Adressen - Lichtenliefde

advertisement
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Enkel mits bronvermelding mag informatie uit deze brochure
overgenomen worden.
Inhoud
Blindenzorg Licht en Liefde
Adressen
Hoofstuk I: Werking van het zicht
1.
Bouw van het oog
2.
Verwerking in de hersenen
3
Werking van het gezichtssysteem
4.
De visuele functies
4.1.
4.2.
4.3.
4.4.
De gezichtsscherpte
Het gezichtsveld
De kleurenzin
Licht- en donkeradaptatie
Hoofdstuk II: De visuele handicap
1.
Definiëring van blindheid en slechtziendheid
2.
Oorzaken van blindheid en slechtziendheid
3.
Oogaandoeningen
3.1.
Soorten oogaandoeningen
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
3.2.
3.2.1.
3.2.2.
3.2.3.
3.2.4.
3.2.5.
3.3.
3.3.1.
3.3.2.
3.3.3.
3.3.4.
3.3.5.
Veel voorkomende oogaandoeningen bij ouderen
Cataract
Macula-degeneratie
Glaucoom
Oogafwijkingen bij diabetes
Oogproblemen na een beroerte
Omschrijving, voorstelling van enkele visuele beperkingen
Problemen met de gezichtsscherpte
Problemen met het gezichtsveld
Problemen met de kleurzin
Problemen met licht- en donkeradaptatie
Problemen bij cerebrale aandoeningen
4.
Aantal mensen met een visuele handicap
5.
Een visueel gehandicapte persoon herkennen
6.
Verwerking en beleving van de handicap
6.1.
6.1.1.
6.1.2.
6.1.3.
6.2.
6.3.
Het verwerkingsproces
Afweer
Afscheid
Aanpassing
Hoe beleeft de slechtziende zijn handicap?
De ruimere omgeving
Hoofdstuk III: Omgangstips
1. Algemene regel
2. Hoe begeleiden?
3. Specifieke situaties en regels
Hoofdstuk VI: Vormingsaanbod
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Blindenzorg Licht en Liefde
Blindenzorg Licht en Liefde (BLL) vzw, opgericht in 1923 in Brugge, biedt
blinde en slechtziende personen in Vlaanderen alle hulp die ze nodig
hebben. Tegelijk ijvert BLL ervoor dat deze speciale zorg op termijn
overbodig wordt. We helpen onze samenleving zodanig te evolueren dat
blinde en slechtziende mensen even vlot aan hun trekken komen als wie wel
goed ziet. Er zijn helaas nog veel hindernissen op de weg naar zo’n
'inclusieve samenleving'.
De centrale inrijpoorten zijn de 7 vlaamsoogpunten, waar een Sociale
Dienst en een Dienst Thuisbegeleiding actief zijn.
Blinden, slechtzienden en hun netwerk kunnen er met al hun vragen en
problemen terecht.
De Sociale Dienst staat in voor:
° begeleiding (ook van partner, gezin, netwerk) bij de verwerking van de
handicap
° bekendmaking van de diensten
° doorverwijzing naar en samenwerking met andere diensten (gezins- en
bejaardenhulp, low-visioncentra, revalidatiecentra, bejaardentehuizen,…)
° informatie omtrent hulpmiddelen
° advies over en hulp bij aanvraag van tegemoetkomingen, sociale
voorzieningen, fiscale voordelen, sociale zekerheid, Vlaams Agentschap
voor Personen met een Handicap
De Dienst Thuisbegeleiding staat in voor :
°
°
°
°
°
het aanleren van nieuwe vaardigheden in eigen huis of omgeving
het leren kennen, uitproberen en gebruiken van hulpmiddelen
het aanleren en trainen van oriëntatie- en mobiliteitstechnieken
het aanpassen van eigen apparaten/de woning/de verlichting
het aanleren van een nieuwe zinvolle tijdsbesteding of een vroegere hobby
opnieuw leren uitoefenen
° adviesverstrekking aan andere hulpverleners
° trajectbegeleiding/coaching van personen
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Maar Licht en Liefde is meer: het is een netwerk dat onder meer ook de
volgende diensten aanbiedt:
 VeBeS, een eigentijdse vereniging voor blinde en slechtziende mensen
(ruim 3000 leden) die informatie, vorming en ontspanning aanbiedt,
ruimte schept voor onderlinge steun en aan belangenbehartiging doet. De
meerderheid van de leden zijn ouder dan 65 jaar.
 een Hulpmiddelendienst (verkoop van dagdagelijkse hulpmiddelen) en
een Dienst Informatietechnologie (objectief advies over
technologische hulpmiddelen en demonstraties in de 'Blind-D-Mobiel', een
rijdende demoruimte).
 een Omzetdienst: productie van informatie en communicatie in
aangepaste vorm: braille, groteletterdruk, audio (Daisy-formaat), digitaal.
 AnySurfer, bevordering van webtoegankelijkheid.
 Zicht op Cultuur, een erkende sociaal-culturele beweging die wil
bereiken dat blinde en slechtziende mensen volwaardig in onze
samenleving worden opgenomen (ervaringsdeskundigen spelen hierbij
een essentiële rol).
 een Vakantiedienst voor aangepaste vakanties.
 Sint-Rafaël, een centrum voor sociale revalidatie en beroepsherscholing.
 Huis 45, dat aangepaste woonvormen en een dagcentrum aanbiedt.
 Ghent in Cap, een kunstencentrum met extra aandacht voor mensen die
de wereld anders zien, horen, voelen, smaken of ruiken.
 Dienst Low-Vision: vanuit de personele unie met KMBS wordt naast de
mogelijkheid van advies en training in vaste setting in de
vlaamsoogpunten Antwerpen, Hasselt en Varsenare een ambulante
advisering en training in optische hulpmiddelen aangeboden in de
provincies Antwerpen, Limburg, Oost- en West-Vlaanderen.
