2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003

advertisement
Deventer gezond
Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006
Januari 2004
Colofon
Auteurs:
Marleen Munneke (Gemeente Deventer)
Heidi Nijboer (GGD Regio Stedendriehoek)
Ireen van Enckevort (B&A Groep)
Otto Reuchlin (B&A Groep)
B&A Groep Beleidsrealisatie bv
Louis Couperusplein 2
Postbus 829
2501 CV Den Haag
(T)
070 – 302 9500
(F)
070 – 302 9501
e-mail:
[email protected]
http:
www.bagroep.nl
GGD Regio Stedendriehoek
Schurenstraat 8a
Postbus 90
7400 AB Deventer
(T) 0570-664664
(F) 0670-66491
e-mail: [email protected]
http: www.ggdstedendriehoek.nl
© Copyright B&A Groep Beleidsonderzoek & -Advies bv 2003.
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk,
fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de
uitgever.
3
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
5
1.1
Inleiding
5
1.2
Aanleiding: veranderende context
5
1.3
Doel en karakter van de nota
6
1.4
Totstandkoming van de nota
6
1.5
Leeswijzer
7
2.
Visie op gezondheid en gezondheidsbeleid
8
2.1
Visie op gezondheid
8
2.2
Uitgangspunten voor Deventer gezondheidsbeleid
8
2.3
Speerpunten voor het Deventer gezondheidsbeleid
9
2.4
Instrumenten van lokaal gezondheidsbeleid
10
3.
3.1
De speerpunten toegelicht
Speerpunt 1: Versterking inzet preventie en sluitende aanpak jeugd
12
12
3.1.1
Schets gezondheidsproblematiek van jongeren
12
3.1.2
Jeugd en gezondheids(zorg)problemen in Deventer
12
De Deventer aanpak
13
3.1.3
3.2
Speerpunt 2: Terugdringen sociaal-economische gezondheidsverschillen (SEGV) 14
3.2.1
Schets van SEGV-problematiek
14
3.2.2
SEGV in Deventer
15
De Deventer aanpak
15
3.2.3
3.3
Speerpunt 3: Versterken toegankelijkheid eerste lijnszorg
16
3.3.1
Probleemschets toegankelijkheid eerste lijnszorg
16
3.3.2
Eerste lijnszorg in Deventer
17
De Deventer aanpak
17
3.3.3
3.4
Speerpunt 4: Versterken OGGZ en stimuleren zorgvernieuwing
18
3.4.1
Schets van de OGGZ-problematiek
18
3.4.2
OGGZ-problematiek in Deventer
19
3.4.3
De Deventer aanpak
19
4.
Organisatie en strategie
22
4.1
Strategie
22
4.2
Interne organisatie
22
4.3
Externe organisatie
23
4.4
Evaluatie en monitoring
23
4.5
Financiën
23
Bijlage 1. Taken GGD
25
Bijlage 2. Wettelijke kaders
27
Bijlage 3. Afkortingen/beknopte verklarende woordenlijst
35
4
1. Inleiding
1.1
Inleiding
Gezondheid is belangrijk. Vraag een willekeurige burger wat hij of zij het belangrijkste vindt in
het leven en in 9 van de 10 gevallen is het antwoord: ‘een goede gezondheid’. Een goede
gezondheid is niet altijd vanzelfsprekend. De gemeente heeft een belangrijke taak op het terrein
van de openbare gezondheidszorg. Hiermee wordt bedoeld die onderdelen van de
gezondheidszorg en het openbaar bestuur die zich richten op ziektepreventie en bescherming
en bevordering van de gezondheid van de gehele bevolking (volksgezondheid). De openbare
gezondheidszorg vult daarmee de reguliere, individu gerichte zorg aan. De laatste decennia
groeit het belang van de rol van de gemeente. Steeds meer taken op het terrein van de
gezondheidszorg zijn en worden naar de gemeente gedecentraliseerd. Breed gedeeld is
bovendien het inzicht dat het boeken van verdere gezondheidswinst niet zozeer een kwestie is
van meer en beter zorgaanbod, maar vooral van preventie van gezondheidsproblemen. Juist
hierin is voor gemeente een belangrijke rol weggelegd.
1.2
Aanleiding: veranderende context
Gemeentelijk gezondheidsbeleid is niet nieuw. De gemeente voert via de Gemeentelijke
Gezondheidsdienst (GGD) Regio Stedendriehoek al jaren uiteenlopende wettelijke taken uit op
het terrein van de volksgezondheid (zie bijlage 1 voor een overzicht van taken GGD). Ook
oefent zij via zogenaamd ‘facetbeleid’ invloed uit op de gezondheid van haar bewoners, denk
bijvoorbeeld aan het sportbeleid of aan het verkeersveiligheidsbeleid. Een aantal
ontwikkelingen maken het expliciteren en herijken van het gezondheidsbeleid echter wenselijk.
We zetten de belangrijkste op een rij:

de vermaatschappelijking van de zorg vraagt een sterkere rol van de gemeenten. De
verschuiving van het wonen in grote instituten naar kleinschalige woonvormen in de wijk en
het zelfstandig blijven wonen van ouderen en gehandicapten, vergt een goede afstemming
tussen het zorgstelsel en voorzieningen op lokaal niveau (welzijn, vervoer, wonen),
waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn;

(mondige) zorgvragers (burgers) en zorgaanbieders spreken de gemeente steeds vaker aan
over problemen rondom bijv. tekorten aan huisartsen- en tandartspraktijken en wachtlijsten.
Hoewel de gemeente hiervoor niet altijd verantwoordelijk is en vaak geen directe invloed
heeft, vraagt het waarborgen van een adequaat basiszorgaanbod op lokaal niveau niettemin
een actieve rol;

vanaf medio 2001 is de gemeente verantwoordelijk voor de integrale jeugdgezondheidszorg
van 0-19 jaar. De gemeente zal, in overleg met Thuiszorg en GGD, deze taken moeten
afstemmen met de taken op het gebied van kinderopvang en onderwijs. Dit betekent dat
afstemming nodig is met de keten van jeugdhulpverlening en jeugdbeleid;

steeds meer taken op het terrein van de gezondheidszorg worden en zijn gedecentraliseerd
richting gemeente, zoals de ambulante verslavingszorg, maatschappelijke opvang,
algemeen maatschappelijk werk, uitvoering van de Wet Voorziening Gehandicapten (WVG)
en de oprichting en instandhouding van een indicatie-orgaan voor de verpleging en zorg;

de recente wijziging van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) noopt tot
de aanpassing van een aantal basistaken (waaronder jeugdgezondheidszorg). Bovendien
5
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
stelt deze wet het opstellen van een nota gezondheidsbeleid verplicht, juist om het lokale
gezondheidsbeleid en de regiefunctie van de gemeente op dit terrein te versterken.
1.3
Doel en karakter van de nota
In deze kadernota formuleren we de uitgangspunten voor het Deventer gezondheidsbeleid voor
de periode 2003-2006. Na vaststelling van de kadernota worden de speerpunten vertaald in
concrete maatregelen en te bereiken resultaten en worden in overleg met het veld afspraken
gemaakt om de uitvoering van de speerpunten vorm en inhoud te geven. Met deze kadernota
wil de gemeente het werken aan gezondheid, zorg en welzijn een nieuwe impuls geven. De
nota expliciteert daartoe de visie en beleidsvoornemens op het terrein van volksgezondheid
voor de periode 2003-2006. De gemeente Deventer ziet de nota als een belangrijk hulpmiddel
om de positie van het gezondheidsbeleid intern te versterken en daarmee het
gezondheidsbeleid steviger te positioneren. Daarnaast is de nota onmisbaar voor het
aanscherpen van de regierol van de gemeente. Gezondheidsbeleid is een terrein waarop vele
partijen actief zijn. Over veel van deze partners heeft de gemeente geen zeggenschap,
bovendien overstijgt het werkterrein van veel instellingen het schaalniveau van de gemeente.
Eens te meer reden om helder te zijn over visie en beleidsvoornemens.
1.4
Totstandkoming van de nota
De gemeente en de GGD Regio Stedendriehoek hebben in het najaar van 2001 een
startbijeenkomst georganiseerd onder de titel: ‘Deventer, gezonde stad in evenwicht’. Tijdens
deze bijeenkomst is met een zeer breed veld een inventarisatie gemaakt van aandachtspunten
voor het Deventer gezondheidsbeleid. Op basis hiervan is een aantal speerpunten benoemd,
die zijn vastgelegd in een startnotitie ‘lokaal gezondheidsbeleid’. Deze speerpunten zijn:
1) versterken inzet preventie en sluitende aanpak jeugd
2) terugdringen sociaal-economische gezondheidsverschillen
3) versterken toegankelijkheid eerste lijnszorg
4) versterken Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) en stimuleren zorgvernieuwing.
De startnotitie en bijbehorende speerpunten zijn begin 2002 door het college van Burgemeester
en Wethouders vastgesteld. Vervolgens heeft een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers
van de gemeente, GGD en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de nota en
speerpunten uitgewerkt tot de voorliggende kadernota.
6
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
1.5
B&A Groep
Leeswijzer
De nota is als volgt opgezet:

hoofdstuk 2 beschrijft de visie van de gemeente Deventer op gezondheid en op lokaal
gezondheidsbeleid en geeft aan wat de gemeente – gegeven deze visie en gegeven de
resultaten van de werkconferentie uit 2001 – beschouwt als de speerpunten voor de periode
2003-2006;

in hoofdstuk 3 worden de speerpunten uitgewerkt. Voor elk speerpunt volgt een
onderbouwing van de onderliggende gezondheids(zorg)problematiek. Verder wordt
aangegeven waar de gemeente Deventer de komende jaren op inzet;

hoofdstuk 4 geeft aan hoe de gemeente samen met het veld de uitvoering van de
speerpunten vorm en inhoud wil geven. Ook wordt ingegaan op de aansturing van de
uitvoering van de speerpunten.
7
2. Visie op gezondheid en gezondheidsbeleid
2.1
Visie op gezondheid
Wanneer zijn de inwoners van Deventer gezond? De gemeente Deventer gaat uit van een
brede definitie van gezondheid die geformuleerd is door de World Health Organization (WHO):
Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk
welbevinden. Gezondheid is daarmee meer dan alleen afwezigheid van ziekte en gebrek. Het
strekt zich uit tot de persoonlijke beleving van gezondheid en welzijn en heeft te maken met een
gezond bestaan en een aangenaam leven. Determinanten van gezondheid in deze brede
betekenis zijn de erfelijke aanleg van mensen, de fysieke omgeving waarin ze wonen en
werken, hun sociale omgeving, de leefgewoonten of leefstijl die zij er op nahouden en de
toegang en stand van de gezondheidszorg. Deze visie op gezondheid sluit aan bij
hedendaagse inzichten en erkent het toegenomen belang van andere partijen dan de
zorginstellingen, zoals gemeenten, bedrijfsleven en natuurlijk de inwoners zelf.
De gemeente Deventer vindt het belangrijk dat haar bewoners gezond zijn en zich gezond
voelen. Allereerst omdat gezondheid een belangrijke basis is voor ieders individueel geluk en
een productief leven, maar bovenal omdat gezonde inwoners een voorwaarde zijn voor een
vitale stad. Gezonde mensen nemen deel aan de samenleving, zetten zich in de voor de
samenleving. Zij staan borg voor de levendigheid en aantrekkelijkheid van de stad. Aan de
andere kant zijn de gevolgen van ziekten, handicaps en verslavingsproblemen voor de
gemeenschap, reden voor lokaal gezondheidsbeleid. Zo wordt de vermaatschappelijking van de
geestelijke gezondheidszorg steeds duidelijker ‘op straat’ zichtbaar en vraagt om maatregelen
zodat deze mensen niet verder afglijden. Tot slot geldt de wettelijke noodzaak voor de
gemeente om zich bezig te houden met de collectieve gezondheid van haar bewoners. De
belangrijkste wetten die een rol van de gemeente legitimeren zijn: de Gemeentewet, de
Welzijnswet en de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) (voor een uitgebreid
overzicht van de wettelijke taken van de gemeente zie bijlage 2).
2.2
Uitgangspunten voor Deventer gezondheidsbeleid
De gemeente Deventer wil een bijdrage leveren aan het beschermen en verbeteren van de
gezondheid van haar inwoners. Het is echter een illusie dat het gezondheidsbeleid van de
gemeente kan voorzien in de oplossing van alle problemen. De gemeente is er dan ook niet om
alle gezondheidsproblemen op te lossen, maar wel om alle burgers de kans te geven op een
goede gezondheid. Het Deventer gezondheidsbeleid is gebaseerd op de volgende
uitgangspunten.

