Verbinding in vogelvlucht

advertisement
Verbinding in
vogelvlucht
VERHALEN OVER VISIEVORMING
Onderdeel van Arkin
Colofon
Verbinding in vogelvlucht: verhalen over visievorming
Oktober 2014, FPK Inforsa
Teksten: Petra Schaftenaar en Ivo van Outheusden
Beeld: Tess Jungblut (TJ), Maarten Reynaert (MR),
Petra Schaftenaar (PS) en Nico Vermeer (NV)
Foto omslag: PS
Onder vermelding van auteurs en bron kunt u de teksten
in deze brochure vrij gebruiken. Met betrekking tot het
beeldmateriaal geldt dat voor gebruik expliciet toestemming nodig is van zowel Inforsa als van de betreffende
fotograaf.
Inleiding
Voor u ligt ‘verbinding in vogelvlucht’: verhalen over visievorming. Met deze brochure willen we u in één document
een overzicht geven van de visieontwikkeling naar duurzame verbinding van de FPK van Inforsa. De hieruit voortgevloeide notities, onderzoeken en documenten van de
afgelopen drie jaar zijn samengevat en gebundeld.
Medio 2011 stond de FPK op een kruispunt in haar bestaan. De wetenschap dat patiënten met kortere maatregelen snel en vaak recidiveren1, in combinatie met externe veranderingen (terugloop tbs-titels, meer
zorgpartijen op de ‘markt’) en interne aangelegenheden
(effectiviteit zorg, toenemende druk om (financieel) verantwoord te werken) creëerden de noodzaak om kritisch
naar het werk en de resultaten te kijken.
In deze brochure leest u, in vijf samenvattingen, hoe deze ontwikkeling tot stand is gekomen. We beginnen met
een verhaal: het verhaal achter de duurzame verbinding.
Vanuit deze visie leest u vervolgens over de kernwaarden van de FPK. Daarna leest u in ‘van nazorg naar
naastbetrokkene’ wat duurzame verbinding in de praktijk betekent en op welke manier we dit doen. De ‘inventarisatie naar ervaringen van overplaatsing’ geeft hierbij
praktijkvoorbeelden en ervaringen. De tussenrapportage
over de strafrechtelijke recidive, tot slot, laat zien dat de
waarde die cliënten geven aan de duurzame verbinding,
zich ook vertaalt in waarde voor de samenleving, namelijk minder recidive.
Wij wensen u veel leesplezier!
Peek, W. H. M. & Nugter, M.A. (2009). ‘Ik zit mijn tijd wel uit…’ Forensisch
psychiatrische pilotstudie naar recidive bij patiënten met een strafrechtelijke
plaatsing. Tijdschrift voor Psychiatrie 51(10), 715-725.
1
Duurzame verbinding: het verhaal
De strafrechtelijke recidive in de eerste twee jaar na behandeling van art. 37-patiënten in de FPK Inforsa blijkt
hoog, namelijk ruim veertig procent (waarvan een derde
tbs-waardig). Dit recidivecijfer vinden wij onaanvaardbaar. Hier is sprake van draaideurpsychiatrie met zeer
ernstige maatschappelijke schade en leed: van Justitie
naar de forensische psychiatrie, vervolgens naar de reguliere psychiatrie en na een of meerdere delicten retour
naar Justitie.
Het zou kunnen dat deze groep psychotisch kwetsbare
forensische patiënten, die volledig ontoerekeningsvatbaar is verklaard en geïndiceerd is voor het hoogste beveiligingsniveau binnen de ggz, over het algemeen een
blijvend intensief behandelkader nodig heeft. In ieder geval blijkt uit de resultaten van dit onderzoek dat de op
onze FPK bereikte stabiliteit, ondanks alle inspanningen,
niet beklijft buiten de structuur van de kliniek.
Een van de hypotheses waarom het bereikte resultaat
niet kan worden vastgehouden, is dat de forensische blik
en het bijbehorend instrumentarium ontbreekt in de algemene ggz. Met name van de instrumenten ‘toezicht’
en ‘risicomanagement’ is binnen de tbs-behandeling
aangetoond dat zij verantwoordelijk zijn voor een forse
reductie van de recidive 2. Binnen de reguliere ggz is het
niet gebruikelijk om dit structureel in te zetten, zelfs als
voorwaarden in een BOPZ-kader dit mogelijk zouden
maken. De ggz-cultuur is in vergelijking met de forensische praktijk meer afwachtend: over het algemeen
wordt pas na de voltrekking van het gevaar geïnterHarte, J.M., Van Kalmthout, W.D. & Knüppe, J.J.M.C. (2010). Forensisch Psychiatrisch Toezicht, evaluatie van de testfase van een vernieuwde vorm van
toezicht op tbs-gestelden. Amsterdam: Vrije Universiteit, Faculteit der Rechtsgeleerdheid afdeling Criminologie.
