Spirituele dimensie , spirituele checklist in de palliatieve zorgeenheid. De aandacht voor de spirituele dimensie van de palliatieve patiënt , is naast de zorg voor de fysieke, psychische en sociale dimensie, één van de vier kerntaken binnen het domein van de palliatieve zorg. Om een aantal hiernavolgende redenen blijkt het moeilijk om hieraan in de praktijk vorm te geven. 1.Over de term spirituele dimensie bestond geen algemene duidelijkheid . Spirituele dimensie werd soms vertaald naar levensbeschouwing, naar filosofie, naar psychologie of naar religie. Zowel in de literatuur, als in de dagdagelijkse overdracht werd dit facet van de zorg beperkt gehouden, of werd dit eerder als verhalend naar voor gebracht. Het belang om op een goede manier met deze gegevens om te gaan werd door hulpverleners op de palliatieve zorgeenheid bevestigd, maar in de praktijk bestond er geen gemeenschappelijk forum of een bestaand kader, dat hiervoor als basis kon dienen. 2. Het ontbreken van een gemeenschappelijke terminologie over de spirituele dimensie, zowel in de mondelinge of de schriftelijke overdracht, leidde tot een gebrekkige cultuur om deze vorm van spiritueel lijden, of van spirituele groei te benoemen en te herkennen. 3. In de manier van omgaan met deze materie,was er weinig feedback . Dit had als gevolg dat weinig groei kon ontstaan in de eigen attitudes t.a.v. spiritueel lijden, spirituele groei, aangezien er geen wederzijdse bijsturing en verrijking van elk van de teamleden kon gebeuren. Op dat moment behandelde iedereen van het team deze spirituele zorg met de grootste omzichtigheid, elk vanuit zijn eigenheid, maar deze zorg was niet zo transparant, omdat elk van ons dit invulde vanuit zijn eigen aanvoelen, los van een gegeven kader. 4. Het belang van het delen van gevoelens van onmacht, verdriet en lijden tussen de teamleden onderling, werd meer en meer als een nood ervaren . Vertrekkend vanuit deze gegevens hebben we op onze afdeling naar enkele doelstellingen toe gewerkt. Een eerste doelstelling was te komen tot een omschrijving en een definitie van de spirituele dimensie op een palliatieve afdeling. Een tweede doelstelling was erop gericht een instrument te ontwikkelen om deze spirituele dimensie in kaart te brengen nl: een luisterraster, of een checklist. Het doel van zo’n luisterraster werd omschreven als volgt: 1/Elk teamlid aandachtiger maken in het herkennen en erkennen van deze vorm van spiritueel lijden of van spirituele groei, 2/Te komen tot een gebruik van dezelfde terminologie, in dagelijkse overdrachten, in teamvergaderingen, 3/Continuïteit aanbieden in de overdracht van spiritueel lijden en spirituele groei, 4/ feedback geven over de eigen grondhouding t.a.v. spirituele dimensie, 5/Een instrument aanbieden dat door elk teamlid kan gebruikt worden, een instrument waar we vanuit verschillende disciplines elkaar “ontmoeten”. Een derde doelstelling was: hoe kunnen we op een professionele manier onze grondhouding t.a.v. de spirituele dimensie bijsturen? De eerste twee doelstellingen zijn ondertussen op de afdeling in omloop, de derde doelstelling is hier nauw mee verbonden. Hoe meer we ons verdiepten in de materie , hoe meer we ons bewust werden met welke gevoelige materie we bezig waren. Hieruit ontstond ook de nood om heel sterk te benadrukken dat er met deze dimensie van ons “menszijn” zeer voorzichtig en in respectvol naar de ander moest omgegaan worden. Hierbij willen we nog enkele aandachtspunten benadrukken: 1/Een checklist over spiritualiteit is geen doel op zich en kan ook nooit volledig zijn omdat hij over het innerlijk van de mens handelt. Het is slechts een hulpmiddel in de zorg om de patiënt. 