Gastcollege homoseksualiteit (alleen artikel doorlezen)

advertisement
Gendertheorie
College 1
Internationale ontwikkeling van gender - theoretische begrippen en
beleidsmatige vertalingen
Gender gaat over de betekenis die gegeven wordt aan de verschillen tussen
mannelijkheid en vrouwelijkheid, hier gaan hele discussies over.
1.
2.
3.
Theoretische en beleidsmatige stromingen
De armoede agenda
Female headed households
(huishouden, productie, reproductie)
Seks ratio en kernthema’s
‘The girl effect’
De ILO mythe (international labour organization)
… dat vrouwen de helft van de wereld bevolking uitmaken, twee derde van alle arbeid
verrichten, maar 10% van het wereldinkomen verdienen en slechts 1% van alle aardse
goederen en rijkdom bezitten.
 ILO mythe (is verzonnen, iemand had de cijfers gewoon bedacht)
Aanleiding aandacht vrouwen
- Voor 1970 bestond dat niet, de vrouw was huisvrouw & moeder (welfareapproach)
- Teleurstelling over trage economische ontwikkeling
- 1980: studies verschil belang van onderwijs voor jongens/meisjes &
belangrijke economische rol vrouwen.
Human Development benadering (1970, hiervoor vooral economisch)
- Basic needs model (human needs benadering): van een meer structurele kijk
naar een meer menselijke kijk naar de armoede. Hoe kunnen we mensen bij
ontwikkeling betrekken.
- 2e feministische golf: positie van de vrouw kwam op de agenda te staan.
Gevolg van de ontwikkelingen in jaren 70/80
- Decade of Women
- Roep om gelijke rechten, kansen, economisch
- Vrouwen als ontwikkelingspotentieel
1
Een nieuw politieke agenda
1970: tweede feministische golf
1975-1985: ‘decade of women’
4 conferenties: 1975 Mexico, 1980 Kopenhagen, 1985 Nairobi en 1995 Beijing
 Conferenties om de vijf jaar over de positie van de vrouw. Alle landen die
vertegenwoordigd zijn in de VN. Verzamelen voor zowel mannen als
vrouwen.
 Daarnaast zijn er ook schaduw conferenties voor NGO’s die proberen de
internationale agenda te beïnvloeden.
o Tijdens die conferenties: betekenis aan gender is niet eenduidig; in de
tijd van de Koude oorlog wanneer er nog 3 blokken waren: arm, west
en communistisch; iedereen had dus andere belangen; vooral
eigenbelang.
o Resultaat: opstellen actieplannen. Alle landen moeten een organisatie
optuigen die dienen als vrouwen instituten met als taak om
actieplannen in werking te stellen. Voorwaarde: plannen
gestratificeerd (binnen VN, landen moeten officieel voor instemmen en
daarna pas kunnen landen aan die afspraken gehouden worden).
 1995: ‘Beijing Declaration and Platform for Action’  in 2010 kijken hoe ver
dit is gekomen.
Theoretische benaderingen vertaald in beleidsmatige programma’s voor
achtergestelde positie van vrouwen.
WID: Women In Development:
 Neo-liberaal, emancipatie, integratie.
 Eerste belang: vrouwen integreren in ontwikkelingsbeleid/strategieën om te
komen tot een andere wereld.
 De rol van de vrouw moest erkent worden.
 Boserup, Rogers
WAD: Women And Development
 Benadering die komt uit het sociaal-communistisch denken.
 Roep om nieuwe economische wereldorde: In de hele wereld moeten gelijke
economische en politieke verhoudingen komen, dan krijg je vanzelf betere
ontwikkeling en gelijke rechten tussen mannen en vrouwen.
o Housewivization past hierbinnen
 Neomarxistisch, socialistisch en alternatief.
 Veel kritiek op deze eerste 2 benaderingen. o.a.: vrouwen zijn altijd al onderdeel
geweest van ontwikkelingsprocessen. Roep om andere verhoudingen wil nog niet
zeggen dat je direct iets doet aan ongelijke man-vrouw verhoudingen.
Huishoudmodel: vrouwen belangrijk voor huishouden en niet voor economische
bijdrage. Waarom hebben vrouwen in heel veel landen een tweederangs positie? Hoe
moeten we vrouwen op de agenda zetten?
2
GAD: Gender And Development
 Nieuwe theorievorming. Op een andere manier kijken naar achtergestelde
positie en machtsverhoudingen.
 Holistisch
 Empowerment
 Verhouding tussen productie en reproductie: verhouding tussen mannen en
vrouwen in die sferen waarin de samenleving wordt opgebroken en de
verschuivingen daarin.
o Produceren voor markt vs. reproductie (nageslacht) en productie voor
huishouden.
 Meer kijken naar sociale verhoudingen/relaties: wat zijn gender verhoudingen
en waarom zijn ze op bepaalde wijze georganiseerd.
o Zowel mannen en vrouwen
o Zowel sociaal, economische, cultureel en politiek
 Analyseren van verhoudingen en het denken wat er achter die verhoudingen
zit.
 We zien asymmetrie in gender studies: veel meer aandacht voor de positie van
vrouwen dan die van mannen. Je moet naar gender verhoudingen kijken wil je
problemen oplossen.
Gender mainstreaming: aandacht voor gender in elk beleid. Zien dat er nadruk is
gelegd met name op armoedebestrijding. Sinds 1995 conferentie in Beijing.
Policy Evaporation: verdampen van gender beleid binnen organisaties.
Autonomie
Nederland was een van de voorlopers binnen de ‘decade of women’ en de
vrouwenagenda. Niet gender en empowerment, maar autonomie staat centraal.
Beleid van Nederland was heel vooruitstreven.
Autonomie = zeggenschap over eigen lichaam en leven:
 Fysiek: volledige beschikking over eigen seksualiteit en vruchtbaarheid.
 Economisch: gelijke toegang tot en zeggenschap over productiemiddelen.
Toegang tot land, arbeid en kredieten waardoor mensen een eigen
economische positie kunnen ontwikkelen.
 Politiek: zeggenschap, zelfbeschikking en machtsvorming in zelfgekozen
richting.
 Sociaal-cultureel: recht op eigen identiteit en gevoel voor eigen waarde.
 Bovenstaande doelstellingen worden als uitgangspunt genomen in het beleid. Voor
verwezenlijking hiervan moet er verandering van ideologieën komen. Vooral fysieke
erg belangrijk.
Empowerment is een proces, autonomie is een fase.
Empowerment
Met name binnen beleid in gender en ontwikkeling (GAD):
 Proces t.a.v. meer beslissingsruimte over eigen lichaam en leven (power to).
o Macht is geen bezit, maar relationeel en circulatief.
 Verwijst naar zelfbewustzijn van actoren (power within)
 Individueel en/of collectief (power with) = de macht om samen dingen te
beïnvloeden en veranderen
 Noodzaak voor genderanalyse, context gebonden
o Waar komen ongelijkheden vandaan?
3
Feminisering van de armoede
 Toename aantal arme vrouwen + Female Headed Households  huishoudens
waar armoede het meeste voorkomt.
 Armoede probleem komt centraal te staan (Nieuwe Armoede Agenda) 
gender en armoede wordt aan elkaar gelinkt.
o Armoede analyseren komt tot inzichten over mannen en vrouwen en
op basis daarvan ongelijke genderverhoudingen aanpakken.
