- Scholieren.com

advertisement
Criminaliteit samenvatting
Hoofdstuk 1 Wat is criminaliteit?
Crimineel gedrag is de verzamelnaam voor alles waarbij mensen rechtsregels overtreden.
§1.1 Rechtsregels
Aan de basis van regels staat een waarde, een principe dat mensen belangrijk vinden om na te
streven. Dit verschilt in verschillende soorten samenlevingen. In Nederland spelen vrijheid,
gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid een grote rol. Normen zijn gedragsregels, die helpen om je
waarden te halen. Er zijn verschillende, zoals religieuze normen, morele normen, fatsoensnormen en
rechtsnormen. Als ze worden overschreden heet het normoverschrijdend gedrag. Dit is niet altijd
door de wet verboden.
Rechtsbronnen
Sommige normen vertegenwoordigen zulke belangrijke waarden dat ze als rechtsregels zijn
vastgelegd in rechtsbronnen, zoals wetten. Wie die regels overtreed vertoont crimineel gedrag.
Naast wetten wordt er ook gebruik gemaakt van jurisprudentie. Jurisprudentie is het geheel aan
rechterlijke uitspraken. Je kan nooit wetten maken die alle situaties overdekken, daarom doen
rechters uitspraak over rechtszaken d.m.v. te kijken naar vorige uitspraken in een soortgelijke zaak.
Je kan wetten verschillend interpreteren, als je bijvoorbeeld elektriciteit aftapt, is het criminaliteit,
maar eigenlijk heb je geen eigendommen van iemand gestolen. Dit werd uiteindelijk geïnterpreteerd
als een vast goed. Als dit gebeurd, wordt de wet aangepast. Als wetten ook niet helemaal duidelijk
zijn en rechters moeten zelf beslissingen nemen om goede uitspraken te doen, komen er in de loop
van de tijd wel nieuwe wetten.
Functies en rechtsregels
Rechtsregels zijn voor overheid en burger een belangrijk middel om:
 Rechtszekerheid te bieden. Ze geven aan wat wel en niet toegestaan is.
 Orde aan te brengen in de maatschappij. Rechtsregels dragen bij aan het voortbestaan en
aan de ordening van een samenleving.
 Onafhankelijke rechtspraak te waarborgen. Iedereen kan op de samenleving rekenen en er
is gelijkheid voor iedereen.
Rechtsregels kunnen ook conflicten voorkomen. Als er toch een conflict ontstaat kan het door middel
van rechtsregels worden opgelost.
Rechtsregels veranderen
Een belangrijk deel van de rechtsregels is vastgelegd in het wetboek van Strafrecht (1886). Dit boek
is in de loop van de tijd aangepast omdat de normen en waarden van de samenleving veranderen.
Mensen vinden sommige dingen daardoor niet meer strafwaardig, of andere dingen juist weer wel.
Door dit soort aanpassingen blijven de rechtsregels in overeenstemming met de normen van de
samenleving. Dit is handig omdat de mensen zich er dan sneller aan zullen houden.
Het is ook veranderd omdat onze samenleving complexer geworden is. Door bijvoorbeeld de nieuwe
informatietechnologie zijn er nieuwe dingen gekomen die strafbaar zijn. Ook zijn er bijvoorbeeld
meer regels tegen milieuvervuiling gekomen. Ook is het recht op privacy aangescherpt, omdat je
steeds makkelijker in persoonlijke bestanden op een computer kan komen.
Rechtsregels verschillen
Rechtsregels zijn tijd- en plaatsgebonden. Ieder land heeft zijn eigen strafrecht, met zijn eigen
straffen.
§1.2 Strafbaar gedrag en criminaliteit
Onder criminaliteit valt door de overheid bij wet strafbaar gesteld gedrag. Je hebt het Wetboek van
Strafrecht, maar je hebt meerdere boeken met bijvoorbeeld verkeersdelicten, de Opiumwet, de Wet
wapens en munitie en Wet economische delicten.
Niet alle dingen die strafbaar zijn worden echter als strafbaar opgevat. Er is dus onderscheid tussen
misdrijven en overtredingen. Misdrijven zijn de meer ernstige strafbare feiten (denk aan moord,
diefstal, mishandeling, vernieling, rijden onder invloed). Overtredingen zijn de minder ernstige
strafbare feiten, zoals rijden door rood licht etc.
Overtredingen worden afgehandeld door de kantonrechter, lichte misdrijven door de politierechter
en zware misdrijven door de meervoudige kamer. Overtredingen worden bestraft met maximaal 1
jaar hechtenis. Ook krijg je pas een strafblad als de rechter een vrijheidsstraf of taakstraf heeft
opgelegd, of een boete van minimaal 100 euro.
Als het CBS statistieken maakt over criminaliteit, worden alleen de misdrijven meegerekend. In
spraakgebruik is criminaliteit dus alle misdrijven die in de wet omschreven staan.
Criminalisering
Er is regelmatig discussie over wat als criminaliteit moet worden gezien en hoe mensen crimineel
gedrag moeten beoordelen. Als er in de samenleving voldoende overeenstemming is over iets wat
strafbaar zou moeten zijn, wordt het uiteindelijk in het Wetboek van Strafrecht opgenomen. We
spreken dan van criminalisering, het strafbaar worden van een bepaald gedrag. Het gebeurd ook
andersom, bepaald gedrag wordt niet meer als strafbaar beschouwd, het is dus niet strafwaardig. Als
strafbaar gedrag uit het Wetboek van Strafrecht wordt gehaald, spreken we van decriminalisering.
Wat wel en niet strafbaar wordt gesteld wordt bepaald door degene met politieke macht. In
Nederland hebben de regering en het parlement samen de wetgevende macht. Burgers kiezen het
parlement en hebben dus indirect inspraak op welk gedrag strafbaar is.
Soorten criminaliteit
Je kunt de totale hoeveelheid strafbaar gedrag overzichtelijker maken door een indeling te maken
naar soort delict:
 Delicten tegen de openbare orde en het gezag
 Gewelddelicten tegen leven en persoon
 Ruwheiddelicten (vandalisme)
 Vermogensdelicten (diefstal)
 Seksuele delicten
 Verkeersdelicten
 Drugsdelicten
 Economische delicten (verkoop vlees met teveel van …)
 Milieudelicten
In de praktijk vallen ze onder meerdere categorieën, seksuele delicten zijn vaak ook geweldsdelicten.
