De historische betekenis van de Nederlandse toetreding tot de NAVO Duco Hellema De Nederlandse toetreding tot de NAVO in 1949 betekende een ingrijpende wijziging van de Nederlandse buitenlandse politiek. Deze toetreding, en die van een jaar eerder tot het Verdrag van Brussel, maakte een einde aan de traditionele Nederlandse neutraliteitspolitiek. Daarmee werd een eeuwenlange diplomatieke traditie afgesloten. Echter, in sommige opzichten was de breuk minder groot dan die leek. In de negentiende, en ook in het begin twintigste eeuw, had Nederland de Britse hegemonie aanvaard en zich gevoegd in de Pax Britannica. Vanaf de jaren 1948-1949 schikte Nederland zich in de Pax Americana en accepteerde de Amerikaanse leiding. De Verenigde Staten namen in zekere zin de vroegere rol van Groot-Brittannië als hegemoniale mogendheid over. Het grote verschil met vroeger was, dat Nederland nu toetrad tot een militaire alliantie die ook verplichtingen met zich meebracht. Ook in andere opzichten traden in de jaren 1948-1949 grote veranderingen op in de Nederlandse positie in de wereld. In deze jaren kwam een definitief einde aan de Nederlandse zeggenschap over Nederlands-Indië. Daaraan was een jarenlange koloniale oorlog tegen de in augustus 1945 uitgeroepen Republiek Indonesië vooraf gegaan. In 1949 legde Nederland zich, voor een deel onder Amerikaanse druk, eindelijk neer bij de onafhankelijkheid van Indonesië. Er bleef natuurlijk koloniaal bezit over (Nieuw-Guinea, de West), maar de parel van het koloniale rijk, Nederlands-Indië, ging verloren. En daarmee ook de status van aanzienlijke koloniale mogendheid. Aanvankelijk bestond pessimisme over de gevolgen van dat verlies: ‘Indië verloren, rampspoed geboren’, heette het al voor de oorlog. Maar al na enkele jaren zou blijken dat Nederland zich ondanks, of misschien wel dankzij, dit verlies begon te ontwikkelen tot een moderne, welvarende industriestaat. Deze twee grote veranderingen, de toetreding tot de NAVO en het verlies van Nederlands-Indië, hingen met elkaar samen. Ze waren ook niet specifiek Nederlands. Beide gebeurtenissen waren onderdeel van een breder historisch proces: het einde van de Eurocentrische wereldorde die tot aan de Tweede Wereldoorlog had bestaan, de verzwakking van Europa, en de daaruit voortvloeiende verdeling van het continent in twee invloedssferen. West-Europa werd deel van een westers, Atlantisch blok, onder Amerikaanse politieke en militaire leiding; Oost-Europa werd, met harde hand, omgevormd tot een deel van het Sovjetblok. Het Nederlandse schip van staat werd meegesleurd in een maalstroom van grote, historische gebeurtenissen. De betekenis van de Nederlandse toetreding tot de NAVO markeerde dus het einde van een tijdperk. Maar de betekenis van die toetreding is tevens groot vanwege de gevolgen. Nederland werd deel van een westers machtsblok onder Amerikaanse leiding. In de komende decennia zou het Nederlandse NAVO-lidmaatschap een centraal element worden in de Nederlandse buitenlandse politiek. Het Nederlandse veiligheidsbeleid zou daardoor steeds meer geïntegreerd worden in de gemeenschappelijke beleidsvorming binnen de NAVO. Het ontstaan van de NAVO vormde geen geïsoleerd verschijnsel. In de naoorlogse jaren zou Nederland niet alleen toetreden tot de NAVO, maar ook tot verschillende andere internationale organisaties, zoals de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES), de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) en later de EEG. Het ontstaan van deze organisaties betekende dat de Nederlandse buitenlandse politiek steeds meer gestalte zou krijgen binnen multilaterale verbanden. De tijden van de vooroorlogse, in hoofdzaak bilaterale diplomatie waren voorbij. 