 Ongefundeerde bewering steekt weer de kop op: vrouwen helft
wereldbevolking, twee-derde arbeid, 10% wereldinkomen, 1% van alle aardse
goederen en rijkdom = verzonnen, waren geen cijfers.
Kritiek op feminisering van de armoede
 Standaard is het huishouden met een man aan het hoofd
 Female Headed Households (FHH) zijn niet per definitie arm
 Sociaal, culturele en politieke factoren ondergeschikt aan economische
factoren.
 Gender verdwijnt, het gaat om arme vrouwen, armoede is het probleem, er is
meer aan de hand, namelijk ongelijke macht.
o Niet alleen armoede probleem, maar ook geweld tegen vrouwen en
erfrecht (vrouwen mogen geen land erven). Gender vraagstukken gaan
over veel meer dan alleen armoede.
Female Headed Households
Redenen voor ontstaan FHH in Botswana
 Culturele veranderingen: ten aanzien van normen en waarden, ideeën
 Sociaal/institutionele veranderingen: veranderingen op het materiele vlak
o Komst van de ploeg.
 Individuele/identiteitsveranderingen: op persoonlijk gebied, mannen en
vrouwen gingen andere rollen spelen met andere verwachtingen. Aantal
alleenstaande vrouwen neemt toe. Huishoudens worden complex.
 Op economisch vlak: door de mijnbouw van de Engelsen en het ronselen van
arbeiders komen er migratiepatronen. Sociale cohesie wordt ondermijnd door
werken in het buitenland.
 Op normatief vlak: door de komst van missionarissen etc. die een heel ander
beeld overbrachten; vrouwen waren aan het werk.
 Tekort aan huwbare mannen
 voordat Botswana een protectoraat werd waren er nog geen FHH, vrouwen waren
altijd afhankelijk van mannen; vader, broers, echtgenoot, etc.
In genderstudies vaak FHH vergeleken met algemene huishouden (man aan het
hoofd), maar om goed te vergelijken moet je eigenlijk FHH met MHH vergelijken.
Opvattingen t.o.v. huishoudens.
 Neoklassieke, hegemoniale opvatting: harmonieuze eenheid. Dominante
opvatting, opkomen voor elkaars belang.
 Orthodox marxistische opvatting: de natuurlijke eenheid waar de reproductie
van de werkende klasse plaatsvindt: seksuele reproductie, sociale reproductie
en verhoudingen (hoe moet men zich gedragen, normen en waarden)
 Kritische visie vanuit vrouwenstudies: huishoudens aan verandering
onderhevig, onderhandeling en conflict
4
Diversiteit in huishoudens
1. Op conceptueel niveau: probleem van definitie: hoofd van huishoudens en
samenstelling: dominante idee dat de man het hoofd is van huishoudens;
bij interviews moet er gekeken worden naar hoe verschillend huishoudens
kunnen zijn. Niet zomaar universeel.
2. Op methodologisch niveau: probleem van meten: wie is de respondent,
wat is gemeten, vergelijking van cijfers tussen landen of periodes zijn dan
vaak problematisch.
3. Op ideologisch niveau: probleem van kennisproductie: bv. Feminisering
van de armoede en FHH
Huishoudens een sociale constructie
 Geen statische eenheid, veranderlijk door allerlei omstandigheden.
 Zeer divers in samenstelling
 Normatieve eenheid (hoofd van hh, gender verhoudingen)
 Eenheid waar groot deel van reproductie plaatsvindt
 Plaats van onderhandeling (conflict)
o niet alleen uitgevochten worden tussen mannen en vrouwen maar ook
tussen mannen en mannen en vrouwen en vrouwen.
 Geen actor – huishoudens kun je niet onderdelen in groepen
Sex-Ratio
 Bruidsschatten waren vroeger vooral voor de hoogste kasten maar nu is het
over alle lagen van de bevolking verspreid.
 De sex-ratio geeft de verhouding van mannen en vrouwen aan. Bij 100 zijn er
evenveel mannen als vrouwen. In India is het heel erg scheef, en wordt het
ook steeds schever, de cijfers zeggen dus iets over de genderverhoudingen.
Gendercide
 The war on baby girls in China
 Killed, aborted or neglected, at least 100m girls have disappeared and the
number is rising
 Samenleving waarin jongens worden geacht voor hun ouders te zorgen,
mannen zorgen voor het inkomen  effect: voorkeur voor jongens
 Vrouwen worden dus schaars, zouden ze dan wel meer gewaardeerd worden?
 Gevolg: massale roof van vrouwen en meisjes; arme mannen kunnen geen
vrouwen meer vinden, Internationale ruil van vrouwen.
Drie kernthema’s uit dit college
 De grote diversiteit in arbeidsdeling naar sekse.
o Overal verschillend, hoe wordt man en vrouw gezien, en hoe werkt dat
uit op de verdeling.
 De link tussen productie en reproductie
o Belangrijk hoe deze zich tot elkaar verhouden, hier ligt vaak de breuk
van ongelijkheid in genderverhoudingen.
 Het gendered karakter van economische ontwikkeling, niet gender neutraal
5
College 2 Achtergrond en ontwikkeling van het begrip gender.
Geschiedenis en kenmerken van gender als concept?
1. Waarom moeten we aandacht schenken aan gender?
2. Wat is de voorgeschiedenis van het begrip gender?
3. Wat betekent gender en waar komt het begrip vandaan?
4. Wat zijn de kenmerken van het begrip gender?
1. Waarom moeten we aandacht schenken aan gender?
- Gender is een primair principe van sociale organisatie.
 Universeel criterium voor sociale indeling: komt in alle samenleving voor,
onderscheid in mannen en vrouwen.
 Dwang tot genderkeuze: je moet duidelijk kunnen zien of iemand man of
vrouw is, dus geen jongens met lange haren etc.
o Problemen met genderdysphorie: mensen in “tussencategorie” (bv.
meisjes die zich meer jongen voelen). was lang een taboe, de
maatschappij kon er niet mee omgaan.
 Doordringt vele terreinen: keuze van opleiding en werk, gebruik van ruimte,
mate van religieuze bekering, etc.
 Statistisch relevant: het verschil tussen gender op bepaalde terreinen is
statistisch relevant. Hebben vrouwen meer kans op een nobel prijs, of heel
weinig?
 Gender is een kern dimensie
- Gender is een onderdeel van de identiteitsconstructie.
- Problemen met wetenschappelijke aandacht voor gender.
 Heel lang genegeerd: Bijv. in medische wetenschappen werden medicijnen
alleen getest op mannen (vrouwen waren ingewikkeld met hormonen) en
vervolgens wel bij vrouwen gebruikt.
 Niet verklaren: er wordt wel vastgesteld dat er een verschil is (bv. dyslectie
komt meer voor bij jongens), maar het verschil werd niet verklaard.
o Negeren van tegenstrijdigheden. (bv. vrouwen zijn taalvaardiger, maar
meer mannen zijn hoogleraar taal)
 Methodologisch moeilijk te meten: bijv. inkomen van de vrouw, hangt vaak
samen met het inkomen van de man  tegenwoordig meer kijken naar
gezinsinkomen.