Inwoners hebben gelijke kansen op gezondheid
Groepen die gezondheidsrisico’s lopen en/of waarbij sprake is van gezondheidsachterstand
rechtvaardigen een extra inzet. Verschillen in levens- of gezondheidsverwachting die het gevolg
zijn van sociaal-economische en/of cultureel-etnische factoren zijn voor de gemeente
onacceptabel. Lokaal gezondheidsbeleid, moet zich dan ook, zonder daarbij af te doen aan de
eigen verantwoordelijkheid van de mensen zelf en naast de uitvoering van algemene en
preventieve taken, bezig houden met het bestrijden van verschillen in levens- en
gezondheidsverwachting. Dit legitimeert een aanpak gericht op bepaalde groepen.
8
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST

B&A Groep
Toegankelijke en samenhangende zorg op lokaal niveau
Toegankelijkheid heeft te maken met beschikbaarheid ofwel het peil van het zorgaanbod op
lokaal niveau. Het heeft van doen met fysieke bereikbaarheid en spreiding van het zorgaanbod
en met de openheid en herkenbaarheid van de instellingen voor burgers. Ook heeft
toegankelijkheid te maken met samenhang tussen zorgvoorzieningen enerzijds en zorg- en
welzijns- en vervoersvoorzieningen anderzijds. Lokaal gezondheidsbeleid moet zich, zonder dat
de gemeente op alle zorgaanbieders invloed heeft, bezig houden met het stimuleren van de
totstandkoming van een sluitende infrastructuur op wijk- en stedelijk niveau.

Een vangnet voor inwoners die buiten het reguliere zorgsysteem vallen
Hierbij gaat het om bewoners in de marge, die zich niet langer staande houden in onze
maatschappij (verslaafden, prostituees, zwervers). Kwetsbare burgers, die ondanks de kwaliteit
van onze zorg en de kwantiteit van onze voorzieningen tussen wal en schip dreigen te raken,
onder meer vanwege hun complexe meervoudige problematiek. Lokaal gezondheidsbeleid
dient dit te signaleren en steeds weer een bruikbaar vangnet te bieden en waar nodig specifieke
vormen van zorg te realiseren (zorgregelend op te treden).
2.3
Speerpunten voor het Deventer gezondheidsbeleid
De bovenstaande uitgangspunten geven de visie weer op het gezondheidsbeleid. Deze vertrekt
vanuit bepaalde vooronderstellingen over hoe we willen dat de gezondheidsverwachting van
onze burgers en de gezondheidszorg in de gemeente eruit ziet. Kort gezegd zijn deze
vooronderstellingen: alle Deventernaren hebben gelijke kansen op gezondheid, de zorg in de
gemeente is kwalitatief en kwantitatief op peil en geen enkele burger hoeft buiten het
zorgsysteem te vallen, vanwege een goed functionerende vangnetfunctie. De vraag is
vervolgens in hoeverre deze vooronderstellingen voor alle inwoners en alle onderdelen van de
lokale zorginfrastructuur opgaan. Hierin kan de aanleiding gelegen zijn om gezondheidsbeleid
te voeren. Tegen de achtergrond van de bovenstaande uitgangspunten zijn in de startnotitie
gezondheidsbeleid de volgende speerpunten geselecteerd:
1) Versterken inzet preventie en sluitende aanpak jeugd
Met een groot deel van onze jongeren gaat het goed. Bij een deel van de (jonge) kinderen is
echter sprake van een opeenstapeling van risicofactoren die de kans op gezondheid negatief
beïnvloeden. Signalen wijzen op een toename van psychosociale problematiek. Risicogedrag
en ongunstige omgevingsvoorwaarden (van opvoedingsproblemen tot ontbreken van
rolmodellen) versterken de problemen. Daarnaast biedt het huidige zorgsysteem ruimte voor
verbetering.
2) Terugdringen sociaal-economische gezondheidsverschillen
Bewoners met een lage sociaal-economische status, die veelal wonen in de Deventer
aanpakwijken, lopen een groter risico op gezondheidsachterstand. Het gaat hierbij om
bewoners die laag scoren qua opleiding, inkomen en beroepsstatus. Risicofactoren hierbij zijn
werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, een zwak sociaal netwerk, allochtone herkomst, dak- en
thuisloosheid, kwaliteit van de woonomgeving en ongelijkheid in toegang tot de zorg.
3) Versterken toegankelijkheid eerste lijnszorg
De toegankelijkheid van de eerste lijnszorg staat onder druk. Signalen wijzen erop dat de
toegankelijkheid van de eerste lijnszorg niet voor iedereen in alle wijken op orde is. Dit geldt in
9
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
het bijzonder voor kwetsbare groepen als ouderen, gehandicapten en chronisch zieken die
onder invloed van de vermaatschappelijking van de zorg langer zelfstandig blijven wonen.
4) Versterken OGGZ en stimuleren zorgvernieuwing
Het vangnet voor bewoners in de marge vertoont hiaten, terwijl de groep groeiend is.
Medebepalend zijn externe ontwikkelingen als de vermaatschappelijking van de psychiatrie
waardoor mensen met psychische stoornissen meer dan vroeger in de eigen leefomgeving
blijven en worden behandeld. Dit gaat samen met het afbrokkelen van sociale steun. Dit leidt
ertoe dat er steeds vaker sprake is van overlast, verwaarlozing, verslaving, gedwongen
prostitutie, mishandeling.
2.4
Instrumenten van lokaal gezondheidsbeleid
De gemeente kan via verschillende invalshoeken aan de slag met de bovenstaande
speerpunten voor het gezondheidsbeleid. Vaak worden de volgende invalshoeken genoemd:
via het preventiebeleid, het zorgbeleid en het facetbeleid. Voor alle speerpunten geldt dat vanuit
meerdere invalshoeken een inzet nodig is. Dit stelt hoge eisen aan de coördinatie en
afstemming.
Preventiebeleid
Het preventiebeleid omvat inspanningen die zijn gericht op het voorkomen van ziekten en het
bevorderen van de gezondheid door het wegnemen van risico’s, het bevorderen van gezond
gedrag en het scheppen van voorwaarden voor een gezond bestaan, alsmede de vroegtijdige
opsporing en het beperken van de gevolgen van ziekte. Via preventiebeleid beoogt de
gemeente invloed uit te oefenen op het individu (bijv. inentingen), zijn gedrag (via
voorlichtingscampagnes over voeding, beweging etc.) en zijn omgeving (bijv. hygiëneinspecties). De gemeente heeft wettelijke preventietaken (in het kader van de WCPV), maar
heeft ook beleidsvrijheid om aanvullend preventief gezondheidsbeleid te voeren. Bijvoorbeeld
het starten van een voorlichtingscampagne over gezond eten en meer bewegen.
Zorgbeleid
Het zorgbeleid omvat inspanningen gericht op het bevorderen en handhaven van een hoog
kwalitatief niveau van zorgvoorzieningen en het bevorderen van de afstemming van deze
voorzieningen op de zorgvraag. Via het zorgbeleid beoogt het lokaal gezondheidsbeleid invloed
uit te oefenen op de beschikbaarheid, bereikbaarheid, toegankelijkheid en spreiding van
gezondheidszorgvoorzieningen in de gemeente. Aandachtspunt bij het zorgbeleid is dat de
gemeente slechts op een deel van de gezondheidsvoorzieningen directe invloed heeft
(bijvoorbeeld wel op GGD en Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW), maar niet op huisartsen
en verzorgingstehuizen, die op andere wijzen worden aangestuurd en/of gefinancierd).
Zorgbeleid heeft daarom vooral een voorwaardenscheppend en stimulerend karakter. Zo kan
de gemeente in bestemmingsplanmatig opzicht uitbreiding van huisarts- en tandartspraktijken of
gezondheidscentra in wijken stimuleren en anderszins medewerking verlenen. Ook kan ze via
overleg met zorgaanbieders en zorgverzekeraars invloed uitoefenen op het niveau van
zorgvoorzieningen.
Facetbeleid
Het facetbeleid omvat inspanningen van andere gemeentelijke beleidsterreinen dan het
gezondheidsbeleid, die bijdragen aan de gezondheid en levensverwachting van bewoners,
zoals het sportbeleid, sociale activering, arbeidsintegratie, milieubeleid, beleid op terrein van
10
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
wonen, verkeersveiligheidbeleid, ouderenbeleid en het grote stedenbeleid. Het lokaal
gezondheidsbeleid stimuleert en ondersteunt deze beleidsterreinen om waar wenselijk
gezondheidscomponenten mee te nemen in de beleidsontwikkeling en/of -uitvoering. In het
facetbeleid heeft de gemeente veel beleidsruimte.
11
3. De speerpunten toegelicht
In dit hoofdstuk werken we de speerpunten van het vorige hoofdstuk uit. Achtereenvolgens
gaan we per speerpunt in op de volgende vragen:

Wat is de aard van de onderliggende gezondheids(zorg)problematiek?

Wat weten we over het voorkomen van de problematiek in Deventer?