1 Waarom trad Nederland toe? Een belangrijk motief om toe treden tot de NAVO was de vrees voor de sovjet-expansie en het communisme. Dat gold voor alle toetredende landen. Ook de regering-Drees, en minister van Buitenlandse Zaken Stikker, waren geïnteresseerd in machtsvorming tegenover de Sovjetunie. Het was vooral de communistische machtsovername in Praag, in februari 1948, die in West-Europa tot grote verontrusting leidde. Deze angst voor de Sovjetunie moet overigens ook weer niet worden overdreven. Zoals boven al vermeld, was Nederland tot eind 1949 verwikkeld in de gewelddadige dekolonisatie van Nederlands-Indië. In 1948, het jaar van de communistische machtsovername in Tsjechoslowakije, bevond het overgrote deel van de Nederlandse strijdkrachten zich in Indonesië. Dat neemt niet weg dat het ontstaan van de NAVO product was van de toenemende tegenstellingen tussen de Sovjetunie en de Verenigde Staten. In 1947 en zeker 1948 begon de economische en politiek-militaire tweedeling van Europa zich af te tekenen. Nederland stond toen voor de keuze zich bij het westers blok aan te sluiten of terug te keren naar de traditionele neutraliteit. Om verschillende redenen - economische, militaire en politieke - was neutraliteit niet aantrekkelijk, hetgeen al in de oorlog in Londen door verschillende politici was beargumenteerd. Toetreding tot een Atlantisch blok leek in velerlei opzicht, alleen al gezien de ligging van Nederland, een logische en onvermijdelijke keuze. Toch speelde bij de toetreding tot de NAVO niet alleen de noodzaak van machtsvorming tegenover de Sovjetunie een rol. Er waren meerdere belangen en overwegingen in het geding. Eén ervan was de hoop op Amerikaanse hulp. Alle deelnemende West-Europese landen keken met hebberige ogen naar het rijke Amerika. De Amerikanen boden de West-Europese landen al Marshall-hulp. Die Marshall-hulp was voor Nederland van groot belang. Nederland stond er in de jaren 1948-1949 economisch niet goed voor, vanwege de gevolgen van de bezetting, de problemen in Nederlands-Indië, en ook vanwege het wegvallen van Duitsland als economisch achterland. De Marshall-hulp betekende meer dan welkome financiële steun. Binnen het kader van de NAVO zouden de Amerikanen, zo werd verondersteld, bereid zijn extra, en met name militaire, hulp aan hun West-Europese partners te bieden. Bovendien wensten de Verenigde Staten dat de Marshall-hulp door de West-Europese landen op gecoördineerde wijze werd aangewend. In Den Haag werd gehoopt dat de Verenigde Staten in staat zouden zijn een oude doelstelling van het Nederlands buitenlands beleid te realiseren, namelijk vrijmaking van het West-Europese handelsverkeer. Er waren nog meer argumenten om tot de nieuwe verdragsorganisatie toe te treden. De NAVO en de Amerikaanse leiding zouden niet alleen bescherming tegen Sovjetunie bieden, maar ook tegen Duitsland. De oprichting van de NAVO vond nog geen vier jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog plaats. De herinneringen aan de Duitse bezetting waren vers en de vrees voor mogelijke hernieuwde Duitse agressie was nog levendig. Duitsland diende onder controle te worden gehouden. Anderzijds was herstel van de Nederlandse economie in sterke mate afhankelijk van een snelle economische integratie van West-Duitsland. Amerikaanse leiding over West-Europa, de Amerikaanse militaire aanwezigheid in West-Duitsland en het ontstaan van de NAVO (met het perspectief op West-Duitse deelname) leken een oplossing te bieden voor het paradoxale probleem dat Duitsland voor Nederland betekende. Duitsland zou weer kunnen worden opgenomen in een westers blok, maar het zou tegelijkertijd onder controle van het machtige Amerika staan. Er speelden dus verschillende overwegingen en belangen een rol bij de Nederlandse toetreding tot de NAVO. Het ging om machtsvorming tegen de Sovjetunie, Amerikaanse binding aan West-Europa, en om economische en financiële steun. De NAVO en de Amerikaanse leiding daarbinnen boden bovendien het perspectief op een gunstige oplossing van het Duitse probleem. Meer in het algemeen zou de Amerikaanse leiding over West-Europa een tegenwicht bieden tegen de aspiraties van de grotere West-Europese mogendheden. 