 Over-aandacht voor verschillen: een verschil is nieuws, vaak wordt het
overdreven, we doen weinig met de overeenkomsten.
o Ook denken we dat er meer verschillen zijn, dan dat er daadwerkelijk
zijn. We willen graag verschillen zien. Er is een ingedeelde wereld en
een ingebeelde wereld.
o Venn-diagram: laat zien dat er maar een heel klein verschil is tussen
mannen en vrouwen (‘Fragrance by Gender’) je vindt altijd een
verschil maar soms wordt er te veel nadruk gelegd op het verschil.
- Gender is een cultuurproduct.
 Gender culture (Ramet): patroon in een bepaalde cultuur over hoe er over
mannen en vrouwen gedacht wordt.
 Gender order (Connel): andere naam voor gender culture.
 Culturele variëteit:
o Essentialisme kritiek: biologisch essentialisme vs. cultureel
essentialisme.
6
o Bijdrage aan nature nurture debat.
 Gender patterns (Kottak): bepaalde overeenkomsten tussen culturen en gender
order.
- Sociale ongelijkheid  maatschappelijk probleem (ethisch, economische, politiek).
 Gender stratification (Mascia-Lees & Johnson Black; Kottak).
 The difference, which makes a difference (Moore): Welke verschillen leiden
tot ongelijkheid/hiërarchie.
o Niet elk verschil leidt tot ongelijkheid.
o Maar elke ongelijkheid is ontstaan door een verschil.
- Gender is een factor in ontwikkelingsbeleid en onderzoek.
 Gender is op elk gebied van invloed.
- Veel vooroordelen en mythes over gender.
 Vooroordelen komen voor een deel voort uit het feit dat we allemaal mannen
en vrouwen zijn. We hebben allemaal ideeën over elkaar, over hoe we zijn en
hoe we zouden moeten zijn. We voelen ons allemaal expert op het gebied van
gender. Dit leidt tot vooroordelen, stereotypering en mythes
- Invloed gender op het doen van onderzoek.
 Gender beïnvloed keuzes m.b.t. het onderzoek.
 Gender beïnvloed het gedrag in het veld.
 De persoon wie je bent heeft veel invloed op je werk.
2. Wat is de voorgeschiedenis van het begrip gender?
 ‘De rol van de vrouw’:
 Voordelen: biologie is ongelijk aan rol, de rol kan aangeleerd worden en
kan dus ook veranderen.
 Nadelen:
o te generaliserend: DE vrouw, alle vrouwen zijn hetzelfde??
o niet geproblematiseerd: de rol is heel vanzelfsprekend, er wordt
niet gekeken naar wat het betekend voor de positie van de vrouw
en man > macht.
o mens als passief slachtoffer van socialisatie.
 Patriarchaat (mannelijke dominantie).
 Voordelen: machtsverschil van gender staat centraal. Eigenstandigheid van
gender verhoudingen wijst op ongelijkheid.
 Nadelen: te generaliserend, te essentialistisch (te veel op een ding), te
voorbarig (moet worden beperkt tot bepaalde samenlevingen waar de man
als hoofd van de familie de zeggenschap heeft).
 Gender.
3. Wat betekent gender en waar komt het begrip vandaan?
 Oorsprong in taalkunde.
o Gender = genus.
 Grammaticale indeling in categorieën.
o Afgesproken (de aarde = vrouwelijk, het huis = onzijdig).
o Variabel (de stoel in NL, F, UK verschilt).
o Cultureel.
 Mens is mannelijk, behalve als het onzijdig is (‘het mens’) dan
is het vrouwelijk.
o Dichotoom = tweedeling (indeling in mannelijk en vrouwelijk).
7



Genderstudies zou zeggen dichotomie bestaat niet, het is
eigenlijk een continuüm, iedereen zit er een beetje tussenin.
Gender als sociaalwetenschappelijk begrip.
M. Mead (1935) Sex and Temperament in Three Primitive Societies.
o Vergelijking Arapesh, Mundugumor, Tchambuli.
o Variatie
o Inhoud afhankelijk van cultuur.
o Patroon: sociale sekse.
o Sommige culturen hebben ook een tussencategorie.
 Temparement: karaktereigenschap die bij een bepaalde sekse
hoort (optutten = vrouwen)
 Berdache  indianen, mannen die dromen over vrouwelijke
taken.
 Hijra  mannen in India die bepaalde rol vervullen, niet
trouwen, rituele rol, aparte categorie van mannen die
vrouwelijk zijn, soms zijn ze ook homoseksueel (of als
vrouwen verkleed en vallen op mannen).
Terman & Miles, Masculinity-Femininity Test.
o Geen karaktereigenschappen maar toeschrijvingen.
 Wat vind je mannelijk, wat vind je vrouwelijk? Welke
kenmerken worden in een bepaalde cultuur mannelijk of
vrouwelijk gevonden? Zo kun je vervolgens testen hoe
mannelijk of vrouwelijk je bent (los van je echte gender).
Definities van gender.
o Sociaal-culturele constructie van mannelijkheid en vrouwelijkheid.
o Sociaal-culturele constructie van vrouwelijkheden en mannelijkheden
die reproductieve verschillen tussen lichamen in sociale, culturele en
psychische processen inbrengen.
o “Gender is the emic (native point of view) definition of being male or
female” (Harris)
4. kenmerken van gender.
 Gelaagd of multidimensionaal
o Sociaal/structureel:
 Toegang tot arbeidsmarkt, politiek.
 Structureel verschil in aantallen (alles wat je kunt tellen).
o Cultureel/ideologisch:
 Is god een man of een vrouw? Waarom?
 Lengte van je haar, lengte hakken, ideologie, normen en
waarden, toeschrijvingen van karakter, kleur (roze vrouw
blauw man).
 Materiële cultuur: voorwerpen waar normen en waarden in
terugkomen. Kleding, meubilair, gebruiksvoorwerpen, etc.
o Psychisch/individueel:
 Hoe voelt men zich? Hoe hebben ze de maatschappelijke norm
van mannelijk/vrouwelijk verinnerlijkt? Norm wordt meestal
door negatieve variant duidelijk.
 Historisch veranderlijk
o gender flexibiliteit: veranderd over tijd; vroeger koningskindjes in jurk.
o agency: meeschrijven aan genderscripts
8




Cultureel variabel:
o verschil in sterkte: soms heel groot onderscheid, soms klein
onderscheid.
o Verschil in aard: wat op de ene plaats mannelijk is kan op de andere
plaats vrouwelijk zijn (veranderd over tijd).
Complex en meervoudig. Op vele gebieden, ook waar je het niet verwacht.
Continuüm met hang naar dichotomie:
o We hebben de neiging heel erg over dichotomie te denken, vrouwen en
mannen heel apart bekijken. Je moet man/vrouw niet te veel in hokjes
stoppen, want je hebt heel veel soorten mannen en vrouwen (dat is het
continuüm).
Basis voor machtsverschillen.
Complex en pluriform.
 Raewyn Connell (1995) Masculinities:
o meervoudige mannelijkheid:
 Hegemonische mannelijkheid: ideaal waar eigenlijk alle
mannen naar streven, maar waar niemand echt aan kan
voldoen.
 Medeplichtige mannelijkheid: streven en bewonderen van
ideaal.