2/De verschillende items die van elkaar onderscheiden op de checklist voorkomen staan niet op zichzelf maar zijn complementair. Ze passen in een groter geheel nl. in het beeld van de totale mens. 3/Het is belangrijk zich bewust te zijn van het feit dat het “innerlijke” van de mens slechts door signalen, door “woorden “ gehoord kan worden, of door gedragingen of houdingen “aangevoeld” kunnen worden, op voorwaarde dat men “toegelaten” wordt. Dit houdt een onvoorwaardelijk respect in voor de zieke als mens. Het is de andere , het is de palliatieve patiënt, die aangeeft en bepaalt in hoeverre hij ons deelgenoot maakt van dit innerlijke proces. Het luisteren is hier belangrijk. Luisteren,niet in de betekenis vanuit de begeerte om “iets te weten te komen”, maar luisteren in de betekenis van een variant van eerbied: wat wil de ander nu kwijt, wat kan hij delen, wat wil hij voor zichzelf houden. 4/Het verzamelen van gegevens in een dossier is nooit ter beoordeling neergeschreven maar ze is slechts een feitelijke vaststelling. Sommige spirituele gebieden blijven onontgonnen bij concrete patiënten of sluiten negatief af bij het sterven. Het is niet aan het verzorgend team om hier uitspraken over te doen. 5/De zorg voor de spirituele dimensie van de palliatieve patiënt behoort tot de taak van elk teamlid. 6/Daarbij is deze zorg sowieso niet los te koppelen van onze eigen persoon, Elk van ons zal dit vanuit zijn eigenheid invullen dit kan dan juist de rijkdom zijn in de relatie met de patiënt. Het belangrijkste is dat men “echt “ is in zijn contacten, en dat men vanuit een authenticiteit begaan is met dit lijden van de mens, met onmacht en verdriet die zich afspelen in de innerlijkheid van de mens. Op de Palliatieve Zorgeenheid- UZ Gasthuisberg, namen we de volgende definitie aan voor de term “spirituele dimensie”: “Spirituele dimensie is de basisdimensie van ons menszijn, het is de dimensie die zich situeert in het innerlijke van de mens, met betrekking tot betekenis en zin van het bestaan.” Deze dimensie is inherent aan ons menszijn, en kleeft aan onze menselijke identiteit. In deze dimensie heeft men zowel het spirituele lijden, als het spirituele welzijn.Ons hele leven lang bewegen wij ons vanuit deze dimensie. Spiritueel lijden en spirituele groei is geheel ons leven aanwezig. Wanneer we te maken hebben met iets of iemand die men verliest, een vriendschap, een relatie die anders ingevuld wordt, een stukje gezondheid, dan beweegt er iets op het spirituele niveau. Die confrontaties kunnen onnoemlijk pijn doen. Op deze momenten zullen we “lijden”, zullen we “afzien”, omdat dit feiten zijn die aan onze menselijke identiteit kleven, die aan “onze persoon” hangen. Dit is een vorm van spiritueel lijden. Dit is héél dikwijls onderhuids aanwezig, maar tijdens verlieservaringen,tijdens breukervaringen zal deze vorm van lijden versterkt ervaren worden.Op die momenten verliest men niet alles, men verliest een beetje van het “hebben “of een beetje van het “zijn”. Bij de confrontatie met een palliatieve situatie wordt zowel het “hebben” als het “zijn”volledig bedreigd. Het verlies is dan ook definitief en radicaal zodat spiritueel lijden hier méér dan intens aanwezig is! Ook spirituele groei, spirituele vreugde is zichtbaar vooral in die momenten van het leven waar bv. ontmoetingen, gebeurtenissen ons in ons diepste menszijn raken, bv. de geboorte van een kind, een deugddoende ontmoeting. Bij een palliatieve situatie kan men ook een vreugde ervaren bij die gebeurtenissen die de kern van ons menszijn raken. Deze spirituele dimensie, waar (zich) zowel het lijden , als de groei zich ontwikkelen, noemen we ook “innerlijke ruimte”, of “dimensie van het zijn”, of ”diepte-realisme”. We kunnen spreken van verschillende toegangswegen naar die spirituele dimensie, naar die innerlijke ruimte. Toegangswegen die niet allen even toegankelijk zijn. Concreet hebben wij die samengebundeld in vijf rubrieken, vijf toegangspoorten, waarlangs de palliatieve patiënt die innerlijke weg kan verder gaan. Bij de confrontatie met de palliatieve situatie kan de patiënt geblokkeerd geraken op één of meerder toegangspoorten. Bij het deblokkeren kan hieruit soms een spirituele groei of een spiritueel lijden ontstaan. Het concept van het luisterraster,van de spirituele checklist, bestaat uit een verdeling in vijf rubrieken: -ik en de ander -doen en laten -vasthouden en loslaten -vergeten en