2
venieerd (omdat het gevaarscriterium binnen de BOPZ
in de praktijk vaak zo wordt geïnterpreteerd).
Hoewel er na het aflopen van de justitiële titel geen
strafrechtelijk kader meer bestaat en de ‘forensische
psychiatrie’ (vanwege het ontbreken van financiering)
buitenspel lijkt te staan, is het bij deze groep blijkbaar
nodig om het gevaar voor te zijn en risicogestuurde
(i.p.v. op geleide van het gevaar) interventies toe te passen. Nu dit aspect van de behandeling kennelijk onvoldoende aanwezig is binnen de reguliere ggz zullen we op
zoek moeten naar een manier om die forensisch-psychiatrische blik toch een plaats te geven in de vervolgbehandeling van deze specifieke groep. Het forensisch in-
PS
stituut, in het bijzonder in de persoon van de persoonlijk
begeleider en de behandelaar, heeft zowel de forensischpsychiatrische ‘instrumenten’ als grondige kennis (vaak
ook impliciet) van de specifieke patiënt. Vanuit de opgebouwde relatie is vaak ook een vertrouwensband ontstaan. Bij een (warme) overdracht gaat dat allemaal verloren.
Binnen het tbs-kader is toezicht en risicomanagement
geborgd in het systeem. De Reclassering fungeert als
‘toezichthouder’ en als de patiënt zich aan dat toezicht
onttrekt, loopt hij het risico om teruggeplaatst te worden naar een tbs-kliniek. Met andere woorden: zijn medewerking is afgedwongen (althans opgedrongen). Omdat van zo’n onvrijwillig toezicht na behandeling in het
kader van een artikel 37 geen sprake kan zijn (de patiënt
wordt immer verwezen naar de ggz), zal de patiënt verleid moeten worden tot het onderhouden van contact
met het forensisch-psychiatrisch instituut. Dat dit een
uitdaging is bij deze groep, die over het algemeen zeer
wantrouwend staat tegenover de ggz in het algemeen
en de forensische ggz (die vaak als verlengstuk van Justitie en dus als straf wordt ervaren) in het bijzonder, behoeft geen betoog.
Want hoe verleiden we deze patiënt, die vaak binnenkomt met de gedachte “ik zit mijn tijd wel uit”, tot het
aangaan van een duurzame verbinding? Vanuit het perspectief van de patiënt geldt dat deze niet anders gewend is dan dat hij binnen de ketenzorg steeds wordt
overgedragen en dan opnieuw moet investeren in een
nieuwe behandelrelatie. Zijn ervaring is dus dat al die
relaties tijdelijk zijn. Dat maakt dat de patiënt ongemo-
tiveerd is geraakt om er energie in te stoppen.
Motivatie zou weer kunnen ontstaan wanneer duurzame
verbinding tot inzet van de behandeling op de FPK Inforsa wordt gemaakt. Vaak is het voor het eerst dat deze
patiënten langer dan enkele maanden achtereen zijn opgenomen. Dit maakt dat er ruimschoots gelegenheid is
om een vertrouwensband op te bouwen en de patiënt
zich op de FPK ‘thuis’ te laten voelen. Dat vereist een
klimaat waarin sprake is van weinig repressie, veel mogelijkheden tot groei, een goede sfeer en een responsief
behandelteam 3. Zo’n positief leefklimaat is cruciaal voor
patiënten om de waarde van volgehouden contact te
kunnen ontdekken en daartoe gemotiveerd te raken. De
opname wordt verder gebruikt voor het aanbrengen van
“prothesen” (herstel van relaties, financiën op orde
brengen, medicatie optimaliseren, dagbesteding, structuur etc.).
Verbinding kan gezien worden als het antwoord op de
fragmentatie, waardoor het leven van deze patiënten
veelal wordt gedomineerd. Ze missen aansluiting: bij de
maatschappij, bij familie, bij vrienden, bij een werkkring
en over het algemeen ook bij een zorgkader.
Bij de FPK Inforsa hebben deze inzichten geleid tot een
veranderproces, waarbij duurzame verbinding het sleutelbegrip is. Vanuit dat perspectief kan de patiënt gemotiveerd raken om zich ook na zijn ontslag uit de kliniek
te laten begeleiden en adviseren door de hulpverleners
die zijn vertrouwen hebben gewonnen. Op deze manier
kan door vroegsignalering van problemen en risico’s tijdig bijsturing plaatsvinden en kan in voorkomende gevallen een korte terugplaatsing ter crisisinterventie helVan der Helm, P., Kröger, U., Schaftenaar, P. & Van Vliet J. (2013). Leefklimaat
in de klinische forensische zorg. Amsterdam: uitgeverij SWP.
3
pen om nieuwe delicten te voorkomen. Dan zijn de
inspanningen die door alle partijen - inclusief de patiënt
zelf - zijn geleverd, niet voor niets geweest!