Welke aanpak staat de gemeente voor? Daarbij maken we een onderscheid in preventie-,
zorg- en facetbeleid.
3.1
Speerpunt 1: Versterking inzet preventie en sluitende aanpak jeugd
3.1.1 Schets gezondheidsproblematiek van jongeren
De gezondheidsrisico’s voor jongeren nemen toe. Dit heeft deels te maken met de ontwikkeling
van hun risicogedrag. In Nederland drinken steeds meer jongeren al op jonge leeftijd alcohol.
Overmatig alcoholgebruik schaadt de lichamelijke gezondheid. Naast alcohol is vooral het
drugsgebruik een belangrijke risicofactor. Zowel het gebruik van XTC (harddrug) als cannabis,
laten onder (schoolgaande) jongeren een stijgende lijn zien. Steeds meer jongeren raken
hierdoor in problemen. Roken en gokken blijft onder jongeren stabiel of neemt licht af.
Daarentegen dreigt overgewicht in Nederland epidemische vormen aan te nemen. Een op de
acht Nederlandse kinderen is te zwaar. De sterkste toename van overgewicht geldt voor
kinderen in de basisschoolleeftijd. Overgewicht wordt geassocieerd met een toename van harten vaatziekten, diabetes, gewrichtsproblemen en psychosociale klachten. De belangrijkste
oorzaak is de disbalans tussen de energie die met de voeding wordt ingenomen en de energie
die wordt verbruikt met lichamelijke activiteiten. Omdat overgewicht op jonge leeftijd gerelateerd
is aan overgewicht op volwassen leeftijd is vroegtijdige signalering en preventie belangrijk.
Naast risicogedrag, dat alle jongeren in meer of mindere mate vertonen, is er bij sommige
jongeren sprake van ongunstige omgevingsvoorwaarden (zoals opvoedingsproblemen,
gezinsproblemen, ontbreken van rolmodellen, opgroeien tussen twee culturen etcetera), die de
gezondheid negatief beïnvloeden en zorgen voor een toename van de psychosociale
problematiek. Dit komt onder meer tot uitdrukking in gedragsproblemen, eet- en
slaapstoornissen en hechtingsproblemen. Dit verhoogt weer de risico’s op schoolverzuim en
schooluitval, gezinsuitval en dak- en thuisloosheid (zwerfjongeren).
3.1.2 Jeugd en gezondheids(zorg)problemen in Deventer
Begin 2002 woonden er in Deventer 20.779 jongeren in de leeftijd van 0 – 19 jaar. Daarbij gaat
het om 5.737 kinderen in de leeftijd van 0 – 4 jaar, 5320 kinderen in de leeftijd van 5 – 9 jaar,
4941 kinderen in de leeftijd van 10 – 14 jaar en 4781 jongeren in de leeftijd van 15 – 19 jaar.
Zo’n 25% van deze jeugdigen is van allochtone afkomst.
Deventer jongeren lijken in risicogedrag niet af te wijken van de overige jongeren in Nederland.
Risicogedrag hoort bij jong zijn, het is vooral de overdaad die schaadt. Uit scholierenonderzoek
van 1999 blijkt dat ruim 20% van de jongeren in Deventer meer dan 10 glazen alcohol drinkt per
gelegenheid. Zo’n 13% van de jongeren geeft aan regelmatig hasj te gebruiken. De gemiddelde
startleeftijd is 14,5 jaar. Zeven procent van de jongeren geeft aan ooit XTC of speed te hebben
12
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
gebruikt. Bijna 42% van de jongeren rookt regelmatig, de helft hiervan rookt meer dan 10
sigaretten per dag. Ook gokt een derde van de jongeren. Slechts een klein percentage (2%)
geeft aan dat zij regelmatig het gevoel hebben dat zij meer vergokt dan zij eigenlijk kunnen
missen. Over overgewicht zijn geen gegevens beschikbaar. Het is aannemelijk dat de landelijke
trend zich ook in Deventer voordoet en dat één op de acht kinderen te zwaar is.
Deventer kent diverse kwetsbare groepen jongeren. Dit zijn jongeren met een meervoudige
problematiek (zoals schooluitval, verslaving, werkloosheid, financiële problemen), waarbij
meestal ook psychosociale problemen een rol spelen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om dak- en
thuisloze jongeren, jonge vluchtelingen en jonge drugsverslaafden. Uit het recente onderzoek
‘Zwerfjongeren in Deventer en omgeving’ blijkt dat de doelgroep van zwerfjongeren tenminste
uit 68 personen bestaat, een omvangrijke groep naar landelijke maatstaven. De gemeente
hanteert de volgende definitie van zwerfjongere: betrokkene is niet ouder dan 25 jaar, verbleef
in Deventer of omgeving, verkeerde tenminste 3 maanden in een situatie van dak- of
thuisloosheid, had problemen op 3 of meer van de leefgebieden wonen, werken/school,
financiën, justitie, gezondheid en sociaal netwerk en kende geen mogelijkheden voor de
begeleiding in de reguliere (jeugd)hulpverlening
3.1.3 De Deventer aanpak
De gemeente Deventer kiest voor een integrale aanpak van de jeugdproblematiek met een
versterkte inzet op preventie. In 2004 komt er een nieuwe nota jeugdbeleid, waarin het
gezondheidsbeleid wordt ingebed. Dit betekent dat het aanbod vanuit de
jeugdgezondheidszorg, de jeugdzorg en het lokale jeugdbeleid goed op elkaar worden
afgestemd. Vooruitlopend op een integraal jeugdbeleid werkt Deventer eerst aan een integrale
uitvoering van de jeugdgezondheidszorg voor 0-19 jarigen. Daarnaast stimuleert de gemeente
dat er in diverse onderdelen van het Deventer onderwijs- en jeugdbeleid aandacht is voor aan
gezondheid gerelateerde problemen, vooral daar waar het gaat om kwetsbare jongeren. Tot slot
worden - om de vangnetfunctie te waarborgen - de komende periode oplossingen gezocht voor
de problematiek van zwerfjongeren.
Voor de komende periode zet de gemeente in op:
Preventiebeleid

Integrale jeugdgezondheidszorg voor 0-19 jarigen
Ter versterking van de algemene preventie realiseert de gemeente een integrale uitvoering van
de jeugdgezondheidszorg voor 0-19 jarigen door consultatiebureaus (0-4 jarigen) en de jeugden schoolartsen van de GGD (5-19 jarigen). De GGD Regio Stedendriehoek,
Thuiszorgorganisaties en gemeenten in de Stedendriehoek nemen deel aan de Stuurgroep
Integrale Jeugdgezondheidszorg Stedendriehoek (IJS). Op korte termijn wordt ingespeeld op de
veranderende regelgeving, onderlinge verhoudingen, samenwerking en organisatie van de
jeugdgezondheidszorg. De inbedding van de jeugdgezondheidszorg in het jeugdbeleid komt in
de tweede termijn aan bod.

Verminderen risicogedrag jongeren
Om de kans op verslavingsgedrag onder Deventer jongeren terug te dringen en een gezonde
leefstijl te bevorderen (voeding en beweging) neemt de gemeente deel aan
(regionale/landelijke) preventieve campagnes en projecten gericht op gezondheidsvoorlichting
en -educatie. Zo wordt op dit moment op scholen in Deventer het lesprogramma Gezonde
School & Genotmiddelen gegeven.
13
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
Zorgbeleid

Opvang voor zwerfjongeren
Om de vangnetfunctie van de gemeente te borgen heeft de gemeente instellingen die ervaring
hebben met zwerfjongeren gevraagd om te komen met suggesties voor opvang en/of
begeleiding.
Facetbeleid

Project Jeugdnetwerk
In het kader van het jeugdbeleid is in januari 2003 het project Jeugdnetwerk gestart. Op basis
van (preventieve) signalen of problematiek van individuele of groepen jongeren wordt de
specifieke deskundigheid (netwerk) van diverse instellingen ingeschakeld en – afhankelijk van
de problematiek – wordt doorverwezen naar activiteiten of instellingen die werken met jongeren.
Er wordt gestreefd naar een goed samenwerkend netwerk per wijk dat effectief en adequaat
reageert op signalen. Het project is een samenwerkingsverband tussen Raster Welzijnsgroep,
Kerninstelling Integraal Jongerenwerk (KIJ), Tactus en de Regiopolitie IJsselland.

Voorkomen uitval onderwijs
De gemeente heeft alle taken met betrekking tot schooluitval ondergebracht bij één Loket
Leerplicht/RMC (Regionaal Meld- en Coördinatiepunt). Het loket ziet toe op de zinvolle
afronding van een onderwijspad door zowel leerplichtige jongeren als jongeren in de leeftijd van
17-23 jaar. Daarmee ontstaat een bijzondere combinatie van inspanningen: spijbelaars worden
streng aangepakt en ‘drop-outs’ worden gestimuleerd om toe te werken naar een kwalificatie
die voldoende is om een start te kunnen maken op de arbeidsmarkt. Deze combinatie leidt tot
een innovatieve en creatieve aanpak van schooluitval.

Coachproject
Het coachproject is al sinds 1998 onderdeel van het Deventer Jeugdbeleid. Het project is erop
gericht om kwetsbare jongeren met een meervoudige problematiek hulp en dienstverlening aan
te bieden. Coach is een samenwerkingsverband van politie, Thuiszorg/Algemeen
Maatschappelijk Werk, Bureau Jeugdzorg Gelderland, de KIJ, Raster Welzijnsgroep, ROC
Aventus, Voortgezet (Speciaal) Onderwijs, Sallcon Werktalent en de sector Sociale
Voorzieningen van de gemeente Deventer. In het coachproject is er aandacht voor
diagnosticering en aanpak van psychosociale problemen.
3.2
Speerpunt 2: Terugdringen sociaal-economische gezondheidsverschillen (SEGV)
3.2.1 Schets van SEGV-problematiek
Er bestaan in Nederland aanzienlijke verschillen in gezondheid naar sociaal-economische
status (SES). SES is daarbij gemeten naar opleiding, inkomen of beroepsniveau. Lager
opgeleide mannen en vrouwen leven gemiddeld respectievelijk 4,9 jaar en 2,6 jaar korter dan
hoog opgeleiden. Ook verschilt het aantal jaren dat in minder goede gezondheid wordt
doorgebracht. Veel ziekten en aandoeningen komen naar verhouding vaker voor bij mensen
met een lage SES.
Deze gezondheidsverschillen hangen deels samen met het verhoogd voorkomen van
gezondheidsrisico’s. Personen met een lage SES hebben een minder gezonde leefstijl: roken
en drinken meer, eten minder groenten en fruit en bewegen minder. Ook zijn woon- en
werkomstandigheden vaak minder gunstig voor de gezondheid. Gezondheidsverschillen zijn
14
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
deels echter ook het gevolg van gezondheidsselectie. Een slechtere gezondheid kan ertoe
leiden dat iemand tot een lagere SES-groep behoort. Bijvoorbeeld vanwege de onmogelijkheid
deel te nemen aan het arbeidsproces. Verder is bekend dat personen met een lage SES minder
gebruik maken van preventieve voorzieningen.
Ook allochtone herkomst is een risicofactor. Dit geldt in het bijzonder voor de eerste generatie
allochtonen. Zij hebben over het algemeen een laag inkomen en zijn laag opgeleid. Velen van
hen zijn na het 55e jaar in de WAO of WW beland. Zij hebben een geringe taalvaardigheid en
zelfredzaamheid. Cultuurverschillen vormen, meer nog dan taalverschillen, een barrière voor
een effectieve zorg- en hulpverlening. De verschillen in beleving van gezondheid en ziekte en in
de verwachtingen in de relatie tussen hulpverlener en hulpvrager maakt de communicatie
tussen autochtonen en allochtonen soms gecompliceerd. Ook kunnen vooroordelen de
toegankelijkheid van de zorg beperken.
3.2.2 SEGV in Deventer
Hoewel een samengestelde maat voor SES ontbreekt, kan op basis van beschikbare gegevens
over onderwijs- en inkomensniveau worden geconstateerd dat zo’n 30-40% van de Deventer
bevolking zich in de groep met een lage sociaal-economische status bevindt (hierbij gaat het
om inwoners met een inkomen lager dan 13.000 euro per jaar en/of een onderwijsniveau lager
of gelijk aan het lager voortgezet onderwijs). In Deventer wonen in vergelijking met andere
steden, relatief veel mensen met een laag inkomen. Het is daarom aannemelijk dat in onze stad
een substantieel deel van de bevolking het risico loopt van gezondheidsachterstand.
De inwoners met een lage SES zijn oververtegenwoordigd in delen van wijk 2 (Zandweerd-Zuid,
Rode Dorp en Driebergen, Voorstad-Centrum en Voorstad-Oost), wijk 3 (Rivierenbuurt,
Deltabuurt, Hoornwerk, Knutteldorp, Raambuurt, Bergweide en Epse-Noord) en een deel van
wijk 4 (Keizerslanden). In deze wijken wonen relatief veel allochtone inwoners. Daarbij gaat het
vooral om zogenaamde oudkomers, waaronder veel Turken (oudkomers zijn allochtonen die al
langere tijd in Nederland verblijven en als arbeidsmigrant in de jaren zeventig naar ons land zijn
gekomen). Onder deze eerste generatie gastarbeiders, die nu ouder is dan 55 jaar is, is sprake
van relatief hoge arbeidsongeschiktheid en werkloosheid.
3.2.3 De Deventer aanpak
Deventer is reeds jaren lid van het internationale gezonde stedennetwerk dat is gericht op het
terugdringen van sociaal-economische gezondheidsverschillen. In lijn met actuele inzichten
kiest Deventer bij de bestrijding van aanpak van sociaal-economische gezondheidsverschillen
voor een wijkgerichte en integrale aanpak. Daarnaast wil de gemeente de toegankelijkheid en
geschiktheid van de zorg voor allochtonen verbeteren met specifieke aandacht voor ouderen en
inburgeraars. Bij de uitwerking van de maatregelen onder dit speerpunt zal Deventer gebruik
maken van de expertise van o.a. het Steunpunt Lokale Aanpak Gezondheidsverschillen (SLAG)
en de GGD Regio Stedendriehoek.
De komende periode zet Deventer in op:
Preventiebeleid

