Thomas evangelie 15. Het licht in de ander, dat ben je zelf Jezus zei: Als je iemand ziet die niet geboren werd uit een vrouw, werp je dan op je aangezicht neer en vereer hem. Dat is je vader. Lees eerst de toelichting bij logion 11 nog even. Wat dit logion is daar een vervolg op. Als je de houding tegenover je medemensen aanneemt zoals daar beschreven, dan kan er een vonkje overslaan van die ander naar jou. In een open ontmoeting met een waarachtig medemens kun je soms iets bijzonders ervaren, iets dat uitstijgt boven de tijdelijkheid van het leven. Er is hier een onmiskenbare parallel met de traditionele groet uit India: ‘Ik groet het licht in jou’. Maar dat licht is niet alleen in die ander, het is ook in jou. Hier wordt hetzelfde gezegd als in India, maar dan met beelden uit de joodse cultuur.Wat je ziet in die ander, is ook je eigen bron, je eigen vader. Als je werkelijk het licht in de ander zou zien, weet dan dat het licht in de ander ook je eigen licht is. Maak niet de vergissing te denken dat het licht wat je in de ander ziet een unieke eigenschap van die ander is, waar je zelf geen deel aan zou hebben. Dat is de valkuil van de slaafse verering van spirituele meesters. Een waarachtig leraar, zoals Jezus, zal die verering niet accepteren, maar je naar je eigen licht terugverwijzen, zoals al bleek in logion 13, waar hij Thomas terugverwees naar het meesterschap in hemzelf. Er is een aramese versie van het Onzevader uit de eerste eeuwen. Jezus sprak aramees, en het Onzevader zal door hem dus in die taal zijn uitgepsroken. Het Onzevader dat wij kennen is een latijnse adaptatie, aangepast aan het griekse dualisme dat zo'n grote invloed heeft gehad op de vorming van de christelijke dogmatiek, eeuwen na Jezus. Het aramese Onzevader begint met de volgende zin: [i]Bron van alle zijn die ik ont moet in wat mij ontroert.[/i] Dat is heel wat anders dan [i]Onze Vader die in de hemel is.[/i] De joodse traditie kent geen God in de hemel die elders is. In joodse en gnostische teksten wordt erover gesproken dat God in alles aanwezig is. Hij is de Shekina, de Aanwezige. Op vele plaatsen in het Oude Testament wordt verteld hoe de Aanwezige wordt ervaren in b.v. het zachte ritselen van de wind in de bladeren van een boom. Deze joodse God troont dus niet ver weg in de hemel, maar is overal hier en nu herkenbaar. Thomas evangelie 15. 2 Deze Aanwezige kun je dus ook tegenkomen in een medemens. Het bijzondere van de uitspraak van Jezus hier is, dat het goddelijke in de medemens ook je eigen 'Vader,' je eigen goddelijkheid is. Je hebt dezelfde oervader, of, op z'n bijbels, aartsvader, als die ander. Je komt uit dezelfde bron. In het aramese Onze Vader staat op die plek 'El'. Dat zit ook in het woorddeel ‘Al’ van Allah. En in vele plaatsnamen, zoals Beth-El. ‘El’ betekent oerouder, of, nog letterlijke, geboortegever. Daar stamt al het leven van af. 'El' is niet mannelijk en ook niet vrouwelijk. Daarom vertaalt men het ook wel eens met 'vader/moeder van de kosmos.' Nu, zoals je soms in iemands gelaatstrekken de lichamelijke ouders kunt herkennen, zo kun je soms in een medemens de Oerouder herkennen, datgene wat niet uit een vrouw geboren is, omdat het zelf niet geboren is, maar wel geboorte heeft gegeven aan het leven, de bron dus van alle leven. In de hindoe-traditie noemt men dat het Ongeborene in elk mens. Als je iemand ontmoet die niet uit een vrouw is geboren... Dat is iemand waarin Gods Aanwezigheid, het Ongeborene, kenbaar is. En dat is ook in jou. Parallellen in de Bijbel en andere bronnen vindt men op de website www.gnostiek.nl/thomas Bron: Bram Moerland Schatgraven in Thomas Vertaling en toelichting van het Thomas evangelie Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2007 ISBN 9789035131453 www.brammoerland.com