 Thuisbegeleiding voor volwassenen met visuele handicap, in
samenwerkingsverband met de diensten thuisbegeleiding Accent voor
West- en Oost-Vlaanderen en met Ganspoel voor de provincies
Antwerpen, Limburg, Vlaams-Brabant en voor Brussel.
Het netwerk realiseert ook ontwikkelingsprojecten ten voordele van blinde
en slechtziende personen en werkt daartoe samen met andere organisaties
en instanties.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Adressen
vlaamsoogpunten van Licht en Liefde:
Durletstraat 43, 2018 ANTWERPEN - tel. 03-237 59 51
[email protected]
Jeruzalemstraat 19, 8000 BRUGGE - tel. 050-34 30 69
[email protected]
Jozef II-straat 36, 1000 BRUSSEL - tel. 02-230 90 66
[email protected]
Recollettenlei 6, 9000 GENT - tel. 09-225 95 29
[email protected]
Kuringersteenweg 27, 3500 HASSELT - tel. 011-25 15 56
[email protected]
Sint-Maartenskerkhof 7, 8500 KORTRIJK - tel. 056-21 85 94
[email protected]
Ernest Solvaystraat 77, 3010 LEUVEN - tel. 016-26 05 90
[email protected]
Zicht op Cultuur:
Maagdestraat 14, 9000 GENT - tel. 0475-67 02 68
[email protected]
Nationaal secretariaat VeBeS vzw:
Oudenburgweg 40, 8490 VARSENARE – 050-40 60 56
[email protected]
www.VeBeS.be
Hulpmiddelendienst:
Oudenburgweg 40, 8490 VARSENARE - 050-40 60 52
[email protected]
Dienst Informatietechnologie / Blind-D-Mobiel:
016-73 52 40
[email protected]
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Productie van informatie en communicatie in aangepaste vorm:



Braille, grote letter, digitaal: 050-40 60 54
[email protected]
Audio: 050-40 60 10
[email protected]
Website-screening: 016-73 52 40
[email protected]
Vakanties:
Durletstraat 43, 2018 ANTWERPEN – 03-260 90 41
[email protected]
Huis 45 (aangepaste woonvormen en dagcentrum):
Oudenburgweg 45, 8490 VARSENARE – 050-40 50 40
[email protected]
Sint-Rafaël (sociale revalidatie en beroepsherscholing):
Maagdestraat 14, 9000 GENT – 09-225 68 60 of 0497-46 51 07
[email protected]
www.sintrafael.be
Ghent in Cap (kunstencentrum)
Maagdestraat 14, 9000 GENT – 0473-95 13 88
[email protected]
Over-zien (expertisenetwerk voor de begeleiding van personen met een visuele
handicap)
[email protected]
netwerkpartners: Blindenzorg Licht en Liefde vzw, De Markgrave vzw,
Centrum Ganspoel vzw, KMPI Spermalie en KI Woluwe
Luisterpuntbibliotheek (vroegere VKBB)
Locatie in Laken en in:
Oudenburgweg 40, 8490 VARSENARE – 070-246 070
[email protected]
www.luisterpuntbibliotheek.be
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Hoofdstuk I: Werking van het zicht
Onze ogen zijn een van onze belangrijkste instrumenten. Bij ongeveer alles
wat we doen, zijn ze actief. Wanneer er echt iets ernstigs met de ogen aan
de hand is, spreken we van een visuele handicap.
Om inzicht te krijgen in de soorten visuele handicaps, is het nodig ook iets
meer te weten over hoe onze ogen in elkaar zitten en hoe ze werken.
1.
Bouw van het oog
Het oog heeft een doorsnede van 2,5 centimeter. Het bestaat uit drie grote
delen:
 de OOGWAND: de buitenkant van het oog, die werkt zoals een
fototoestel;
 het GLASACHTIG LICHAAM: een heldere, geleiachtige vloeistof
binnenin, die ervoor zorgt dat het oog bol blijft;
 de OOGZENUW: de kabel die het oog verbindt met de hersenen.
Ook de oogwand bestaat uit drie basisdelen:
 een stevige buitenlaag: de HARDE OOGROK;
 een middenlaag met veel bloedvaten en pigment: het VAATVLIES;
 een binnenlaag met lichtgevoelige cellen: het NETVLIES.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
(Bron illustratie: http://binky.thinkquest.nl/~kl002/bouw1.html)
De buitenlaag
De harde oogrok (sclera) is wat wij het oogwit noemen. Het is een wit,
ondoorzichtig vlies dat de oogbol beschermt en verstevigt. Vooraan gaat de
harde oogrok over in het doorzichtige hoornvlies (cornea), dat bedekt is
met een beschermend bindvlies (conjunctiva). Als we vergelijken met een
fotocamera, is het hoornvlies het venster waardoor de lichtstralen
binnenkomen.
De middenlaag
De middelste laag van de oogwand is het vaatvlies (choroidea). Zoals de
naam het zegt, bevat dit vlies heel veel bloedvaten. Die brengen de
voedingsstoffen naar de juiste plaats en regelen de temperatuur.
Het vaatvlies gaat vooraan eerst over in het straallichaam (corpus ciliare)
en daarna in de iris (regenboogvlies). De iris bepaalt de kleur van de ogen.
Ze is te vergelijken met het diafragma van een fototoestel. In het midden
van de iris zit een opening: de pupil. Kringspiertjes maken de opening
groter of kleiner. Is er veel licht, dan wordt de pupil nauwer. Bij schemering
of duisternis gaat de pupil ver open. De pupil is dus een opening, ook al lijkt
hij zwart. Die kleur ontstaat doordat het oog het licht dat binnenkomt, niet
weerkaatst.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Achter de iris zit de lens. Die wordt op zijn plaats gehouden door heel fijne
vezeltjes. De lens is uiteraard doorzichtig. Ze heeft de vorm van een
afgeplatte bol. De inwendige oogspiertjes kunnen de bolling van de lens
veranderen en zo het binnenvallende beeld scherpstellen.