Contact – in de vorm van de geschetste duurzame verbinding – is dan het ‘vehikel’ voor toezicht en risicomanagement, dat binnen een maximaal op vertrouwen gebaseerde werkrelatie niet als negatief, maar als een
positieve, coachende betrokkenheid kan worden ervaren.
De aangebrachte ‘prothesen’ maken het leven aangenamer. Een toegenomen kwaliteit van leven leidt tot stabiliteit en rust. Dat heeft een positieve invloed op het gedrag. Zodoende wordt het recidiverisico dus (min of
meer rechtstreeks) beïnvloed door die kwaliteit van leven! Een van de belangrijkste prothesen is misschien wel
die ‘duurzame verbinding’, omdat de geschetste fragmentatie een van de belangrijkste defecten blijkt. Bovendien denken wij dat die verbinding cruciaal is voor
het overeind houden van al die andere behandelresultaten!
Vanaf 1 september 2012 spant de FPK zich daarom
maximaal in om met iedere ontslagen patiënt contact te
houden en zo’n duurzame verbinding tot stand te brengen. De intensiteit daarvan hangt af van de toestand
van de patiënt en de fase van behandeling. Recidives
zullen, voor zover bekend, ook bijgehouden worden. In
het najaar van 2014 hebben we een nieuwe inventarisatie gedaan. De resultaten daarvan worden verderop in
deze folder besproken.
De missie en de kernwaarden van
de FPK
Missie FPK Inforsa
De FPK biedt gespecialiseerde forensisch-psychiatrische zorg binnen de ggz.
Wij bereiken veiligheid door een behandelklimaat, gericht op ondersteuning en herstel vanuit vertrouwen en
verbinding waarin op maat verantwoordelijkheid gedragen maar ook gegeven wordt.
Kernwaarden FPK Inforsa
Verbinding duurzaam tot stand brengen
Verantwoordelijkheid dragen en laten
Vertrouwen geven en krijgen
Visie FPK Inforsa De FPK is een algemeen erkend expertisecentrum, gekenmerkt door state-of-theart behandeling van forensische patiënten met een psychotische stoornis, in korte zowel als lange trajecten,
met zo min mogelijk dwangtoepassingen. De FPK maakt
haar resultaten inzichtelijk, investeert in onderzoek en
laat van zich horen door publicaties.
De FPK werkt samen met de cliënt aan herstel van de
zelfcontrole, waardoor verantwoordelijkheden kunnen
worden teruggegeven en doelen van de cliënt kunnen
worden bereikt. De basis om dit te doen wordt gevormd
door een gelijkwaardige relatie, die is gebaseerd op wederzijds vertrouwen. Die relatie is niet per definitie eindig; onze verbinding met de cliënt heeft een zo duurzaam mogelijk karakter, ook na ontslag uit de kliniek.
MR
Veiligheid wordt vormgegeven vanuit het contact dat uit
deze manier van werken ontstaat. Dat contact helpt bij
het proces om een optimale verbinding tussen cliënt en
professional te leggen en te behouden. Oók als het minder goed gaat met de cliënt. De gebouwelijke omgeving
en de instrumenten zijn een hulpmiddel. Veiligheid zit
dus in het contact, niet in de muren.
Strategisch perspectief
Doelgroep:
De FPK biedt klinische forensisch-psychiatrische behandeling in een ggz-omgeving. De zorgverlening aan forensisch-psychiatrische cliënten is gericht op contact maken en het leggen van een duurzame verbinding.
De cliëntengroep bestaat uit mensen die veelal weinig
aansluiting/verbinding hebben gevonden bij familie,
vrienden, een werkomgeving en de maatschappij in brede zin van het woord. De houding naar de buitenwereld
berust vaak op wantrouwen, scepsis en cynisme: “uiteindelijk sta je er toch alleen voor” en “ze laten je toch
weer in de steek”.
De FPK wil een antwoord bieden op deze vaak gehoorde
betekenis die cliënten aan de hulpverlening geven. Dat
doet zij door cliënten voor opname al te gaan opzoeken
in de penitentiaire inrichting. Maar ook door het contact, na de klinische opname, waar mogelijk te continueren. De FPK presenteert zich nadrukkelijk als stabiele,
trouwe partner die de cliënt met raad en daad terzijde
blijft staan.
Behandeling:
De behandeling is gericht op resocialisatie in een passende vervolgomgeving. De behandeling vindt plaats
volgens de zorgprogramma’s van de FPK. Er wordt aandacht geschonken aan de verschillende factoren die een
rol hebben gespeeld bij het tot stand komen van het gepleegde delict.
