Preek op 1 februari 2015 in de Morgensterkerk over Lukas 4: 31

advertisement
Preek op 1 februari 2015 in de Morgensterkerk over Lukas 4: 31-44
Less is more-dienst
I
Als je mij vraagt: waar gaat de Bijbel in de kern over? Dan zeg ik allereerst: dat kun je niet zomaar
even samenvatten, daarvoor is het een veel te rijk en veelstemmig boek. (De Bijbel houdt zich niet
aan de regel van vandaag: less is more. Veel te dik boek!)
Maar als je dan nog even doorvraagt – ‘Zeg nou in ieder geval iets!’ –, dan zou ik zeggen: in de kern
gaat de Bijbel over: mens worden. Dat de mens leven kan. Dat de mens opbloeit, in de ruimte leeft.
Dat je tot je recht komt.
Eenvoudig gezegd: dat het wat worden gaat met ons mensen. Daar zet de God van de Bijbel op in. En
dat gaat zelfs zo ver, dat het verhaal gaat, dat hij zélf mens wórdt. Zo radicaal is dat…
Toen ik daar zo over nadacht, moest ik denken aan de Zwitserse kunstenaar Paul Klee, begin vorige
eeuw. Ik ben een groot fan, ik vind veel van zijn werk geweldig. Hij ontwikkelde zich zo dat hij steeds
minder ging afbeelden, waarmee hij vervolgens steeds meer zei. Hier bijvoorbeeld een aquarel uit
1930. Hat Kopf, Hand, Fuss und Herz, heet het. De mens, teruggebracht tot zijn kern. Met een paar
strepen en vormen. Met een soort humor ook nog wel. Je kijkt natuurlijk eerst naar dat vreemde
gezicht, met die zonnebril-ogen. Maar dan ineens valt je blik op dat hartje, midden in beeld, centraal.
Kinderlijk getekend hartje. Het centrum waar alles om draait. Midden in het roze, dat overigens vaag
de vorm heeft van een kruis, is daar ineens dat hart… (Ik kan me voorstellen dat u me misschien voor
gek verklaart, maar… ik vind het prachtig.)
Paul Klee heeft zich intensief met de mens beziggehouden. Ontroerende schilderijen en beelden
heeft hij gemaakt. Waarin het gaat om allerlei aspecten van het menszijn.
Nu ja, daar moest ik aan denken. Vanwege de tekst van vandaag, en vanwege de Bijbel überhaupt.
Waarin het zo geconcentreerd om de mens gaat. Dat je er als mens wezen mag. En niet alleen dat je
er wezen mag, zoals je bent. Maar ook dat je nieuw wordt: dat je meer en meer mens wórdt.
II
Dat is ook, helemaal, waar de tekst over gaat, die wij net hoorden. Denk ik. Waarin mensen geheeld
worden: heel gemaakt. Waarin mensen weer mensen worden.
Maar wat hier in deze tekst nu ook zo naar voren komt, dat is dat je dat ook te gemakkelijk kunt
zeggen: ‘Gewoon fijn mens zijn. Geniet ervan!’ Hier wordt namelijk verteld hoe dat een strijd is.
Mens zijn, mens worden, daar is niets vanzelfsprekends aan. Zoals wij misschien ook ergens allemaal
wel weten: jezelf zijn, écht jezelf zijn, dat is misschien wel het moeilijkste wat er is. Het is een strijd.
Daar moet voor gevochten worden.
En degene die dat gevecht levert, dat is Jezus. Hij strijdt die strijd. Voor ons.
Ja, want wat blijkt: de mens is bezet gebied. Waar Jezus komt, daar komt ineens iets aan het licht
over de mens. Namelijk dat wij bezet zijn. Dat er iets is wat ons tegenhoudt om echt en voluit mens
te zijn. Mensen blijken vast te zitten. Komen niet verder op die weg van mens-worden.
Waarom? Wat houdt ons vast? Nu, dat kan vanalles zijn. Maar hier in de tekst wordt het zo verteld:
de mens is bezet door een demon. Een onreine geest. Een kwade macht. Dat valt enorm op, en wij
vinden dat vaak ook nogal griezelig. Het lijkt een beetje een science fiction film te zijn. Waar gaat dit
over?
Ik wil allereerst maar open houden dat het zou kunnen dat er inderdaad machten zijn, die een mens
kwaad willen doen. Reële ongeesten. Mensen vertellen die verhalen wel eens, van ervaringen
daarmee. Ik ben daar niet zo op ingesteld, maar het kan zijn dat er meer is tussen hemel en aarde, en
dat daar ook kwaad bij zit.