vergeven -geloven en wetenDeze indeling is gebaseerd op de indeling die we terugvinden in het boek “Ruimte om te sterven” van Dr. Carlo Leget. In dit werk worden deze vijf indelingen besproken en toegelicht, vanuit het zoeken naar het goede sterven. Dit kader was voor ons een goed model om onze praktische en concrete gegevens, verzameld aan het bed van de patiënt, verder in onder te brengen. Elk van die vijf rubrieken houdt telkens een spanning in tussen twee uitersten, tussen twee polen. Bij deze benadering van zorg voor de palliatieve mens, is het niet de bedoeling te streven naar één van beide polen, het is niet de bedoeling één van beide uitersten op te geven. Het komt er juist op neer, dat de palliatieve patiënt een evenwicht kan vinden tussen beide begrippen, of in ieder geval daarin een houding ontwikkelt, waarmee hij verder kan gaan, en vanuit dit gegeven de weg naar de innerlijkheid kan afleggen. Het constant”balanceren” tussen de ene pool en de andere pool, is een deel van die innerlijke weg die elke mens moet gaan, het is een belangrijke invulling tijdens die laatste fase van het leven. Juist vanuit deze vijf toegangspoorten kan men geblokkeerd raken, zodat die innerlijke weg niet kan bewandeld worden. Deze vijf rubrieken ,die wij als kader gebruiken in de spirituele checklist, zijn richtingwijzers, om ons aandachtiger te maken in het erkennen en herkennen van dit facet van ons menszijn. Omdat dit onlosmakelijk verbonden is met ons bestaan, is ook de ene rubriek verbonden met de andere, en zal men verschillende signalen onder dezelfde noemer kunnen brengen, of vanuit verschillende rubrieken dezelfde signalen kunnen bemerken. In de eerste rubriek -ik en de ander-, zal de patiënt zoekend een evenwicht moeten vinden tussen die “ik”gerichtheid en die( “ander”) gerichtheid naar de ander. In deze rubriek onderscheid men de persoonlijke dimensie, de interpersoonlijke dimensie, en de institutionele dimensie. In de persoonlijke dimensie wordt naar de eigen identiteit gezocht, naar de positie van het “ik”. In de interpersoonlijke dimensie is de relatie, het basisvertrouwen in de ander, met nabijheid en afhankelijkheid als motor, een zeer bepalende factor. Met de institutionele dimensie bedoelt men de verhouding van de patiënt tot de opname op de palliatieve eenheid,zijn omgaan met de verzorgingen met de infrastructuur. In de tweede rubriek -doen en laten-, zal de patiënt een evenwicht moeten vinden tussen het “zelf” bepalen van de gebeurtenissen en het “laten” gebeuren ervan. Een spanning tussen een verlangen om verder te “leven” en een verlangen om “dood” te zijn. In deze rubriek gaat het over het actieve ingrijpen, of het gelaten ondergaan. Over de controle over het leven, over de dood, over na de dood, over de grensverleggende perspectieven.Vanuit een sterke zelfbeschikking, en vanuit het huidig gegeven van palliatief-zijn, zullen veel momenten van “dubbelheid” voorkomen, in het uiten van het “zelf”beschikken, en in het “laten” beschikken. De patiënt is ten prooi aan ambivalentie. In de derde rubriek -vasthouden en loslaten- gaat het over de waarden van de patiënt, over wie of wat waardevol is voor hem. Ook hier is duidelijk dat noch het één noch het ander op zich een doel is om na te streven.Er is hier een constant balanceren tussen vasthouden en loslaten. Vb.: geliefden loslaten, het is een contradictie in zich, om die dingen, die personen die u nabij en u lief zijn, “los te laten”, het komt er veeleer op neer om “anders” vast te houden zodat men juist kan loslaten. De weg die de patiënt van hieruit gaat heeft dikwijls te maken met het toelaten of het ontkennen van de palliatieve situatie, met het inbouwen van afscheidsrituelen, of het regelen van persoonlijke zaken. Men uit zich hier vaak op een symbolische of voor derden schijnbaar verwarde taal. Vanuit dit toelaten of ontkennen, vanuit het vasthouden en het loslaten, zal een andere relatie-invulling ontstaan: vanuit een “anders” vasthouden, kan ook een “anders” loslaten ontstaan. Zowel het vasthouden als het loslaten kan