Iris en lens verdelen het oog in een voorste en een achterste oogkamer.
De binnenlaag
De binnenste laag van de oogwand is het netvlies (retina). Als je de
vergelijking met de fotografie doortrekt, is het netvlies het scherm
waartegen de beelden worden geprojecteerd. Er zitten miljoenen cellen op,
die gevoelig zijn voor licht. Wat die cellen voelen, geven ze door aan de
oogzenuw.
Het netvlies heeft twee soorten cellen. De staafjes (zo genoemd omdat ze
staafvormig zijn) liggen vooral aan de zijkanten van het netvlies. Ze zijn
alleen gevoelig voor licht en donker. De kegeltjes (kegelvormig) liggen
meer naar het midden toe. Ze zijn gevoelig voor kleuren. Mensen hebben
ongeveer honderd miljoen staafjes en zeven miljoen kegeltjes.
Precies achter de pupil zit de meest gevoelige zone van het netvlies: de
gele vlek. Daar komen alleen kegeltjes in voor. Op die plaats in het oog
zien we de kleuren heel goed en het gezicht is er heel scherp.
Vanaf de staafjes en de kegeltjes vertrekken zenuwvezels. Ze komen samen
achteraan in het oog, in de grote oogzenuw. Op die plek zitten er geen
staafjes en geen kegeltjes. Het netvlies is er ongevoelig voor licht en
donker. Daarom wordt die plaats de blinde vlek genoemd.
2. Verwerking in de hersenen
Op een bepaalde plaats in de hersenen, ter hoogte van de hersenschors,
worden alle waarnemingen van de staafjes en kegeltjes opgevangen en
verwerkt. Beide oogzenuwen komen er samen.
En dan gebeurt er iets merkwaardigs. De hersenen corrigeren voortdurend
de informatie die binnenkomt en ze fantaseren er zelf wat bij. Je ziet dus
niet wat je echt ziet, maar wat de hersenen ervan maken. In feite is kijken
één grote puzzelactiviteit van onze hersenen. Als we naar iets kijken,
overlopen we met kleine oogbewegingen het hele oppervlak. De hersenen
krijgen massa’s informatiestukjes binnen en maken er opnieuw één geheel
van.
Het gezichtscentrum staat in verbinding met andere centra in de hersenen.
De informatie wordt, nog sneller dan dat in de snelste computer zou kunnen
gebeuren, vergeleken met wat al in het geheugen opgeslagen ligt. Op die
manier proberen de hersenen de binnengekomen informatie ‘zinvol’ te
maken. Wat we zien, wordt dus altijd gekleurd door de dingen die we
vroeger al gezien en meegemaakt hebben.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
3. Werking van het gezichtssysteem
Lichtbreking door hoornvlies en lens
Het hoornvlies functioneert, zoals je hierboven kon lezen, als een venster
waardoor lichtstralen tot het oog worden toegelaten. Het regenboogvlies
vormt als het ware het diafragma van het oog. In het regenboogvlies zit de
pupilopening, die groter of kleiner wordt naargelang de hoeveelheid licht die
het oog binnenkomt.
Het licht dat door de pupil geraakt, valt op de lens. Die maakt zich boller of
platter, zodat het beeld zo scherp mogelijk op het netvlies terechtkomt.
Beeldontwikkeling op het netvlies
Wanneer de lichtstralen de miljoenen lichtgevoelige cellen – de staafjes en
kegeltjes – aan de achterkant van de oogbol bereiken, wordt het licht
omgezet in elektrische stroompjes.
Beeldverwerking: via de oogzenuw naar de hersenen
De impulsen uit de staafjes en de kegeltjes worden via de oogzenuw naar
de hersenen doorgestuurd. Daar worden deze impulsen verwerkt tot vorm,
kleur, beweging, afstand, schaduw,... We worden ons bewust van wat we
zien. Het eigenlijke beeld wordt, zoals reeds gezegd, in de hersenen
gevormd. Ook dit is een ingewikkeld proces, waarbij de informatie van de
twee ogen wordt gecombineerd en samengevoegd met fragmenten uit het
geheugen. De hersenen beslissen uiteindelijk wat we waarnemen.
4.
De visuele functies
4.1. De gezichtsscherpte
De gezichtsscherpte is een maat voor detailwaarneming. Wanneer we iets
goed willen waarnemen, richten we de ogen zo dat het beeld op de macula
of gele vlek valt. Op die plaats op het netvlies hebben we het grootste
onderscheidingsvermogen. Alleen met de gele vlek kunnen we 100% scherp
zien. Hoe verder van de macula het beeld op het netvlies wordt gevormd,
hoe kleiner de gezichtsscherpte.
De bepaling van de gezichtsscherpte voor ver gebeurt aan de hand van
gestandaardiseerde tests en na een optimale correctie met gewone optische
middelen (bril of lenzen).
Deze gezichtsscherpte voor ver wordt uitgedrukt in een breukvorm, waarbij
10/10 of 6/6 staan voor een normale gezichtsscherpte.
Bij een slechtziende komen we dan bijvoorbeeld uit op 0,2 of 2/10.
Twee tiende betekent: wat een gewoon ziende op 10 m afstand scherp kan
waarnemen, is voor de slechtziende pas op een afstand van 2 m scherp
waar te nemen.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
De gezichtsscherpte voor dichtbij wordt bepaald aan de hand van twee
criteria:
- Welke lettergrootte kan de slechtziende nog onderscheiden?
- Op welke afstand kan hij/zij dit onderscheid maken?
Voor gewoon ziende personen wordt deze test afgenomen op een afstand
van 33 cm. Bij slechtziende kinderen is de afstand vrij. Bij het verkleinen
van de leesafstand vergroot het beeld op het netvlies. Daardoor kunnen
slechtzienden dikwijls nog op een afstand van 5 à 10 cm gewone druk lezen.