 Gemarginaliseerde mannelijkheid: past niet in ideaal door
bijvoorbeeld verkeerde huiskleur, maar streeft wel naar
voldoen aan het ideaal.
 Ondergeschikte mannelijkheid: vertoont allerlei eigenschappen
die tegenovergesteld zijn aan het ideaal bijvoorbeeld
homoseksuelen.
College 3.
Verschillende theoretische benaderingen.
 Biologisch/evolutionair perspectief:
o “Man the Hunter” ontwikkeling cultuur gerelateerd aan gender met
mannen als de jager, sterk en slim. Hebben taal ontwikkelt om te
communiceren bij de jacht, ontwikkelen wapens, etc.
o Man maakt van natuur cultuur.
o Kritiek: Heel eenzijdig om alleen van het jachtmodel van mannen uit te
gaan: “Woman the Gatherer”  vrouwen hebben ook cultuur
ontwikkelt door draagzakken en communicatie (afspraken met de
kinderen) etc. Vrouwen leveren zeker zoveel calorieën aan met het
verzamelen als de mannen met hun jagen.
 Economische perspectief: (F. Engels, E. Boserup)
 Sociaal perspectief: organisatie van groepen; bruiden doorspelen; banden
creëren (college over verwantschap).
 Cultureel perspectief: (laatste college: cultural regime, gender regime).
 Combinatie perspectief.
9
Oorsprongen debat.
 Belang van cultuurvergelijking: nadruk op overeenkomsten.
 Uitgangspunt: universele hiërarchie, er is overal ongelijkheid.
 Centrale discussie: natuur - cultuur.
 Gender als culturele constructie.
Voorbij het oorsprong denken.
 Universeel  cultuur specifiek/contextueel (we kijken nu vooral naar de
verschillen)
 Onderdrukking  agency/empowerment (Hoe staan mensen in ongelijkheid?
Soms draagt men bij aan de eigen lagere positie. Ligt ook aan keuzes.)
 Monocausaal  Multi-causaal (niet meer opzoek naar één oorzaak, men
realiseert zich dat er een complex van oorzaken is, in natuur én cultuur).
 Dichotoom  Continuüm (niet meer aparte groepen van mannen en vrouwen
(hokjes denken), maar kijken naar mannelijkheid en vrouwelijkheid, dus ook
mannen kunnen vrouwelijkheden vertonen en andersom).
 Sekse  meervoudige gender
 Belang van cultuurvergelijking: nadruk op verschil.
Gender, arbeidsdeling en bestaansbronnen.
 Theoretisch belang van cultuurvergelijking.
 In hoeverre zijn productiewijze en arbeidsverhoudingen van invloed op de
genderverhoudingen?
o Wie werkt voor wie? Wie doet wat voor arbeid?  is van invloed
op genderverhoudingen.
 Als de bestaansbronnen anders worden verdeeld, leidt dat dan tot andere
gender verhoudingen?
 Wat kunnen we van andere culturen leren als we streven naar minder
sociale ongelijkheid.
o In de jagers en verzamelaars samenleving is de positie van mannen
en vrouwen gelijk, er zijn nog geen klassen, nog geen privé bezit
van de bestaansbronnen. Beide hebben bijdrage aan
levensonderhoud.
Iroquois: beroemde stam die bekent staat om egalitaire verhoudingen - Jager
Verzamelaars.
 Vrouwen hebben een belangrijke economische inbreng
o Ze doen werk voor de verbouw van maïs, bonen, etc.
o Ze hebben als het ware de sleutel van de graanschuur en ze bepalen
hiermee wie eten krijgt en wie niet.
o Voedsel verzamelen, zorgen voor belangrijke calorieën.
 Vrouwen hebben door het bovenste punt belangrijke politieke inbreng.
 Matrilokaal: man gaat bij de vrouw wonen.
 Matrilineair: via de vrouwelijke afstammingslijn.
 Matriarchaat: vrouwen hebben meer macht dan mannen  tegenovergestelde
van Patriarchaat. Is dat wel zo?
10
Samenhang productie en reproductie.
 Afstammingsvormen
o Definiëring van toegang tot bronnen, identiteit, rechten, plichten en
verantwoordlijkheden. Matrilineair of Patrilineair.
 Vestigingsvormen
o Invloed van vestigingsvorm op gender relaties. Matrilokaal of
Patrilokaal.
 Neolokaal: tegenwoordig gaan we gewoon ergens anders
wonen, en niet bij de familie van de vrouw of man.
 Huwelijksvormen
o Invloed van huwelijksvorm op gender relaties. Monogamie: één
partner. Polygamie: man mag met meerdere vrouwen trouwen.
De Matrilineal Puzzle. Hoe kan het dat in een matrilineaire samenleving toch de
mannen allerlei beslissingen nemen?
 Waar ligt de mannelijke autoriteit bij matrilineaire afstamming?  Bij de
broer van de vrouw.
o Als er geen broer is, kiest de vrouw en haar familie een man die wordt
aangewezen als haar “broer”.
 Schlegel (1972): continuum, domestic power declines as it disperses. (De
macht, in het gezin, van mannen wordt kleiner als het verdeeld wordt over
meerdere mannen, bij matrilokaal wonen.)
 Nielsen (1990): matrilokale vestiging beter dan avunculokale (wonen bij oom
van moeders kant) vestiging voor vrouwen.
 Matriarchaat is een mythe (komt nergens voor).
F. Engels. The Origin of the Family, Private Property and the State.
Stateloze maatschappijen
-bezit:
communaal
-arbeid:
natuurlijk, egalitair
-seksualiteit: promiscuïteit (vrij seksueel verkeer)
-familievorm: moeder-kind
Technologische veranderingen
- domesticatie van dieren
- ontwikkeling landbouw
Bezit wordt nu belangrijk, nageslacht wordt belangrijk. Volgens Engels
hebben de vrouwen het hier definitief verloren van de mannen, de mannen
hadden het bezit over de dieren en landbouw. Werk, inkomen en bezit leidt tot
klassen.
Gevolgen
-bezit:
privé, ongelijk,
-arbeid:
arbeidsdeling, hiërarchisch
-seksualiteit: monogaam
-familie:
huwelijk /patrilineair (huwelijk zodat man zijn bezit kan
doorgeven)
11
Verdiensten
en
- Belang van productieverhoudingen 
- Verbinding klasse en gender
(werk, inkomen en bezit ook belangrijk)
- Attenderende Waarde

(gender, klasse)
kritieken.
te generaliserend (verklaart niet de
ongelijkheid in klasseloze
maatschappijen. Waarom hebben
mannen het bezit?)
Andere factoren verdwijnen naar
achtergrond.
Igbo, Nigeria
Economisch:
 Buitenhuishoudelijke ruil
 handel
Politiek:
1. Dual-seks system: Politieke organisatie door de vrouwen en politieke organisatie
door de mannen.
o Lijkt weinig ongelijkheid aanwezig te zijn, maar 
Sociaal:
2. Polygynie (man met meerdere vrouwen)
3. Geweld
4. Ondergeschikt gedrag
5. Complexe gevolgen
E. Boserup. Women’s Role in Economic Development.
Female Farming System
-Haklandbouw (slash and burn): voldoende land, lage bevolkingsdruk.