Criminologen hebben geen eenduidige definitie voor criminaliteit kunnen opstellen. Ook is er geen
eenduidige oorzaak voor criminaliteit.
Andere indeling
Er is ook een indeling in veelvoorkomende en zware criminaliteit. Hier wordt gekeken naar het effect
dat het op slachtoffers en de maatschappij heeft. Bij veelvoorkomende criminaliteit, ook wel ‘kleine
criminaliteit’ bedoelen we vandalisme, diefstal, vernielingen, graffiti etc.
Zware criminaliteit, zoals moord, inbraak, verduistering etc., zijn de ernstige vormen van
criminaliteit.
Een vorm van zware criminaliteit is georganiseerde criminaliteit. Hiervan is sprake als een groep
mensen zich hebben verenigd in een organisatie met een hiërarchische structuur en een vaste
taakverdeling. Ze moeten ook criminele activiteiten verstrekken over een langere periode. Het zijn
vaak misdrijven uit meerdere categorieën.
§1.3 Criminaliteit als maatschappelijk probleem
Criminaliteit is van alle tijden. De eerste wetboeken zijn eeuwenoud, zoals de beroemde Codex
Hammourabi. Dit was een koning van Babylon die wetten liet opstellen met rechtsbepalingen
omtrent hekserij, diefstal, schulden etc. Door de wetten vast te leggen op steen benadrukte hij dat
ze niet veranderd konden worden.
Criminaliteit als sociaal en politiek probleem
Criminaliteit is een groot maatschappelijk en sociaal probleem. Er is vaak veel schade, en crimineel
gedrag is in strijd met en bedreigend voor de heersende waarden en normen. Het staat hoog op de
publieke agenda: kranten, radio en tv hebben het er vaak over en er wordt verwacht dat de overheid
actie onderneemt.
Ook de culturele dimensie is van belang: de dominante cultuur wil veel individuele vrijheid, maar ook
een zo groot mogelijke veiligheid.
Door de verschillende meningen over de bestrijding van criminaliteit staat het al lang op de politieke
agenda, en is daarom een politiek probleem. Criminaliteit is ook een grote bedreiging voor de
rechtsorde. Als dit niet goed gebeurd zullen mensen voor eigen rechter gaan spelen en zich niet meer
aan de wetten houden.
Gevolgen van criminaliteit
Er zijn zowel materiële als immateriële gevolgen. De materiële schade loopt op tot miljoenen euro’s
per jaar:
 Directe financiële schade aan burgers, bedrijven en overheid. (kosten als in je huis is
ingebroken)
 Indirecte financiële schade (winkel berekenen schade door aan klant, verzekeringspremies
stijgen)
 Kosten bestrijding van de criminaliteit, door overheid, burgers en bedrijven.
Vaak kan schade pas over jaren worden berekend, zoals bij milieucriminaliteit.
De immateriële gevolgen kan je niet in geld uitdrukken:





Gevoelens van onveiligheid
Problemen door inbreuk op geestelijke en lichamelijke integriteit
Vermijdingsgedrag, je durft niet meer naar een bepaalde plek
Psychosomatische problemen, angst- slaap- en concentratieproblemen
Aantasting rechtsgevoel
Wie proberen iets te doen aan criminaliteit?
Niet alleen de overheid, maar ook burgers, bedrijven en maatschappelijke instellingen zijn betrokken
bij criminaliteit.
Particuliere initiatieven om criminaliteit te voorkomen zijn bv. woonbeveiliging en burgerwachten.
Bedrijven hebben beveiligingscamera’s, metaaldetectoren. Ook is de particuliere bewakingsdienst
vaker ingezet, bij bijvoorbeeld voetbalwedstrijden.
Maatschappelijke instellingen en organisaties vervullen de belangen van slachtoffer en dader. Deze
organisaties zijn vaak zelfstandig, maar ze krijgen overheidssubsidies. Een voorbeeld hiervan is de
Coornhert Liga:
 Streeft naar humanisering van het strafrecht
 Houdt zich bezig met belangen van verdachten en (ex)gedetineerden
 Lijfstraffen afschaffen en gevangenen zinvolle arbeid te laten verrichten  ontstaan
taakstraf
De reclassering:
 Maatschappelijk werk voor verdachten en (ex)gedetineerden met 3 hoofdtaken:
1. Hulpverlening aan mensen die met justitie in aanraking zijn gekomen. School, familie
en het werk wordt ingelicht als iemand is gearresteerd. Helpt gedetineerden bij
relatie- en studieproblemen en er is hulp voor terugkeer in samenleving.
2. Onderzoek en voorlichting over achtergrond van verdachte, de persoonlijke situatie
wordt dus beschreven, voor betere uitspraken van de rechter
3. Voorbereiden en begeleiden van uitvoer taakstraffen. Kan een werkstraf of een
cursus zijn.
Aandacht voor slachtoffers
De rechten van slachtoffers liggen vast in de wet:
 Recht op informatie. Slachtoffer moet worden geïnformeerd over verloop van de aangifte en
identiteit van dader
 Spreekrecht, slachtoffer mag in zijn slachtofferbrief duidelijk maken wat de gevolgen voor
hem zijn van het misdrijf. Soms heeft slachtoffer spreekrecht tijdens de rechtszaak.
 Recht op schadevergoeding. Kan aan officier van justitie vragen om de schade tijdens de
zitting te vermelden. Verdachte moet dit soms betalen. Als dit niet lukt kan slachtoffer
beroep doen op het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Deze geeft geld aan slachtoffers van
geweldsmisdrijven als schade niet wordt vergoed.
De slachtofferhulp:
 Bureaus voor Slachtofferhulp, ze praten met je en kijken wat ze het beste voor je kunnen
doen, ook op juridisch gebied.
 Stichting Blijf-van-mijn-Lijf helpt bij slachtoffers van huiselijk geweld. De adressen van deze
huizen zijn geheim.


