelling
De sector heeft de voorbije jaren heel wat werk geleverd op vlak van kwaliteitsvol werken.
Doordat het aantal ouderen stijgt en het aantal zorgafhankelijke ouderen toeneemt wordt het
alsmaar belangrijker dat de kwaliteit van zorg behouden of geoptimaliseerd kan worden.
Kwaliteit heeft vele kanten. In overleg met de sector werkt de Vlaamse overheid aan voorstellen rond
good governance, de aanpak van grensoverschrijdend gedrag, taalbeleid en ICT-ondersteuning.
Met het project dat vandaag is voorgesteld wil de Vlaamse overheid in eerste instantie de
woonzorgcentra ondersteunen. De woonzorgcentra zullen hun kwaliteit van zorg en wonen meten.
Ze kunnen de resultaten van de metingen ook gebruiken om hun eigen kwaliteit te evalueren en bij
te sturen waar nodig. Het referentiekader biedt op die manier ondersteuning om te komen tot
kwaliteitsvolle(re) zorg. Woonzorgcentra worden ook gestimuleerd om de informatie over hun
kwaliteit beschikbaar te stellen aan het publiek.
Wat houden de metingen in?
De woonzorgcentra starten vanaf maart 2013 met meten. De nulmeting start met een beperkt aantal
objectieve criteria en de metingen gebeuren gespreid doorheen het jaar. Het gaat daarbij over de
1
kwaliteit van de zorg en de veiligheid en over de kwaliteit van de zorgverleners en de zorgorganisatie.
Later worden extra criteria toegevoegd en komen er ook subjectieve criteria. Hierbij geven bewoners
(of hun vertegenwoordigers) hun mening over de kwaliteit van leven in het woonzorgcentrum.
De criteria zijn bepaald in overleg met de koepelorganisaties en met experts en gebruikers uit het
werkveld, onder de wetenschappelijk begeleiding van LUCAS (het centrum voor zorgonderzoek en
consultancy van de KULeuven). Ze zijn ook als pilootproject uitgetest in een achttal woonzorgcentra.
“De pilootfase heeft ons de kans gegeven om de metingen in de praktijk uit te testen. We hebben
daarbij onze opmerkingen gegeven en daarmee is rekening gehouden bij de verdere uitwerking. Ook
het feit dat de ICT ons kan ondersteunen is een pluspunt. Ik ontken niet dat het extra werk geeft,
maar dat blijft beperkt en we hebben nu al een aantal zaken geleerd waarmee we aan de slag zijn
gegaan in ons woonzorgcentrum. Ik kan dus uit de praktijk zeggen dat we hier iets aan hebben, voor
onszelf, maar vooral – en daarvoor doen we het toch - ook voor onze bewoners”, aldus Peter Depoot
van woonzorgcentrum Westerlinde in Roeselare.
Elke woonzorgcentrum zal de gegevens doorgeven aan het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.
Het agentschap bezorgt elke voorziening een individueel rapport, waarbij het kan zien hoe het zich
positioneert ten opzichte van andere woonzorgcentra. Voorzieningen kunnen zo hun eigen evolutie
volgen en ze kunnen zich vergelijken met anderen en daaruit leren. Tenslotte zijn er ook in de
wetenschappelijke literatuur vergelijkingswaarden te vinden.
De meetresultaten zullen een antwoord geven op wat er gebeurt en wat er zich voordoet. Je kan
daarbij dus nog niet spreken over een goed of slecht resultaat. Daarvoor is een ruimere evaluatie
nodig en moet de vraag worden gesteld: ‘waarom doet zich iets voor of waarom is er een wijziging in
de data?’. Zo kan er bv. een stijging zijn van het aantal valincidenten doordat er minder gefixeerd
wordt. Dat laatste is positief, maar er zijn misschien andere acties mogelijk om het aantal
valincidenten te beperken. De woonzorgcentra worden gestimuleerd om deze oefening te maken en
bij te sturen waar nodig.
Meer gedetailleerde info over de indicatoren vindt u in de bijlage.
Administratieve lasten?
