Crimineel gedrag

advertisement
Maatschappijleer klas 10 HAVO/VWO 2015-2016
Lesbrief 5: Crimineel gedrag: oorzaken en bestrijding
Ui de laatste cijfers over criminaliteit blijkt volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS) dat geweldsmisdrijven zoals mishandeling of straatroven zijn gestegen. Andere
misdrijven zijn gedaald, zo zijn er minder huisinbraken en diefstallen.
Deze cijfers worden gehaald uit de gegevens die de politie aanlevert en uit
slachtofferenquêtes. Waarom zijn deze cijfers over criminaliteit niet altijd betrouwbaar? Niet
iedereen doet aangifte van veelvoorkomende delicten, bijvoorbeeld een gestolen fiets,
zakkenrollen of van beschamende of gevoelige delicten als verkrachting of incest.
De maatschappelijke gevolgen van criminaliteit gaan verder dan je zou denken. Er is vaak
materiële schade of fysiek letsel. En zaken als vernieling of belastingontduiking leiden tot
bijvoorbeeld hogere belastingen om de schade te kunnen betalen. Daarnaast zijn er bij
slachtoffers en andere betrokkenen nog immateriële gevolgen: gevoelens van onveiligheid,
niet goed slapen en zulke zaken, die ook tot het opgeven van een baan of het stuklopen van
een relatie of gezin kunnen leiden.
Maar wat zijn nu de redenen dat mensen crimineel gedrag vertonen? Bij het kijken naar het
ontstaan van crimineel gedrag wordt doorgaans een onderscheid gemaakt tussen
maatschappelijk oorzaken en oorzaken die in de persoonlijkheid van de crimineel gezocht
moeten worden.
Maatschappelijke oorzaken:
Veel voorkomende maatschappelijke factoren zijn:
- alcohol, (agressie) drugs of andere gedragsbepalende en/of verslavende zaken.
- lage kans dat je gepakt wordt.
- minder sociale controle dan vroeger (individualisering) (Buren die niet opletten).
- maatschappelijke achterstand, lage sociale klasse (weinig opleiding en mogelijkheden op
werk
Oorzaken in de persoonlijkheid van de crimineel
Over de persoonlijke oorzaken van crimineel gedrag bestaan verschillende ideeën. De 5
theorieën die de grootste rol spelen zijn:
1: De biologische theorie (van o.a. Lombroso): crimineel gedrag is aangeboren.
Criminaliteit zit in het erfelijk materiaal waarmee je geboren bent. Je kunt een crimineel dan
ook herkennen aan uiterlijke kenmerken, zoals de vorm van de schedel, doorlopende
wenkbrouwen en andere kenmerken.
1
2: De aangeleerd gedrag Theorie (van o.a.Sutherland): Crimineel gedrag wordt aangeleerd.
Mensen worden niet crimineel geboren, maar dit gedrag wordt gekopieerd van criminele
vrienden of familie.
3: De Bindingstheorie (van o.a. Hirschi): crimineel gedrag ontstaat uit vervreemding.
Wanneer er geen sociale controle is door vrienden of familie zijn mensen geneigd tot
crimineel gedrag. Mensen gedragen zich netjes omdat ze bindingen hebben die ze niet zomaar
op het spel zetten (angst voor afwijzing door familie, schuldgevoel voor gevolgen voor
slachtoffer als die een kennis is).
4: De persoonlijkheidstheorie (van Freud): crimineel gedrag ontstaat door een verstoring in
de kindertijd
Ervaringen uit de baby-/kindertijd worden in het onbewuste opgeslagen en dit bepaald het
toekomstig gedrag. Freud onderscheidt drie bewustzijnsvormen in de mens: het Id: het
onderbewuste (sexuele en agressieve driften); het Ego: het alledaagse bewuste als je
volwassen wordt; het Superego: het geweten, de super-beoordelaar die over je schouder
meekijkt. Freud zegt dat als er in de kindertijd een verstoring van de ontwikkeling optreedt, de
harmonie tussen deze drie verstoord raakt en dat leidt dan tot crimineel gedrag.
5: De anomietheorie (van o.a. Merton): Criminaliteit ontstaat door sociale achterstand
Mensen die een sociale achterstand hebben, hebben minder kansen door bijv. armoede en
werkeloosheid. Daardoor ontstaat een levenshouding waarin sociaal gedrag wordt afgewezen.
Criminaliteit wordt gebruikt als middel om het beter te krijgen
Aanpak criminaliteit:
De aanpak van criminaliteit in Nederland kent een tweesporenbeleid (zowel het ene als het
andere). Er zijn preventieve maatregelen en repressieve maatregelen. Ze vullen elkaar als
het goed is aan!
Preventie = voorkomen van criminaliteit, bijv. door meer controle en voorlichting over
beveiliging (sloten op de deur), begeleiding voor criminele jongeren. Maar ook goed
onderwijs, een veilige en eerlijke sociale ordening in de samenleving en eerlijke kansen voor
alle burgers.
Repressie = bestraffen van criminaliteit (meer politieagenten op straat, zwaardere straffen)
Daarnaast bestaan er vier hoofdredenen waarom het opleggen van een straf gerechtvaardigd
kan worden.
Wraak: Niet per se uit pure woede, maar meer vanuit het oogpunt om de slachtoffers een
gevoel van genoegdoening te geven.
Bescherming van de samenleving: Een crimineel achter de tralies betekent in ieder geval dat
hij zijn misdaden een tijdje niet kan plegen.
2
Afschrikking: Als er een straf in het vooruitzicht gesteld wordt, werkt dit als een reden om de
misdaad niet te plegen.
Resocialisatie: Een straf kan tot doel hebben de crimineel weer op het rechte pad te krijgen,
hem met andere woorden weer tot een sociaal medeburger op te voeden, dus te resocialiseren.
Opdracht:
Politieke partijen zien criminaliteit als een bedreiging van de rechtsorde. Hieronder staan een
aantal standpunten. Geef bij elk standpunt aan welke aspecten uit deze lesbrief een rol spelen
voor deze partij.
CDA: meer nadruk op normen en waarden: respect voor elkaars eigendommen,
saamhorigheid.
PVDA: hardere aanpak van overlast en criminaliteit. Daarnaast meer ruimte voor de
wijkagent.
SP: wil een lokale aanpak (ieder stad/dorp zelf) door politie met de gemeente binding te laten
hebben.
VVD: meer politie en hogere straffen, meer personen in een cel.
3
Download