Meldpunt Discriminatie, houdt zich bezig met voorlichting en doet zelfstandig onderzoek
naar vormen van discriminatie.
Stichting tegen Zinloos Geweld die opkomt voor belangen van slachtoffers van zinloos
geweld.
Hoofdstuk 2 Hoe veilig is Nederland?
§2.1 Het meten van criminaliteit
Je moet alle gepleegde misdrijven meten, maar dit is niet te doen. Je moet de aard van de
criminaliteit vaststellen, hiervoor bestaan verschillende onderzoeksmethoden. Bij kwantitatieve
methoden wordt een groot aantal gegevens verzameld, of grote groepen mensen ondervraagd.
Hierna wordt het in cijfers en percentages weergeven. Kwalitatief onderzoek is nodig als je
diepgaande informatie wil hebben. Je moet dus diepte-interviews houden met daders, slachtoffers
en betrokkenen.
Betrouwbaarheid en validiteit
Niet alle onderzoeksmethoden zijn even geschikt. Met betrouwbaarheid bedoelen we dat gegevens
niet op toeval berusten, er moet goed gemeten worden en de vragen moeten juist gesteld zijn.
Validiteit wil zeggen dat het onderzoek precies datgene meet wat het moet meten. Onderzoek naar
geweld moet je eerst nagaan wat het begrip geweld inhoudt.
De generaliseerbaarheid heeft betrekking tot de mate waarin een onderzoek algemeen geldig kan
zijn, als het gaat over geweld in Rotterdam, geldt het natuurlijk niet voor heel Nederland.
Politie- en rechtbankstatistieken
Politiestatistieken zijn niet altijd even betrouwbaar. Ze geven geen beeld van gepleegde misdrijven,
maar van geregistreerde criminaliteit. Ze geven maar een beperkt beeld van het aantal gepleegde
delicten. Dit komt doordat:
 Mensen niet altijd aangifte doen. Soms is het niet belangrijk genoeg voor ze, en soms zijn ze
bang van de gevolgen
 Sommige delicten niet ontdekt worden. Bijvoorbeeld dronken rijden
 Sommige delicten zijn minder zichtbaar, zoals fraude
Rechtbankstatistieken laten ook niet alles zien. Want niet alle zaken die de politie onderzoekt komen
voor de rechter. Dit komt doordat:
 Een deel geseponeerd wordt. Gebeurd vaak bij First offenders, hele jonge of oude mensen,
 Dader een transactie kan krijgen, een geldboete
Aan de hand van geregistreerde criminaliteitscijfers kan je niet zien of criminaliteit toe of afneemt.
Dit komt doordat:
 Er selectieve opsporing plaatsvindt. Als politie alleen maar alcoholcontroles houdt is daar
misschien een stijging van, maar zo worden de geweldsdelicten niet meer gecontroleerd.
Wat dus volgens de cijfers dan afneemt
 Een toename van regels en wetten ervoor zorgt dat meer dingen misdrijven zijn en ze
worden dus vaker overtreden.

De registratie van misdrijven niet altijd nauwkeurig gaat. Het wordt gekleurd door
subjectieve beoordeling van de OvJ. Wat de ene geweld noemt kan de ander poging tot
doodslag noemen.
Slachtofferenquêtes
Om een beeld te krijgen van niet-geregistreerde criminaliteit (dark figure), worden er
slachtofferenquêtes gehouden. Het voordeel is:
 misdrijven waar mensen geen aangifte van doen komen aan het licht
 Inzicht geven aan omstandigheden en plaatsen waarin delicten plaatsvinden
 Inzicht in risico’s geven die bepaalde bevolkingsgroepen lopen
De nadelen zijn:
 Sommige categorieën mensen worden niet ondervraagd
 Sommige delicten worden verzwegen
 Het gaat om een subjectieve meting, de antwoorden zijn afhankelijk van de persoonlijke
beleving.
 Meet alleen veelvoorkomende delicten, omdat het altijd gaat om steekproef van ongeveer
1000 mensen.
 Slachtofferloze criminaliteit valt buiten de methode
Daderenquêtes
Daderenquêtes, oftewel self report studies worden gebruikt bij mensen die een misdrijf hebben
gepleegd. Hieruit is bijvoorbeeld gebleken dat belastingsfraude 10x zo vaak voor komt dan uit de
officiële cijfers naar voor kwam. Maar er bestaat ook een drempel om eerlijk te antwoorden.
Het nadeel is hier ook dat slachtofferloze delicten niet worden gemeten.
Kwalitatief onderzoek
Kwantitatief legt nadruk op de resultaten die in cijfers zijn uit te drukken: aantal inbraken etc. Maar
om te weten waarom iemand op het criminele pad gaat etc. is er een ander onderzoek nodig. Dit kan
door diepte-interviews te houden met slachtoffers. Kenmerkend is de open vraagstelling. De
geïnterviewde is zo veel mogelijk aan het woord, waardoor de interviewer het niet echt kan
beïnvloeden.
§2.2 Beeldvorming
Op tv is er een heel ander beeld van criminaliteit, dan die uit de cijfers blijkt. Dit komt omdat
sommige programma’s juist over geweld en moorden gaan, en niet over bijvoorbeeld fraude, terwijl
dit vaker voorkomt. Ze zenden juist zulke dingen uit voor de kijkcijfers en commerciële belangen.
Kranten en tijdschriften verschillen ook in de manier waarop ze over criminaliteit berichten. De
Telegraaf richt bijvoorbeeld veel aandacht op criminaliteit, op een sensationele wijze. Andere
kranten zoals de Trouw en NRC Handelsblad kiezen voor een zakelijke berichtgeving.
Het referentiekader van burgers bij hun beeldvorming over criminaliteit wordt niet alleen bepaald
door de media. Burgers kunnen naar rechtszaken en strafvonnissen en op internet kan je
strafvonnissen nalezen.
De massamedia bepaalt voor een belangrijk deel de aard en de omvang van criminaliteit. Hierdoor
ontstaat een generaliserend en stereotiep beeld van criminaliteit dat zich kenmerkt door:


Het beeld van criminaliteit heeft vooral met geweld te maken
Het beeld dat het aandeel van de zware criminaliteit groot is
§2.3 Criminaliteit vroeger en nu
Langetermijnontwikkelingen
Misdaadstatistieken zijn redelijk geschikt om de ontwikkelingen op lange termijn te weergeven.