Dit lijkt heel dichtbij, maar is niet schadelijk voor de ogen. Het vergt wel
een permanente inspanning van de oogspieren.
4.2. Het gezichtsveld
Wanneer we onze blik op één voorwerp fixeren, zien we naast het voorwerp
ook nog een deel van de omgeving. Dit geheel dat we in één keer kunnen
overzien, noemen we het gezichtsveld. Een gewoon gezichtsveld bedraagt
iets minder dan 180°.
De spieren die aan de buitenkant van de oogbal zitten, kunnen de ogen
doen draaien. Zo kunnen we onze blik richten. De blik richten wil zeggen:
het hoofd en de ogen zodanig bewegen dat het beeld op de gele vlek
terechtkomt. Alleen met de gele vlek zien we scherp. Dit noemen we het
centraal gezichtsveld (ca 10°).
Met de rest van ons gezichtsveld – het perifeer gezichtsveld – zien we
onscherp. Toch is ook dit erg belangrijk. We kunnen ons ermee oriënteren
en het laat toe dat we voldoende elementen uit onze omgeving opmerken.
Dankzij het perifere gezichtsveld zien we bijvoorbeeld de zijdelingse
beweging van een voetganger aan de overkant van de straat. Het is heel
belangrijk bij oriëntering of als visueel waarschuwingsapparaat.
4.3. De kleurenzin
Thomas Young (1772-1829) ontdekte dat er drie soorten lichtgevoelige
cellen zijn, één voor elke primaire kleur: blauw, groen en rood. Het licht
prikkelt drie soorten kegeltjes in verschillende mate, afhankelijk van de
golflengte van het licht. Het resultaat is een mengkleur. Het menselijk oog
kan wel 160 mengkleuren waarnemen. Samen met de apen zijn we de enige
zoogdieren die de drie basiskleuren kunnen waarnemen. Bijen, vlinders,
vissen, amfibieën en sommige reptielen zien ook kleuren.
Als er maar één soort kegeltjes geprikkeld wordt, zie je maar één kleur. Wit
zien we wanneer alle receptoren geprikkeld worden.
Je kunt dat zelf uittesten. Beweeg een voorwerp van uiterst links naar
uiterst rechts voor het gezichtsveld van een willekeurige proefpersoon. Die
zal de kleur pas echt herkennen als het voorbeeld dicht bij de ogen komt.
Op het perifere netvlies zitten immers overwegend staafjes en die kunnen
geen kleuren waarnemen. Als het voorwerp meer naar het midden komt,
valt het licht op steeds meer kegeltjes.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Reeds bij een afwezige, verminderde of gewijzigde gevoeligheid bij één van
de drie soorten kegeltjes spreken we van een kleurenstoornis.
4.4. Licht- en donkeradaptatie
Het licht raast het oog binnen met een duizelingwekkende snelheid van
bijna 300.000 kilometer per seconde. Onafgebroken wordt het netvlies
gebombardeerd door invallende lichtstralen. Om beschadiging te voorkomen
zijn heel wat verdedigingsmechanismen ingebouwd. Die zorgen ervoor dat
het licht in de juiste hoeveelheden op het netvlies terechtkomt.
Het licht gaat voorbij het hoornvlies en het vocht van de voorste oogkamer.
Dan komt het aan bij de opening in de iris, de pupil. De spiertjes reageren
meteen: is er veel licht, dan wordt de pupil kleiner; is er weinig licht, dan
trekt hij zich ver open. Dat hele proces kan wel enkele seconden duren. We
merken dat goed als we vanuit een donkere kamer plotseling in hevig
zonlicht terechtkomen: we zijn dan even verblind. En als we opeens terug in
een schaars verlichte ruimte komen, lijkt die eerst volledig donker en duurt
het even voor we er goed kunnen zien.
Het oog is in normale omstandigheden dus in staat zich aan te passen aan
een wisselende hoeveelheid licht. Door het aanpassen van de pupilopening
wordt de hoeveelheid licht die op het netvlies valt geregeld. Het netvlies
bevat, zoals eerder beschreven, lichtgevoelige cellen – staafjes en kegeltjes
– die het licht omzetten in zenuwimpulsen. De kegeltjes hebben veel licht
nodig om geprikkeld te worden. Ze reageren snel op het licht en
onderdrukken de staafjes. Via de kegeltjes krijgen we een gedetailleerde
waarneming in kleur. Bij weinig licht reageren ze niet meer. De staafjes
worden niet geprikkeld bij veel licht, maar gaan meer werken naarmate de
hoeveelheid licht afneemt. De staafjes laten ons toe te zien in het donker.
Die waarneming is minder gedetailleerd en zonder kleuren.
Wanneer er iets mis is met de staafjes of kegeltjes, spreekt men van een
gestoorde licht- of donkeradaptatie.
Bronnen:
° Blindenzorg Licht en Liefde, ‘Een klare kijk op je ogen’, 2005
° Zicht op Cultuur Licht en Liefde, Infomap Volwassenen, 2007
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Hoofdstuk II: De visuele handicap
Als je de tekst over de bouw en de werking van het oog reeds las, kon je
merken dat onze ogen heel complex in elkaar zitten. Met alle onderdelen
van het oog kan, om allerlei redenen, iets mislopen. Wanneer spreken we
nu precies van een visuele handicap, welke soorten aandoeningen zijn er en
met welke specifieke problemen hebben de betrokkenen te kampen? Op die
vragen vind je een antwoord in de onderstaande tekst.
1.
Definiëring van blindheid en slechtziendheid
Mensen met een visuele handicap kunnen we onderverdelen in blinden en
slechtzienden.1 Er is echter geen strikte lijn te trekken tussen de groepen
mensen die normaal zien, slecht zien of blind zijn. De overgang verloopt
heel geleidelijk.