Het referentiekader wil in de eerste plaats een praktisch instrument bieden dat deel uitmaakt van
het reguliere werk binnen een woonzorgcentrum zonder dat het een verhoging van de werkdruk met
zich meebrengt. De haalbaarheid en efficiëntie waren daarom belangrijke criteria bij de uitwerking.
Om de registratielast te beperken wordt ook de nodige software ontwikkeld om de
gegevensregistratie af te stemmen op de elektronische zorgdossiers.
2
Bijlage: Thema’s en indicatoren
Thema’s
De indicatoren situeren zich rond 3 thema’s:
- Kwaliteit van zorg en veiligheid
- Kwaliteit van leven
- Kwaliteit van zorgverleners en zorgorganisatie
Indicatoren
Objectieve indicatoren
Er zijn 21 objectieve indicatoren (waarvan 16 verplichte en 5 optionele indicatoren).
11 verplichte objectieve indicatoren over de kwaliteit van zorg en veiligheid
- Decubitus
- Onbedoelde gewichtsafname
- Valincidenten
- Dagelijkse fysieke vrijheidsbeperking
- Dagelijkse fysieke vrijheidsbeperking beperkt tot onrusthekkens
- Medicijnincidenten
- Vaccinatie influenza zorgpersoneel
- Medicatiegebruik (5 tot 9 soorten)
- Medicatiegebruik (10 of meer soorten)
- Overlijden in woonzorgcentrum
- Plan zorg voor levenseinde
5 verplichte indicatoren over de kwaliteit van zorgverleners en zorgorganisatie
- Ziekteverzuim (kortdurend per personeelslid)
- Ziekteverzuim (globaal per personeelslid)
- Zorgpersoneel dat het woonzorgcentrum verliet
- Vorming
- Vrijwilligerscontracten
Subjectieve indicatoren
De 12 overige betreffen subjectieve beoordelingen door de bewoners zelf (of hun vertegenwoordigers)
over de kwaliteit van leven.
- % bewoners (of vertegenwoordigers) dat tevreden is over de smaak en de kwaliteit van de
maaltijden
- % bewoners (of vertegenwoordigers) dat een goede persoonlijke verzorging ervaart
- De mate waarin bewoners (of vertegenwoordigers) een goed wooncomfort ervaren
- De mate waarin bewoners (of vertegenwoordigers) een goede sfeer ervaren
- % bewoners (of vertegenwoordigers) dat vindt dat hun privacy voldoende is beschermd
- De mate waarin bewoners (of vertegenwoordigers) een goede zelfstandigheid/autonomie ervaren
- De mate waarin bewoners (of vertegenwoordigers) goede mogelijkheden voor dagbesteding ervaren
- % bewoners (of vertegenwoordigers) dat vindt dat het personeel vriendelijk is
- % bewoners (of vertegenwoordigers) dat vindt dat klachten goed worden opgevolgd
- % bewoners (of vertegenwoordigers) dat vindt dat ze voldoende informatie krijgen over het leven
in het woonzorgcentrum
- % bewoners (of vertegenwoordigers) dat het gevoel heeft dat het personeel tijdig en op een juiste
manier reageert als men om hulp vraagt
- % bewoners (of vertegenwoordigers) dat vindt dat ze voldoende inspraak hebben in de zorg en de
begeleiding die ze krijgen
3
Meer info en contact

www.zorg-en-gezondheid.be/referentiekaderwzc: meer info over het referentiekader
integrale kwaliteit van wonen en zorg in de Vlaamse woonzorgcentra

Ria Vandenreyt, woordvoerster Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid
Tel. 0479 99 82 05, e-mail [email protected]
Het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid is een agentschap in het
beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Het agentschap plant,
erkent en subsidieert zorgvoorzieningen en -organisaties, doet aan
gezondheidspreventie, voert inspecties uit voor de volksgezondheid,
coördineert het vaccinatiebeleid en adviseert over gezondheid en milieu. Het
agentschap organiseert en beheert ook de Vlaamse zorgverzekering.
4
Download