Toename criminaliteit
De criminaliteit in Nederland is flink toegenomen. Dit heeft verband met maatschappelijke
ontwikkelingen, zoals:
 Afnemend gezag van de overheid, overheid moet sinds jaren ’60 respect verdienen.
 Afnemende betekenis van het maatschappelijk middenveld, zoals school en kerk, als gevolg
van de individualisering. Er is minder sociale controle.
 Vervagen van maatschappelijke normen en waarden. Traditionele waarden gelden minder
sterk dan vroeger etc.
 Sterk toegenomen welvaart. Meer diefstallen omdat er meer te halen valt.
 Afgenomen pak- en strafkans. Komt doordat veel vormen van criminaliteit minder goed
zichtbaar zijn. Ook worden lichte misdrijven en overtredingen minder vervolgd door het
politietekort, tekort aan cellen etc.
 Toegenomen werkloosheid, dus zwartwerken. Bij jongeren leidt het tot verveling en
hanggedrag en kleine vormen van criminaliteit.
 Technologische ontwikkelingen, dus nieuwe criminele mogelijkheden.
 Internationalisering, open grenzen binnen EU bevorderen komst buitenlandse criminelen.
Recente ontwikkelingen
Ondanks de toename is de geregistreerde criminaliteit de laatste 15 jaar gedaald. Dit komt door
daling van aantal geregistreerde vermogensdelicten. Dit komt vermoedelijk door verbeterde
beveiliging van huizen en het gebruik van pinpas zodat je minder contant geld hebt. De gevoelens
van onveiligheid zijn niet minder geworden. Geweldsmisdrijven zijn toegenomen. Het is met 700%
toegenomen sinds eind jaren ‘60. Dit komt ook door de betere beveiliging. Het aantal roofovervallen
op banken is daardoor toegenomen. Dit gaat gepaard met geweld. Dit gebeurd bij banken,
benzinestations en winkels.
De politie is geweldsmisdrijven ook anders gaan registreren. Een beroving op straat was vroeger
diefstal, maar daar hoort nu ook geweldsdelict bij.
Internationale vergelijking
In Nederland leven we in een relatief veilig land. In de VS komen ruim 10 keer zoveel (in verhouding)
mensen door een misdrijf om het leven als in Nederland. Het aantal moord en doodslagslachtoffers is
in ons land ook lager dan het beeld dat de media ons geeft. 200 doden per jaar. Bij de helft gaat het
om persoonlijke drama’s in familie- of vriendenkring. De rest zijn grotendeels afrekeningen in
criminele circuit.
Hoofdstuk 3 Oorzaken van criminaliteit
Crimineel gedrag werd vroeger geweten aan de duivel of aangeboren eigenschappen. Tegenwoordig
denken ze dat het deels aangeboren en deels aangeleerd is. Genen en sociale omstandigheden
spelen een rol.
§3.1 Wie is crimineel?
Niet in alle lagen van de bevolking zijn er evenveel criminelen. Ook is er een ongelijke spreiding van
verschillende soorten criminaliteit. Deze verschillen komen door:
 Het geslacht
o Vooral veel mannen
o delicten van vrouwen zijn over het algemeen minder ernstig
o komt door; ongelijke machtsverdeling, verschillen opvoeding, aangeboren
agressiviteitverschil
 De leeftijd
o Mensen in adolescentieperiode, 16 tot 23 jaar, plegen veel delicten
o Chronische delinquenten is maar een kleine groep.
o Verklaring voor jeugdige delinquenten:
 Opzoeken van grenzen en overschrijden maatschappelijke normen
 Jongeren worden geconfronteerd met tal van sociale problemen, en vaak
ontbreken sociale vaardigheden om ze aan te kunnen. Ze verliezen band met
de samenleving
 Segregatie vergroot de kans om met politie en justitie in aanraking te
komen. Segregatie is dat iemand geen kans heeft op normale baan en
uitgesloten is van het economische leven en geen perspectief heeft op
sociale mobiliteit en maatschappelijke participatie.
 De maatschappelijke positie
o Mensen met lagere maatschappelijke positie zijn oververtegenwoordigd in
agressieve delicten, inbraak en diefstal. Zij en werklozen komen vaker in aanraking
met politie en justitie.
o In hogere en middenklasse is veel belastingontduiking en vermogensdelicten.
Witteboordencriminaliteit.
 De etnische afkomst
o Allochtone groepen blijken relatief oververtegenwoordigd in diefstal en
drugscriminaliteit, maar juist niet in fraude.
o Allochtonen en autochtonen zijn verschillend, de tweedeling nuanceert:
 Jeugdcriminaliteit evenveel autochtonen als allochtonen
 Allochtonen zijn niet een groep, ze zijn ook weer onderverdeeld.
Marokkaanse en Antilliaanse jongens komen vaker met politie in aanraking
dan anderen.
 Meeste allochtonen behoren tot lagere maatschappelijke klassen.
 De locatie
o Relatie tussen verstedelijking en criminaliteitscijfer. Inwoners van grote steden
plegen vaker delicten dan inwoners van dorpen en kleinere steden. Dit komt omdat:
 er in grote steden meer kansarme jongeren zijn
 er minder sociale controle is
 meer gelegenheid tot criminaliteit is
§3.2 Criminologie
Criminologie is de wetenschap die zich bezighoudt met bestudering van menselijke gedragingen die
door de wetgever strafbaar gesteld staan. Er is een verschil tussen beschrijvende criminologie, die
zich richt op de aard, omvang, spreiding en ontwikkeling van crimineel gedrag en criminaliteit. De
theoretische criminologie probeert crimineel gedrag te verklaren. Daar zijn 3 soorten benaderingen
voor:
 Theorieën die criminaliteit proberen te verklaren uit individuele situatie en motieven van
mensen. Dit is het microniveau.
o Onderzoek richt zich op biologisch en psychologische factoren
 Theorieën die criminaliteit benaderen vanuit het individu in relatie met zijn leefomgeving. Dit
is het mesoniveau.
o De nadruk ligt op sociaalpsychologische factoren
 Theorieën die criminaliteit bekijken vanuit structurele en culturele kenmerken van
samenleving als geheel. Criminaliteit wordt als een maatschappelijk verschijnsel opgevat. Het
macroniveau.
o We spreken van sociologische factoren
Biologische en psychologische verklaringen
Op microniveau is de kernvraag of er verschillen zijn tussen criminele en niet-criminele mensen.