een “groei” inhouden: het vasthouden aan het leven om nog iets af te werken, om nog iemand terug te zien; het anders vasthouden, vanuit een nieuwe situatie naar geliefden kijken, vanuit een nieuw perspectief naar zichzelf kijken. In de vierde rubriek- vergeven en vergeten-: speelt het spanningsveld zich af in de confrontatie tussen het besef van gevoelens van schaamte, vernedering, spijt en een verlangen naar verzoening, vertrouwen en innerlijke vrede. Deze rubriek situeert zich rond het opmaken van de levensbalans, rond verzoening en vergeving, rond ontkenning en berouw, rond wanhoop en hoop. Vooral de ervaringen van een innerlijke gemoedsrust, of ervaringen van fundamentele eenzaamheid komen hier aan bod. In de vijfde rubriek -weten en geloven-: situeert de spanning zich tussen twee begrippen waar men de confrontatie met de eindigheid mee aangaat; waar men zoekend het “geloven” wil “weten”. Het zijn de “trage vragen”en gedachten die hier geuit worden, vragen omtrent het al dan niet voortbestaan na de dood, gedachten rondom de concretisering van een leven na de dood, rond rituelen, rond geloof in een persoonlijke God. Een spanning tussen geloven en weten die kan resulteren in de ervaring van een innerlijke rust dan wel in een fundamentele onrust, een terminale onrust. In deze rubriek gaat het over een interactie tussen vertrouwen, hopen en geloven. Elk van deze 5 rubrieken zijn dan weer onderverdeeld in verschillende items, die gedetailleerder duidingen zijn voor het herkennen van dit spiritueel lijden of van spirituele groei. Deze items zijn gegevens die aan het bed van de patiënt werden gehoord en beluisterd en opgetekend om dan later te worden gesynthetiseerd. Een blijvend aandachtspunt in het omgaan met deze dimensie van ons menszijn is dat dit gebeurt met de grootste sereniteit en respect voor de andere, en dat schroom en ethische gevoeligheden hier belangrijke kwaliteiten van de teamleden van een palliatieve zorgeenheid zijn. Spirituele dimensie: een gevoelige, boeiende materie………..bij iedere zieke mens, bij ieder mens. =================================================================== Lucas Lissnijder :pastor palliatieve eenheid Lut Rubbens : verpleegkundige palliatieve eenheid Verpleegkundigen van de palliatieve eenheid Rita Van Nuffelen :hoofdverpleegkundige palliatieve eenheid Prof.Dr.Paul Clement: supervisor palliatieve eenheid Prof.Dr.Johan Menten:diensthoofd palliatieve zorg Universitair Ziekenhuis-Gasthuisberg Leuven,Campus St-Pieter-palliatieve eenheid Adressogram Spirituele Checklist Week van …. / …. / …. tot …. / …. / …. Naam Datum Pat. Spirituele gegevens Fam. Spa. * Int. ** Spiritueel proces PATIENT: Spiritueel proces familie: * Spanningsveld: A/Ik en de ander - B/Doen en laten ten aanzien van het naderende levenseinde - C/Vasthouden en loslaten van het geleefde leven - D/Vergeten en vergeven E/Weten en geloven ten aanzien van wat na de dood gaat komen ** Interventies: 1/Observeren en signaleren - 2/Begeleiden - 3/Informeren en adviseren 4/Coördineren en bespreken A. Ik en de ander 1. Persoonlijk Interpersoonlijk Institutioneel (ik – mezelf) (ik – de ander/de Ander) (ik – de wereld/maatschappij) Zelfstandigheid (ik bepaal zelf) Afhankelijkheid: de ander (familie etc) Afhankelijkheid: de bepaalt instelling (zorgverleners) “Ik heb de vrijheid om mijn leven bepaalt “bij niet objectiveerbaar verder in te vullen” “grilligheid a la carte” “ik dien niemand te verantwoorden over mijn gedrag, mijn houding” diskomfort, toch toenemende onrust, gelinkt aan bezoek van persoon.” “moeilijk met confronterende afhankelijkheid” “lijden aan het niet kunnen participeren aan het leven van vroeger” “Het moeilijk hebben om voor de verzorging, voor mobiliteit, voor de voeding afhankelijk van derden te zijn” “eigen afhankelijkheid moeilijk kunnen inpassen in de infrastructuur van de zorgeenheid” 2. ander de plaats van instellingen ( Levensverhaal: de plaats Levensverhaal: de plaats van deLevensverhaal: zorgverleners) van mijzelf “het leven voor zichzelf willen “emoties tonen “ zichzelf afsluiten, niet “Beseffen dat identificatie van de “Afstand nemen van zichzelf, stoppen, weigeren meer willen praten, de ogen mens verder gaat dan zijn functie, foto’s van vroeger te bekijken”sluiten, of brute gezegden” datgene wat hij was in zijn “vanuit huidige situatie van ziekte, “partner niet toelaten tijdens de werkomgeving” autonomieverlies, aankijken tegen het wil zich niet in zijn verzorging, “besef dat dit de plaats is, waar hij ‘naaktheid’laten zien” geleefde leven” zal sterven” 3. Basisvertrouwen in zichzelf Basisvertrouwen in de Basisvertrouwen in de instelling “erkenning van eigen karakter” (zorgverleners) ander “nood aan bevestiging naar “irreële zaken vragen, om te zien hoeveel uniciteit” men er voor over heeft” “erkentelijkheid en dankbaar voor de “ziekte zien als gevolg van eigen “angst om afgestoten te worden,opname, door voor de verzorging” verkeerde beslissingen” “constatering dat elke mens met het fysieke kwetsuren” “twijfel aan goede bedoeling van toenadering familie….ivm erfenis” 4. Zelfbewustzijn, “Ik” als centrum “vragen naar meer komfort” “vanuit zelfgenoegzaamheid geloven in eigen gelijk” “geen rekening houdend met partner of geliefden” “vraag naar constante aanwezigheid” zelfde respect en waardigheid verzorgd wordt” Verbondenheid, nabijheid, intimiteit Impact van de nieuwe omgeving “hoop dat men rust vindt, hier” “ervaring dat er mensen zijn die je liefhebben” “ervaring van fundamentele eenzaamheid” “relationele groei, vreugde, verjongen” “confrontatie met relationele armoede, communicatiearmoede” “afscheid van de vertrouwde omgeving, angst voor de anonimiteit van het ziekenhuis” “ontkenning van opname op palliatieve eenheid” “dankbaar om besef dat een opname iemand een beetje uit zijn verleden haalt” SPIRITUEEL PROCES: Is er innerlijke ruimte? Zijn er ontwikkelingen? Bv: de opname kan een uitnodiging geweest zijn om terug personen te ontmoeten met wie men in conflicten leefde, ze kunnen bijna op “neutraal domein “komen….. Bv: bij verzorging de aanwezigheid verdragen van de naastbestaande, die oorspronkelijk geweerd werd…….. Bv: gevoel dat hij tot rust komt, dat hij hier ruimte krijgt……. B. Doen en laten t.a.v. het naderende levenseinde (“Wat is uw verlangen?”) Doen 1. 2. Laten Perspectieven levend houden Perspectieven afsluiten “plannen tekenen voor aanpassing woning” “Nieuwe taal leren, cursus opstarten” “weddenschap aangaan” “marchanderen: als ik beter wordt ga ik naar Lourdes” “persoonlijk materiaal verdelen” “auto overlaten, huis laten opruimen” “Ik verveel me” “alle interesse verliezen” Controle over de tijd die rest Geen controle over de tijd die rest “overdreven aandacht voor voeding” “pijn erkennen en toelaten dat symptomen behandeld “blijven zitten in de zetel, bang om ‘in te slapen” worden” “de manier, het uur van verzorging” “een soort overgave naar de omringenden, naar de “Therapeutische hardnekkigheid. Er zijn tochprofessionelen” héél wat “eten als het gaat, niet meer gesteld op vaste technische mogelijkheden: alles kan” “Meer vraag om alles nog eens te proberen” “Niet het gevoel willen hebben dat niet alles geprobeerd is.” 3. Controle over het sterven Geen controle over het sterven “over tijdstip van sterven: euthanasievraag, of“het sterven niet willen grijpen in tijd , in vorm” “erkennen van het doodsverlangen, maar het nemen palliatieve sedatie” “voorspelling van stervensmoment: ik kom hier nog een week liggen” “over omringende personen: laten beloven dat zij aanwezig zijn” “over aankijken tegen de dood: geen ‘schrik’ hebben, de dood tot bekende maken” 4. uurregelingen” zoals het komt” “ondersteuning vragen zowel naar geliefden, als naar professionelen, als naar rituelen” Controle over na de dood Geen bemoeienis met na de dood “Uitvaartdienst volledig invullen: bepalen wie“aanvaarden gewenst dat het leven van de overblijvenden verder is” gaat, op hun manier” “ik zal aanwezig zijn op de uitvaart” “ik zal er altijd zijn” “laten beloven met wie men verder door het leven gaat” “geen beloftes laten doen” “realiseren dat de dood de