De deur voor de schapen 13 april - vierde paaszondag (Handelingen 2,14.36-41 - Johannes 10,1-10) ---------------- Door wie worden we geregeerd? Door de regering natuurlijk. Maar is het wel de regering die regeert? Achter de regering zitten de partijen en in de partijen zijn het de kopstukken die de lakens uitdelen. En dan zijn er nog de vakbonden en de banken en de multinationale ondernemingen. Ze sluipen langs achterpoortjes binnen in de cenakels van de macht. Achter de coulissen zitten ze te rekenen waar hun grootste profijt ligt en hoe ze het laken naar zich toe kunnen trekken. Dat hoor je dikwijls zeggen. Het zal wel overdreven zijn, maar misschien toch niet altijd ver naast de waarheid. Het verklaart de argwaan en bij nogal wat mensen de afkeer van alles wat met gezag en macht te maken heeft. In Jezus' tijd ging het er volgens het evangelie blijkbaar niet veel anders aan toe. ----------------- Jezus volgde het bijbels spraakgebruik dat de leiders van het volk herders noemt. In het evangelie van deze zondag is hij niet mals voor de valse herders. Hij spreekt van dieven en rovers die over de omheining van de schaapskooi klimmen om te stelen, te slachten en te vernietigen. De Farizeeën die dit hoorden, begrepen de gelijkenis niet. Had hij het tegen hen? Dat kon toch niet. Maar ze hadden het kunnen weten. Ze hoefden maar te denken aan de profetische aanklacht van Ezechiël (34,1-7) die ze zeker kenden. "Wee, herders van Israël, want jullie hebben alleen jezelf geweid. Jullie eten wel van de kaas van de schapen, jullie gebruiken hun wol en jullie slachten de vette dieren. Maar de schapen weiden, dat doen jullie niet." Slechte herders, de leiders van het volk. Jezus was de goede herder. Hij heeft het meer dan eens gezegd. Met dit beeld zijn we goed vertrouwd. Maar "ik ben de deur", wat moeten we ons daarbij voorstellen? Voor wie een beetje thuis is in de Bijbel roept het beeld van de deur oude, bekende verhalen op. Over de deur van de ark die God achter Noach sloot vóór de zondvloed losbarstte (Genesis 7,16). Over de deurposten die de Joden in Egypte met het bloed van een lam moesten bestrijken om gespaard te blijven van de rampen die de Egyptenaren zouden treffen (Exodus 12,22-23). Over de vergulde deuren die Salomo in tempel had laten aanbrengen, de deuren die toegang gaven tot de heilige ruimte waar God woonde (1 Koningen 7,50). Het beeld van de schapen die 'in- en uitlopen' doet denken aan de uittocht van de Joden uit hun slavernij in Egypte die God heeft bewerkt (Exodus 3,10). Over een intocht wordt gebeden in psalm 118 (19-10): "Open voor mij de poorten van de gerechtigheid, ik wil binnengaan om de Heer te loven. Dit is de poort die leidt naar de Heer, hier gaan de rechtvaardigen binnen." Dit bijbelse licht moeten we laten schijnen op de zelfdefinitie van Jezus, 'ik ben de deur voor de schapen'. Door hem binnenkomen wil zeggen zich door hem laten leiden naar de ruimte die het kwaad buitenhoudt, de ruimte waarin God te vinden is, in de eenzame stilte van de bezinning, of het samen met anderen bidden en vieren, waarin God zich laat vinden. Jezus zei het met evenveel woorden toen hij zich de weg noemde: "Niemand kan tot de Vader komen dan door mij" (Johannes 14,6, evangelie voor de volgende zondag). Je moet zelf de deur openmaken en bereid zijn om binnen te komen. Niemand wordt gedwongen. Als je dan naar buiten gaat en je door de richtlijnen van Jezus - zijn woorden en zijn voorbeeld - laat leiden, moet je geen wolven vrezen. Je laat je bevrijden van de verlokkingen van het kwaad en volgt de weg naar de weidegrond van het echte, volle leven. Door wie worden we geregeerd in de kerk? Door iedereen voor wie we het beeld van de herder gebruiken, op alle niveaus, van hoog tot laag, van de paus en de bisschoppen tot de pastorale werkers en werksters. 'Regeren' wil zeggen dat ze met de macht en de middelen die hun gegeven zijn het evangelie van de herder en de deur tot zijn recht doen komen. We mogen hopen en verwachten dat ze goed regeren. We mogen erop toezien dat we geregeerd worden zoals het hoort. Dat onze herders geen kuddegeest eisen maar kritiek kunnen verdragen en openstaan voor ieders eerlijke inbreng. We mogen hopen, we moeten er ons eigen steentje toe bijdragen, dat onze kerk een open deur mag zijn, een ruimte waar mensen van allerlei slag welkom zijn, waar iedereen meetelt en voor zijn of haar geloof een thuis vindt. We mogen hopen dat aan iedereen die door de deur binnenkomt en naar buiten gaat, leven in al zijn volheid te beurt valt. J. Andersen Geïnspireerd door een preek van Manu Verhulst (2002) en van Monic Jansen-Dercksen in Het hoge Woord eruit (Heeswijk 2002, p. 44-45)