Slechts een groep van 5% behoort tot de persistente delinquenten, daders die vaak crimineel gedrag
vertonen en ernstige delicten plegen.
Onderzoek naar deze daders splits zich in 2 richtingen:
 Onderzoek naar biologische verschillen, genetische en neurofysiologische kenmerken
o Kijken naar de rol die erfelijke factoren bepalen, en samenstelling genetisch
materiaal
o Kinderen met asociaal gedrag hebben bijvoorbeeld een lagere hartslag. Ook vaak
verhoogd testosteronspiegel
 Onderzoek naar psychologische verschillen, zoals cognitieve en functionele
persoonlijkheidskenmerken
o Impulsiviteit, sensatiezucht, lage intelligentie kunnen crimineel gedrag veroorzaken
o Veel delinquente jongeren vertonen persoonlijkheidsstoornissen
Stoornissen zoals autisme, angststoornissen, borderline zorgen ervoor dat het risico op
probleemgedrag vergroot wordt. Toch lukt het psychologen en sociobiologen niet om een causaal
verband tussen aangeboren biologische en / of psychologische kenmerken en crimineel gedrag vast
te stellen.  je kiest zelf voor of je op het criminele pad gaat
Het Attention Deficit and Hyperactivity Disodersyndroom is een specifieke stoornis. Je kan je niet
goed concentreren en je bent hyperactief. Veel kinderen die in jeugdinrichtingen wonen en in
aanraking komen met de kinderrechter hebben ADHD. Maar de meeste kinderen met ADHD komen
niet in aanraking met politie of justitie. ADHD is niet determinerend voor crimineel gedrag. De
opvoeding en andere factoren zijn net zo goed belangrijk.
Veel onderzoek richt zich op hoe omgevingsfactoren ervoor zorgen dat erfelijke factoren zich
negatief ontwikkelen. Dit zijn de risicofactoren, zoals het gezin, de school, de vrienden, de wijk.
Sociaalpsychologische verklaringen
Sociaalpsychologen zoeken verklaring van crimineel gedrag uitsluitend in de directe sociale
omgeving (mesoniveau). Als er problemen optreden in de primaire (het gezin) en secundaire (school,
vrienden etc.) socialisatie is de kans groter dat iemand crimineel gedrag vertoont.
 Het gezin is verantwoordelijk voor het latere functioneren van mensen. Kinderen verleggen
hun grenzen en plegen soms delicten. Als de ouders ze niet corrigeren, kan de
normvervaging toenemen.
Gezinsproblemen, zoals mishandeling en incest, kunnen ook leiden tot gedragsstoornissen.
 Op school komen kinderen in aanraking met nieuwe normen. Ze moeten ook omgaan met
andere kinderen en autoriteiten. Jongeren die dit niet lukt lopen een grotere kans met
justitie in aanraking te komen.
 Hoe ouder het kind, hoe groter de invloed van leeftijdgenoten. Veel jeugdcriminaliteit vindt
in groepsverband plaats. Als je niet meedoet lig je eruit. De groepsloyaliteit en dwang vinden
ze een rechtvaardiging voor hun criminele gedrag.
Ook verdwijnt het schuldgevoel, het idee ontstaat dat er niks mis is met hun gedrag. De
ontkenning van eigen verantwoordelijkheid, neutralisatie, gaat soms zo ver dat ook
slachtoffers ontkend worden.
 Conflicten tussen dominante en subculturen binnen Nederlandse samenleving kunnen leiden
tot normafwijkend en crimineel gedrag. De subculturen komen altijd in aanraking met de
dominante cultuur. Door instanties, maar ook door vooroordelen. De hieruit voortvloeiende
gevoelens van machteloosheid en afhankelijkheid, kunnen spanningen veroorzaken binnen
subculturen.
 Als je opgroeit in achterstandswijk is de kans groter dat je crimineel wordt. Dit komt omdat
er minder aandacht is voor de publieke domein. Ook is er een gebrek aan sociale controle.
 Invloed van kerk en verenigingsleven op jongeren verschilt sterk. Als je verenigingsleven
hebt, kom je minder snel in aanraking met justitie.
Sociologische verklaringen
Op macroniveau zijn er maatschappelijke omstandigheden en ontwikkelingen waarop mensen weinig
invloed hebben. De maatschappelijke ontwikkelingen zijn :
 minder sterk maatschappelijk middenveld
 veranderde normen en waarden
 toegenomen welvaart
 kleinere pak- en strafkans
 meer alcohol- en drugsgebruik
 werkloosheid
 minder sociale controle.
Deze factoren zijn volgens sociologen van invloed op crimineel gedrag en hebben te maken met de
maatschappelijke ongelijkheid. Dit leidt tot desintegratie of sociale onrechtvaardigheid, en dan is de
kans op crimineel gedrag groter.
Sociale desintegratie betekent dat mensen zich niet verbonden voelen met anderen in de
samenleving. Soms is er sprake van economische en sociale uitsluiting van groepen en mensen. Als ze
onvoldoende maatschappelijk perspectief hebben, ontstaat het gevoel van sociale
onrechtvaardigheid. Vooral bij mensen uit lagere sociale klasse kan dit leiden tot aanpassingsgedrag.
§3.3 Theorieën over criminaliteit
Sociobiologische theorie
Sociobiologie is de tak van biologie die zich bezighoudt met onderzoek naar evolutionaire oorsprong
van sociaal gedrag. De term werd voor het eerst gebruikt door Edward Wilson. De genetische
bepaaldheid strookte niet met het idee van de menselijke geest als tabula rasa, het ongeschreven
blad.