dood is” SPIRITUEEL PROCES: Is er innerlijke ruimte? Zijn er ontwikkelingen? Bv: vanuit een overdreven aandacht (zowel van patiënt als van familie) voor voeding, komen tot een geleidelijke aanvaarding dat het niet moet, dat het mag, Bv: het toelaten van pijnmedicatie geven, nadat voordien alles wees op een onder eigen controle houden van de pijn, Bv: een openheid, een ruimte die ontstaat vanuit een vraag naar euthanasie, die opgevuld wordt met het genieten en beleven van de goede dingen die nog voor hem liggen, en met dankbare herinneringen uit het geleefde leven C. Vasthouden en loslaten van het geleefde leven (“Wat zijn uw waarden, wie of wat is waardevol voor u?”) Vasthouden 1. Vasthouden aan wie je vroeger was “Vraag naar een nieuwe tandprothese” “Vraag naar een nieuwe pruik” “Vandaag heb ik een mindere dag” “Niet naar foto’s van vroeger kunnen kijken” 2. 3. Loslaten wie je vroeger was “tonen hoe fris en jeugdig men vroegere jaren was en met spijt verwoorden hoe men zich nu voelt en is” “loskomen van de alledaagse beslommeringen en zorgen” “met een zekere rust kunnen terugkijken en vertellen van voordien” Zich vastklampen aan de naasten (≠ De naasten loslaten verbondenheid van A4) “Vraag om fysiek vastgehouden te worden” “vraag dat men alle dagen present is, continue” “geen fysieke contacten meer willen” “Vraag om samen iets te vieren” “Letterlijk loslaten: ga nu maar, merci” “afscheidsmomenten inbouwen” Vasthouden aan het leven Het leven uit handen geven “Plicht om vast te houden aan het leven, zorg voor geliefden” “vraag naar meer voeding dan voordien, ondanks slikproblemen, misselijkheid” 4. Loslaten “Vraag naar ziekenzalving” “begrafenis regelen” “nog eens naar huis willen gaan als afscheid” “zorg voor zorgbehoevende geliefden nog regelen” Zich vastklampen aan lichtpuntjes (hoop) De hoop opgeven (wanhoop) “bij confrontatie met overledenen op de afdeling,zich hiervan distantiëren, door te uiten dat toch niet alle mensen dezelfde zijn” “Invullen van irreële perspectieven” “overbetekenis geven aan bep. zaken, bv terug iets kleins kunnen eten= beter zijn” “uiten van een reëel doodsverlangen” “de dood die men voelt, de dood staat achter de deur” “vloekende, tierende uitlatingen, en andere uitingen van onmacht” SPIRITUEEL PROCES: Is er innerlijke ruimte? Zijn er ontwikkelingen? Bv: vanuit een overgave en een toevertrouwen kan de angst voor zowel het bekende als het onbekende evolueren naar een gemoedsrust, naar een spirituele groei. Bv: vanuit het balanceren tussen het erkennen en het ontkennen van de palliatieve situatie kan een “andere” invulling ontstaan van loslaten en vasthouden, waarbij beiden een positieve betekenis kunnen krijgen. D. Vergeven en vergeten (“Kunt u verzoend sterven? …met uzelf, naasten, God?”) Vergeven 1. 2. 3. Vergeten Levensbalans niet willen/kunnen opmaken Levensbalans opmaken “niet kunnen begrijpen hoe het leven zo gelopen is” “men komt hier tot constataties, conclusies” “dankbaarheid voor het leven” “het te vroeg opmaken van de levensbalans” “een theoretische afsluiting waarbij de uitnodiging tot innerlijke groei geen kans meer krijgt.” “het niet op gang komen van de life-review, zich hiervoor afsluiten” “Zich afsluiten voor diepere gesprekken” “het leven en het sterven niet als één proces kunnen zien, maar als fragmenten, los van het geheel” Terecht of onterecht schuld(gevoel) onder ogen zien Terecht of onterecht schuld(gevoel) niet onder ogen willen/kunnen zien “overtuigd dat men niemand sorry moet vragen” “Gevoel van nog een schuld te moeten inlossen” “Twijfel of de accenten in het leven wel goed lagen” “sommige praten over hun verdriet, andere zwijgen” “gebroken relaties doodzwijgen” “Vergeten, ontkennen wat is geweest” “ik heb mij gewoon gemaakt om niet meer te denken” “sommigen praten over hun verdriet, andere zwijgen” Streven naar verzoening Niet kunnen/willen streven naar “onuitgesproken zaken gaan benoemen bv: verzoening niettegenstaande alles ben ik altijd van u blijven “nog een afrekening willen maken,zelfs over de dood houden” heen” “Verzoeningsmomenten