Iemand wordt als BLIND beschouwd als hij, na de beste optische
correctie (dit betekent: mét bril of lenzen):
 een gezichtsscherpte heeft van minder dan of juist 1/10 met
beide ogen. De gezichtsscherpte is de mate waarin iemand kleine
details scherp kan zien. De breuk 1/10 betekent dat pas op 1 meter
afstand zichtbaar wordt wat een normaal ziende persoon al op 10
meter afstand ziet.
 of een gezichtsveld heeft dat kleiner dan of gelijk aan 20 graden
is. Het gezichtsveld is wat je van de omgeving kunt zien wanneer je
recht vooruit kijkt. Bij een goed ziende persoon is dat ongeveer 180
graden.

Iemand wordt als SLECHTZIEND beschouwd als hij, na de beste optische
correctie (dus met bril of lenzen):
 een gezichtsscherpte heeft van minder dan of juist 3/10 met
beide ogen;
 of een gezichtsveld heeft dat kleiner dan of gelijk aan 40 graden
is.
1
Definitie volgens de Wereldgezondheidsorganisatie;
meer info: http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs282/en/
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
2.
Oorzaken van blindheid en slechtziendheid
Een oogafwijking kan allerlei oorzaken hebben. Sommige aandoeningen zijn
erfelijk, andere zoeken hun slachtoffers willekeurig. Oogziekten kunnen
aangeboren zijn of te maken hebben met de geboorte. Maar vaak duiken ze
pas later op, in je jonge jaren of als je volwassen bent. Er zijn er ook die
enkel bij bejaarden voorkomen. Niet alleen ziekten, ook ongelukken of
kwetsuren kunnen het oog aantasten.
Zien is echter niet louter waarnemen, maar ook begrijpen wat je
waarneemt. Dit is een proces dat in de hersenen gebeurt, ter hoogte van de
visuele cortex. Beschadigingen van de oogzenuw of de visuele cortex
kunnen de verwerking van de visuele informatie verstoren of onmogelijk
maken. Mensen met een hersenletsel of een beschadigde oogzenuw hebben
in feite geen ‘oogaandoening’ (hun ogen werken perfect), maar zijn toch
slechtziend. De problemen die zij ondervinden, zijn vaak heel anders dan bij
andere slechtzienden en moeilijk om te begrijpen. Het kan bijvoorbeeld dat
ze hun vrienden alleen herkennen op plaatsen waar ze hen verwachten en
niet als ze hen toevallig tegenkomen. Het spreekt vanzelf dat een dergelijke
aandoening zeer hinderlijk kan zijn, vooral door het onbegrip van de
buitenwereld.
Sommige oogziekten vallen te genezen of onder controle te houden, andere
helaas nog niet. Er bestaan echter heel wat hulpmiddelen (loepen,
brillen,...) om de gezichtsresten maximaal te benutten.
3. Oogaandoeningen
Hieronder vind je een korte beschrijving van de meest voorkomende
oogaandoeningen. Gedetailleerde informatie kan alleen de oogarts geven.
Als je oogproblemen ondervindt, is het belangrijk snel naar de oogarts te
gaan. En als je een dagje ouder wordt, is een regelmatig nazicht van de
ogen echt geen overbodige luxe.
3.1. Soorten oogaandoeningen
Problemen tijdens de zwangerschap of bij de geboorte
Tijdens de zwangerschap kan de moeder een infectie (bijvoorbeeld rode
hond) doorgeven aan haar kind. Zo’n infectie kan het kind blind of zwaar
slechtziend maken. Baby’s die te vroeg geboren worden, krijgen vaak
zuurstof toegediend. Die zuurstof is van levensbelang, maar boven een
bepaalde druk kan ze leiden tot heel zware slechtziendheid.
Albinisme: Albinisme is erfelijk en komt voor bij 1 op 15.000 mensen. Bij
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
sommige albino’s is de huid wit, maar weinig mensen weten dat albinisme
vooral een oogziekte is. De gezichtsscherpte vermindert, de gevoeligheid
voor licht vergroot, de ogen gaan trillen en ook scheelzien is mogelijk. Een
behandeling is er niet. Albinisme leidt niet tot blindheid.
Retinitis pigmentosa: Bij de erfelijke aandoening retinitis pigmentosa
wordt het netvlies aangetast aan de zijkant, steeds verder naar het midden
toe. Het is alsof je door een steeds nauwere donkere tunnel kijkt.
Uiteindelijk is volledige blindheid mogelijk, maar meestal blijft het bij zware
slechtziendheid. Naar een middel tegen deze ziekte wordt nog steeds
gezocht.
Netvliesloslating: Het binnen- en het buitenblad van het netvlies kunnen
van elkaar loskomen. Deze ernstige oogaandoening kan blindheid
veroorzaken. Maar wie zich tijdig laat opereren, loopt weinig gevaar. Bij die
operatie worden de scheuren ‘dichtgelast’. Zeker tachtig procent van de
gevallen valt zo te genezen.
Hoornvliesaandoeningen: Er bestaan verschillende aandoeningen die het
hoornvlies aantasten. Ook een kwetsuur kan een ontsteking veroorzaken. In
een aantal gevallen helpt medicatie. Soms wordt een
hoornvliestransplantatie uitgevoerd, tegenwoordig met behulp van
laserstralen. Blijvende oogletsels en slechtziendheid zijn mogelijk.
Nystagmus: Bij nystagmus schiet het oog voortdurend heen en weer
zonder dat je er controle over hebt. Deze kwaal kan allerlei oorzaken
hebben. Als aan de oorzaak iets te doen valt, verbetert ook de nystagmus
daardoor. Als er niets aan te doen is, kan de patiënt door oefeningen beter
leren kijken.
Aniridie: Aniridie is de volledige of gedeeltelijke afwezigheid van de iris.
Deze ziekte kan aangeboren zijn of door een ongeval ontstaan. Als je
aniridie hebt, kun je je moeilijk aanpassen aan toenemend licht, omdat de
iris het netvlies niet tegen het licht beschermt. Je wordt bijvoorbeeld snel
verblind. Hulpmiddelen kunnen de hinder beperken.