Willem Buikhuisen, de aanhanger van deze theorie werd aangesteld als hoogleraar, veroorzaakte
talloze protesten. Hij wilde onderzoek doen op gevangenen en jongeren in kindertehuizen om te
kijken tot hoever crimineel gedrag was aangeboren.
Door DNA zijn biologische verklaringen van afwijkend gedrag meer geaccepteerd.
Aangeleerd-gedragtheorie
Edwin Sutherland kwam tot conclusie dat crimineel gedag wordt aangeleerd. Dit kwam na onderzoek
dat hij had gedaan in sloppenwijken. Wanneer jongeren contact hebben met anderen die crimineel
gedrag vertonen, gaan zij dit ook sneller doen. Het gezin, de buurt en vriendengroepen zijn daarvoor
verantwoordelijk.
Criminelen verschillen niet van andere mensen en hebben geen afwijkende persoonlijkheidskenmerken, maar ze hebben gewoon fout gedrag aangeleerd gekregen.
Gelegenheidstheorie
Is gebaseerd op rationelekeuzetheorie. Deze werd bedacht door Adam Smith. Je kiest altijd voor de
meest gunstige optie, je weegt kosten en baten af. Marcus Felson, die deze theorie vertaalde naar de
criminologie, zegt dat het niveau van criminaliteit wordt bepaald door aanwezigheid van potentiële
daders, de aanwezigheid van geschikte doelwitten en afwezigheid van sociale bewaking. (man, oud
vrouwtje met veel geld in haar tas, geen politie te zien)  de gelegenheid maakt de dief.
Mensen kunnen zich beter beveiligen hiertegen. Zet veel sloten op je fiets en de dief kiest jouw fiets
niet zo snel als anderen.
Anomietheorie
Robert Merton zoekt verklaring voor criminaliteit in maatschappelijke ongelijkheid. Dit komt door
de kloof tussen levensdoelen die mensen voor zichzelf stellen en de beperkte middelen die daarvoor
beschikbaar zijn. Men wil zo hoog mogelijk op maatschappelijke ladder komen. Als dit niet met
erkende en wettige middelen lukt, kunnen mensen vluchten naar niet-legitieme middelen, zoals
inbraak en fraude. Deze vorm van normloosheid noemt Merton anomie. (je vrienden hebben nieuwe
schoenen, jij wil ze ook maar kan ze niet betalen, dus je gaat ze stelen)
Etiketteringstheorie
Sociale afkeuring van crimineel gedrag lijkt gevolg te zijn van strafbaar gedrag. Howard Becker draait
dit om. Volgens zijn theorie is de sociale afwijzing van mensen de oorzaak van hun criminele gedrag.
Als mensen het etiket crimineel opgeplakt krijgen, worden ze gestimuleerd om zich zo te gedragen.
Bindings- of integratietheorie
Travis Hirschi stelt de vraag waarom de meeste mensen juist geen misdaden plegen. Volgens hem
doen we dat om de drie w’s, Werk Wonen en Wijf. Je wil belangrijke dingen niet op het spel zetten.
Mensen die wel vervallen tot crimineel gedrag missen vaak de bindingen met de directe omgeving en
op maatschappelijk niveau.
Socialecontroletheorie
Sampson en Laub hechten belang aan dreiging die van sancties uitgaan. Dit zijn zowel de justitionele
straffen, als straffen van de ouders en leerkrachten. De rol van de ouders is vooral doorslaggevend.
Hoe slechter de relatie met de ouders en hoe minder de informele controle, hoe meer kans op
crimineel gedrag.
Verschil tussen bindingstheorie: hier leggen ze meer nadruk op gevolg van slechte bindingen,
namelijk gebrekkige sociale controle. Bij die van Hirschi vormen de slechte relaties de verklaring zelf.
Welke theorie is de beste?
Geen van de wetenschappers geeft volledige verklaring voor crimineel gedrag. Sommige mensen
hebben wel meer kans om crimineel gedrag te vertonen, zoals jong, man,
persoonlijkheidskenmerken zoals impulsiviteit en lage zelfcontrole, slechte sociale bindingen, weinig
maatschappelijk perspectief en sociale vaardigheiden. Ook kan lid zijn van een subcultuur de kans
vergroten.
Hoofdstuk 4 De rechtsstaat
Overheid moet zich bij bestrijding van criminaliteit aan regels houden. Ook moet grondwet
gerespecteerd worden, want we leven in een rechtsstaat.
§4.1 Grondbeginselen
In een rechtsstaat draait het om wederzijds vertrouwen. Burger moet erop kunnen vertrouwen dat
de overheidsmacht niet wordt misbruikt, en overheid moet kunnen rekenen op gehoorzaamheid en
erkenning van de burger van haar gezag. We spreken van een sociaal contract, een soort afspraak
tussen burger en overheid.
Voor bestrijding criminaliteit heeft overheid macht nodig. De overheid moet dus wetten kunnen
maken en een sanctie kunnen opleggen als iemand die wet overtreden heeft. De overheid mag ook
als enige geweld gebruiken, en heeft dus het geweldsmonopolie.
Een rechtsstaat hanteert regels voor burgers én voor de overheid. In rechtsstaat heeft overheid twee
taken: rechtshandhaving en rechtsbescherming. De wet bepaalt wat burgers wel en niet mogen, dit
is rechtshandhaving. Het beschermt de burgers ook tegen willekeurig optreden van de overheid, dit
is rechtsbescherming. Dit is om individuele vrijheid van burgers te garanderen. Dit zie je aan
beginselen van rechtsstaat:
 Politieke machtscheiding, uitvoerende, rechterlijke en wetgevende macht zijn strikt
gescheiden
 Overheid is gebonden aan de wet en moet zich bij uitvoering van taken houden aan
wettelijke regels.
 Onafhankelijke rechter beslist in geschillen tussen burgers onderling of tussen burgers en
overheid

Grond- of vrijheidsrechten van burgers zijn in de wet omschreven en gewaarborgd. Inbreuk
hierop is alleen mogelijk wanneer het wetsartikel hiervoor ruimte laat.
Deze beginselen zijn vastgelegd in de grondwet en in internationale verdragen zoals Europees
Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). Ook heeft Nederland de Universele
Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) getekend. Dit vormt goede maatstaf om
machtsmisbruik van overheid tegen te gaan en te controleren.