inbouwen” “Boodschappen meegeven aan geliefden, bijv. bij conflictueuze situaties, zodat deze na de dood beluisterd kunnen worden” “beleven van intens verdriet” “Het is een pijn om niets aan te doen” “Angst voor wat gaat komen” “weigering van elk contact met gebroken familieleden” SPIRITUEEL PROCES: Is er innerlijke ruimte? Zijn er ontwikkelingen? Bv: een spiritueel proces kan ontstaan bij conflictueuze situaties, waar de hand gereikt wordt naar mensen, waar kwetsende gebeurtenissen van voordien kunnen vergeven worden, Bv: blokkades die dikwijls tijdens deze life-reviews voorkomen, omdat alles gezien en vertaald wordt vanuit één bepaalde hoek, bv, vanuit de “geld”waardes E. Geloven en weten t.a.v. wat na de dood komt (“Wat is uw gebed?”) Weten of niet-weten 1. Eigen voortbestaan “ik kom hier om héél stilletjes uit te gaan” “besef dat het leven voorbij is” “waar ik naartoe ga weet ik niet, ik weet alleen dat ik niet hier kan blijven” “twijfel, niet weten” “als het hier gedaan is, is het gedaan” Geloven of vertrouwen Eigen voortbestaan “ik kom hier om te vertrekken naar hierboven, naar de hemel misschien?” “Leven onder verschillende gedaanten, dieren, natuurelementen” “besef dat sterven een overgang is naar het onbekende, die moed en vertrouwen vraagt” “geloof dat het mensenleven geen doodlopende weg is” 2. Verbinding met anderen “weten dat men in de herinnering van anderen voort zal leven” “vragen naar enkele afspraken, bv jaarlijkse mis voor overledenen, vraag om verder op een bepaalde datum samen te komen.” “gevoel van angst, onmacht, solidariteit… we gaan allemaal dood” 3. Houding tegenover God of het overstijgende “het leven teruggeven” “het besef en het weten dat elk leven zijn eigen betekenis en rol vervuld heeft in een groter geheel” Verbinding met anderen “foto van overledene geliefde als engelbewaarder bij zich houden” “Weerzien van geliefden” “Contact blijven hebben met de levenden” “elkaar ontmoeten als ‘hemellichamen’” “perceptie van aanwezigheid van overledene, door vroeger gemaakte afspraken, bv, als zijn geest bij ons is, maakt hij dit duidelijk” Houding tegenover God of het overstijgende “bij ontvangen van de ziekenzalving,dit als troost en rust ervaren” “Ik geloof in een persoonlijke God” “Overgave aan het Goddelijke, aan het onstoffelijke” “Beeld van straffende of belonende God: ‘wat heb ik verkeerd gedaan’ “ SPIRITUEEL PROCES: Is er innerlijke ruimte? Zijn er ontwikkelingen? Bv: vanuit een zoekende en open houding komen tot een diepe gemoedsrust, die een intense houding van hoop, vertrouwen en geloof kan teweegbrengen. Bv: vanuit een open houding komen tot de aanvaarding dat de dood en het leven, dat héél ons menszijn één groot mysterie is Niet in te delen in een van de spanningsvelden: (Graag noteren i.v.m. bijstellen van model) SPANNINGSVELDEN A Ik en de ander. Verhouding van de ik figuur tot zichzelf, tot de ander, tot de wereld, tot de maatschappij. Hoe wordt er omgegaan met nieuwe afhankelijkheid, met nabijheid? Met zijn plaats in het eigen levensverhaal? Met basisvertrouwen, met verbondenheid, met de palliatieve situatie? Hoe wordt omgegaan met de instelling, met de opname op de palliatieve eenheid? B Doen en laten ten aanzien van het naderende levenseinde. Wat is het verlangen, is er een verlangen om te leven, om te sterven? Welke perspectieven heeft men? Waarover wil men controle houden? Controle over de tijd die rest, over het sterven, of over wat na de dood komt? C Vasthouden en loslaten van het geleefde leven. Hoe wordt er omgegaan met waarden, met wie of wat waardevol is? Wil men de tijd die rest, verder leven zoals de tijd voor de palliatieve situatie? Wil men vasthouden aan het leven van voordien? Aan lichtpuntjes? Aan personen, aan materiële zorgen? Of kan men loslaten en laat men de confrontatie met het palliatief-zijn toe? D Vergeten en vergeven. Kan men verzoend sterven? Met zichzelf,met naasten,met God? Hoe gaat men om met de overschouwing van het leven, met de levensbalans? Hoe gaat men om met schuld, conflicten,verzoening? E Weten en geloven ten aanzien van wat na de dood komt. Wat gelooft men, hoopt men, of weet men over de tijd na de dood? Over het voortbestaan? Over het definitieve einde? Over de verbinding met anderen? Over God of het overstijgende? Hoe gaat men om met gebed of met andere niet-religieuze rituelen? 