De behandeling heeft tot doel om de psychische stoornissen, stressfactoren, maatschappelijke inbedding,
vaardigheden en andere randvoorwaarden zo te beïnvloeden dat het delictgevaar verdwijnt. Dit gebeurt evidence-based, maar ook met aandacht en ruimte voor de
persoonlijke (culturele) context en situatie van de cliënt.
We betrekken daar zoveel als mogelijk ook de naastbetrokkenen van een cliënt bij.
De sociotherapie staat tijdens de klinische opname centraal. Op de verpleegafdelingen wordt op methodische
wijze een positief woon- en leefklimaat gecreëerd, met
als doel cliënten te leren omgaan met hun ziekte/handicap zodat ze hun behandeldoelen kunnen bereiken. Begrippen die daarbij horen zijn ‘leren’, ‘omgaan met’, ‘oefenen’, ‘onder controle krijgen’. Zodoende wordt
langzaam aan herstel gewerkt. Het leefklimaat is onlosmakelijk verbonden met de visie en cruciaal omdat daar
het vertrouwen wordt opgebouwd dat nodig is voor het
voortzetten van de relatie na de behandeling.
Veiligheid:
De belangrijkste voorwaarde voor veiligheid is contact.
Binnen dat contact is een sensitieve en responsieve
houding van de professional nodig om zicht te krijgen
en te houden op de veiligheidsbeleving van de cliënt. Een
PS
subjectieve ervaring of beleving van onveiligheid kan namelijk voor onveilig gedrag zorgen. Een optimale aansluiting bij die beleving vormt dus de basis van veilig
contact.
Belangrijke hulpmiddelen voor een veilige behandeling
zijn forensisch-psychiatrische instrumenten als risicotaxatie, delictanalyse en risicomanagement. Om veiligheid te kunnen bieden worden eisen gesteld aan verantwoordelijkheidsbesef en –vermogen van de cliënt. De
essentie van de forensische behandeling zit in het vergroten daarvan.
De inrichting van de bouwkundige voorzieningen ondersteunt de behandeling maximaal omdat hierdoor voor
de cliënt structuur, voorspelbaarheid, rust en een veilig
gevoel wordt geschapen. De cliënt kan zich volledig richten op het opbouwen van een (behandel)relatie, het contact maken en het ontwikkelen van motivatie voor verandering. Ook de medewerkers kunnen zich veilig
voelen, een randvoorwaarde voor het leggen van contact.
Perspectief
Voor zowel cliënt, medewerker als
maatschappij krijgen de kernwaarden verantwoordelijkheid, vertrouwen en verbinding nader vorm en betekenis.
Perspectief van de cliënt:
Verantwoordelijkheid: gaat over zelfcontrole, erkenning
van de noodzaak tot verandering. Leren omgaan met
verantwoordelijkheid betekent vertrouwen krijgen en het
gesprek aangaan. Bij het terugkrijgen van regie wordt
het verleden van de cliënt en de delictanalyse betrokken
in het kader van risicomanagement.
Vertrouwen: de cliënt ervaart de mogelijkheid om het
vertrouwen dat in hem/haar wordt gesteld waar te maken. De cliënt wordt benaderd vanuit het principe dat hij
zelf – binnen de mogelijkheden van zijn titel en rekening
houdend met eventuele beperkingen zoals wilsonbekwaamheid – bepaalt waar zijn doelen liggen en hoe hij
die wil bereiken. Met de cliënt wordt vanuit het perspectief van krachten, vermogens en vaardigheden gezocht
naar het hoogst haalbare niveau van functioneren met
een zo groot mogelijke kwaliteit van leven.
Verbinding: er wordt maximaal ingezet op herstel van
verloren verbindingen en optimalisering van bestaande
(zoals met naastbetrokkenen). De behandeling is toekomstgericht, we houden rekening met de toekomstige
mogelijkheden. We laten de cliënt niet in de steek: we
blijven betrokken, ook na ontslag uit de kliniek.
Perspectief van de medewerker:
Verantwoordelijkheid: ruimte geven waar mogelijk, interveniëren waar nodig. Initiatief wordt gewaardeerd,
ook als dit niet (direct) tot een gewenste of verwachte
uitkomst leidt. Er wordt gewerkt in een cultuur van
‘doen’. Er worden bijvoorbeeld hoogwaardige plannen op
maat gemaakt voor de individuele cliënt.
Vertrouwen: we zijn hartelijk en gastvrij en werken vanuit het contact. Steun (ruimte geven), eerlijkheid (vragen
stellen) en lef (fouten mogen maken) zijn hierin uitgangspunten.
Verbinding: medewerkers voelen zich uitgedaagd door
het werk met een complexe doelgroep. Succeservaringen
geven voldoening en werkplezier. We werken samen: binnen, maar ook buiten de eigen afdeling, in een uitnodigende sfeer vanuit ieders kracht. Nadat de cliënt met
ontslag is gegaan, blijven wij actief, tonen interesse,
gidsen, coachen en helpen waar mogelijk of nodig.