§4.2 Rechtsstaat en criminaliteit
De beginselen van rechtsstaat bepalen de grenzen van criminaliteitswetgeving en van de
rechtspraak. Hoe deze wordt uitgewerkt, verschilt per land. In de VS bv zijn wetgevende en
uitvoerende macht meer gescheiden dan bij ons. Amerikaanse president heeft vetorecht en kan
besluiten nemen die tegen de wil van het parlement ingaat. Nederlandse regering kan dit zomaar
niet doen, heeft goedkeuring van parlement nodig.
Niet alleen plaatselijke verschillen zijn van invloed op de manier waarop de rechtsstaat gestalte
krijgt, ook de inrichting verandert door interne ontwikkelingen. In Nederland is door gestegen
criminaliteit de roep om rechtshandhaving groter geworden. De uitgangspunten van de rechtsstaat
gelden niet alleen voor strafrecht, maar ook voor staatsrecht, bestuursrecht en civiel recht.
Machtenscheiding
Machtenscheiding oftewel trias politica heeft als doel machtsmisbruik door de overheid te beperken.
Alleen door ze in 3 gelijkwaardige delen op te splitsen kan de vrijheid van burgers worden
beschermd.
 Wetgevende macht
o Is in handen van de regering en het parlement
o Maken wetten op gebied van strafrecht of drugs  wat is strafbaar en maximum
straf?
 Uitvoerende macht
o Is in handen van de regering, maar uitvoerende werk wordt gedaan door
ambtenaren
o Belangrijkste taak is het opsporen van strafbare feiten en vervolgen van verdachten
o Het Openbaar Ministerie is verantwoordelijk voor opsporing. Bestaat uit alle
officieren van justitie, en worden geholpen door politie etc.
o De Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de FIOD houdt zich bezig met
belastingsfraude. De Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) mag
onderzoek doen naar organisaties en personen die gevaar vormen voor rechtsorde.
o De minister van Justitie is verantwoordelijk voor het werk van de OM en deel van
het werk van de politie. Politie houdt zich bezig met handhaven openbare orde en
hulpverleningstaak, als dat zo is is de burgemeester in eerste instantie en minister
van Binnenlandse Zaken in 2e instantie politiek verantwoordelijk. Politie heeft dus 2
bazen
 Rechterlijke macht
o Is belast met rechtspraak, wat gebeurd door onpartijdige rechters. Hierdoor kunnen
burgers vertrouwen op eerlijk rechtsproces.
Onafhankelijke rechters
De trias politica is de belangrijkste voorwaarde voor een onafhankelijke rechterlijke macht. Om dit te
waarborgen is deze verder uitgewerkt in aantal regels en wetten, zoals artikel 117 van de grondwet:
 Rechter wordt voor het leven benoemd. Benoeming vindt plaats onder Koninklijk Besluit,
maar regering heeft geen invloed op selectie van rechters. Dit wordt gedaan door
onafhankelijke Selectiecommissie Rechterlijke Macht
 Rechter kan niet ontslagen worden door regering of parlement. Hij kan wel worden geschorst
of ontslagen door de Hoge Raad
 Rechtspositie, zoals onder andere het salaris van rechters, is bij wet geregeld
 Aantal rechters staat in elke rechtszaak van tevoren vast
Overheid is gebonden aan wettelijke regels
Dat overheid gebonden is aan wet komt tot uiting in Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke
regeling van strafrecht bevat bevoegdheden van overheid, maar ook grenzen. Belangrijke
uitgangspunten:
 Legaliteitsbeginsel, je kunt alleen voor iets gestraft worden als het op dat moment strafbaar
gesteld stond.
 Maximumstraf, per delict is wettelijk vastgelegd wat maximumstraf is die rechter mag
opleggen. De rechter moet tijdens strafbepaling rekening houden met persoonlijke
omstandigheden van de dader. De motieven van de dader moeten mee worden gewogen in
het vonnis.
 Ne bis in idem- regel, wanneer rechter in een zaak een onherroepelijke uitspraak heeft
gedaan, kan betrokkene niet 2x worden gestraft voor hetzelfde feit. Zelfs als iemand die
vrijgesproken is, toch dader blijkt te zijn.
 Geen straf zonder schuld, wet sluit mogelijkheid om te straffen uit als verdachte geen schuld
heeft aan het delict.
 Verjaring, recht om iemand te straffen kan verjaren. Dit is bij moord niet meer het geval.
Strafprocesrecht
De procedure van opsporing, vervolging en berechting is het strafprocesrecht. Dat is wettelijk
vastgelegd in het Wetboek van Strafvordering. Hierin staan regels waaraan normale rechtsgang
moet voldoen. Doel is om te voorkomen dat fundamentele grondrechten van burgers worden
geschonden. Enkele regels zijn:
 Iedereen heeft recht op eerlijk proces door onafhankelijke en onpartijdige rechter
 Volgens de onschuldpresumptie is iedereen die verdacht wordt onschuldig tot zijn schuld is
bewezen door de rechter
 De hele procedure van vooronderzoek tot rechtszitting is gebonden aan wettelijke
voorschriften. Het niet correct naleven hiervan kan vormfouten opleveren. Als het recht op
een eerlijk proces hierdoor wordt aangetast, kan rechter besluiten om verdachte
strafvermindering te geven of niet te veroordelen.
 Dwangmaatregelen zoals vasthouden van verdachte zijn aan wettelijke grenzen gebonden.
Ontnemen van iemands vrijheid is schending van een van de belangrijkste grondrechten.
Overheid heeft wel recht verdachte in voorlopige hechtenis te nemen.


Iedereen heeft recht op een adequate verdediging. Hij mag dat zelf doen, of je krijgt een
pro-Deoadvocaat, of zelf een kiezen. Om zich goed te verdedigen heeft verdachte inzage in
alle juridische stukken en bewijsmateriaal. Ook mag hij rechter om toestemming vragen om
getuigen op te roepen en te ondervragen door advocaat. Hij heeft ook recht op een tolk als
hij niet goed Nederlands spreekt.
