Training leidinggeven aan lager opgeleiden: achtergrondinformatie Inleiding De toenemende globalisatie, technologische ontwikkelingen en opkomende economieën hebben veel invloed op de Europese economieën. Deze invloed is zodanig groot, dat de Europese economieën in met name de productie- en industriesectoren steeds minder concurrerend zijn. Om deze ongunstige ontwikkeling voor Europa tegen te gaan, heeft de Europese Unie in maart 2000 de zogeheten Lissabonstrategie gelanceerd. Deze strategie richt zich op duurzaamheid van Europa op economisch, sociaal en ecologisch vlak. Sinds 2010 is daar nog een ander doel bij gekomen: Europa uit de crisis halen. Dit heeft grote consequenties voor arbeidsorganisaties en hun medewerkers. Om concurrerend te blijven zijn hervormingen nodig die impact hebben op de inrichting en aansturing van organisaties. Hierdoor zullen organisaties voortdurend in beweging zijn en blijven. Voor medewerkers betekent dit vooral dat ze in staat moeten zijn bij te dragen aan het ontwikkelen van hun organisatie in de richting van duurzaamheid. Een dergelijke organisatie heeft medewerkers nodig die zich continu blijven ontwikkelen om van waarde te zijn en te blijven. Degene die zich niet ontwikkelt kan niet mee blijven doen en met name lager opgeleiden zijn op dit punt kwetsbaar, omdat ze al een (leer)achterstand hebben. Met lager opgeleiden worden medewerkers zonder startkwalificatie bedoeld. Dit zijn mensen met alleen basisonderwijs of maximaal een vmbo- of mbo-1-diploma. In totaal werken in Nederland 7,1 miljoen mensen waarvan circa 22% van de beroepsbevolking lager opgeleid is. In sommige sectoren is ook een diploma op mbo-2 niveau nog niet voldoende om inzetbaar te blijven. In werkelijkheid is deze groep nog groter, want werklozen en mensen zonder startkwalificatie die buiten het arbeidsproces vallen, zijn hierin niet meegerekend. Voor lager opgeleiden is hier nog een grote (noodzakelijke) slag te maken, want uit onderzoek van het RWI blijkt, dat organisaties wel investeren in de ontwikkeling van middelbaar en hoger opgeleiden, maar beduidend minder of zelfs niet in de ontwikkeling van lager opgeleiden. Als een deel van de organisatie zich ontwikkelt en een ander deel niet of nauwelijks, ontstaan steeds grotere belevingsverschillen. Deze verschillen manifesteren zich met name in de beleving van managers en lager opgeleiden op de werkvloer. In het volgende schema staat een aantal voorbeelden ter illustratie. Uitspraken van managers • • • • • • Uitspraken van lager opgeleiden • • Wat heeft het voor zin om met een schoonmaker over talentontwikkeling te praten? Ze zitten altijd te klagen, het is nooit goed. Het ligt altijd aan anderen, nooit aan hen. Ze nemen geen initiatief en denken niet mee. Ik heb het al tien keer uitgelegd en ze doen het nog steeds niet goed. Deze mensen opleiden is veel te duur en wat levert het op? • • • • • Ze snappen niks van ons werk. Ze nemen besluiten die geld kosten in plaats van geld opleveren. Ze doen niets met wat wij zeggen. Ze praten met moeilijke woorden. Wij moeten altijd klaar staan, maar voor ons doen ze niets. In de kantine willen ze niet bij ons zitten Ze hebben geen enkele interesse in ons. Uit diverse onderzoeken blijkt dat dit soort belevingsverschillen in grote mate belemmerend werken in het ontwikkelen van organisaties. Niet alleen de productiviteit is hierdoor lager dan in potentie mogelijk is, ook veranderprocessen stagneren. Het oplossen of reduceren van deze belevingsverschillen, kan een grote bijdrage leveren aan de verhoging van de productiviteit en versnelling van de noodzakelijke veranderprocessen om de gewenste duurzaamheid te realiseren. Op basis van 20 jaar praktijkervaring en recent onderzoek heb ik een boek geschreven1 en op basis van deze inzichten een specifieke training ontwikkeld gericht op het leidinggeven aan lager opgeleiden. In onderstaand schema staat beschreven wat de eerder beschreven ontwikkeling betekent voor organisaties en hun medewerkers op de werkvloer. Noodzaak voor organisaties 1. Platte en flexibele organisaties: breed inzetbaar, meer verantwoordelijkheid. 2. Autonoom besluiten en creatieve houding. 3. Verandering arbeidsinhoud: meer met het hoofd en minder met de handen. 4. Steeds klantvriendelijker (intern/extern). 5. Technologische ontwikkelingen, meer informatie en informatiebronnen. 6. 1 Door concurrentie: snel werken, kwaliteit en maatwerk leveren. Gevolgen voor lager opgeleiden 1. Verantwoordelijk zijn en voelen voor het leveren van bepaalde (deel)producten of -diensten. 