Wijkgerichte gezondheidsvoorlichting
15
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
In samenwerking met de Deventer Wijkaanpak en de afdeling Communicatie wil de gemeente
zich richten op gezondheidsvoorlichting in achterstandswijken. In eerste instantie zal in
onderling overleg worden bepaald wat de meest effectieve manier is. Te denken valt
bijvoorbeeld aan (allochtone) gezondheidsvoorlichters. Ook wordt nagegaan of koppeling aan
de huidige huisbezoeken voor 65-plussers wenselijk is.

Voorlichting in eigen taal en cultuur (VETC)
Om de taal- en cultuurbarrière te slechten en de toegankelijkheid van de gezondheidszorg voor
allochtonen te vergroten is er bij de GGD een VETC-er werkzaam voor 4 uur per week. Dit is
een voorlichtster uit de doelgroep zelf. Zij verzorgt preventieve gezondheidsvoorlichting,
patiëntenvoorlichting in de eerste lijnsgezondheidszorg en opvoedingsondersteuning. In deze 4
uren is zij beschikbaar voor alle 12 gemeenten in de Regio Stedendriehoek. Daarnaast zijn
twee VETC-ers werkzaam bij de Thuiszorg. De coördinatie en uitvoering van de VETC is
ondergebracht bij de GGD. Nagegaan wordt hoe VETC functioneert en of uitbreiding van het
aantal uren wenselijk is.
Zorgbeleid

Onderzoek zorgwensen en –behoeften allochtonen
Om het zorgaanbod voor allochtonen beter aan te laten sluiten op de vraag gaat de afdeling
Onderzoek & Statistiek van de gemeente Deventer een behoefte-onderzoek uitvoeren. Op
basis van de uitkomsten wordt nagegaan welke vervolgacties worden ondernomen.
Facetbeleid

Integrale aanpak van sociaal-economische gezondheidsverschillen
Voorkomen van SEGV vraagt een integrale aanpak, waarbij vele beleidsterreinen betrokken zijn
(zoals armoedebestrijding, werkloosheidsbestrijding, woningbouw, onderwijs, milieu). De
gemeente gaat in eerste instantie na in hoeverre gezondheid al geïntegreerd is binnen deze
beleidsterreinen. Op basis van de uitkomsten hiervan worden nadere maatregelen
geformuleerd om te komen tot een verdere samenwerking en afstemming tussen gezondheid
en andere beleidsterreinen.
3.3
Speerpunt 3: Versterken toegankelijkheid eerste lijnszorg
3.3.1 Probleemschets toegankelijkheid eerste lijnszorg
Tot de eerstelijns gezondheidszorg rekenen we onder andere de huisartsen, tandartsen,
maatschappelijk werk, thuiszorg, apotheken, fysiotherapie en GGD. De toegankelijkheid van de
eerste lijnszorg staat onder druk. Landelijk gezien is er sprake van ondercapaciteit in het
Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW). Ook dreigt er vanaf 2005 landelijk een structureel
tekort aan tandartsen, vanwege onvoldoende opleidingscapaciteit. Op dit moment is het tekort
reeds op veel plaatsen voelbaar. Steeds meer tandartsen nemen geen nieuwe inwoners meer
aan.
Daarnaast hebben veel gemeenten een huisartsentekort. Belemmerende factoren voor
vestiging zijn de praktijkorganisatievorm (solopraktijken), de onhaalbaarheid van de combinatie
zorg en werk, de toenemende behoefte aan deeltijdwerken en hoge waarnemingstarieven. Zelfs
met een onbeperkt opleidingsaanbod zijn er onvoldoende gegadigden te vinden om in de
opleiding in te stromen, terwijl de vraag om zorg toeneemt. De aanpak van het probleem vraagt
een bredere inzet. Taakherschikking en de inzet van nieuwe beroepen, zoals de ‘physician
16
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
assistents’ en praktijkverpleegkundigen, kunnen een belangrijke bijdrage leveren, doordat zij
een deel van het werk van de huisarts overnemen. De ontwikkeling van ‘Huisartsen onder één
dak’ en gezondheidscentra komt tegemoet aan het bezwaar van solopraktijken.
Toegankelijkheid van eerste lijnszorg heeft behalve met capaciteit ook van doen met
bereikbaarheid en geografische spreiding van de eerste lijnsvoorzieningen. Onder invloed van
de vermaatschappelijking van de zorg blijven ouderen, gehandicapten en chronisch zieken zo
lang als dit mogelijk is zelfstandig wonen. Voor deze inwoners is de nabijheid van eerste
lijnsvoorzieningen van groot belang, alsmede een goede bereikbaarheid met het openbaar
vervoer. Huidige ligging en spreiding van eerste lijnsvoorzieningen over de stad en wijken is
echter nog lang niet altijd afgestemd op deze ontstane situatie. Daarnaast vraagt vooral de
toegankelijkheid in kleine kernen aandacht.
3.3.2 Eerste lijnszorg in Deventer
Hieronder geven we een overzicht van diverse eerste lijnszorgvoorzieningen in Deventer. De
gemeente Deventer kan op dit moment redelijk goed voorzien in artsen, tandartsen,
fysiotherapeuten en apothekersvoorzieningen. Wel ziet de gemeente mogelijkheden om bij
herstructurering de spreiding en toegankelijkheid van deze zorgaanbieders voor ouderen en
gehandicapten te verbeteren. Verder is de landelijke ontwikkeling dat het AMW kampt met
ondercapaciteit ook voor Deventer herkenbaar.
Gebied
Huisartsen
Tandartsen
Apotheken
Fysiotherapie
Oefentherapie
Binnenstad/De Hoven
8
13
1
0
4
Zandweerd/Voorstad
12
5
3
6
4
Rivierenwijk/Bergweide
0
0
1
2
0
Zandweerd/
5
3
3
16
1
Colmschate
9
5
2
12
3
Diepenveen
5
2
2
9
0
39
28
12
45
12
Keizerslanden
TOTAAL
Fig. Aantal beroepspraktijken in de eerstelijnsgezondheidszorg in Deventer naar gebied, 2002 (gemeente
Deventer)
3.3.3 De Deventer aanpak
De gemeente kiest vooral voor een voorwaardenscheppende en stimulerende rol als het gaat
om het vergroten van de toegankelijkheid van de eerste lijnszorg op wijkniveau. Omdat
spreiding en ligging van voorzieningen eenvoudiger beïnvloed kunnen worden in nieuw te
bouwen en te herstructureren wijken, richt de gemeente zich de komende periode op de
herstructureringswijken 3 en 4 (Rivierenwijk en Zandweerd-Noord, Borgele/Platvoet en
Keizerslanden). In de overige wijken zal de gemeente de komst van gezondheidscentra
stimuleren. De gemeente stemt met de Thuiszorg af op welke wijze, binnen de door het
ministerie gestelde (financiële) grenzen, meer ruimte kan worden vrijgemaakt voor AMW. In
verband met de overheveling van gelden van de tijdelijke stimuleringsmaatregel AMW wordt het
17
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
Gemeentefonds verhoogd in 2004. Dit betekent voor Deventer een structurele verhoging van de
Algemene uitkering.
De komende periode zet Deventer in op:
Zorgbeleid

Stimuleren en faciliteren van gezondheidscentra
Het stimuleren en het verlenen van medewerking aan de realisatie van gezondheidscentra in de
wijken. Binnen deze centra zijn verschillende combinaties van zorg mogelijk afhankelijk van de
behoeften in de wijk (van huisarts, tandarts, fysiotherapeut tot diëtist). De gemeente faciliteert
de komst van gezondheidscentra via ondersteuning bij de vestiging in het kader van het
bestemmingsplan en het initiëren van overleg met en tussen relevante zorgaanbieders.
Facetbeleid

Herstructurering wijk 3 en 4 en visievorming wonen-zorg-welzijn
In het kader van de herstructurering van deze wijken worden de thema’s opgroeiwijk, zorg op
maat en een aantal randvoorwaarden voor wijk 3 en 4 uitgewerkt. De gemeente onderzoekt in
welke wijk, op welke plaats in de wijk welke zorgvoorzieningen nodig zijn. Naast het project
herstructurering loopt het visievormende traject voor wonen, zorg en welzijn gericht op het
versterken van het woonmilieu voor oudere inwoners. De visie gaat uit van een intensieve
afstemming en samenwerking tussen instellingen en voorzieningen op het terrein van wonenzorg-welzijn.

Ouderenbeleid
Om de zelfredzaamheid van ouderen te bevorderen stimuleert de gemeente in het kader van
het ouderenbeleid de totstandkoming van een toegankelijk en vraaggestuurd activiteitenaanbod
op wijkniveau (op het terrein van welzijn, sport, recreatie, cultuur) voor ouderen gericht op
participatie, integratie en emancipatie en gezondheid, door daartoe erkende gesubsidieerde
instellingen.