Kleurenblindheid: Ongeveer 1 op 25 mannen en 1 op 250 vrouwen zijn in
enige mate kleurenblind. Deze meestal erfelijke afwijking kan nog niet
behandeld of gecorrigeerd worden. De meest voorkomende vorm is roodgroen-blindheid (daltonisme). Er zijn ook mensen die helemaal geen kleuren
zien, alleen zwart, wit en grijs.
Aandoeningen van de oogzenuw of de visuele cortex: Als de
oogzenuw ontstoken is of als zenuwweefsel afsterft, valt het gezichtsveld
gedeeltelijk tot volledig uit. Een van de mogelijke oorzaken is multiple
sclerose. Medicatie helpt in veel gevallen, maar soms is de visuele handicap
onomkeerbaar.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Tumoren langs de oogzenuw: Langs het traject van de oogzenuw kunnen
tumoren ontstaan. Ook die kunnen gezichtsverlies veroorzaken.
3.2. Veel voorkomende oogaandoeningen bij
ouderen
3.2.1. Cataract
Wat is cataract ?
Bij cataract ontstaan troebelingen in de lens, die de helderheid verminderen
en daardoor het gezichtsvermogen ongunstig beïnvloeden. In de loop der
jaren laat de lens minder gemakkelijk voedings- en afvalstoffen door.
Daardoor wordt ze minder doorzichtig.
Welke zijn de klachten ?
Cataract leidt geleidelijk tot wazig en uiteindelijk tot slecht zien. Bij
beginnende lensvertroebelingen zijn er weinig of geen klachten. Cataract
geeft nooit pijn. Zijn er pijnklachten, dan is er iets anders bijgekomen, zoals
een plotselinge hoge oogdruk of een ontsteking. De aard van de klachten
kan per individu aanzienlijk verschillen. Meestal duiken de eerste problemen
op bij televisie kijken. Je hebt de indruk minder goed of minder scherp te
zien. Kleuren kunnen valer, meer geel en minder blauw lijken.
Soms wordt in de verte kijken lastiger (bv. gezichten herkennen), terwijl
lezen nog goed gaat. Typisch voor cataract is immers dat het lezen weinig
wordt gestoord.
Je krijgt last van tegenlicht en raakt erdoor verblind. Het is alsof je door een
vuile of beslagen autoruit kijkt bij laagstaande zon. Zelfs licht van opzij kan
al hinderlijk zijn. Door het licht af te schermen met de hand boven de ogen,
kun je ineens veel meer onderscheiden. Een zonnebril heeft veel minder
effect.
Soms treedt dubbelzien op, ook al kijk je met één oog. Een onregelmatige
lichtbreking in de troebele lens leidt tot een tweede of meerdere beelden.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Behandelingsmogelijkheden
Cataract verdwijnt niet vanzelf. Ook medicijnen, druppels of vitaminen
kunnen het niet tegenhouden. Zolang er geen (ernstige)klachten zijn, kan
rustig worden afgewacht. Vaak zal eerst worden nagegaan of met andere
brilglazen een duidelijke verbetering te bereiken valt.
Cataract is alleen weg te nemen met een operatie. Daarbij wordt de
troebele lens uit het oog verwijderd en vervangen door een kunstlens. Dat
is bijna altijd mogelijk.
Het moment om aan een cataractoperatie te denken, is als er ernstige
klachten zijn bij tv-kijken, onzekerheid bij het lopen op straat of problemen
bij het autorijden.
3.2.2. Macula-degeneratie:
Wat is macula-degeneratie?
‘Macula lutea’ is het Latijnse woord voor ‘gele vlek’. Dat is het gedeelte van
het netvlies dat scherp zien mogelijk maakt. ‘Degeneratie’ betekent:
‘minder worden’. ‘Macula-degeneratie’ (MD) is de naam van een
oogaandoening waarbij de gele vlek beschadigd wordt.
In geïndustrialiseerde landen, zoals België, is macula-degeneratie de
belangrijkste oorzaak van een blijvende achteruitgang van het
gezichtsvermogen bij mensen boven de 55 jaar. Bij mensen tussen de 55 en
64 jaar kampt ongeveer 14% ermee. Het aandeel patiënten met een vorm
van macula-degeneratie neemt toe in de groep 65- tot 75-jarigen tot bijna
20% en tot 37% bij 75-plussers. Door de vergrijzing zullen deze aantallen
de komende jaren waarschijnlijk verdubbelen. De verwachting is dan ook
dat MD een steeds groter probleem voor de volksgezondheid zal gaan
vormen. De precieze oorzaak van MD is niet bekend.
Welke zijn de klachten?
De eerste klacht van de betrokkene is vaak dat hij minder goed ziet, waarbij
hij in eerste instantie denkt dat hij een bril nodig heeft.
Een meer specifieke klacht is dat het beeld vervormt: rechte lijnen worden
als krom waargenomen. Bovendien wordt soms een vlek gezien. Een vlek in
het midden van het gezichtsveld kan het scherp zien ernstig belemmeren.
In een gevorderd stadium kennen we twee vormen van maculadegeneratie: de droge en de natte vorm.
Droge macula-degeneratie: Deze vorm begint als kleine lichtgele
afzettingen, 'drusen' genoemd, die zich ophopen in de macula. Dat gaat
samen met een vermindering van het aantal kegeltjes in de macula,
waardoor het zien verslechtert. Dit is een sluipend en zeer langzaam proces.
Het kan vele jaren duren voor het zicht achteruitgaat. Gewoonlijk zijn beide
ogen min of meer in dezelfde mate aangetast. Het is bij de droge MD
belangrijk dat je in de gaten houdt of je je omgeving niet vertekend ziet. Als
je een knik ziet in een raamkozijn of in de regel van een schrift, kan dat
wijzen op het ontstaan van de ernstiger natte vorm van MD.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Natte macula-degeneratie: deze vorm van MD wordt ook wel exsudatieve
MD, vochtige MD, schijfvormige MD of ziekte van Junius-Kuhnt genoemd. Bij
de natte vorm verloopt het verlies van het gezichtsvermogen sneller. Natte
MD ontstaat als er kleine nieuwe bloedvaatjes achter de macula groeien.
