1. Hoofdstuk 6: - 6.1 Langs kusten, over oceanen: Toenemend kapitalisme in de landbouw: De republiek was haar tijd ver voorbij. In de overige delen van Europa was de economie vooral agrarisch gericht, maar in de republiek was dit maar een klein deel. In de 15e eeuw verslechterden de landbouwomstandigheden in de republiek. Er was niet meer voldoende graan aanwezig, dit werd gehaald uit het Oostzeegebied, waar een overschot was. De handel groeide hier sterk, er werd een belangrijke winst gemaakt. Dit word wel de ‘moedernegotie’ genoemd. Kapitalisme in de steden: In de steden vond er ook specialisatie en schaalvergroting plaats. Armere mensen gingen voor loon werken bij rijkere handelaren. Deze laatsten werden dan wel ‘drapeniers’ genoemd. Het verschil tussen deze drapeniers en de loonwerkers werd steeds groter. Oostzeehandel: Bij de scheepvaart vond er ook schaalvergroting plaats. Bij de passage van de Sont bij Kopenhagen, moest tol betaald worden naar de grote van het dek, om deze reden ontwikkelden de Nederlanden zogenaamde ‘fluitschepen’. Deze hadden een bolle romp, maar een klein dek. Er werden veel van deze schepen gebouwd, waardoor dit goedkoop was. Ook had dit schip minder bemanning nodig. Handelskapitalisme in Indië: Cornelis Houtman was de eerste Nederlander die naar Azië vertrok. Dit was in 1595, de Portugezen die vrijwel een monopoliepositie hadden, hadden een zwakke organisatie en gingen weinig naar Indië, waardoor er nog veel vraag over was. Hier maakte de republiek dankbaar gebruik van. De tocht van Cornelis Houtman was een mislukking, maar zijn tocht legde wel de basis voor indrukwekkende resultaten. Om de concurrentie voor te blijven werd de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) opgericht (1602). Er zijn meerdere oorlogen op zee uitgevochten om het monopolie in meerdere gebieden te krijgen. Door producten schaars te houden, desnoods door vernieling, konden ze de prijzen flink hoog leggen, hierdoor verdienden ze veel. Maar met veel menselijk leed. Stapelmarkt en beurs: Na het bezet van Antwerpen, groeide Amsterdam heel snel en werd het de belangrijkste havenstad in Europa. De rente op leningen was slechts 4%, wat erg gunstig was voor de economie. Er kon in Amsterdam worden geïnvesteerd in aandelen, bijvoorbeeld in schepen of in de VOC. De vraag in het buitenland steeg ook en hiermee ook de werkgelegenheid. - 6.2 Eindelijk vrede. Altijd weer oorlog: Staatsgezinden en prinsgezinden: In de jonge Republiek was het nog niet echt duidelijk bij wie de hoogste macht lag. Er waren 2 partijen: De Staatsgezinden en de Prinsgezinden. De prinsgezinden waren voor de oranjes als hoogste macht en de Staatsgezinden wilden de Gewestelijke Staten en Staten-Generaal als het hoogste gezag, onder leiding van een raadspensionaris. Toen Willem II plotseling stierf, verhinderden de Staatsgezinden dat er een nieuwe stadhouder werd gekozen. Van 1650 tot 1672 was er geen stadhouder. Lodewijk XIV, dé absolute vorst: Lodewijk XIV (1638-1715) was 4 jaar oud toen hij al op de troon kwam, kardinaal Mazarin regeerde voorlopig op zijn plaats. Hij kreeg al veel kritiek door de belastingdruk en de versterking van het absolutisme. In 1661 ging Lodewijk XIV regeren, hij zette het absolutisme en de centralisatiepolitiek stevig door. Hij vond godsdienstvrijheid niet goed, iedereen moest katholiek zijn. De hugenoten, de Franse calvinisten, mochten dan ook niet meer hun geloof hebben. Zij vluchten veelal naar de Republiek of naar Pruisen, ze waren erg ondernemend en hadden veel geld, daarom werden ze met open armen aangenomen. Economische politie: Door het absolutisme en het geloof, waren de meeste hugenoten weg. Dit ging ten koste van de economie. Lodewijk XIV stelde Colbert aan als minister van Financiën en ook voor Handel en Nijverheid. Hij was voorstander van het mercantilisme, de staat moest via de handel zo veel mogelijk goud zien te krijgen. Door invoerheffingen op buitenlandse producten en het steunen van binnenlandse ondernemingen, probeerde hij de import onnodig te maken. Dit word ook wel protectionisme genoemd. Het Rampjaar 1672: Oorlogen waren een goede manier om de concurrenten uit te schakelen en de eigen positie te versterken, hier maakten Engeland en Frankrijk ook gebruik van. Er zijn 3 Engelse Oorlogen geweest tussen Nederland en Engeland. De Eerste Engelse Oorlog (1651-1654), deze eindigde onbeslist. De Tweede Engelse Oorlog (1665-1667), hier werd uiteindelijk besloten dat Nederland Suriname officieel kreeg en Engeland New York (destijds