Uitvoering van de Wet voorziening gehandicapten (WVG)
Om de zelfredzaamheid van ouderen en gehandicapten te bevorderen verstrekt de gemeente in
het kader van de WVG woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen.
De intake hiervoor vindt plaats door het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO), dat als front-office
voor de WVG fungeert. Het RIO voert ook gesprekken met ouderen over verpleging en
verzorging en regelt de indicatiestelling.
3.4
Speerpunt 4: Versterken OGGZ en stimuleren zorgvernieuwing
3.4.1 Schets van de OGGZ-problematiek
In alle grote steden neemt de groep mensen die zich niet langer staande kan houden in de
maatschappij toe. De oorzaak hiervan ligt niet alleen in factoren als een gekwetste jeugd,
verslaving of psychische stoornissen. Medebepalend zijn externe ontwikkelingen als de
vermaatschappelijking van de psychiatrie waardoor mensen met psychische stoornissen meer
dan vroeger in de eigen leefomgeving blijven en worden behandeld. Dit gaat samen met het
afbrokkelen van sociale steun, waardoor niet kan terug worden gevallen op informele hulp van
familie of eigen netwerk. Dit leidt er toe dat er steeds vaker sprake is van overlast, ernstige
zelfverwaarlozing, verslaving, acute psychiatrische problematiek, mishandeling, huiselijk geweld
18
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
en gedwongen prostitutie. De aard van deze problemen is vaak ernstig en de effecten zijn
dramatisch voor zowel de direct betrokkenen als de maatschappij.
Bij de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg gaat het om de zorg voor mensen ‘aan de rand’
van de samenleving. Doelstelling van de OGGZ is de mensen te bereiken die hulp nodig
hebben, maar daar niet zelf om vragen. Vaak gaat het daarbij om meervoudige individuele
problematiek. Kenmerkend hierbij is dat de betrokken personen onvoldoende of geen gebruik
maken van het reguliere aanbod van allerlei instanties en daar veelal ook weinig vertrouwen in
hebben. Niet de patiënt zelf, maar derden brengen de hulp op gang.
3.4.2 OGGZ-problematiek in Deventer
Ook in Deventer zijn er, net als in alle andere grote steden, signalen dat het aantal mensen in
de marge toeneemt. Zo waren er in 1999 29 meldingen van woonoverlast als gevolg van
verwaarlozing, verslaving etc. In 2001 is dit aantal opgelopen tot 49. Vertegenwoordigers van
politie, justitie en hulpverlenende instanties bevestigen dat er in toenemende makte sprake is
van huiselijk geweld. Daarnaast zijn er signalen dat de psychosociale gezondheid van de
Deventer ouderen verslechtert.
In 2000 heeft de stichting Intraval een onderzoek gedaan naar welke groepen problematische
harddrugsverslaafden er zijn in Deventer, welke groepen dak- en thuislozen er zijn en hoe het
gesteld is met de psychiatrische problematiek onder de harddrugsverslaafden en dak- en
thuislozen in Deventer. Uit dit onderzoek blijkt verder dat er hiaten zijn in de keten van de
sociale verslavingszorg.
3.4.3 De Deventer aanpak
Via het programma Kwetsbare Groepen in het kader van het grote stedenbeleid beoogt de
gemeente de zelfredzaamheid van deze bewoners te vergroten en daarmee de kans op
marginalisering te verkleinen. Onderdeel is ook het versterken van de relaties tussen bewoners
onderling, en hulpverleners aan de ene kant en bewoners aan de andere kant met oog op
tijdige signalering en adequate opvang. Toch falen we soms in ons preventieve missie. Voor
deze situaties treedt de gemeente zorgregelend op en zet in op:
Zorgbeleid

Ontwikkeling integrale opvang dak- en thuislozen
De gemeente Deventer wenst te komen tot een evenwichtig en samenhangend zorg- en
overlastbeleid voor verslaafde dak- en thuislozen. In het kader hiervan heeft de gemeenteraad
in juni 2001 besloten over te gaan tot een gefaseerde ontwikkeling en realisatie van een
integrale, laagdrempelige voorziening voor deze doelgroep, bestaande uit dagopvang annex
gebruikersruimte (eerste fase) en nachtopvang (tweede fase). De locatie van de voorziening
wordt de Polstraat 8-10 in Deventer. Streven is om medio 2004 de voorziening open te stellen
voor de doelgroep.

Aanpak psychosociale problematiek bij ouderen
Naar aanleiding van de signalen over een slechte psychosociale gezondheid bij ouderen wil de
gemeente de aanpak van deze problematiek in Deventer eerst in kaart brengen. Op basis van
de uitkomsten van deze inventarisatie worden concrete acties ondernomen.
19
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST

B&A Groep
Realisatie van een hospice
Eén van de plannen van Zorggroep Solis is het realiseren van een hospice in Deventer. In 2004
wordt dit plan verder geconcretiseerd.
Facetbeleid

Registratie van en informatie-uitwisseling overlastgevende personen
In het kader van het grote stedenbeleid vindt binnen de maatschappelijke opvang en
verslavingszorg in Deventer een goede registratie plaats van overlastgevende personen met
gecompliceerde meervoudige problematiek. Tussen de instellingen in de zorgketen als ook met
politie bestaan uitstekende afspraken over de onderlinge informatie-uitwisseling over deze
personen om bij crisissituaties of dreiging daarvan deze mensen beter te kunnen bereiken en
ondersteunen.

Ondersteuning prostituees
Op 16 december 2002 heeft de Deventer gemeenteraad de nota ‘Prostitutie, van papier naar
praktijk’ aangenomen. Hiermee is een start gemaakt met de ondersteuning van Deventer
prostituees die met dit werk willen stoppen. De ondersteuning is gericht op versterking van de
signaleringsfunctie en de gezondheidssituatie van prostituees enerzijds (door preventie en
voorlichting en een spreekuur voor seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA-spreekuur) en
op loopbaanondersteuning anderzijds (via een uitstapprogramma). De GGD is inmiddels gestart
met de uitvoering van de voorlichtingsactiviteiten en het SOA-spreekuur.

Project huiselijk geweld
Dit project beoogt een integrale aanpak en bestrijding van huiselijk geweld. Daar waar
individuen of groepen in de knel raken moet hulp en ondersteuning geboden worden in een
sluitende keten tussen gemeente, politie, justitie en hulpverlening. De eerste fase van het
project heeft geleid tot een definiëring van de problematiek en een inventarisatie van de
werkwijze van de verschillende organisaties op het gebied van registratie, diagnostiek,
hulpverlening en het strafrechtelijk optreden. In december 2003 is een convenant ondertekend
door de deelnemende partijen. Dit convenant legitimeert de inzet van de betrokken instellingen
en organisaties en biedt de mogelijkheid om de gewenste uitvoering te kunnen realiseren en
waarborgen.

Project zelfredzaamheid
In het kader van het grote stedenbeleid wordt het project zelfredzaamheid uitgevoerd, tevens
bedoeld om de leefbaarheid in de wijken te versterken. In probleemsituaties in de wijk (op straat
of thuis) wordt in gezamenlijk overleg (netwerk van woningcorporatie, Raster Welzijnsgroep,
politie en GGD) bepaald welke instelling benaderd moet worden om hulp te bieden en eerste
aanspreekpunt is. De hulpverlening van de betrokken instellingen en organisaties wordt
gecoördineerd om te voorkomen dat een probleemgezin te maken krijgt met drie verschillende
hulpverleners. In de wijk Hoornwerk is de pilot inmiddels afgerond. In de wijk
Landsherenkwartier is een nieuwe pilot gestart om de ontwikkelde methodiek aan te scherpen.
Streven is om voor het eind van dit jaar een evaluatie uit te voeren. Op basis van de
uitkomsten en nadere visievorming met alle partners wordt een beslissing genomen over het
wel of niet structureel maken van de methodiek (inbedding in regulier beleid).

Vangnet voor psychosociale woonproblematiek
Het vangnet stelt zich ten doel om de psychosociale woonproblematiek in een zo vroeg mogelijk
stadium te signaleren en zo efficiënt mogelijk aan te pakken. Hiermee wordt getracht te
voorkomen dat de situatie verder escaleert, waardoor de problemen van de cliënt en/of de
overlast voor de omwonenden zich verder opstapelen. Door als organisaties hierin samen te
werken, kan expertise worden gebundeld en een consequent beleid worden gevoerd.
Daarnaast kan aan de cliënt passende hulpverlening worden geboden. De betrokken
organisaties zijn: RIAGG IJsselland, GGD Regio Stedendriehoek, Tactus,
20
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
Woningbouwverenigingen, Adhesie, Stichting Thuiszorg , sector sociale zaken en kredietbank,
sector welzijn, cultuur en onderwijs, SOD, Raster, de KIJ, SPD, Politie IJsselland,
Kinderbescherming, van de Bentstichting.
21
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
4. Organisatie en strategie
Het realiseren van onze speerpunten gaat niet vanzelf. In dit laatste hoofdstuk gaan we in op de
strategie die we willen volgen om in overleg met het veld de uitvoering van de speerpunten
vorm en inhoud te geven. Ook geven we aan hoe we intern en extern de aansturing van de
uitvoering van de speerpunten willen organiseren. Tot slot gaan we in op de financiën.
4.1
Strategie
In de komende periode worden de speerpunten in nauw overleg met andere betrokken
gemeentelijke afdelingen, maar ook met alle partners binnen de gezondheidszorg in de stad
en/of regio uitgewerkt. De ‘Deventer aanpak’ die onder elk speerpunt is beschreven bestaat
voor het grootste deel uit bestaande acties en projecten. Voor deze bestaande initiatieven is
opgave voor de nabije toekomst om nadrukkelijk de gezondheidsaspecten in deze projecten en
acties te benoemen en waar wenselijk de projecten daarop sterker te richten.
Daar waar sprake is van nieuw te ontwikkelen acties wordt vanuit zorg het initiatief genomen om
de voornemens uit te werken in concrete maatregelen en resultaten in samenwerking met
relevante gemeentelijke afdelingen en partners. Concreet gaat het daarbij om:

verminderen risicogedrag jongeren samen met onder andere jeugbeleid, GGD en

wijkgerichte gezondheidsvoorlichting samen met de Wijkaanpak en de afdeling

integrale aanpak van sociaal-economische gezondheidsverschillen samen met onder

stimuleren totstandkoming toegankelijk zorgaanbod op wijkniveau samen met ruimtelijke