2 De gevolgen De Nederlandse toetreding tot de NAVO leek derhalve een logische keuze. Indonesië werd onafhankelijk en Nederland trad toe tot een bondgenootschap onder leiding van één van de twee supermachten die het internationale toneel in de tweede helft van de twintigste eeuw zouden beheersen. Een tijdperk was voorbij, een nieuw tijdperk was begonnen. Maar zo gemakkelijk gaan veranderingen in de praktijk ook weer niet. Er bleef in Nederland nog lang ressentiment bestaan over de verloren gegane status van middelgrote, koloniale mogendheid. Dat bracht een ambivalente houding ten opzichte van de Verenigde Staten met zich mee. De Amerikanen werden gezien als de welkome, nieuwe leiders van de westerse wereld. Het was voor velen het modernste, meest ontwikkelde land ter wereld. Maar de Verenigde Staten waren tevens de mogendheid die Nederland hadden gedwongen Nederlands-Indië prijs te geven. In Nederland zou nog lang wrok bestaan over de houding die de Verenigde Staten bij het verlies van Nederlands-Indië hadden gespeeld. De toetreding tot de NAVO betekende niet dat het verleden in één klap uit de hoofden van de Nederlandse politici was verwijderd. We zouden beter kunnen zeggen dat in 1949 een proces van verandering en aanpassing was ingezet. Oude gevoelens zouden nog lang een rol blijven spelen in de Nederlandse buitenlandse politiek, eigenlijk tot het einde van het Nieuw-Guinea conflict in 1963. Bovendien zou het een misverstand zijn te denken dat de NAVO, zoals we die nu kennen, er in 1949 al meteen was. Vele problemen moesten nog worden opgelost; de opbouw van de militaire en politieke organisatie stond nog in de kinderschoenen. In de jaren vijftig zouden nog verschillende problemen en conflicten volgen, bijvoorbeeld de West-Duitse toetreding of de kwestie van de zeggenschap over kernwapens. Niettemin werd het NAVO-lidmaatschap een centraal onderdeel van de naoorlogse Nederlandse buitenlandse politiek. Nederland zou in de conflicten die in de jaren vijftig - en vooral in de jaren zestig - volgden, steeds een hecht bondgenootschap onder Amerikaanse leiding bepleiten. Die Amerikaanse leiding werd om verschillende redenen van belang geacht. In het openbaar werd veelal naar de Sovjet-dreiging verwezen, maar wellicht nog belangrijker was de veronderstelling dat Amerikaanse leiding een tegenwicht zou bieden tegen mogelijke Franse of West-Duitse machtsaspiraties. Dit streven naar handhaving van de Amerikaanse leiding binnen de NAVO hing nauw samen met de Nederlandse houding tegenover de Europese Economische Gemeenschap. De EEG zou vooral een economische organisatie moeten blijven, gericht op de totstandkoming van een gemeenschappelijke markt. De EEG mocht onder geen beding een politieke organisatie mogen worden onder leiding van Frankrijk (of Frankrijk en West-Duitsland), zoals de Franse president de Gaulle voorstond. Zo'n ontwikkeling zou de economische doelstellingen van de Europese integratie bedreigen en de Nederlandse belangen schaden. Nostalgie Nederland heeft zeer lang vastgehouden aan de bovengeschetste standpunten. Nederlandse regeringen zijn in de jaren van de Koude Oorlog altijd terughoudend geweest ten aanzien van politieke en militaire taken voor de EG of EU. Heden ten dage wordt in Den Haag nogal eens met een zekere nostalgie teruggedacht aan de zekerheden van de Koude Oorlog. Nu zou het een misverstand zijn om te denken dat er in de Koude Oorlog alleen maar zekerheden bestonden. Het Atlantisch bondgenootschap heeft in de loop van zijn bestaan vele conflicten moeten doorstaan. Desalniettemin vormde de Koude Oorlog voor de West-Europese landen een periode van wederopbouw, groei en welvaart. Het waren ook jaren van betrekkelijke stabiliteit. Stabiliteit die werd gesymboliseerd door een Muur die door velen werd verafschuwd, maar die West-Europa ook politiek en economische bijeenbracht en het West-Europese welvaartsgebied afscheidde van de rest van het continent. 3 Prof. dr. D.A. Hellema is hoogleraar Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Utrecht. Dit is een bewerking van de inleiding die hij tijdens de Onderwijsconferentie op 5 februari hield. 4