1 Observeren en signaleren -Het actief luisteren naar signalen uit de spirituele dimensie, en het observeren van datgene wat de patiënt bezighoudt op het gebied van spiritualiteit. -Het noteren van deze zorg in het verpleegdossier van de patiënt. Concreet kunnen dit gezegden zijn die patiënt of familie verwoorden, maar het kan ook een uiting zijn van niet-verbale uitdrukkingen van de patiënt of de familie: vb verdriet, angst, afwijzing, gedragsuitingen, vraag naar aandacht, nabijheid. 2 Begeleiden -De ruimte scheppen, tijd maken, zodat vragen op spiritueel vlak kunnen geuit worden en besproken worden. -Tijdens de verzorging extra aandacht in het beluisteren van spiritueel lijden. -Overleg met patiënt of en op welke wijze kan voorzien worden in zijn wensen, zijn behoeften op gebied van spiritualiteit. -In overleg met de patiënt, geliefden op de hoogte brengen en uitnodigen in het gesprek over spirituele gegevens. -In een gesprek extra aandacht geven aan emoties en gevoelens die de palliatieve situatie met zich meebrengt. Voorbeelden : kwaadheid, verbittering, intens verdriet, onmacht, verlaten zijn, fundamentele eenzaamheid. Concreet houdt dit het actief luisteren in. De patiënt laten merken dat de tijd die je bij hem bent voor hem is. En luisteren, niet vanuit de begeerte om “iets te weten te komen”, maar luisteren in de betekenis van een variant van eerbied. Wat wil de ander nu kwijt, wat kan en wil hij delen, wat wil hij voor zichzelf houden? Een bad aan iemand aanbieden of een extra facet van de verzorging uitvoeren kan soms een uitnodigende situatie zijn om dit “luisteren “te beoefenen, en verder te begeleiden. 3 Informeren en adviseren -Informeren dat verpleegkundigen en andere teamleden speciale aandacht hebben voor en vaardigheid hebben op spiritueel vlak. Zo weet de patiënt dat hij op een maximaal goede manier kan bijgestaan worden. -Informeren aan de patiënt over de bestaande mogelijkheden in het ziekenhuis op het gebied van spiritualiteit en religie. Concreet houdt dit in dat een gesprek kan gevraagd worden als spirituele ondersteuning. Tijdens dit gesprek kunnen rituelen ter sprake komen. Dit ritueel kan een ziekenzalving zijn, maar kan ook een ritueel zijn rond afscheid nemen, zonder de expliciete tekenen van zalving en gebed. Poëzie of een filosofische tekst kan hier aangeboden worden. Er kan gepraat worden over zin en onzin van het lijden. Het moet de bedoeling zijn dat patiënt en familie zich in het aangebodene thuis voelen , en dat het hen helpt om de situatie van uitzichtloosheid een plaats te geven in het leven. Het is hier van belang dat men spiritualiteit loskoppelt van religieuze praktijken. Want soms krijgen mensen het gevoel in een te enge tunnel van religieuze praktijken geduwd te worden, terwijl het onze bedoeling net is om de wereld van het spirituele aanbod open te zetten. Uitingen van verdriet, onmacht, veranderde gedragingen , horen bij een palliatieve situatie. Het is van belang dat dit door de zorgverleners wordt herkend en erkend. Dit vraagt de nodige begeleiding en adviezen. Het gaat dan over vragen zoals verdere behandeling, toedienen van extra voeding en/of vocht, vragen rond de regeling om definitief naar huis te gaan. We moeten ze herkennen als signalen uit de spirituele dimensie. Ook vragen over het stervensproces, de nazorg, de angst en onmacht horen hier toe. Patiënten moeten weten dat zij mogen en kunnen verwoorden wat hen bezighoud als zij geconfronteerd worden met hun palliatieve situatie. 4 Coördineren en bespreken -Het bespreken van de spirituele zorg in de dagelijkse overdracht naar verpleegkundigen, artsen. -Het bespreken van de spirituele zorg in wekelijkse teamvergadering. -Het doorgeven van een vraag naar intensere spirituele zorg .