inventarisatie psychosociale problematiek bij ouderen samen met ouderenbeleid,
onderwijsinstellingen (speerpunt 1);
communicatie (speerpunt 2);
andere ruimtelijke ordening, milieu, huisvesting en Wijkaanpak (speerpunt 2);
ordening, milieu, huisvesting, Wijkaanpak en zorgaanbieders (speerpunt 3);
ouderenorganisaties en hulpverleners (speerpunt 4).
Het sterker richten van bestaande activiteiten op gezondheid en het ontwikkelen van nieuwe
maatregelen (met daarbij concrete afspraken over resultaten) vindt plaats in de periode tot en
met mei 2004. Deze kadernota vormt daarbij de basis en fungeert als raamwerk voor
afstemming, discussie en het maken van uitvoeringsafspraken.
4.2
Interne organisatie
Gezondheidsbeleid is gedeeltelijk facetbeleid. Dit betekent dat ook andere beleidssectoren een
bijdrage moeten leveren aan het realiseren van de speerpunten. Het gezondheidsbeleid vervult
richting deze beleidssectoren een stimulerende en ondersteunende rol. Dit houdt in dat het
gezondheidsbeleid op deze onderwerpen de samenwerking bevordert tussen de verschillende
beleidsterreinen; op strategische momenten aandacht vraagt voor gezondheid(zorg) en
vernieuwing aanjaagt door eventueel samen met anderen innovatieve projecten op te zetten.
Dit brengen we in de praktijk door:

in samenwerking met relevante gemeentelijke afdelingen de speerpunten nader uit te
werken en duidelijk af te spreken wie waarvoor verantwoordelijk is;

halfjaarlijks het gezondheidsbeleid te bespreken in het managementteam en het college van
Burgemeester en Wethouders.
22
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
4.3
B&A Groep
Externe organisatie
Gezondheidsbeleid vraagt een heldere regie van de gemeente. De ervaring leert dat een
heldere scheiding tussen regie- en aansturingstaken van de gemeente en uitvoerende taken
van de instellingen van belang is. Om de regierol te ondersteunen wil de gemeente een
functionele overlegstructuur (bijvoorbeeld Stuurgroep Gezondheidsbeleid) in het leven roepen.
Deze komt twee keer per jaar bijeen en adviseert over de inhoud en uitvoering van het beleid
op hoofdlijnen en binnen de kaders van de nota gezondheidsbeleid. Daarnaast heeft de
Stuurgroep een signalerende taak (nieuwe ontwikkelingen, problemen, kansen).
4.4
Evaluatie en monitoring
De gemeente zal het gezondheidsbeleid tussentijds en na afloop evalueren en waar nodig en
wenselijk herijken. De gezondheidsonderzoeken van de GGD, evaluatief beleidsonderzoek en
de zelfanalyse en visitatie grote stedenbeleid zijn daarbij belangrijke hulpmiddelen. De
belangrijkste partners worden uiteraard in staat gesteld een bijdrage te leveren aan de evaluatie
en de herijking. Nagegaan moet worden of op basis van de gestelde doelen de indicatoren uit
de gezondheidsmonitor van de GGD bijstelling behoeven.
4.5
Financiën
Op 16 december 2002 heeft de gemeenteraad van Deventer een heroverwegingsoperatie
voorgesteld met een omvang van € 5 miljoen. Dit bedrag moet gerealiseerd zijn in het jaar
2007. In maart 2003 heeft het college van Burgemeester en Wethouders een pakket van
heroverwegingsvoorstellen vastgesteld. Voor de uitvoering van het gezondheidsbeleid betekent
dit dat er geen extra financiële middelen kunnen worden aangewend. Uitgangspunt voor de
financiering van de projecten die zijn genoemd in hoofdstuk 3 zijn de vastgestelde bedragen op
de gemeentelijke begroting binnen de diverse betrokken beleidsterreinen. Anderzijds worden
vanuit het grote stedenbeleid middelen beschikbaar gesteld voor specifieke doelgroepen binnen
de zorg. In het kader van de nieuwe GSB-periode (2005-2009) is op dit moment nog niet
duidelijk of gezondheid een specifiek aandachtspunt is.
23
Bijlage 1. Taken GGD
I Algemene Gezondheidszorg
Basisproducten
Nr.
Product
Grondslag
Financier
Werkgebied
4.02
Gezondheidsvoorlichting- en
WCPV
gemeenten
regio Stedendriehoek
Opvoeding (GVO)
4.03
Epidemiologie
WCPV
gemeenten
regio Stedendriehoek
4.11
Infectieziektenbestrijding
WCPV/ IW
gemeenten
regio Stedendriehoek
Wet op de lijkbezorging
gemeenten
regio Stedendriehoek
algemeen
4.11
Forensische geneeskunde
+ overeenkomst
4.12
SOA- en Aids-bestrijding
WCPV/ IW
gemeenten
regio Stedendriehoek
4.15
Medische Milieukunde
WCPV
gemeenten
regio Stedendriehoek
4.16
Openbare Geestelijke
WCPV
gemeenten
regio Stedendriehoek
WCPV/ IW
gemeenten
regio’s Stedendriehoek en
Gezondheidszorg
4.20
Tuberculosebestrijding
Noordwest-Veluwe
Plusproducten
Nr.
Product
Grondslag
Financier
Werkgebied
4.38
Reizigersvaccinaties
WCPV/ tarieven
individuele
regio Stedendriehoek
cliënten
4.38
Bevolkingsonderzoek
WCPV / WBO
AWBZ
regio Stedendriehoek
overeenkomst
gemeente
gemeente Deventer
baarmoederhalskanker
4.38
Woningurgentieadviescommissie Deventer
4.38
Massavaccinatie kinderen
Deventer
AWBZ
AWBZ
gemeenten Apeldoorn,
Brummen, Deventer,
Epe, Voorst
4.38
Medische Opvang
overeenkomst
COA
regio Stedendriehoek
overeenkomst
gemeente
gemeente Deventer
Asielzoekers
4.38
Project Zelfredzaamheid
Landsherenkwartier
4.38
Inspectie kinderdagcentra
Deventer
overeenkomst
Kinderdag-
diverse gemeenten en
centra
individuele
kinderdagcentra
25
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
II Jeugdgezondheidszorg
Basisproducten
Nr.
Product
Grondslag
Financier
Werkgebied
WCPV
gemeenten
regio Stedendriehoek
5.02 Gezondheidsvoorlichting- en WCPV
gemeenten
regio Stedendriehoek
5.01 Preventieve
tandheelkundige zorg
Opvoeding (GVO)
5.03 Epidemiologie
WCPV
gemeenten
regio Stedendriehoek
5.11 CB-dossieroverdracht- en
WCPV
gemeenten
regio Stedendriehoek
WCPV
gemeenten
regio Stedendriehoek
WCPV
gemeenten
regio Stedendriehoek
WCPV
gemeenten
regio Stedendriehoek
WCPV
gemeenten
regio Stedendriehoek
WCPV
gemeenten
regio Stedendriehoek
onderzoek
5.12 Onderzoeken
basisonderwijs
5.13 Onderzoeken Speciaal
onderwijs
5.14 Onderzoeken voortgezet
onderwijs
5.16 Huisbezoeken/
begeleidingsgesprekken
5.17 Collectieve activiteiten
Plusproducten
Nr.
Product
Grondslag
Financier
Werkgebied
5.30
Massavaccinatie kinderen
AWBZ
AWBZ
gemeenten Apeldoorn,
Brummen, Deventer, Epe,
Voorst
III Logopedie
Plusproducten
Nr.
Product
Grondslag
Financier
6.01
Collectieve preventieve
beleidsgevolg WCPV gemeenten
gemeenten Apeldoorn,
logopedie gericht op het
/ overeenkomst
Brummen, Deventer, Epe.
individu
Werkgebied
Gorssel, Lochem,
Warnsveld en Zutphen
6.02
Collectieve preventieve
beleidsgevolg WCPV gemeenten
gemeenten Apeldoorn,
logopedie gericht op
/ overeenkomst
Brummen, Deventer, Epe,
intermediairen en publiek
Gorssel, Lochem,
Warnsveld en Zutphen
6.03
6.03
Deskundigheids-
overeenkomst
Stichting
bevordering
GAO/
beroepskrachten 0-6
gemeente
jarigen
Deventer
Screening en advisering
neveninstromers
overeenkomst
Stichting
gemeente Deventer
gemeente Deventer
GAO/
gemeente
Deventer
26
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
Bijlage 2. Wettelijke kaders
Diverse wetten legitimeren de gemeente om zich bezig te houden met de collectieve
gezondheid van haar inwoners. Daarnaast wordt in de wetgeving ook een belangrijke rol
toegekend aan de GGD. De belangrijkste wetten en taken voor de gemeente en/of de GGD die
hieruit voortvloeien zijn hieronder bij elkaar gezet. De verschillende wetten zijn gerangschikt
naar:
a. verantwoordelijkheid in algemene zin
b. verantwoordelijkheid ten aanzien van preventie
c. verantwoordelijkheid ten aanzien van de zorgfunctie en de zorg voor risicogroepen
d. verantwoordelijkheid ten aanzien van parate hulpverlening
Verantwoordelijkheid in algemene zin
Grondwet
In artikel 22, lid 1 van de Grondwet staat beschreven dat de overheid maatregelen treft ter
bevordering van de gezondheid.
Gemeentewet
Artikel 149 van de Gemeentewet geeft de gemeenteraad de bevoegdheid om verordeningen op
te stellen in het belang van de gemeente. In de huidige Gemeentewet is de opsomming van
onderwerpen (openbare orde, zedelijkheid en gezondheid) komen te vervallen, omdat het
slechts ging om voorbeelden. Voorheen werd gezondheid dus wel expliciet genoemd.
Gezondheidswet
De Gezondheidswet bevat de wettelijke voorschriften ten aanzien van de organisatie van de
zorg voor de volksgezondheid. De wet regelt onder meer de vertegenwoordiging van de
gemeentebesturen in de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid (artikel 48). Daarnaast
regelt de wet de informatieplicht van gemeenten aan inspecteurs van de Volksgezondheid en
de Provinciale raad voor de Volksgezondheid betreffende de naleving van wetten en
verordening op het terrein van de volksgezondheid (artikel 43, lid 1). Ook is in deze wet
geregeld dat inspecteurs van Volksgezondheid gemeenten adviseren (artikel 41).
Verantwoordelijkheid ten aanzien van preventie
Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV)
De Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid is op 25 mei 1990 in het staatsblad verschenen
en met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 1989 in werking getreden. De wet draagt de
gemeenteraad op de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen de
collectieve preventie alsmede de onderlinge afstemming tussen de collectieve preventie en de
curatieve zorg te bevorderen (artikel 2, lid 1).
Om deze taken te kunnen realiseren moet de gemeente zorgdragen voor:
 het verwerven van inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking op basis van
epidemiologische analyse (artikel 2, lid 2, onder a);
27
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
 het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen met gevolgen voor het
leefmilieu (artikel 2, lid 2, onder b);
 het bevorderen van de hygiëne en psychohygiëne (artikel 2, lid 3, onder c);
 het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma's met inbegrip
van gezondheidsvoorlichting en -opvoeding o.a. door het zorgdragen voor de
totstandkoming van een structuur waarbinnen de samenwerking tussen instellingen die
taken vervullen op het gebied van gezondheidsvoorlichting en gezondheidsopvoeding vorm
krijgt (artikel 2, lid 3, onder d);
Daarnaast draagt de wet de gemeenteraad de zorg op voor de uitvoering van
(artikel 3):

collectieve preventie ten aanzien van infectieziekten;