2. Zelfstandig problemen analyseren en oplossen. 3. Anders leren samenwerken: kennis delen. 4. 5. 6. Communicatieve en sociale vaardigheden. Continu (vak)kennis bijspijkeren, lezen/schrijven/rapporteren, informatie opzoeken, info verwerken, computerkennis: basis voor probleemanalyse en -oplossing Eigenaarschap: meer bevoegdheden op de werkvloer A. Nieuwenhuis (2015). Het onbenutte potentieel van de werkvloer: duurzame ontwikkeling van lager opgeleiden. Uitgever: HRxpress. Training leidinggeven aan lager opgeleiden: het traject. Doelgroep Managers, operationeel leidinggevenden. Uitgangspunten Uit de beschreven gevolgen van globalisatie en technische ontwikkelingen zijn vijf kwalificaties gedestilleerd die ontwikkeld dienen te worden Inhoud Gedrag en houding medewerkers 1.Zelfvertrouwen 2.Volwassen communicatie Informatie uitwisselen, vragen stellen, luisteren en afspraken maken op basis van evenwaardigheid 3.Probleemanalyse Oorzaken van een probleem kunnen analyseren en een oplossing aandragen. 4.Samenwerken Kunnen samenwerken op twee niveaus: denk- en uitvoeringsniveau. 5.Eigenaarschap Handelen op basis van psychologisch en organisatorisch eigenaarschap Stijl van leidinggeven 1.Zelfvertrouwen vergroten: -Hoe kan ik dat stimuleren? 2.Volwassen communicatie ontwikkelen: -Wat betekent dit voor mijn eigen gedrag? -Hoe kan ik dit mijn medewerkers leren? 3.Probleemanalyse ontwikkelen: -Wat hebben medewerkers nodig om zelf oplossingen te bedenken? 4.Samenwerking stimuleren: - Wat kan ik doen om de onderlinge samenwerking te stimuleren? 5.Eigenaarschap realiseren: -Hoe kan ik mensen ontwikkelen richting taakdelegatie. Werkwijze Het traject is praktisch, d.w.z. herkenbaar en direct toepasbaar voor de betrokkenen. Het uitgangspunt is de praktijksituatie van de leidinggevenden en van daaruit zal de theorie worden geïntegreerd. We hanteren het principe van ervarend leren(leercyclus Kolb): nieuwe ervaringen opdoen door dingen te doen. Om dit te realiseren zullen leidinggevenden de dingen die ze geleerd hebben in de praktijk gaan uitvoeren en van daaruit worden hun vaardigheden verder ontwikkeld. De leidinggevenden zullen in eerste instantie gezamenlijk een training volgen, waarin de genoemde kwalificaties worden behandeld en vervolgens individueel worden begeleid. Opzet Het traject bestaat uit twee hoofdfasen, namelijk de trainingsfase en de begeleidingsfase. FASE 1: training De training bestaat uit 3 dagen en ziet er globaal als volgt uit: 1. Sociale en leidinggevende vaardigheden: ‘’ik’’ staat centraal. 2. Leidinggeven aan de individuele medewerker: ‘’ik en de ander’’ staat centraal. 3. Leidinggeven aan een groep medewerkers: ‘’ik en anderen’’ staat hierbij centraal. De vijf kwalificaties lopen als rode draad door de gehele training. 4. Actieplan De training resulteert in het formuleren van een persoonlijk actieplan waarin twee dingen worden aangegeven: Aan welke persoonlijke leerpunten de deelnemer gaat werken en welke acties hij gaat uitvoeren om verbetering te realiseren (bijv. overtuigingskracht, aanspreken, enz.). Welke verbeteringen wil de leidinggevende realiseren en hoe gaat hij dit aanpakken. Het actieplan is de basis voor fase 2. FASE 2: begeleidingtraject In deze fase staat het persoonlijk actieplan centraal op twee manieren: a. Het plan wordt regelmatig met de begeleider besproken in termen van: wat heb je gedaan? Hoe heb je het gedaan? Wat was het resultaat? Op basis van deze vragen worden steeds weer nieuwe afspraken gemaakt. b. Daarnaast zal de begeleider ook deels bij de uitvoering van die afspraken aanwezig zijn om directe feedback te kunnen geven (bijv. bij een werkoverleg aanwezig zijn). Tijden het begeleidingstraject zal o.a. dieper worden ingegaan op het huidige en gewenste functioneren van de medewerkers. De medewerkers zullen door de leidinggevenden in kaart worden gebracht en op basis daarvan kan actie worden ondernomen voor de verdere ontwikkeling van de medewerkers. Resultaten Uit onderzoek en eigen ervaring blijkt dat werkgevers die investeren in lager opgeleiden een aantal voordelen constateren: Toename van de productiviteit (soms wel 30%) en daardoor beter tegen de concurrentie is opgewassen. Afname ziekteverzuim (soms halvering). Afname aantal klachten van klanten. Een goed imago als werkgever Personeel dat flexibel inzetbaar is door roulatiemogelijkheden. Meer gemotiveerde medewerkers die bereid zijn te blijven leren. Meer betrokkenheid bij de organisatie en minder verloop.