Maar als ik de tekst lees, dan denk ik al gauw: ja, hoe bezet is ons leven eigenlijk? Misschien zijn er
ook wel allerlei dingen die macht over ons hebben, omdat wij ze die macht geven. Spullen, status…
Het kan vanalles zijn.
Iets waar we het vandeweek in een van onze gesprekskringen over hadden: dat mensen altijd maar
een schermpje voor hun ogen hebben. De mens als bezet gebied, door de altijddurende
bereikbaarheid. De nieuwe ziekte van onze tijd heet FOMO: fear of missing out. Je zou een berichtje
of een nieuwtje kunnen missen! Voortdurend de telefoon in de hand, ipad op schoot… Maar ben je
dan in verbinding, ik bedoel: echt in verbinding, met jezelf, met de mensen om je heen?
De mens als bezet gebied. Een onneembare vesting. Bezet door dat wat een mens tegenhoudt om
werkelijk voluit mens te worden, zoals de Heer God dat voor ogen heeft. Het kan vanalles zijn. Denk
er eens over na wat het voor jou zou kunnen zijn. Is het iets waar je zelf iets aan kunt doen; of is het
iets wat je treft, waarbij je machteloos staat…?
III
Maar dan… is daar ineens de kwaadheid. De woede. Van Jezus. Je moet wel goed lezen; je zou nog
kunnen denken dat Jezus heel soeverein door Galilea rondtrekt en links en rechts zomaar wat
wonderen doet. Maar er zit een enorme passie in. Dat zit em in een woord dat drie keer terugkomt:
bestraffen. Maar dat moet misschien nog wel sterker vertaald worden: bedreigen, aanvallen,
uitschelden.
Jezus ziet daar die mens, die bezet is, die niet zichzelf kan zijn. En dan wordt Jezus kwaad, hij kan dat
niet verdragen. En dan begint Jezus inderdaad te schelden. Letterlijk zegt hij: Houd je muil! Dat
durfde ik niet zo goed zo in de vertaling te zetten, ik was bang dat u het wat onbehoorlijk zou
vinden… Maar het staat er echt, dat Jezus zegt: Houd je bek!
Jezus is kwaad. Jezus neemt het geweldig op voor die mens, die niet leven kan. Hij gaat pal voor hem
staan. In een echte diepe solidariteit wordt Jezus woedend: een mens móet kunnen leven zoals hij
bedoeld is. Een mens moet zichzelf mogen worden!
Datzelfde horen we als Jezus dan komt bij de schoonmoeder van Simon. Die gegrepen is door koorts.
Ziekte: nog zo’n macht, die zomaar ineens je leven binnenbreekt en je aangrijpt en je vasthoudt.
Jezus wil het niet hebben, kán het niet aanzien. Dit mág niet. Het mág niet, dat een mens zo lijdt en
bang moet zijn om zó uit het leven weggegrepen te worden.
IV
Wat ons hier wordt aangereikt, is de heilige woede. De echte, goede, vruchtbare kwaadheid. Er is
natuurlijk ook woede die tot niets leidt, ja die eerder nog kapot maakt. Maar ik geloof dat er ook
heilzame, ja heilige woede is. En daar gaat het hier over.
Wij moeten dus Jezus’ kwaadheid niet afdoen als een tijdelijke emotie. In de zin van: Nou ja, je kunt
wel zien dat Jezus ook maar gewoon een mens was, die zich af en toe niet in de hand had. Dat heb ik
ook wel eens: dan schiet ik uit m’n slof en dan denk ik later: had ik niet moeten doen…
Nee, ik denk dat Jezus hier juist iets laat zien van wie Gód is. En het heel spannende is, dat die
antimachten in de tekst dat nog als eerste door hebben: Jij bent de zoon van God!
Ja, juist in die woede laat deze mens iets zien van wie deze God is. Namelijk één die het, met alles
wat hij is, ópneemt voor de mensen. Voor ons. Dat we léven kunnen, echt leven. Eén die zich dan ook
kwaad maakt over al die dingen die het goede mensenleven zo kunnen verzieken.
Zo is deze God. En zo is deze mens, Jezus.
En o wee, als wij onverschillig zijn, als wij onze schouders ophalen. Nee, laten wij juist, in zijn naam,
die kwaadheid kennen.
En tegelijk, laten wij vertrouwen. Laten we vertrouwen stellen in deze ene, die voor ons vecht. Die
met handen en voeten, met heel zijn hart, voor ons vecht. Die ons bevrijdt en geneest. Dat wij mens
worden.
Lof zij u, Christus!
Download