Nieuw Amsterdam). Lodewijk XIV veroverde ook veel gebied om de rijkdommen en de toekomstige extra belastingen. In 1670 sloot hij een verbond met Engeland en later ook met de aartsbisschoppen van Munster en Keulen. In 1672 verklaarden deze de Republiek de oorlog. Op zee was de Republiek met admiraal De Ruyter de baas. En in 1674 moest Engeland de oorlog al staken vanwege geldgebrek. De Fransen daarentegen hadden in drie weken tijd Overijssel, Gelderland en Utrecht al bezet. Omdat Lodewijk XIV besloot eerst de noordelijke gewesten aan te vallen, kon stadhouder Willem III de waterlinie gebruiken, het gebied tussen de Zuiderzee en de rivieren werd onder water gezet. Hierdoor werd het rampjaar 1672 overleeft. Willem III kon verbonden sluiten met Brandenburg, Spanje en de Duitse keizer. In 1678 kon de Vrede van Nijmegen worden gesloten Willem III koning-stadhouder: In 1685 werd de katholieke Jacobus II koning in Engeland. Hij was bepaald niet geliefd bij het protestantse volk en het parlement, omdat hij het parlement had ontbonden. De invloedrijke groepen verzochten Willem III om naar Engeland te komen om Engeland van zijn koning te verlossen. Zijn vrouw was een Engelse prinses. In 1688 viel hij Engeland binnen. Door het volk voor zich te winnen wist hij de macht over te nemen. Dit was een grote stap naar een constitutionele monarchie. De macht van de koning werd beperkter en het parlement kreeg meer macht. Willem III bleef een tegenstander van Lodwijk XIV, het ging steeds slechter met de Fransen. De economie ging achteruit, de belastingen waren verschrikkelijk hoog, de bevolking werd ontevreden. - 6.3 Kritische geesten: - De Leidse universiteit: In 1575 kreeg Leiden een universiteit als beloning voor het verzet tegen Spanje. Er kwamen hier veel buitenlandse geleerden en buitenlandse studenten. De voertaal was Latijn - Natuurwetenschap in de praktijk: De wetenschappers van de 17e eeuw ontketenden een wetenschappelijke revolutie, wetenschap werd niet langer aan oude ideeën gekoppeld, maar eigen waarneming en experiment kwam centraal te staan. - Grote geesten: Hugo de Groot had grote invloed op het internationaal recht. Hij kwam onder andere met het idee van vrije internationale wateren. Baruch de Spinoza (1632-1677) was een belangrijk filosoof met veel invloed op de latere filosofen. Hij vond tolerantie erg belangrijk. Na zijn speurtocht concludeerde hij : ‘De hele werkelijkheid is God’. - Internationale wetenschap: In West-Europa werden veel wetenschappelijke ontdekkingen gedeeld. Praktische kennis uit de Republiek werden internationaal graag gebruikt. Simon Stevin werd gevraagd voor advies bij het uitdiepen van de haven van Dantzig en het uitbaggeren van de haven van Calais. Russische tsaar Peter de Grote (1672-1725) wilde Rusland snel moderniseren en trok daarvoor naar West-Europa om de wetenschappelijke ontwikkelingen te kunnen meenemen. Zo werden in SintPetersburg een aantal moerassen drooggelegd volgens Hollandse principes en werden Nederlandse artsen gevraagd voor de tsarenfamilie. - Lijst met wetenschappers: Nicolaas Tulp (1593-1674): - 1636, receptenboek voor apothekers. - 1641, overzichtswerk waarin ruim 200 ziektebeelden en sterfbeelden werden beschreven. Simon Stevin (1548-1620): - Specialist in toegepaste meetkundige problemen. - Schreef samenvattend werk over de exacte wetenschappen. - Schreef boek Havenvinding, waarin zeelui werd geleerd hoe ze de plaats op aarde konden vaststellen om zo de haven te kunnen vinden. - Ontwikkelde systeem van vestingbouw. - Leerde waterhuishouding te beheersen met behulp van kanalen, sluizen en molens. - Op zijn aangeven werden moerassen bij Delft drooggelegd. Jan Adriaanszoon Leeghwater (1575-1650): - Droeg enorm bij aan drooglegging van Beemster, Heerhugowaard en meer. Christiaan Huygens (1629-1695): - Liet betere instrumenten maken voor precieze waarnemingen. - Formuleerde golftheorie van licht. - Ontwikkelde verbeterde telescoop, ontdekte in 1655 Titan, de grote maan van Saturnus. - Ontwikkelde slingeruurwerk. Antonie van Leeuwenhoek (1632-1723): - 1670 eerste microscoop, onderzocht ook zijn eigen lichaam. - 6.4 Een land apart: Economisch: De 17e eeuw was een periode van grote welvaart voor de Republiek. Er heerste een enorme economische bedrijvigheid. De arme mensen, wilden de smerige klusjes wel doen. Gereformeerden en katholieken: De gereformeerde kerk was de bevoorrechte kerk in de Republiek, maar was geen staatskerk. Katholieken mochten bijeenkomsten houden, maar dit mocht niet in het openbaar