*Gaat om bezit van arbeidskrachten om het land te bewerken, vrouwen
zijn economisch dus waardevol.
-Polygynie: meerder vrouwen zijn waardevol, meer arbeid.
-Bruidsprijs: mannen betalen voor het feit dat de vrouw arbeid en kinderen
oplevert, vrouw krijgt bruidsprijs, hoge waardering voor vrouwelijke
arbeidskracht.
-Vrouwen relatief economisch onafhankelijk (vrouwen worden betaald)
Male Farming System
-Ploegcultuur: weinig land, hoge bevolkingsdruk.
-Monogamie: vrouwen zijn duur, monden te voeden dus maar één vrouw.
Vrouwen werken niet, moeilijk om aan de bak te komen.
-Bruidsschat: vrouwen krijgen schat mee van hun familie, de man wordt dus
betaald, lage waardering voor vrouwelijke arbeidskracht.
-Vrouwen economisch afhankelijk
Veranderingen.
Cash crops (producten voor de markt produceren, niet alleen voor zelfvoorziening) en
industrialisering.
 Land in handen van mannen.
 Verzwakking familieband (mannen gaan elders werken).
 Groei female-headed households.
 Feminisering van de armoede.
12
Verdiensten en kritieken op de theorie.
Verdiensten.
 Samenhang - banden, huwelijken, etc.
 Veranderingen
Kritieken.
 Te grofmazig, te weinig genuanceerd
 Versterkt verkeerde vooronderstellingen.
o Oorsprongsmythe (eerst ‘slash and burn’ daarna cash corps?  kan
ook naast elkaar bestaan)
o Valse dichotomie
o Simplistische gender voorstelling
College 4.
Reproductie en seksuele rechten en gezondheid.
1. Reproductie.
 Van controle (bevolkingsbeleid) naar rechten.
 Reproductieve en seksuele rechten.
 Pro- en anti natalistisch bevolkingsbeleid.
2. Gezondheid en geweld.
 HIV-AIDS, en toegang tot preventie/bescherming.
 Het vrouwencondoom.
1.1 Bevolkingsbeleid:
Twee conflicterende opvattingen wat betreft bevolkingsgroei:
 Bevolkingscontrole, demografisch
o Probleem: overbevolking, vruchtbaarheid van vrouwen.
 Reproductieve rechten gezondheid.
o Probleem: geen vrije keuze en toegang tot informatie en
voorzieningen, unmet need. Er was geen vrije keuze om
vruchtbaarheid zelf te bepalen en te controleren. Er was een behoefte
tot informatie en voorbehoedsmiddel.
o Probleem was eigenlijk geen toegang hebben.
o International Conference on Population and Development (ICPD,
Cairo 1944)  verandering in denken plaatsgevonden op deze
conferentie
1.2 Reproductie:
Wat wordt eronder verstaan? Drie verschillende soorten van reproductie.
 De biologische reproductie: reproductie van de soort, voorplanting.
 De fysieke reproductie: eten, drinken, slapen, zorg, liefde van de bestaande en
toekomstige arbeidskrachten.  Fysieke reproductie wordt vaak gekoppeld
aan het huishouden.
 De sociale reproductie: de reproductie van de bestaande sociale verhoudingen
zowel van de productieverhoudingen als van de verhoudingen tussen de sekse:
het aanleren van de rol die ieder individu wordt geacht te vervullen. Ook
verhoudingen tussen religie en etnische groepen.
o Reproductie vindt niet alleen plaats in de privé sfeer, maar ook in
bijvoorbeeld het onderwijs en religie (kerken, moskeeën).
13
1.3 De Cairo switch 1994.
Verandering in twee opvattingen: switch in het denken (fundamenteel) en het centraal
komen te staan van vrijheid en toegang tot informatie en middelen.
 Niet dwang, maar vrijheid (en toegang) moet overbevolking intomen, actor
gericht.
 Vrijheid van dwang tot onophoudelijke reproductie, vrijheid van keuze van
middelen en methoden voor gezinsplanning; toegang tot kennis en middelen
(voorbehoedsmiddelen).
 Biologische reproductie onlosmakelijk verbonden met sociale reproductie,
gender relaties en machtsverhoudingen.
o In Cairo kwamen voor het eerst ook jonge ongetrouwde vrouwen op de
agenda te staan. Hiervoor werd reproductie eigenlijk alleen bij
getrouwde vrouwen veronderstelt.
 Jongeren op agenda - seksuele voorlichting en veilige seks.
1.4 Reproductieve en seksuele gezondheid en rechten.
Na Cairo:
 Reproductieve en seksuele gezondheid.
 Besluitvorming, zelfbeschikking.
 Seksuele gelijkheid en gelijkwaardigheid voor mannen en vrouwen.
 Seksuele en reproductieve zekerheid.
* Er was een constante discussie (sommige noemden het zelfs oorlog) over deze
reproductieve en seksuele gezondheid en rechten (homoseksualiteit,
voorbehoedmiddelen voor jongeren, etc.). Het ging niet vanzelf.
* Recht op vrije keuze van partners, ongeacht sekse, en verwijzingen naar abortus
hebben het niet gehaald - seksuele rechten.
Seksuele rechten.
Alle rechten die een persoon beschermen tegen dwang, discriminatie en geweld in het
seksuele verkeer. De belangrijkste seksuele rechten zijn:
 De vrijheid om al dan niet seksueel actief te zijn;
 Vrijheid in de keuze van partner;
 Vrijwilligheid in seksuele relaties;
 Huwelijk naar eigen keuze;
 Vrijelijk kunnen besluiten of en wanneer je kinderen wilt.
Discussie wordt telkens opgeworpen over allerlei kwesties: abortus, homoseksualiteit,
discussie overdrachten van HIV/aids & Soa’s. Door deze discussie wordt er continue
een strijd gevoerd over toegang krijgen tot informatie en voorzieningen wat betreft
seks.
1.5 The State and the Body.
 India (1951-1995) anti-natalist: gericht op mannen en vrouwen.
o Campagnes met streefcijfers en beloningen.
o Misstanden: gedwongen sterilisaties.
 China (1979) anti-natalist: één-kind-politiek
o Uitzonderingen platteland en etnische minderheden.
o Stringente controle en strafmaatregelen.
o In het nieuws:
 Onevenredig veel bejaarden (vergrijzing) (2011)
14



Onevenredig veel mannen (ouders hebben lievere een zoon dan
dochter) (2011)
 Ouder China mogen geslacht foetus niet weten (2011)
 China wil gemene één-kind-slogans verbannen.
 China versoepelt één-kind-beleid en hervormt de economie.
 Stellen mogen voortaan 2 kinderen hebben, mits een
van de ouders enig kind is. Hiervoor mocht dat alleen
als beide ouders enig kind waren.
Roemenië (1960 - 1989): pro-natalist
o Streefcijfers - meer arbeiders.
o Verbod op abortus (veel illegaal) en voorbehoedsmiddelen, verlaging
salaris bij kinderloosheid.
o Totalitaire regime om het privéleven van mensen te beïnvloeden om
zoveel mogelijk kinderen te krijgen.
Singapore (1983 - 1987) pro-natalist
o Eugenetics: rassenverbetering. Er was een teruggang van kinderen van
hoogopgeleide.
o Streven naar meer kinderen onder hoogopgeleide vrouwen.