Omdat deze bloedvaatjes niet normaal zijn, lekken ze bloedplasma en gaan
ze gemakkelijk kapot, met een bloeding als gevolg. Bloed beschadigt de
macula, wat een snelle en ernstige achteruitgang van het gezichtsvermogen
veroorzaakt. Uiteindelijk ontstaat een litteken in de macula, met verlies van
het centrale zicht als gevolg. Opvallend is dat het andere oog nog lange tijd
goed kan blijven. Toch moet men er rekening mee houden dat vroeg of laat
beide ogen kunnen worden getroffen.
Behandelingsmogelijkheden
Voor de natte vorm van macula-degeneratie bestaan er behandelingen
waarmee de achteruitgang van het gezichtsvermogen in een aantal gevallen
gestopt en soms zelfs iets verbeterd kan worden. Het al verloren zicht kan
meestal niet meer hersteld worden, maar bij een vroegtijdige opsporing en
behandeling kan het nog aanwezige gezichtsvermogen soms behouden
worden.
Er bestaan ook twee erkende laserbehandelingen: behandeling met een
conventionele thermische (hete) laser en de zogenaamde PDT-behandeling
(Photo Dynamische Therapie).
Met de gewone laserbehandeling worden lekkende bloedvaatjes gedicht en
worden verdere bloedingen en achteruitgang van het gezichtsvermogen
voorkomen. Maar ook dan is niet te garanderen dat het effect gunstig blijft.
Bij PDT wordt een lichtgevoelige stof (Verteporfin) via de bloedbaan
toegediend. Ze hecht zich specifiek aan de nieuw gevormde bloedvaatjes in
de macula. De lichtgevoelige stof wordt geactiveerd met een zachte
laserstraal, waarna in de lekkende vaatjes stolling van het bloed optreedt.
Het overige weefsel blijft – anders dan bij de behandeling met de
thermische laser – gespaard. De PDT-behandeling kan succesvol zijn bij
sommige patiënten met de natte vorm.
Er zijn ook nieuwe geneesmiddelen die het zicht kunnen stabiliseren of zelfs
wat verbeteren. Op dit moment bestaan er twee goedgekeurde medicijnen
voor de behandeling van natte vorm: Lucentis en Macugen. Beide middelen
worden in het oog ingespoten. Ze stoppen de lekkages van de bloedvaten
en daarmee de achteruitgang van het zicht. Een derde, gelijkaardig
geneesmiddel, Avastin, zou ook werken, maar is nog niet officieel erkend.
Behandeling met radiotherapie is uitgebreid onderzocht. Op korte termijn
blijkt slechts een beperkte groep patiënten gunstig op radiotherapie te
reageren.
Operatieve behandeling van de natte vorm van MD lijkt in welbepaalde
gevallen een gunstig resultaat te hebben. Helaas zijn deze operaties
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
gecompliceerd en kunnen ze risico's meebrengen.
Voor de droge vorm van MD bestaat geen behandeling.
3.2.3. Glaucoom
Wat is glaucoom?
Glaucoom is de naam van een vrij grote groep oogziekten die drie
kenmerken hebben:
° verhoogde oogdruk: in iedere oogbol zit vocht, waardoor er een bepaalde
druk in het oog is, de zogenaamde oogdruk (niet te verwarren met
bloeddruk); een normale oogdruk is tussen 15 en 20 mm kwikdruk;
° vermindering van het gezichtsveld;
° afwijking van de oogzenuw: de hoge oogdruk beschadigt de oogzenuw
onherstelbaar.
Glaucoom begint meestal op latere leeftijd. Ongeveer 1 op 50 mensen
boven de veertig jaar krijgt ermee te maken. Dit percentage stijgt met het
ouder worden tot 3 procent boven de 80 jaar.
Wat zijn de klachten?
De klachten zijn aanvankelijk gering. Dat de defecten in het begin niet zo
groot zijn, houdt het gevaar in dat de diagnose te laat gesteld wordt. Maar
schade die eenmaal is opgetreden, kan niet meer hersteld worden. Daarom
adviseren wij iedereen na zijn veertigste levensjaar de ogen regelmatig te
laten controleren door een oogarts.
Naarmate de ziekte voortschrijdt, worden de gezichtsvelddefecten groter en
wordt het gezichtsvermogen binnen een defect ernstiger aangetast. Veel
patiënten merken ook in dit stadium hun aandoening nauwelijks of niet op.
Uiteindelijk wordt ook het meest centrale deel van het gezichtsveld
aangetast. Dan ziet de betrokkene steeds minder scherp, het lezen gaat
steeds moeilijker, gezichten worden steeds minder herkend, details kunnen
niet goed meer onderscheiden worden.
In een laat stadium ziet de persoon enkel nog wat licht of grove
bewegingen. Ten slotte verdwijnt ook dat deel van het gezichtsveld en is het
oog helemaal blind.
Behandelingsmogelijkheden
Er zijn verschillende wijzen van behandeling die de ziekte onder controle
kunnen houden: met geneesmiddelen, laserbehandeling of een operatie.
De behandeling met geneesmiddelen is het minst ingrijpend. Omdat
geneesmiddelen voor stabilisering of vertraging van het ziekteproces
kunnen zorgen, wordt in eerste instantie daarvoor gekozen. Oogdruppels
worden het vaakst gebruikt. Daarnaast kunnen tabletten worden gegeven,
meestal in combinatie met oogdruppels.
De laserbehandeling wordt overwogen wanneer geneesmiddelen
onvoldoende resultaat opleveren. Deze behandeling is poliklinisch uit te
voeren en vormt een geringe belasting voor de patiënt.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Een operatie komt in aanmerking wanneer de oogdruk noch met
geneesmiddelen, noch met laserbehandeling voldoende verlaagd kan
worden.