zijn. Het was officieel niet toegestaan, maar het werd als het ware door de vingers gezien. De overwegend katholieke gebieden in het zuiden, die later bij de Republiek waren gekomen, worden Generaliteitslanden genoemd. De katholieke kerken werden vaak omgebouwd tot protestantse kerken, of ook gebruikt door de protestanten. Er zijn meerdere oorzaken voor de betrekkelijke tolerantie. - Vervolging zou de geest van de opstand bezoedelen. - 40% van de bevolking was katholiek, dus er zou dan een burgeroorlog uitbreken. - Praktisch was vervolging moeilijk, omdat elk gewest eigen rechtsregels kende, waardoor vervolging niet overal goedgekeurd zou worden. De kooplieden voelden niets voor vervolging, zij vonden de religie van mensen niet zo belangrijk, iedereen telde voor hen als klant. Andersgelovigen werden toegestaan, zolang ze maar geen gevaar vormden voor de gereformeerden. De gereformeerde kerk was geen staatskerk, maar van echte tolerantie was nog geen sprake. Geloof en politiek: Het Twaalfjarig Bestand, was de wapenstilstand die met de Spanjaarden was afgesproken (16091621). In deze periode werd er veel over godsdienst gediscussieerd. Er waren strenge gelovigen maar ook gematigden. Gomarus (1563-1641) en Arminius (1560-1609) kregen een felle discussie. De strenge Gomarus geloofde in de predestinatieleer (voorbestemming) en Arminius trok deze in twijfel en wilde grote tolerantie ten aanzien van de verschillende geloofsopvattingen in de Republiek. De meeste regenten steunden Arminius, raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619) en geleerde Hugo de Groot. De Arminianen dienden een Remonstratie in: een betoog om hun opvattingen uiteen te zetten en steun van de overheid te vragen. De Gomaristen dienden weer een Contraremonstrantie in. Hierdoor werden de Gomaristen ook wel Contraremonstranten genoemd en de Arminianen Remonstranten. Tot 1616 hadden de Remonstranten de overhand in de stadsbesturen. Hierdoor mochten de Contraremonstranten minder. In 1616 ontstond er onrust in de Republiek door toenemende werkloosheid en minder bedrijvigheid. Oldenbarnevelt liet nu de Scherpe Resolutie aannemen, hierdoor konden de stadsbesturen zelf soldaten in dienst nemen. Dit betekende dat stadhouder Maurits (1567-1625) bijna geen invloed meer kon uitoefenen. Door te kiezen voor de Contraremonstranten en veel Remonstranten met geweld uit de machtsposities weg te halen. Hij liet Johan van Oldenbarnevelt en Hugo de Groot arresteren en zij werden door een rechtbank van Contraremonstranten veroordeelt tot hoogverraad. In 1619 werd Johan van Oldenbarnevelt onthoofd. - Begrippen, jaartallen en kenmerken: Jaartallen: Tijdvak: Periode: 1602: 1609: 1621: 1648: 1657: 1668: 1672: 1689: Tijd van Regenten en Vorsten (1600-1700) Vroegmoderne Tijd Oprichting VOC Hugo de Groot schrijft ‘Over de vrije zee’ Oprichting WIC Vrede van Munster Christiaan Huygens krijgt patent op het slingeruurwerk Jan Steen schildert ‘Het vrolijk huisgezin’ Rampjaar voor de Republiek Willem III wordt koning van Engeland Begrippen: Absolutisme: Staatsvorm waarbij de koning alle macht in handen heeft en alleen aan God verantwoording hoeft af te leggen. Economie: De financiële middelen, de handel en de industrie van een land. Handelskapitalisme: Vroege vorm van kapitalisme, waarbij de kooplieden een centrale rol speelden. Zij kochten producten op en verkochten die door met winst. De winsten investeerden zij. Kapitalisme: Economisch systeem met als belangrijke kenmerken: winststreven, privébezit en vrije concurrentie. Wereldeconomie: Vanaf de ontdekkingsreizigers breidden Europese handelaren hun werkterrein uit tot de hele wereld. Producten uit alle werelddelen werden uitgewisseld. Wetenschappelijke revolutie: Wetenschappelijke ontwikkeling die tot een ander beeld van de werkelijkheid leidt. Kenmerken van de wetenschappelijke revolutie van de 17e eeuw: experimenteren, observatie en samenwerken. Moedernegotie: Winstgevende graanhandel voor Holland tussen het Oostzeegebied en de Nederlanden. Kenmerken van tijdvak: - De wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie - Het streven van vorsten naar absolute macht. - De wetenschappelijke revolutie. - De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. - Overige losse aantekeningen van periode: Immigranten waren belangrijk voor economische groei van de Republiek. Ook de ondernemingszin was een grote oorzaak tot succes. Op zee was de Republiek de baas. Door de moedernegotie had de Republiek een goede basis om meer te kunnen ontdekken.