LEERLIJNEN IN DE GESCHIEDENISLES 1. HISTORISCHE VAARDIGHEDEN GEBRUIK VAN DE HISTORISCHE ATLAS1 ASO TSO E 1 JAAR - De leerlingen hebben geen eigen atlas. Ze werken met de atlassen die in de klas voorhanden zijn. - De leerlingen maken kennis met een historische atlas: Wat is het verschil met een aardrijkskundige atlas? Welke verschillende historische kaarten bestaan er? Hoe bekijk je een atlaskaart? Hoe werk je met een legende? - De leerlingen leren dat een historische kaart een toestand toont of een evolutie (vb. Egypte) - De leerlingen leren de kaart met de landen van de Vruchtbare Sikkel vergelijken met een actuele kaart. 2E JAAR - De leerlingen kopen de atlas aan. - De leerlingen leren werken met een historische atlas: De historische atlas is chronologisch opgebouwd. Achteraan vind je een register. (kaartnummer paginanumer) Verschillende stappen om een atlaskaart te bekijken (Titel van de kaart, tijdsaanduiding, legende, kaart) Op de kaart vind je veel informatie. (vb. veldslagen, economische data, …) ‘atlastaal’: we spreken niet over ‘boven’ maar over ‘ten noorden’. DE 2 GRAAD - De leerlingen kunnen kaarten interpreteren. - De leerlingen kunnen kaarten vergelijken. - De leerlingen kunnen zelf een kaart vinden (op basis van de juiste zoekstrategie). - De leerlingen kunnen een blinde kaart aanvullen met behulp van de atlas. - De leerlingen kunnen een kaart bij het juiste historische domein onderbrengen. 3DE GRAAD In de derde graad worden de aangeleerde vaardigheden verder uitgediept. - De leerlingen kunnen de atlaskaart in de juiste historische context situeren. 1 Pedagogische studiedag 30-10-2009 C. Kerkhove, V.Vanderbeken, M.Vandamme, M.Vandevenne, S.Declercq, A.Roseeuw, C.Coussement - De leerlingen kunnen werken met ongeziene kaarten. De leerlingen kunnen zelf een historische evolutie schetsen op basis van atlaskaarten. (bv. WOII) 2. AFSPRAKEN IVM REFERENTIEKADER EN BEGRIPPEN UIT DE GESCHIEDENISLES REFERENTIEKADER2 ASO E 1 JAAR 2E JAAR 2E GRAAD 3E GRAAD 2 - TSO De leerlingen kennen de golven. De leerlingen kennen de tijdsband. Volgende overgangsdata tussen de periodes worden aangeleerd en gebruikt in ASO/TSO over de verschillende leerjaren: 3500 v.C. – 800 v.C. – 476 – 1450 – 1750 – 1945 De term Ancien Régime wordt nog niet aangeleerd. Vanaf het schooljaar 2010-11 kopen alle leerlingen een mini-tijdsband aan (ISBN 90 02 17587 6). In elk leerjaar leren de leerlingen de nieuwe periode met bijhorende kernwoorden aan. Ze blijven ook de voorgaande periodes met de kernwoorden kennen. De leerkrachten van het eerste jaar vullen de juiste overgangsdata aan. De tijdsband en de golven worden verder uitgediept. De tijdsband wordt in vraag gesteld. (relativiteit van het afbakenen – eurocentrisme) De term Ancien Régime wordt geïntroduceerd. Ancien Régime = middeleeuwen + nieuwe tijd = 476 - 1750 De relativiteit van het afbakenen wordt verder - De relativiteit van het afbakenen wordt opnieuw benadrukt. de e uitgediept. (bv. Lange 19 eeuw en Korte 20 eeuw) Pedagogische studiedag 30-10-2009 C. Kerkhove, V.Vanderbeken, M.Vandamme, M.Vandevenne, S.Declercq, A.Roseeuw, C.Coussement 4 of 3 DOMEINEN3 ASO E 1 GRAAD E 2 GRAAD - 3e GRAAD - TSO De vier domeinen (economisch – politiek – sociaal – cultureel) worden aangeleerd. De leerlingen maken oefeningen die de betekenis van de begrippen verduidelijken. Vanaf het derde leerjaar hebben we het over drie domeinen : het socio-politieke, het socio-culturele en het socio-economische domein. De leerlingen maken oefeningen aan de hand van kaarten en van bronnenonderzoek. Vanaf het vierde jaar zijn de begrippen gekend. In TSO maken de leerlingen van het 1e tot het 6e leerjaar oefeningen op de maatschappelijke domeinen waarvan de moeilijkheidsgraad geleidelijk aan Zie vorige wordt opgevoerd. Herhaling is hier belangrijk. 3. HISTORISCHE KRITIEK HISTORISCHE KRITIEK4 ASO TSO 1E GRAAD - Het begrip historische kritiek wordt in het eerste jaar aangeleerd. - Soorten bronnen, feit/mening, objectief/subjectief. - Wat is kritisch zijn? - Verdere uitdieping en zelfstandig toepassen adhv onderzoeken in het HB - PW: soorten bronnen, documenten, internetopdracht E 2 GRAAD - Uitbreiding van de verschillende soorten bronnen - Bronnen uit eigen leefwereld Kritisch zijn tav bronnen uit eigen leefwereld. Evaluatie: krantenartikels vergelijken via gerichte vragen. 3 Pedagogische studiedag 30-10-2009 C. Kerkhove, V.Vanderbeken, M.Vandamme, M.Vandevenne, S.Declercq, A.Roseeuw, C.Coussement 4 Vakvergadering februari 2010 K. Ackerman, C. Kerkhove, M.Vandevenne, A.Roseeuw, W. Bardyn, M. Depraetere, J. Vanmeerhaeghe, M.Vandenhaute, C.Coussement - e 3 GRAAD HK toepassen op alle besproken documenten. Verdere uitdieping, vooral via zelfstandig werk - De nadruk ligt op het inhoudelijk begrijpen van de bron. 4. REMEDIËRING REMEDIÊRING5 ASO We leren de leerlingen van in het eerste jaar schema’s maken. We wijzen hen op het belang van de inhoudstafel en de titels. TSO Leerlingen die geschiedenis als een probleemvak ervaren, hebben meestal geen probleem met het ‘begrijpen’ van de inhoud. Ze studeren vaak gefragmenteerd, zien grotere gehelen niet meer en willen te veel uit het hoofd leren. Leerlingen van wie het Nederlands niet de moedertaal is, ervaren geschiedenis als een moeilijk vak omwille van de taal. Als een leerling in de problemen komt, stelt de leerkracht voor om schema’s te maken. Dit wordt ook in de agenda genoteerd. Het voordeel is dubbel: de leerling is met de leerstof bezig, anderzijds ziet de leerkracht aan het schema heel snel waar het probleem zit. Afhankelijk van de leerling kan ook een toets opnieuw gemaakt worden. 5 Pedagogische studiedag 28-01-2011 C.Kerkhove, M.Vandevenne, A.Roseeuw, M.Vandenhaute, C.Coussement