Slachtoffers hebben ook rechten. Ze mogen in bepaalde ernstige misdrijfzaken hun verhaal
vertellen. Ook kan de rechter een slachtofferverklaring voorlezen. Ze kunnen ook
schadevergoeding ontvangen. Dit moet worden betaald aan de staat, die meer
mogelijkheden heeft om geld te innen.
§4.3 Dilemma’s en spanningen
Beginselen van rechtsstaat dwingen steeds opnieuw tot discussie, afweging van belangen en
afspraken over minimumgrenzen. Dit is vooral als we kijken naar moeilijkste dilemma van de
rechtsstaat: botsende belangen van rechtsbescherming en rechtshandhaving. Aan de ene kant willen
we beschermd worden tegen criminaliteit, aan andere kant willen we dat overheid onze vrijheden
respecteert.
Dit dilemma leidt tot voortdurende discussie: hoeveel vrijheid willen we opofferen ten gunste van
criminaliteitsbestrijding?  Mag de overheid zomaar informatie opvragen, zoals telefoon- en
internetgegevens, of is dit in strijd met recht op privacy? En mag overheid alle burgers dwingen om
DNA af te staan, om opsporing van misdadigers te vergemakkelijken?
Spanningen
Bij criminaliteitsbestrijding zijn de 3 machten betrokken. Tussen bevoegdheden en
verantwoordelijkheden van deze actoren bij strafrecht kunnen spanningen ontstaan. Denk
bijvoorbeeld aan algemene identificatieplicht. In kader van veiligheid besloot parlement tot
wettelijke invoering van die plicht. Ander voorbeeld is steeds grote nadruk op
criminaliteitsbestrijding, waardoor in jaren ’90 opsporingsbevoegdheden van politie en justitie
werden verruimd. Inmiddels is infiltratie opgenomen in Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden.
De dubbele pet van de politie, als minister van Justitie de politie aanspoort om meer strafbare feiten
op te sporen, kan dit botsen met streven van Ministerie van Binnenlandse Zaken en plaatselijke
burgemeester om vooral openbare orde te handhaven.
Net als politie komt ook het OM soms in lastig parket. Aan ene kant werkt het OM in opdracht van
minster van Justitie, maar organisatorisch maakt het deel uit van de rechterlijke macht. Ze hebben
taak om strafbare feiten op te sporen, maar ook vrijheid om bepaalde zaken wel en niet voor de
rechter te brengen. Zo kan wens van minister van Justitie om meer verdachten te veroordelen
botsen met recht van officier van justitie om vrijspraak te eisen.
Ook tussen politie en OM zijn onderling spanningen. Als politie een verdachte arresteert, die door
OM op grond van opportuniteitsbeginsel wordt vrijgelaten. Dit is dat vervolging niet in het algemeen
belang is. Zo’n situatie kan zich voordoen als door capaciteitsproblemen een keus moet worden
gemaakt tussen fietsendiefstal en een overval.
Vanuit oogpunt van efficiëntie kan ook de onafhankelijkheid van rechter in gevaar komen. De
toenemende werkdruk kan er toe leiden dat rechter sneller en minder nauwkeurig zaken behandelt.
Onafhankelijkheid kan ook onder druk komen als politici zich in het openbaar bemoeien met
rechtszaken die nog onder de hamer zijn.
Ook is er een spanning tussen wetgeving en rechtspraak. Rekening houdend met veranderende
maatschappelijke inzichten en opvattingen kan rechter een wet zodanig interpreteren dat wetsartikel
wordt opgerekt. Dit kan leiden tot jurisprudentie, zoals toen euthanasie nog strafbaar was maar niet
altijd werd veroordeeld, die in strijd is met de wetgeving. Uiteindelijk wordt dit vaak omgezet in een
nieuwe wetgeving.
§4.4 Klassenjustitie
Een ander dilemma heeft te maken met ongelijke kansen van mensen met betrekking tot het recht.
We spreken van klassenjustitie als het sociale milieu een rol speelt bij de opsporing, vervolging en
berechting van verdachten. Mensen uit hogere sociale klassen worden soms bevoordeeld boven lage
sociale klasse.
Met voltooiing van Nederlandse Wetboek van Strafrecht in 1886 wilde men klassenjustitie
voorkomen. Deze 2 beginselen moesten daarvoor zorgen:
 Iedereen is gelijk voor de wet
 Iedereen heeft recht op eerlijk proces
Klassenjustitie vindt toch plaats op 3 niveaus, politie, OM en rechter.
Selectief optreden
De politie kan voor een deel zelf bepalen wie ze aanhoudt en waarvoor ze mensen bekeurt. Bewust
en onbewust gaat ze selectief te werk. Mensen die in een duurdere buurt wonen worden milder
behandeld dan mensen uit lagere sociale klasse en etnische minderheidsgroepen.
Vervolgens maken personen uit lagere klasse voor hetzelfde delict aantoonbaar grote kans om door
de officier van justitie vervolgd te worden dan personen uit hoger milieu. Ze worden ook vaker in
voorarrest genomen, net als recidivisten en drugsverslaafden.
Gedurende een bepaalde periode zijn alle diefstalzaken bestudeerd. De straffen die de rechter
oplegden zijn vergeleken en 4 groepen mensen kregen een zwaardere straf, mensen uit lager milieu,
recidivisten, werklozen en allochtonen.
Verklaringen
Er zijn hier 2 redenen voor:
 Verdachten uit betere kringen zijn door inkomen, opleiding, scholing en cultuur beter in staat
hun belangen te behartigen. Ze kennen beter de weg naar goede rechtsbijstand, weten beter
wat hun rechten zijn en begrijpen juridische formuleringen beter.  kan leiden tot mindere
straf
 Officieren van justitie van rechters zijn zelf afkomstig uit hogere en middenklasse. Daardoor
zullen ze een verdachte die tot hetzelfde milieu behoort en dezelfde ‘taal’ spreekt, eerder
begrijpen. Ze zullen eerder oordelen op basis van vooroordelen en stereotypen bij
verdachten uit sociale milieus die zij minder goed kennen.
 Er ontstaat een selffulfilling prophecy: politie, OM en rechters verwachten crimineel gedrag
bij bepaalde bevolkingsgroepen en handelen daar vervolgens naar.
Download