2. Geweld en gezondheid.
Geweld:
 Verkrachting als oorlogswapen - politiek geweld
 Mensenhandel, bruidsschatmoorden - economisch geweld
 Huishoudelijk geweld, eerwraak, genitale verminking - sociaal geweld
Gezondheid:
 Onveilige abortussen (vooral waar abortussen illegaal zijn)
 Seksueel overdraagbare aandoeningen (Soa’s, HIV/Aids)
 HIV/aids epidemie heeft ook een gender karakter
Drie onderwerpen.
 Aids. Hoe beïnvloedde de Aids epidemie de SRHR (Sexual and Reproductive
Health and Rights) agenda?
 Female condom (Waarom werd het vrouwencondoom niet beschikbaar gesteld
in Afrika?)
 Gender of sexuality (Wat betekent het gender denken voor seksualiteit?)
AIDS epidemie.
 1980: onverklaarbaar overlijden, grote angst.
 1984: ontdekking van HIV virus  verklaring overlijden: immuundeficiëntie.
 Veel slachtoffers onder homoseksuelen in Europa/Amerika
 Heteroseksuelen slachtoffers in Afrika (Oost-Afrika/oorlog Uganda/Tanzania)
 Groei epidemie en veel doden Europa/Amerika.
 Paniek - paniekjaar begint jaren 80.
15
Vervolg AIDS epidemie.
 1990 Aanpak AIDS epidemie in Oost-Afrika (Uganda): aandacht preventie succes rond 1997.
 1990 Ontkenning in Zimbabwe (enorme groei sterftecijfer): 1995 aandacht
preventie, succes rond 2002  vrouwencondoom en praten over AIDS.
 1994: Cairo: International Conference on Population and Development. Eerste
keer dat vrouwen een agenda maakte voor een conferentie. Het gaat over het
lichaam van de vrouw en de vrouwelijke seksualiteit. Vrouwencondoom is het
enige middel wat er voor vrouwen was.
o Aandacht vrouwenrechten, recht van vrouwen om te beslissen over
aantal kinderen, over seksualiteit etc.
 1996: Ontdekking van Anti Retroviral Treatment. Van dodelijke ziekte naar
chronische ziekte. Preventie is niet meer het enige middel!
 2002-2012: van 10% naar 60% ‘coverage’ van AIDS patiënten in Afrika
(enorme financiering): Aids patiënten kregen voorrang op andere patiënten in
Afrika.
 Alles inzetten op curatieve zorg. Preventie werd vergeten/bleef achter. Tekort
aan condooms in Afrika. Alle financiering ging naar curatieve zorg.
 Geen aandacht voor preventie en geen aandacht meer voor de rechten van
vrouwen om hun eigen bescherming ter hand te nemen.
 Rechtenagenda voor vrouwen werd vergeten.
Vrouwencondoom.
 1984 uitgevonden.
 Acceptabel/niet acceptabel bij gebruikers.
 Slechts één producent dus erg duur.
o “Making female condom available, accessible and affordable for all.”
o Mannencondoom industrie totaal verschillend van vrouwencondoom
industrie.
o Mannencondoom fabrikanten besteden heel veel geld aan reclame,
concurrentiestrijd, etc.
o Mannencondoom zijn ook (te) duur in Nederland, productie kosten zijn
eigenlijk veel minder.
 Veel mythes/vooroordelen die niet weggaan.
 Klanten vrouwencondoom: indirect via hulp organisaties. Anders dan bij
mannencondoom.
 Mannencondoom voor alle mannen.
 Vrouwencondoom voor bijzondere vrouwen.
Financiering door internationale organisaties.
 Tekort aan condooms.
 Geen noodzaak, geen financiering voor vrouwencondoom.
 Wel in beleid - politiek correct.
 Niet in praktijk - niet eens met dieper gelegen waarden en normen.
 Te weinig discussie.
16
Gender of Sexuality.
 Vrouwencondoom toont verschillen in sociale verwachtingen van seksuele
gedragingen van vrouwen en mannen.
 Technologische oplossingen t.o.v. politieke oplossingen.
o Dit kan je niet tegenover elkaar zetten, techniek is ook onderdeel van
politiek.
Gastcollege homoseksualiteit (alleen artikel doorlezen)
College 5
Micro-financiering in India
 Microkrediet belangrijk om economische factoren op te zetten.
 Microkredieten die vrouwen toegang geven tot financiën  gevolg: vrouwen
verantwoordelijk voor alle inkomsten én alle zorg  vrouwen als soort
instrument voor ontwikkeling = negatief.
 Niet zomaar moeten gaan voor programma’s die veel belovend zijn  geen
blauwdruk om de armoede en ongelijkheid in de wereld aan te pakken. In elk
land is het namelijk anders.
Rode lijn
 Hoe verandert arbeidsdeling naar sekse door de tijd?
 Is arbeid alleen betaalde arbeid in de productieve sfeer?
 Wat is de relatie tussen productie en reproductie?
 Wat voor ontwikkelingen zien we ten aanzien van de ogenschijnlijk
onzichtbare arbeid van vrouwen? (zorgarbeid, thuis achter de deur.
Kostwinnerprincipe)
Millennium Development Goals 3 Promote gender quality and empower women
Doelen:
* In 2015 hebben mannen en vrouwen dezelfde rechten.
* Gelijke kansen voor jongens en meisjes in het basis- en middelbaar onderwijs, bij
voorkeur al te realiseren in 2005 en op alle niveaus in 2015.
Maar de kloof tussen mannen en vrouwen groeit in plaats van krimpt. Veranderingen
in de positie tussen mannen en vrouwen kunnen heel vergaand zijn. Waarom is die
arbeidsdeling tussen mannen en vrouwen zo anders?
Domestication
 Het westerse model van de vrouw als huisvrouw en moeder en de man als
kostwinner is geëxporteerd naar ontwikkelingslanden.
 Barbara Rogers heeft hier onderzoek naar gedaan. Ze kijkt naar de
ontwikkelingsprogramma’s en op welke wijze aandacht voor vrouwen daarin
naar voren komt.
 Barbara Rogers zocht een verklaring voor gender verschillen en die
verklaring lag bij seksisme en het ontbreken van kennis in de derde wereld.
o In haar boek laat ze zien dat ontwikkelingsplanners mannen zijn die
vanuit westerse positie denken (kostwinnersmodel) en daarbij wordt
vergeten dat vrouwen een hele belangrijke rol spelen in de
ontwikkeling. Zij omschrijft dat met het begrip domestication (1980).
17



Domestication: vrouwen worden omgevormd tot huisvrouwen en moeder. De
man is de kostwinner. Dit westers model is geëxporteerd naar
ontwikkelingslanden.
vrouwen hadden een grote rol in de voedselproductie  door westerse
patronen werden ze hieruit gedrongen  nadelig voor productie en
ontwikkeling.
Vrouwen zijn steeds economischer afhankelijk geworden i.p.v. onafhankelijk.
Housewifization
 De huisvrouw (de interne kolonie van het kapitalisme) en de kolonies (het
externe onderdeel van het kapitalisme) zijn het slachtoffer van kapitalistische
ontwikkeling.