Perspectief van de maatschappij:
Verantwoordelijkheid: we laten zien wat we doen en dragen zo bij aan realistische beeldvorming rond forensische psychiatrische patiënten. Wij nemen onze verantwoordelijkheid door ons steentje bij te dragen, ook in
het nazorgtraject.
Vertrouwen: we doen wat we zeggen en we zeggen wat
we doen naar iedereen met wie we samenwerken!
Verbinding: we zijn en blijven verbonden met partners in
en buiten de keten, via de cliënt of door inzicht te geven
in ons werk, onze resultaten en ervaringen (publicaties,
presentaties, open dagen, mediabeleid). We streven
naar uitwisseling van kennis en ervaring en zoeken bewust naar een optimale overgang tussen kliniek en reguliere ggz. We trekken ons niet terug in ons forensischpsychiatrische ‘bolwerk’!
Van nazorg naar naastbetrokkene
Over de ontwikkeling van een vrijwilligersrelatie met forensisch psychiatrische patiënten
Sinds 1 september 2012 wordt met iedere uit de FPK
ontslagen patiënt geprobeerd contact te houden. Dit
proces van twee jaar werken heeft ons veel opgeleverd.
De ervaringen en betekenis daarvan, de geleerde lessen
en gevormde inzichten geven wij hieronder weer.
In de periode van 1 september 2012 tot 1 september
2014 zijn 83 patiënten met ontslag gegaan. De formele
behandelrelatie met deze patiënten is gestopt en de behandeling is overgedragen aan andere hulpverleners.
Met 71 van de ontslagen patiënten hebben de voormalig
persoonlijk begeleiders en oud-behandelaren in enige
vorm contact. Dit contact varieert van af en toe bellen
tot intensieve steun en ‘bemoeienis’ in de nieuwe behandelsituatie. Een aantal patiënten komt ook nog terug in de kliniek. Om koffie te drinken, om iemand te
spreken of op een van de kliniekfeesten.
De ervaringen met het houden van contact met patiënten en met nieuwe behandelaren zijn positief.
“Hallo allemaal!
Uit de praktijk:
Wat een enig feest hebben jullie gegeven (kerst) en wat een
spetterende ontvangst in de zoevende limousine!
Dat zal ik niet snel vergeten.
Heel veel dank en een schitterend Nieuw Jaar voor u allen.”
Het op de hoogte kunnen blijven en het betrokken blijven
bij iemands leven wordt door ons ervaren als prettig: ‘Ik
kan nog iets voor iemand betekenen’ is een meermaals
gehoorde reflectie. Maar ook: ‘Ik vind het fijn om te zien
hoe het met iemand gaat nadat iemand hier weg is, daardoor is mijn werk vollediger’ en : ‘Ik krijg waardering terug van de cliënt voor wat ik eerder geïnvesteerd heb’.
Dit is echter niet altijd makkelijk. Sommige cliënten willen geen contact onderhouden, soms gaat het met cliënten niet goed en ook naar de juiste vorm van het contact
is het soms zoeken. Een medewerker zei hierover: ‘Hoe
lang mag ik eigenlijk contact houden met mijn patiënt?’.
Binnen dit wederzijds vrijwillige contact tussen ex-patiënt
en oud-hulpverlener, is geen format of protocol waarin
beschreven staat hoe (lang) we met elkaar omgaan. De
legitimatie om te doen wat we doen zit in het contact en
de verbintenis die we met elkaar hebben opgebouwd. En
dus kunnen we ook alleen maar daar, in de relatie tussen
ex-patiënt en oud-hulpverlener, samen onderzoeken en
bepalen wat het goede is om te doen: wat de inhoud,
vorm en frequentie van het contact is. Natuurlijk houden
wij daarbij indachtig dat wij een behandelrelatie hebben
gehad: we worden geen vriend of partner.
Alle patiënten die ontslagen worden uit de FPK maken gebruik van enige vorm van vervolgzorg. De meeste patiënten
gaan over naar een klinische ggz-voorziening of RIBW,
maar op zijn minst is er sprake van ambulante behandeling
in de vorm van een poliklinisch contact of (forensisch) ACT.
Persoonlijk begeleiders hebben dus niet alleen contact met
de ontslagen patiënt, maar ook met nieuwe hulpverleners.
Al snel merkten medewerkers van de FPK dat het contact met nieuwe hulpverleners niet automatisch goed
loopt. Bijvoorbeeld, als wij (vanuit onze ervaring met de
patiënt) andere behandelinhoudelijke ideeën hebben
dan de verantwoordelijke behandelaar. En op het moment dat wij ons dan voorstelden als de oud-behandelaar, werd ons –overigens technisch correct – teruggegeven dat men ons ‘geen informatie mocht verstrekken’.