collectieve preventie ten aanzien van gezondheidsrisico's voor jeugdigen
(zie ook: Besluit Collectieve Preventie Volksgezondheid)
Voor de uitvoering van deze taken dragen gemeenten zorg voor de instelling en instandhouding
van gemeentelijke gezondheidsdiensten (artikel 5, lid 1). Ook andere
gezondheidszorginstellingen kunnen in principe taken op het terrein van de collectieve
preventie uitvoeren.
De Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid bepaalt dat de GGD (als uitvoerende instantie)
tenminste beschikt over deskundigen op de terreinen geneeskunde, epidemiologie,
verpleegkunde, gezondheidsvoorlichting en -opvoeding, tandzorg, gedragswetenschappen en
informatica (artikel 6, lid 1).
De financiering van de collectieve preventie vindt plaats vanuit het Gemeentefonds. De
gemeente is vanwege de decentralisatie van de financiering in een bijzondere positie
terechtgekomen. De gemeente is zowel financier als uitvoerder. Dit betekent dat de gemeente
enerzijds verantwoordelijk is voor de financiering en anderzijds voor de kwaliteit van de
geleverde voorzieningen. Dit draagt er toe bij dat de relatie tussen het gemeentebestuur en de
GGD tamelijk gecompliceerd is. Gemeenten moeten duidelijk omschrijven wat zij willen om
vervolgens de relevante producten in te kunnen kopen bij de GGD.
Ook op het terrein van de Jeugdgezondheidszorg krijgt de gemeente de regierol toebedeeld.
Van oudsher richtte de Jeugdgezondheidszorg zich op de groep 4 – 19 jaar. Voor de kinderen
van 0 – 4 jaar was de Ouder- en Kindzorg ingesteld. Taken op het gebied van de Ouder- en
Kindzorg werden uitgevoerd door de Thuiszorg, en gefinancierd door de AWBZ. De financiering
van de 0 – 4 jarigenzorg (behalve de financiering van de vaccinaties) gaat vanaf
medio 2001 via de gemeenten lopen, waarmee de gemeente verantwoordelijk wordt voor
integrale Jeugdgezondheidszorg van 0 – 19 jaar. Gemeenten zullen, in overleg met Thuiszorg
en GGD, deze taken moeten afstemmen met de taken op het gebied van kinderopvang en het
onderwijsonderdeel van de Jeugdgezondheidsheidszorg. Consultatiebureaus krijgen, naast hun
reguliere taken als vaccinatie en signalering van ontwikkelingsachterstanden, een taak bij de
vroegsignalering op het gebied van taalontwikkeling. Hierbij wordt een koppeling gelegd naar de
Voor- en Vroegschoolse educatie (VVE), zodat de aansluiting bij het basisonderwijs zo goed
mogelijk verloopt. Voor de versterking van de consultatiebureaus zijn door de Rijksoverheid
middelen beschikbaar gesteld.
28
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
Besluit Collectieve Preventie Volksgezondheid (BCPV)
In dit besluit is de zorgplicht van de gemeenteraad en de hieruit voortvloeiende werkzaamheden
van de collectieve preventie die betrekking heeft op tuberculose, seksueel overdraagbare
aandoeningen, aids (artikel 3) en gezondheidsrisico's jeugdigen vanaf vier jaar geregeld (artikel
4). Op grond van artikel 4, lid 2, onder b is de gemeenteraad verplicht medewerking te verlenen
aan de uitvoering van vaccinatieprogramma's en bevordering van een optimale vaccinatiegraad
ten aanzien van het AWBZ-vaccinatieprogramma (zie ook: AWBZ). De uitvoering van deze taak
is door de gemeente opgedragen aan de GGD. Bovendien staat in dit besluit (artikel 4, lid 2,
onder c) vermeld dat de gemeenteraad verplicht is medewerking te verlenen aan de uitvoering
van sociaal-medische taken als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het
voortgezet onderwijs (zie aldaar).
Daarnaast draagt de gemeenteraad zorg voor de totstandkoming van een oproepsysteem van
door de minister aangewezen bevolkingsonderzoeken (artikel 2, onder b).
Verantwoordelijkheid ten aanzien van de zorgfunctie en de zorg voor risicogroepen
Welzijnswet
In de Welzijnswet is bepaald dat de gemeente verantwoordelijk is voor het welzijn van haar
burgers. Gezondheid is een belangrijke voorwaarde voor welzijn. In artikel 2 van de Welzijnswet
van 1994 wordt geregeld dat sprake moet zijn van een gezamenlijke inspanning van overheden,
particulier initiatief en andere betrokkenen om:

de ontplooiingsmogelijkheden van mensen te vergroten en hun zelfwerkzaamheid alsmede
hun deelname aan de samenleving te stimuleren mede om te voorkomen dat mensen in een
achterstandspositie geraken;

de personen die in een achterstandspositie zijn geraakt mogelijkheden te bieden hun positie
te verbeteren;