 Het begrip verwijst niet alleen naar arbeidsverdeling tussen mensen/sekse,
maar ook naar verdeling binnen continenten.
o Het zijn afhankelijkheidsrelaties.
 Flexibilisering betekent dat mensen hun economische zelfstandigheid
verliezen. Het is het min of meer afschaffen van vaste loonarbeid, geen
bescherming van arbeid, geen vaste banen of automatische loonsverhogingen.
o Wat je krijgt is dat je een flexibel leven hebt van arbeidskrachten die
makkelijk in te zetten zijn en makkelijk te ontslaan zijn. Die
verhoudingen die je binnen landen ziet, zie je ook tussen landen.
o Vrijhandelszones die ontstaan zijn: continue de zoektocht naar
goedkope arbeid.
o De arbeid lijkt op huishoudelijke arbeid, het is arbeid waar niet een
vast loon voor bestaat, geen bescherming, niet zichtbaar/half
onzichtbaar.
o Het is een arbeid die afhankelijk is van de markt.
 Conclusie: er ontstaat een internationale orde van ongelijkheid. Scheiding
tussen een kleine formele sector en daarnaast een hele grote informele sector
waarbij die arbeidsbescherming niet geldt.
 Het werk in de informele sector lijkt op vrouwenarbeid: makkelijk te ontslaan,
geen vast loon, goedkoop, geen bescherming en niet zichtbaar/half
onzichtbaar. Vandaar de term housewifization. Dit was het verhaal in de jaren
80.
Nimble fingers
Behendige vlugge vingers staan symbool voor:
 Snel, routinematig werken, lopende band, stukwerk
 Onderdanig, gedwee aan mannelijke opzichters
 Jaren 30
 Combinatie over het integreren van vrouwen in ontwikkeling, modernisering,
en daarnaast het gebruik maken van de onderdanigheid van vrouwen.
o Ideale arbeidskracht in nieuwe industrieën (elektronica en
kledingindustrie).
 Vrouwen zijn minder dan mannen dus onderdanig
18
Heel veel kanttekeningen bij geplaatst:
 Er wordt naar agency gekeken; vrouwen als lijdzame slachtoffers, maar
vrouwen zijn ook actoren!
o Actoren die zelf ook kunnen proberen iets aan hun levensstandaard te
doen. Vrouwen zijn niet alleen maar slachtoffer, vrouwen brengen veel
veranderingen teweeg.
 Bestaat nog steeds dat vrouwen rotklussen doen
 De stem van vrouwen die zelf laten horen maar ook van nieuwe onderzoeken
Nimble fingers revisited
 Gedifferentieerde groepen vrouwen
 Vrouwen hebben de plaats ingenomen van mannen.
o Allerlei verschuivingen; de ene keer meer mannen dan weer meer
vrouwen die in de industrie werken, ligt heel erg aan het economische
aanbod.
 Het karakter van de arbeid is ‘vrouwelijk’  arbeidsomstandigheden
beginnen steeds meer te lijken op de ondergewaardeerde omstandigheden
(onbeschermd, geen bemoeienis van vakbonden). Flexibilisering van de
arbeid en Housewifization.
 Dit soort grootschalige ontwikkelingen zijn voor vrouwen belangrijk geweest
om te kunnen ontsnappen aan de onderdrukking, of om scholing te krijgen.
 Voor veel vrouwen is het werk tijdelijk en een opstap naar andere
economische activiteiten.
 De standaard van de mannelijke arbeider niet houdbaar.
 Aandacht gegeven aan hoe vrouwen migreren: arme onopgeleide vrouwen die
een baan zoeken, of volgmigratie (hereniging met de familie)
o Waarheid veel complexer; goed opgeleide vrouwen en mannen
migreren ook, achtergronden zijn heel verschillend = feminisering van
migratie (overal wat bij vrouwen iets meer gebeurd noemt men gelijk
feminisering)
College 6
Culturele constructies van gender.
Materiële cultuur en gender.
 Kleding, kapsel, schoeisel, werktuigen, speelgoed.
 Lichaamsaanpassingen (tatoeages e.d.), houdingen, ruimtegebruik.
 Architectuur, stadsplanning, techniek
 Media representaties (film, reclame)
*Vormen van doing gender: winkelen, kleren uitkiezen, alledaags beeld van hoe
mannen en vrouwen zich horen te gedragen (Butler).
*Materialisering (of embodiment) van gender regimes.
*Foucault: discursive power: talen domein: manier waarop formulieren gemaakt
worden/manier waarop instituties worden opgericht (bureaucratie).
19
Definitie-macht: cultural regime
 Voorbeeld van cultureel regime: de landkaart die wij kennen, de evenaar ligt
niet in het midden, zo wordt Europa veel groter afgebeeld dan landen ten
zuiden van de evenaar. Het bovenste deel is groter dan het onderste deel.
 Onze wereldkaart heeft Europa in het midden, Chinese wereldkaarten hebben
China in het midden, Australische wereldkaarten hebben Australië bovenin
gezet (op z’n kop).
 Deze verschillende posities geven verschillende wereldbeelden. Het is bijna
vanzelfsprekend, je groeit op in een cultureel regime en leert dat het zo hoort.
Elke cultuur heeft ook een eigen manier om naar gender te kijken: gender regime.
 Geeft ideaalbeelden van mannen en vrouwen  modellen voor gender.
 Dit is een soort dwingende macht, men weet wel dat het niet realistisch is,
maar het blijft een voorbeeld waar mensen aan willen voldoen.
 De sociale norm blijft ‘knagen’ aan mensen  gender regime.
 Gender regime = hoe gender ons wordt opgedrongen.
Gender cultures (gender regime)
 Gender als cultureel regime (complex van vanzelfsprekende en dwingende
noties)
 Gender als model ván en vóór
 Vanzelfsprekend - deels onbewust: unconscious bias (hoe dwingend cultural
regimes zijn).
 Veranderbaar
 Soms conflicterend. Mannen stoer en onafhankelijk maar tegelijkertijd moeten
ze ook kunnen luisteren en koken, etc. leidt tot conflicten. Wat is het
dominante gender beeld? Veel sub-beelden hebben hier invloed op.
 Butler ‘doing gender’, performativity  je speelt gender, het is niet
aangeboren, je doet het in je alledaagse handelingen.
 Zienswijze en zijnswijze & mogelijkheid tot verandering, worden beïnvloed
door positie en macht (Abu-Lughod: positionality).
o Gender perspectief: bewust van het feit dat mannen en vrouwen
eventueel verschillende posities innemen in een samenleving, zo kun je
op een andere manier naar een samenleving kijken, bevragen waarom
er verschillen zijn tussen mannen en vrouwen en jezelf realiseren dat
het te maken heeft met verschillende posities in de samenleving en een
verschillend beeld van hoe de samenleving zou moeten zijn 
positionality.
o Positie is heel belangrijk
Alledaagse ideologie
Wetenschappelijke benaderingen van gender cultures.
 Classificaties (man-vrouw, cultuur-natuur, buiten-binnen, publiek-privé)
 Associaties (kleur, vorm, gevoel).
Voorbeeld van culturele gender classificaties
 Ortner: “Is female to male as nature is to culture?” (1974)
o Associatie vrouwen met natuur
 door hun reproductieve functies
 en sociale rollen (zwangerschappen en menstruaties niet
controleerbaar, kinderen opvoeden, etc.)