Of de nieuwe behandelaars voelden zich door onze voorstellen op de vingers getikt. ‘Waar bemoeien jullie je
mee, wij weten ook wat goed is’, of: ‘Zo doen wij het altijd…’.
Dit was het moment waarop wij ons realiseerden dat
datgene wat wij ‘nazorg’ noemden in het dagelijks taalgebruik, die lading (formeel) niet dekte. Nazorg is een,
ook wettelijk gelegitimeerde vorm van zorg, formeel en
declarabel.
Wat wij doen is echter niet meer – maar zeker ook niet
minder! – dan het voortzetten van de relatie die we opgebouwd hebben met de patiënt in een wederzijds vrijwillig kader. We zijn naastbetrokkenen geworden van elkaar. De legitimatie van wat we doen, van het elkaar
vrijwillig blijven ontmoeten, is te vinden in de(ze) relatie. En die is ook voor de nieuwe hulpverleners om de
patiënt heen van belang. Naar een naastbetrokkene
hoef je niet te luisteren. Maar wij weten –ook uit onze eigen ervaringen– dat naastbetrokkenen iets te bieden
hebben wat door hulpverleners (nog) niet geboden kan
worden. Een goed advies vanuit specifieke kennis, een
woord van troost, een geruststelling. Bovendien is een
vertrouwensrelatie niet overdraagbaar! Door betrokken
te blijven voorkomen we dat er een vertrouwensvacuüm
ontstaat, waarin de patiënt (gevoelsmatig) alleen komt
te staan.
Hoe ziet wat wij doen er dan uit? Een kleine greep uit de
voorbeelden.
We gaan op bezoek bij ex-cliënten. Het concrete resultaat is dat de ex-cliënt ervaart dat er moeite voor hem
of haar gedaan wordt en dat hij/zij er (dus) toe doet.
We hebben telefonisch contact met ex-cliënt. Het initiatief daartoe komt zowel vanuit ex-cliënt als begeleiding.
Het geeft een gevoel van veiligheid en laagdrempeligheid, vertrouwen en betrouwbaarheid.
TJ
Wij worden (met toestemming van onze ex-cliënt) geregeld uitgenodigd bij behandelplanbesprekingen in nieuwe instellingen. Ons contact met en onze expertise/ervaring rondom de ex-cliënt kunnen we daarbij gebruiken
om de nieuwe behandelaar te informeren over wat wel
en niet werkt.
De eerste kennismaking in de nieuwe situatie is erg belangrijk: fysiek aanwezig zijn, aanbieden om mee te
denken en aansluiten bij behoeftes. ‘We zijn klankbord
en meedenker en zeker geen betweter’, zo omschrijft een
collega het.
‘De cliënt is de verbindende factor!’, rapporteert een andere medewerker. ‘Het contact met de cliënt kan ik altijd
hebben, of het tussen mij en een nieuwe behandelaar
nou wel of niet vlot’.
Inventarisatie ervaring overplaatsingen vanuit duurzame verbinding
Een onderdeel van de visie van de FPK is dat de duurzame verbinding tot uitdrukking komt in de samenwerking
met patiënten en nieuwe hulpverleners bij overplaatsingen vanuit de FPK. Op die manier willen we hen in de
moeilijke overgangssituaties waarin verlies en stress
kenmerkend is (verlies van vertrouwen, veilige omgeving, kennis, erkenning, wennen aan nieuwe situatie) bij
te staan, om de behandelresultaten overeind te houden.
In december 2013 is aan persoonlijk begeleiders en behandelaren gevraagd hun ex-patiënten en collega behandelaren te benaderen om hun ervaringen met FPK
Inforsa uit te vragen.
Methode
Aan persoonlijk begeleiders en behandelaren zijn vragen voorgelegd, die in gesprek met de expatiënt en nieuwe behandelaar besproken zijn. Ex-patiënten kregen zes vragen, aan nieuwe behandelaren zijn
vijf vragen voorgehouden. Van september 2012 tot en
met eind december 2013 zijn in totaal 66 patiënten uitgeplaatst (waarvan één naar het buitenland).
Van die 66 ex-patiënten heeft 71% (47 personen) een of
meerdere geregistreerde contacten met een van onze
medewerkers gehad tussen de overplaatsing en eind december 2013. Aan deze inventarisatie hebben twaalf patiënten (18%) en tien behandelaren (15%) meegedaan.
Ex-patiënten en behandelaren hebben zowel mondeling
gereageerd als zelf de toegestuurde vragenlijst ingevuld.
Resultaten
Ex-patiënten:
De eerste vraag aan ex-patiënten luidde hoe zij de overplaatsing naar hun nieuwe woonsituatie ervaren hebben. Elf patiënten spreken hier positief over, van ‘goed’
en ‘gemoedelijk’ tot ‘geweldig’. Eén ex-patiënt geeft aan
de overplaatsing als gewoon ervaren te hebben.