het welbevinden van personen in de samenleving op andere wijze te bevorderen.
Beleidsterreinen die onder deze wet vallen zijn: welzijn jeugd, kinderopvang, maatschappelijke
dienstverlening, maatschappelijke opvang, sociale pensions, sociaal-cultureel werk,
emancipatie, sport, welzijn ouderen, welzijn gehandicapten, integratie vluchtelingen, opvang
van vluchtelingen, minderheden en asielzoekers.
Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg)
Vanaf 1 april 1994 heeft de gemeente de plicht zorg te dragen voor de verlening van
woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen voor de deelneming aan het
maatschappelijk verkeer van in de gemeente woonachtige gehandicapten en stelt met
inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet daartoe regels vast bij verordening
(artikel 2, lid 1). Deze zorgplicht houdt in dat de gemeente toereikende hulp biedt in verband
met de beperkingen van de gehandicapten. Met de invoering van de Wvg is de doelgroep
uitgebreid met de groep 65-plussers. De gemeente kan binnen de wettelijke kaders het pakket
voorzieningen afstemmen op de lokale mogelijkheden. Zo kan bijvoorbeeld naast individuele
voorzieningen ook een collectief vervoerssysteem worden aangeboden. De voorzieningen die
worden verstrekt dienen doeltreffend, doelmatig en efficiënt te zijn (artikel 3).
Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ)
Deze wet regelt opname in een psychiatrisch ziekenhuis of psychiatrische afdeling van een
ziekenhuis (PAAZ) voor iemand die gestoord is in zijn of haar geestesvermogens. De BOPZ
29
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
geeft de burgemeester de bevoegdheid om mensen die een gevaar zijn voor zichzelf, hun
omgeving of de openbare orde met een inbewaringstelling acuut verplicht te laten opnemen
(artikel 20).
Leerplichtwet
Het college van burgemeester en wethouders kan vrijstelling van leerplicht verlenen in een
situatie waarin een leerplichtige ongeschikt wordt bevonden om volledig onderwijs te volgen
(artikel 5, onder a). Het college geeft deze vrijstelling, nadat een onafhankelijk arts de
leerplichtige ongeschikt bevonden heeft tot het volgen van dagonderwijs. Deze onafhankelijke
functie wordt uitgevoerd door de GGD (artikel 7).
Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs (ISOVSO)
Op grond van deze wet in combinatie met de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid is de
gemeente verplicht om haar GGD op te dragen te adviseren over de toelating van kinderen tot
het speciaal onderwijs. Het geheel verloopt via een commissie van onderzoek, waarin naast de
directeur van de school waarvoor toelating wordt verzocht andere deskundigen zitting kunnen
hebben, bijvoorbeeld schoolarts en logopedist (artikel 33).
Arbeidsomstandighedenwet
De gemeente moet onder bepaalde voorwaarden ervoor zorgen dat gebruik kan worden
gemaakt van de diensten van een Arbo-dienst (artikel 17). Daarin is ook de bedrijfsgezondheidszorg aanwezig.
Wegenverkeerswet 1994 (WVW) en Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer
(BABW)
Op grond van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, gebaseerd op de
Wegenverkeerswet 1994, kan de raad of, krachtens besluit van de raad, burgemeester en
wethouders aan een invalide, die als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens
van die gemeente is ingeschreven en zich niet of nauwelijks te voet kan voortbewegen, een
invalidenparkeerkaart verstrekken (artikel 49). Bij ministeriële regeling (= Besluit invalidenparkeerkaart) worden voorschriften gesteld omtrent de afgifte van invalidenparkeerkaarten (artikel
53, onder a). Op grond hiervan heeft de GGD de taak om de gemeente te adviseren over de
medische noodzaak tot het verlenen van een invalidenparkeerkaart en/of een
invalidenparkeerplaats.
Wet op de openluchtrecreatie en Besluit hygiëne, gezondheid en veiligheid kampeerterreinen
Op grond van de Wet op de openluchtrecreatie worden in het belang van de hygiëne, de
gezondheid en de veiligheid bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ten aanzien van
kampeerterreinen en jachthavens regels gesteld (artikel 17). Burgemeester en wethouders
hebben bij deze wet in het belang van de gezondheid en hygiëne ten aanzien van het
kamperen bepaalde taken en bevoegdheden (artikelen 11, 18, 26 en 36). In het Besluit hygiëne,
gezondheid en veiligheid kampeerterreinen worden in dit kader diverse voorschriften gesteld en
bevoegdheden van burgemeester en wethouders geregeld.
Algemene Bijstandswet
Volgens artikel 119 in de Abw dragen burgemeester en wethouders zorg voor een doeltreffende
voorlichting in de gemeente aangaande de verlening van bijstand. Binnen artikel 144 wordt een
gemeente de mogelijkheid gegeven om - bij wijze van experiment - mensen met een uitkering te
stimuleren weer mee te doen in de maatschappij met als uiteindelijke doel het vinden van
30
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
betaald werk. Op deze wijze wordt sociaal isolement en sociale uitsluiting voorkomen en het
sociaal welbevinden van mensen bevorderd. De medische advisering in het kader van de
Algemene bijstandswet is opgedragen aan de GGD.
Kwaliteitswet zorginstellingen
Het normstellende deel van deze wet is geregeld in artikel 2 t/m 6. Het legt de zorgaanbieder
een viertal eisen op:
 Het aanbieden van verantwoorde zorg (artikel 2);
 Een organisatie van werkzaamheden die leidt of redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde
zorg (artikel 3). Hierbij geldt tevens de eis dat de zorgaanbieder de resultaten van het
overleg tussen zorgaanbieders en patiënten/consumentenorganisaties bij de zorgorganisatie
moet betrekken;
 Systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van zorg (artikel 4);
 Verantwoording over het gevoerde kwaliteitsbeleid (artikel 5).
De wet is van toepassing op alle zorginstellingen, ongeacht of ze uit particuliere of collectieve
middelen worden gefinancierd. Wel geldt als criterium of de zorg van het bepaalde type is dat
bij of krachtens de Ziekenfondswet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is
omschreven.
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
Deze wet betreft de bepalingen omtrent de algemene verzekering bijzondere ziektekosten.
 De Ziekenfondsraad subsidieert uit het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten
momenteel het bevolkingsonderzoek op borstkanker, waarin de gemeente en de GGD een
belangrijke coördinerende rol vervullen (artikel 51);
 Voor de vormen van zorg waarop de verzekerden aanspraak kunnen maken is de basis
gelegd in de AWBZ. Hieronder vallen tevens de vaccinaties in het kader van het
vaccinatieprogramma 1974. Het programma voorziet in een aantal inentingen op kinderen.
De gemeente speelt hierbij een rol (zie ook: Besluit Collectieve Preventie Volksgezondheid);
 In artikel 9a is de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de indicatiebeoordeling
vastgelegd (zie ook: Overgangswet Verzorgingstehuizen). Burgemeester en wethouders zijn
verplicht erin te voorzien dat er in hun gemeente voor de inwoners van hun gemeente een
onafhankelijk indicatieorgaan werkzaam is, dat kosteloos beoordeelt of een inwoner in
aanmerking komt voor een van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vormen
van zorg (artikel 9a, lid 1, AWBZ). Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen
nadere regels worden gesteld (artikel 9a, lid 2 AWBZ, zie ook: Zorgindicatiebesluit).
Overgangswet Verzorgingstehuizen
Artikel 32 geeft aan dat de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten het artikel 9a, inhoudende
de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de indicatiebeoordeling, wordt toegevoegd.
Zorgindicatiebesluit
In het Zorgindicatiebesluit staat vermeld dat de gemeente of gemeenten die in het werkgebied
van het indicatieorgaan gelegen zijn, een persoon aanwijzen als lid van het indicatieorgaan
(artikel 4, lid 3).
Wet Tarieven Gezondheidszorg
In deze wet staan regelingen die betrekking hebben op de tarieven van organen voor
gezondheidszorg. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten is op grond van artikel 3 van
31
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
deze wet aangewezen als representatief orgaan namens de gemeenten, die optreden als
uitvoerder van ambulancevervoerplannen op basis van de Wet ambulancevervoer (artikel 3).
Wet op de Orgaandonatie (WOD) en Besluit Donorregister
In de wet staan onder meer de verantwoordelijkheden van de minister van VWS ten aanzien
van de verzending van donorformulieren geregeld aan burgers als bedoeld in de Wet
gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (artikel 34 Wet op de Orgaandonatie en
artikel 3 Besluit Donorregister). De rol van de gemeente hierbij is dat zij eenmalig persoonsgegevens aanlevert uit de gemeentelijke basisadministratie die nodig zijn voor het landelijk
donorregister om burgers aan te kunnen schrijven. Voor de toekomst is de Dienst Donorregister
GBA-afnemer. Daarnaast wordt de gemeente geacht om burgers, op verzoek, kosteloos
donorformulieren ter beschikking te stellen. Ten aanzien van de communicatie over de WOD
naar burgers stelt de WOD gemeente geen verplichtingen. In het voorlichtingsmateriaal wordt
echter op verschillende plaatsen verwezen naar de rol van de gemeente. Op die manier kan de
gemeenten de publiekscampagne van de rijksoverheid ondersteunen.
Wet ziekenhuisvoorzieningen (WZV)
In deze wet staat vermeld dat de minister onder meer richtlijnen stelt ten aanzien van de
gebiedsindeling van ziekenhuisvoorzieningen (artikel 3, lid 2), m.a.w. het land opdeelt in
gezondheidsregio's. Hierbij gaat het eveneens om de poliklinieken (= de met een zodanige
inrichting verbonden of ten behoeve van een of meer inrichtingen fungerende bouwkundige
voorziening).
Verantwoordelijk ten aanzien van parate hulpverlening
Infectieziektewet
Met ingang van 1 april 1999 is er een nieuwe infectieziektewet in werking getreden. Daarmee is
de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken (WBIOZ) uit 1928 komen te
vervallen. De nieuwe infectieziektewet regelt de verplichte melding van infectieziekten en
voorziet in de toepassing van dwangmaatregelen bij onwillige patiënten.
De wet is alleen van toepassing op de infectieziekten die in de wet zijn opgesomd (artikel 2). De
betreffende ziekten worden in drie groepen onderverdeeld, A-, B- en C-ziekten. Het is aan de
behandelend artsen om de directeur van de GGD op de hoogte te stellen van een nieuw
infectieziektegeval uit groep A en/of B (artikel 4). Naast een meldingsplicht voor artsen hebben
laboratoria een meldingsplicht voor de zogenaamde C-ziekten1 (artikel 6). Tenslotte hebben
zorginstellingen zoals crèches, verpleeghuizen en ziekenhuizen een meldingsplicht op het
moment dat er een ongewoon aantal zieken is met diarree, geelzucht, huidaandoeningen of
andere aandoeningen van vermoedelijk infectieuze aard (artikel 7).
De melding van nieuwe infectieziektegevallen wordt gedaan aan de directeur van de GGD. De
GGD moet op zijn beurt deze gevallen melden aan de burgemeester en de hoofdinspectie
(artikel 9 en 10). Het is in eerste instantie aan de GGD om te beoordelen welke
1 A-ziekten: kinderverlamming
B-ziekten: bacillaire dysenterie, botulisme, buiktyfus, cholera, difterie, febris recurrens, hepatitis A, B en C, hondsdolheid,
kinkhoest, mazelen, meningokokkose, paratyfus A, B en C, pest, tuberculose, virale hemorrhagische koorts, vlektyfus
en in bepaalde gevallen acute voedselvergiftging of voedselinfectie.
C-ziekten: bruccellose, gele koorts, legionellose, leptospirose, malaria, miltvuur, ornithose/psittacose, Q-koorts, rode hond
en trichinose
32
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
bestrijdingsmaatregelen genomen moeten worden en of daarbij dwang moet worden toegepast.
In dat laatste geval is een centrale rol weggelegd voor de burgemeester. De burgemeester
beslist, op advies van de GGD, over de toepassing van dwangmaatregelen en geeft de
gemeente de nodige bevoegdheden om verdere verspreiding van de infectieziekten te
voorkomen (artikelen 12 t/m 26).
Dwang mag enkel worden toegepast als daardoor (ernstige) gezondheidsschade bij anderen
kan worden voorkomen. De gemeente draagt de kosten van deze maatregelen, die zij
vervolgens weer kan verhalen op de betrokkenen (artikel 27 en 28).
Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen
In deze wet staan de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de gemeente bij rampen
vermeld. De gemeente dient op grond van artikel 3 Rampenwet over een rampenplan te
beschikken. De operationele leiding ligt bij de brandweer (artikel 11 Rampenwet). Op grond van
artikel 2, lid 1 van de Wet Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen dragen burgemeester en
wethouders zorg voor de geneeskundige hulpverlening in de gemeente. Vervolgens berust de
leiding van het geneeskundige deel uit het rampenplan bij de leiding van de GGD (artikel 2, lid
2). Het betreft hier onder meer een procesverantwoordelijkheid van de GGD ten aanzien van de
totale geneeskundige hulpverlening bij rampen, inclusief de voorbereiding (artikel 3). Op grond
van artikel 5, lid 1 gaan gemeenten op aanwijzing van Provinciale Staten inzake de
geneeskundige hulpverlening een gemeenschappelijke regeling aan.
Wet ambulancevervoer
Deze wet verplicht gemeentebesturen om - op basis van een gemeenschappelijke regeling - in
een bepaald gebied, dat op grond van artikel 4, lid 1 is aangewezen door Provinciale Staten,
samen te werken bij de instelling en instandhouding van een centrale post ambulancevervoer
(artikel 5, lid 2). Wanneer het aangewezen gebied slechts grondgebied van één gemeente
omvat, voorziet het bestuur van deze gemeente in de instelling en instandhouding van een
centrale post (artikel 5, lid 1).
Wet op de Lijkbezorging
Deze wet regelt hoe de gemeente moet handelen bij het overlijden, begraven en cremeren van
haar inwoners. Onder meer is de gemeente verplicht om te beschikken over een gemeentelijk
lijkschouwer, benoemt door burgemeester en wethouders (artikelen 3 en 4). Op grond van deze
wetgeving is het mogelijk om de lijkschouwing op te dragen aan de GGD. In een dergelijke
situatie treedt de GGD-arts op als gemeentelijk lijkschouwer voor het afgeven van een
verklaring van overlijden, indien hij overtuigd is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een
natuurlijke oorzaak (artikel 7, lid 1). Bij een niet-natuurlijke doodsoorzaak handelt hij
overeenkomstig artikel 10. In de laatste situatie ligt met name een taak weggelegd voor justitie
en politie. Tevens dient de gemeente - via de afdeling burgerzaken - zorg te dragen voor het
verzorgen/opdragen van crematie/begrafenis wanneer iemand anders daartoe opdracht geeft
(artikel 11).
Quarantainewet
Deze wet bevat voorschriften (verplichtingen en bevoegdheden van de burgemeester) over het
voorkomen en weren van bepaalde besmettelijke ziekten bij mensen die Nederland
binnenkomen.
33
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
Waterleidingwet
De Waterleidingwet moet in relatie worden gebracht met de Infectieziektewet (artikel 11 en 13
Waterleidingwet). Wanneer werknemers van een waterleidingbedrijf een besmettelijke ziekte
hebben, moet dat worden gemeld bij de inspecteur voor de volksgezondheid of de directeur van
de GGD (artikel 6 Waterleidingwet). Daarnaast moet de kwaliteit van het drinkwater voldoen
aan bepaalde eisen in verband met de schadelijkheid voor de volksgezondheid (artikel 4
Waterleidingwet). Zie ook: Infectieziektewet.
34
2004-01331-WCO Kadernota lokaal gezondheidsbeleid 2003-2006 - TEKST
B&A Groep
Bijlage 3. Afkortingen / beknopte verklarende
woordenlijst
AMW:
Algemeen Maatschappelijk Werk
GGD:
Gemeentelijke Gezondheidsdienst
GSB:
Grote Steden Beleid
IJS:
Integrale Jeugdgezondheidszorg Stedendriehoek
OGGZ:
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg
RIO:
Regionaal Indicatie Orgaan
RMC:
Regionaal Meld- en Coördinatiepunt
SES:
Sociaal Economische Status
SEGV:
Sociaal Economische Gezondheidsverschillen
SLAG:
Steunpunt Lokale Aanpak Gezondheidsverschillen
VETC:
Voorlichting in Eigen Taal en Cultuur
VNG:
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
WCPV:
Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid
WHO:
World Health Organization
WVG:
Wet Voorziening Gehandicapten
Eerste lijnszorg:
voorzieningen in de gezondheidszorg waarmee de
patiënt direct, dus zonder doorverwijzing, in aanraking
komt.
Gezondheidscentrum:
een voorziening waarbinnen verschillende combinaties
van zorg worden aangeboden, afhankelijk van de
behoeften in de wijk.
Hospice:
een kleinschalige instelling waar totale zorg geboden
wordt aan mensen in de laatste levensfase.
Vermaatschappelijking van de zorg: het streven naar een zo min mogelijke
institutionalisering van de zorg en een zo groot
mogelijke maatschappelijke integratie van de
(psychiatrische) cliënt.
Vermaatschappelijking betekent een verschuiving
van grootschalig, intramuraal georiënteerde zorg
naar kleinschalige 'community mental health',
ofwel naar zorg aan huis en begeleiding (op het
gebied van werken, wonen, dagbesteding, etc.)
in de samenleving, waarbij niet alleen de cliënt,
maar ook de samenleving zelf als actor wordt
gezien.
35
Download