20

cultuur wordt hoger gewaardeerd dan natuur in alle
samenlevingen.
o Kritiek:
 Lijkt erg veel op biologische verklaring > gevaar van
verwarring, het is geen biologisch verschil.
 Niet universeel > sommige subgroepen of culturen waarderen
natuur meer dan cultuur.
 Waardering van natuur en cultuur wisselt
o Verdiensten
 Attenderend: je let op verschillen en je kunt er iets mee doen,
het wijst op ons sommige dingen, mensen classificeren
inderdaad en hangen hier waarderingen aan, moedigt aan tot
 Nodigt uit tot empirisch onderzoek
 Rosaldo: “Women, Culture and Society” (1974)
o Associatie vrouwen met privé en mannen met publieke sector.
Economie speelt zich af in publieke sector > het is moeilijk voor
vrouwen om op economische manier macht te behalen.
o Kritiek
 Te westers
 Grote culturele variatie
 Ruimte alleen betekenisvol in sociale context.
o Verdiensten
 Attendeert op belang sferen
 Attendeert op belang van ruimte
Taal
Verschillen in taalgebruik
Creëren van hiërarchie middels taal.
 Vocabulaire:
o Verkleinwoorden
o Trivialisering: op gebied seksualiteit, slet, hoer, lekker wijf
o Semantische degeneratie: waardering gaat omlaag als het over een
vrouw gaat (bijv. de mens en het mens). Waardering gaat omlaag bij
vervrouwelijking van het woord (secretaris, secretaresse).
o Algemeenheidsmythe: allerlei woorden die gaan over mannen en
vrouwen, maar dat is eigenlijk een mythe, want onze impliciete
associaties zijn anders. Ze worden geassocieerd met de mannelijke
vorm. Een chirurg wordt bijvoorbeeld altijd als man gezien.
 Aanspreektermen: mee laten wegen huwelijkse staat, juffrouw en mejuffrouw
& gewoon meneer of de vrouw van Jan Janssen, i.p.v. bij eigen naam.
 Grammaticale patronen:
o Volgorde: in de zin altijd meneer en mevrouw, niet mevrouw en
meneer.
o passieve vorm: ‘worden’ wordt vaker gebruikt voor vrouwen dan voor
mannen
o tag-question: vrouwen voegen korte vraagjes toe aan hun gesprek om
goedkeuring te krijgen over wat ze zeggen. Drukt grotere onzekerheid
uit
21
o hedge-words: vrouwen gebruiken vaker het woord misschien in hun
teksten, misschien moeten we dit, misschien is het beter dat, vrouwen
zijn bescheidener.
o Markering: als het over vrouwen gaat, wordt het als bijzonder
gemarkeerd.
Spreken met en over het lichaam.
Gender reversals: mensen die niet aan de eisen (gender regime) voldoen.
Omkering van culturele constructies
o Vrouw naar man:
 gezworen maagden (Balkan)  man moet bovenaan de familie
staan, als er geen man was werd er een vrouw aangesteld die
altijd maagd zou blijven en alles mag doen wat een man doet.
o Man naar vrouw:
 Faafafine (Polynesië Maleisië)
 Hijra (India)  kunnen zich heel veel spirituele macht toeeigenen omdat ze buiten het gender regime vallen. Door hun
specifieke sociale positie zijn mensen een beetje bang voor hun
 Berdache (Indianen N. Amerika)  mannen die niet mannelijk
genoeg zijn voor het ideaal, ze zijn tegen geweld en dromen
over een draagzak. Omstanders weten dat het iemand is die niet
in het systeem past, ze worden als hele goede vrouwen gezien
(beter dan ‘echte’ vrouwen). Ze voldoen niet aan het man zijn,
maar ze voldoen wel aan het vrouw zijn, meer dan andere
vrouwen. Ze verkrijgen een andere status dan vrouwen (third
gender).
 Banci (Indonesië).
 Third gender debate
o ‘Two-spirit’: behoren tot twee categorieën, niet tot één (Berdache)
o Uitdrukking of ondermijning van gender-polariteit.
o Theoretisch belang van derde gender categorieën: ondermijnen het
idee van een natuurlijk verband tussen biologische sekse en
genderidentiteit.
Religie, lichaam en gender.
Religieus discours: normen voor het lichaam, met name seksualiteit.
 Het lichaam als symbool. Mary Douglas; Natural Symbols & Purity and
Danger.
o het lichaam gebruiken we om ons te kunnen onderscheiden van dieren
o Gebruik van het lichaam om ons te onderscheiden van andere mensen
o Lichamelijke grenzen staan symbool voor sociale grenzen.
 Vrouwelijkheid wordt benadrukt door het weghalen van
okselhaar
 Mannelijkheid wordt benadrukt door het zetten van tatoeages
22
Omgaan met taboe (bloed):
 Controleren
 Verwijderen
 Reclassificeren (heilig, magisch, griezelig) het anders ‘framen’ van bloed.
o Reclassificatie: heilig mannelijk bloed > van Jezus
 Het bloed dat vergoten wordt is vaak ook van mannelijke
dieren
o Verwijderen en controleren: onrein vrouwelijk bloed
o Bloed dat geheiligd wordt is minder afschrikwekkend
o Vrouwelijke bloed is onrein > als duivels > als onaards
o Vrouwen geen pastoor vanwege het vrouwelijk bloed > onreinheid
mag niet op het altaar.




E. Faithorn: pollution (onreinheid)
o Gaat niet alleen om menstruatie bloed maar alle seksuele
lichaamssappen
o Gaat om de stoffen, niet om de personen
Buckley & Gottlieb: blood magic
o Gevolgen van menstruatie taboe voor vrouwen ambivalent  niet
alleen maar negatief. Hoeft niet alleen sociale onderschikking te
reflecteren, maar kan ook uitdrukking zijn van macht.
o Sommige vrouwen kunnen zich ook spirituele macht toe-eigenen.
I. Hogbin, The Island of menstruating man
o Symbolische nabootsing van menstruatie door mannen als
reinigingsritueel > menstruatie is reiniging
Islam en (on)reinheid
o Kleine onreinheid: veroorzaakt door lichaamsafvalstoffen
o Grote onreinheid: veroorzaakt door seksuele stoffen en dood > alle
seksuele stoffen maken de mensen onrein
o Is geen identiteit die aan de een of andere sekse kleeft.
o Moeilijker voor vrouwen omdat die vaker onrein zijn > vaak reinigen
is lastig > misschien minder bidden
o Onreinheid ook in de bijbel; vrouwen vaker onrein
Kritiek op de cultuur
Cultuur: interne variatie en veranderlijkheid. Mag je het wel zo generaliseren?
Discours: manier waarop je over dingen praat. Discourse is erg verbonden met
machtsposities.
Reflectieve benadering: basisprincipe: nadenken over machtsverhoudingen die
werkzaam zijn in de beoefening van antropologie. Hoe kun je die nivelleren, of in
ieder geval rekening mee houden.
Bijvoorbeeld:
 Nadenken over koloniale erfenis.
 Nadenken over het gebruik van het woord cultuur. (cultuur niet
homogeniseren)
 In hoeverre moet/mag je feministische ideeën in je antropologische
beroepspraktijk betrekken.
23
Download