Vervolgens is aan de ex-patiënten gevraagd wat Inforsa
goed deed. Hierop reflecteert men zeer divers, in alle
waarschijnlijkheid gekoppeld aan de eigen situatie. Genoemde positieve punten zijn: mee kennismaken, serieus genomen voelen, geholpen met klussen en verhuizen, ondersteund en geïnformeerd worden, beschermd
worden tegen angsten, een bekend gezicht blijven zien
en de hulp krijgen die nodig was.
Op de vraag wat beter zou kunnen, antwoordden negen
mensen dat zij geen verbeteringen weten. Twee ex-patiënten refereren aan een persoonlijke ervaring die beter
zou kunnen (‘ik zwerf weer een beetje’ en ‘de manier
waarop medicatie met mij besproken wordt’). Eén persoon refereert aan de beloftes en afspraken die beter
kunnen: opname op een gesloten afdeling terwijl een
half-open afdeling beloofd was.
Op de vraag of er verschillen waren met eerdere ervaringen van overplaatsing, geven zes mensen aan dat dit
het geval was. Zij zijn positiever over deze overplaatsing. Voor vier ex-patiënten was dit de eerste ervaring
met overplaatsing. Eén patiënt geeft aan er ‘dit maal
niet uitgezet te zijn’ en één patiënt antwoordde niet op
de vraag. Concreet gevraagd naar wat dan de verschillen
waren, leverde vier antwoorden op, variërend van ‘mijn
mening is gevraagd’ via de ervaringen bij Inforsa (‘niet
in de iso gegooid’ en ‘mogelijkheid tot verlof’) tot ‘ik heb
nog een dak boven mijn hoofd’.
De laatste vraag betrof de tijdigheid van de betrokkenheid van de nieuwe behandelaar. Acht ex-patiënten geven aan dat de behandelaar op tijd betrokken was (‘een
beetje teveel’ zegt een ex-patiënt zelf, want ‘de [nieuwe]
begeleiding was van alles op de hoogte’. Drie patiënten
zijn hier niet positief over: ‘het contact heeft even geduurd, hing aan mijn reclasseringsambtenaar, helaas is
zij nu ook weg’, ‘ik weet niet wie mijn ambulante behan-
NV
delaar is, dat is allemaal slecht geregeld’ en ‘die heb ik
wat later ontmoet’. Eén patiënt heeft op deze vraag
geen antwoord gegeven.
Nieuwe behandelaren:
De tien nieuwe behandelaren reageerden allen positief
op de vraag hoe zij de overplaatsing ervaren hadden. De
antwoorden variëren van ‘correct’ en ‘volgens plan’ tot
‘zorgvuldig’ en ‘laagdrempelig’. Op de vraag wat wij
goed deden, antwoordden twee behandelaren dat de
technische kant (indicaties, papieren, financiën) goed
op orde waren. Acht behandelaren gaven in hun antwoord weer dat het ‘het contact met ons en tussen ons
en de cliënt’ was, dat de overplaatsing succesvol deed
verlopen. Twee behandelaren geven aan dat een verbeterpunt is ‘het aankondigen als wij op bezoek komen’.
De communicatie wordt door twee anderen als verbeterpunt genoemd: ‘verwarring over het tijdstip’ en ‘geen reactie gekregen op onze schriftelijke vraag om advies’.
Op de vraag naar verschillen met andere instellingen,
geeft één behandelaar aan dat ‘overplaatsingen altijd
verschillend zijn’. De overige behandelaren zien wel verschillen, van meer zorgvuldig (twee), het leveren van nazorg (twee), minder gecompliceerd en afstandelijk
(twee) tot ‘alles liep soepel’. Alle behandelaren geven
aan dat ze vinden dat ze op FPK Inforsa kunnen terugvallen. Zeven behandelaren geven aan dit ook gedaan te
hebben. Drie behandelaren hebben dit nog niet nodig
gehad.
Conclusie
Zowel ex-patiënten als nieuwe behandelaren zijn positief over de overplaatsing vanuit FPK
Inforsa. Vooral voor patiënten lijkt de ondersteuning die
wij bieden, zowel praktisch als emotioneel, belangrijk te
zijn. Behandelaren zijn ook tevreden. Zij kijken vanuit
een ander perspectief: de technische kant van de overplaatsing (is alles goed geregeld en is contact nog nodig?). Voor zover deze kleine uitvraag aanknopingspunten voor verbeteringen kan geven, lijken die nu te vinden
te zijn in het tijdig betrekken van de nieuwe behandelaar
en het goed communiceren hierover, met alle partijen.
Ook lijkt het goed aankondigen wat wij doen met onze
ex-patiënten (contact, bezoek) belangrijk voor behandelaren.
Duurzame verbinding na twee
jaar
Een tussenrapportage over de strafrechtelijke recidive
Inleiding De afgelopen jaren hebben we met elkaar
in de kliniek gewerkt aan het vormgeven van duurzame
verbinding, zo is tot nu toe geschetst. Uit praktijkervaringen blijkt de waarde hiervan voor ex-cliënten, voor
medewerkers en voor nieuwe behandelaren. Maar draagt
het bij aan minder recidive? We hebben van de eerste
anderhalf jaar van ‘duurzame verbinding’ betrouwbare
gegevens over de geregistreerde strafrechtelijke recidive. Welk beeld geeft dat?
Beschrijving van de populatie Sinds
september 2012 is er een groep van twintig cliënten uitgestroomd die een maatregel tot ‘plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis’ (art. 37 WvSr) opgelegd hebben
gekregen.
Deze twintig cliënten zijn gemiddeld ruim tien maanden
(310 dagen, min. 63, max 643) opgenomen geweest op
de FPK. De tijd na behandeling tot de meting verschilt:
van 500 tot 15 dagen. Het gemiddelde ligt op 313 dagen.
Van veertien van de twintig cliënten zijn verslagen van
nazorgcontacten in het dossier. Het aantal contacten
varieert van 3 tot 23. Van zes patiënten zijn geen nazorggegevens geregistreerd.
Recidive
Twee cliënten in de onderzoeksgroep zijn
in de periode tussen 1 september 2012 en 1 maart 2014
gerecidiveerd. Beide cliënten hebben geen nazorg ontvangen en zijn veel korter dan gemiddeld in behandeling geweest in de FPK, namelijk respectievelijk 63 en 126 dagen.
Geen van de cliënten die wel nazorg hebben ontvangen in
de onderzoeksperiode (die in een aantal gevallen langer is
dan de nazorgcontacten hebben geduurd) is gerecidiveerd.
Vergelijk tussen twee groepen
We
hebben deze groep van twintig cliënten, die uitgestroomd is met ‘duurzame verbinding’, vergeleken met
een groep die regulier met ontslag is gegaan: hun behandeling bij de FPK was afgerond voordat de nieuwe visie en werkwijze in praktijk werden toegepast. Zij
stroomden uit tussen november 2007 en juli 2010.
We vonden in de ‘groep duurzame verbinding’ minder
recidives. Na correctie voor het aantal dagen ‘buiten’
(na het afsluiten van de klinische behandeling) was het
recidivepercentage in de ‘groep duurzame verbinding’
10,0%; van de regulier uitgestroomde patiënten recidiveerde 23,8%. Vanwege de kleine omvang van de groepen is dit geen statistisch significant verschil.
Voorlopige conclusies
Dit onderzoek is
bedoeld om te zien of we de waarde van duurzame ver-
binding ook kunnen uitdrukken in recidivecijfers. Wat we
zien is dat geen van de cliënten met wie een duurzame
verbinding is gelegd, is gerecidiveerd in de onderzochte
periode. De combinatie van de door onze medewerkers,
cliënten en nazorginstellingen gerapporteerde ervaringen en het gegeven dat er vooralsnog geen geregistreerde recidive is tijdens de nazorgfase geeft ons sterke
aanwijzingen dat het volgehouden contact zinvol is geweest.
PS
Tot slot
Deze brochure is een weergave van de ontwikkeling naar
een visiegestuurde organisatie van de FPK van Inforsa
tussen september 2011 en september 2014. Op een organische manier hebben de medewerkers en het management van de kliniek de visie ontwikkeld en de werkwijze daarop aangepast. Deze bundeling geeft zicht op
de eerste jaren, waarin stap-voor-stap werken uiteindelijk een grote stap voorwaarts is gebleken. Het proces is
daarmee zeker niet afgerond of klaar. Het creëren van
duurzame verbinding en het als gevolg hiervan (in deze
brochure slechts zijdelings genoemd) werken aan een
positief en reflectief leefklimaat is een onophoudelijk
proces. Ook de komende jaren zullen hier zichtbare ervaringen en resultaten van komen, die op een passende
manier gepresenteerd zullen worden.
Amsterdam, oktober 2014
Petra Schaftenaar en Ivo van Outheusden
Postadres
Inforsa
Forensisch Psychiatrische Kliniek
Postbus 75867
1070 AW Amsterdam
Bezoekadres
Duivendrechtsekade 55
1096 AH Amsterdam
Telefoon: 020-590 81 00
Website
www.inforsa.nl
Volg ons ook via onze LinkedIn pagina
Voor verwijzers
Inforsa biedt behandeling, begeleiding en reclasseringsprogramma’s voor volwassenen met complexe meervoudige
problemen op psychiatrisch en forensisch gebied.
IN/B1.20
Voor de fotografie is gebruik gemaakt van modellen.
020-590 81 50 (tel. opnamesecretariaat)
[email protected]
Download