3.2.4 Oogafwijkingen bij diabetes
Wat is diabetische retinopathie?
Bij personen met diabetes kunnen verschillende oogafwijkingen voorkomen.
Meestal is het slechter zien een gevolg van afwijkingen in het netvlies of
diabetische retinopathie. De eerste tekenen zijn een verwijding van de
netvliesaderen en kleine uitstulpingen in de wand van de kleinste
bloedvaten. De bloedvaten kunnen lekken, waardoor vocht en vetachtige
producten in het netvlies terechtkomen en er bloedinkjes ontstaan.
Bovendien raken kleine bloedvaten afgesloten, waardoor steeds meer
gebieden van het netvlies onvoldoende bloed met zuurstof en
voedingsstoffen krijgen aangevoerd en daardoor slechter gaan functioneren.
Wat zijn de klachten?
De klachten zijn afhankelijk van de plaats waar de bloedinkjes het eerst
optreden. Is dat in het midden van het netvlies ter hoogte van de gele vlek
waarmee we scherp kijken, dan neemt het gezichtsvermogen af en worden
de beelden vager. Naarmate meer gedeelten van het netvlies beschadigd
raken, kan het gezichtsveld verkleinen. Nog vervelender wordt het als de
lens door de schommelende bloedsuikers gaat veranderen. Uiteindelijk
kunnen nog een aantal bijverschijnselen ontstaan, die kunnen leiden tot
blindheid.
Behandelingsmogelijkheden
Door vroegtijdige behandeling kan bij de meeste patiënten ernstige en
blijvende schade worden tegengehouden. Regelmatige oogcontrole is
daarom aangewezen.
In de eerste plaats is het van groot belang dat het bloedsuikergehalte op
peil blijft, door gewoonten i.v.m. voeding en medicijnen aan te passen. Een
regelmatige controle door de dokter is daarbij noodzakelijk.
Wanneer een oogbehandeling nodig is, zal die er in eerste instantie op
gericht zijn bloedingen en vet- en vochtophopingen in het netvlies en vooral
in de gele vlek tegen te gaan. Met een laserstraal worden lekkende vaatjes
gesloten. Dezelfde laser kan ook gebieden met minder goede
bloeddoorstroming uitschakelen, om zo de bloedvoorziening in de overige
gebieden te verbeteren.
3.2.5 Oogproblemen na een beroerte
Wat is een beroerte?
Een beroerte of CVA treft vooral mensen ouder dan 65, maar is op elke
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
leeftijd mogelijk. Wie een beroerte heeft gehad, moet daarna vaak met een
handicap leven, bijvoorbeeld met ernstige slechtziendheid.
Een beroerte ontstaat als het bloed plotseling niet meer door kan naar een
deel van de hersenen. De oorzaak is meestal een hart- en vaatziekte die de
binnenkant van bloedvaten aantast: ze raken beschadigd, vernauwd of er
zitten bloedstolsels in. Zo’n klontertje kan op een nauwe plek blijven steken
en het bloed tegenhouden. Een beschadigd bloedvat kan ook gaan lekken:
in dat geval spreken we van een hersenbloeding. Als het bloed maar
eventjes niet door kan, krijg je een mini-beroerte. Die laat weinig sporen
na, maar je moet ze als een dringende waarschuwing zien!
Erger is het als de gestopte bloedtoevoer hersenweefsel doet afsterven. Dat
noemen we een herseninfarct. Soms wordt een klein deel van de hersenen
getroffen, soms een groter. Zo kunnen handicaps ontstaan. Een beroerte
kan heel plots gebeuren. Afhankelijk van de ernst zijn allerlei gevolgen
mogelijk, zoals problemen met de spraak of het evenwicht,
verlammingsverschijnselen en oogproblemen.
Welke oogproblemen kunnen optreden na een beroerte?
Bij één op drie mensen die een beroerte krijgen, valt een deel van het
gezichtsveld uit. Dat kan een helft of een kwart van het gezichtsveld zijn, of
er kan een gat zitten in het veld. Alles hangt af van de plaats in de hersenen
waar het infarct gebeurde. Meestal zijn beide ogen getroffen, maar het
effect kan in elk oog anders zijn.
Een beroerte aan de rechterkant van de hersenen heeft vooral effect op de
linkerkant van beide ogen. Bij een beroerte links in de hersenen wordt de
rechterkant van het gezichtsveld aangetast.
In de ernstigste gevallen zie je niets meer aan één kant; dat noemen we
hemianopsie of halfzijdige blindheid. Maar de symptomen variëren:
sommigen kunnen niets waarnemen in die gezichtshelft, anderen voelen of
weten daar nog iets en enkelen kunnen onbewust tóch visuele informatie
verwerken. Belangrijk om weten is dat het om een hersenbeschadiging
(laesie) gaat: de ogen zijn niet beschadigd en toch zie je minder.
Wat zijn de klachten?
Een verminderd gezichtsveld kan allerlei problemen geven. Wanneer je
bijvoorbeeld de straat oversteekt, kan het dat je de auto’s van één kant niet
ziet aankomen.
Een beroerte kan ook op vele manieren de oogbewegingen verstoren. Als
oogspieren aangetast zijn, kan het moeilijk worden om de ogen samen naar
één punt te richten, waardoor lezen lastiger wordt. In ernstiger gevallen is
scheelzien of dubbel zicht mogelijk.
Uitzonderlijk kan een beroerte dicht én ver kijken bemoeilijken. Dan wordt
ook autorijden een probleem
Behandelingsmogelijkheden
Helaas is er geen behandeling om het gezichtsveld na een beroerte te
herstellen. Wel kan het bij sommigen na een tijd verbeteren. Ook leren
velen zich aan te passen om het verlies te compenseren. En er zijn
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
hulpmiddelen, zoals een bril met prismaglazen die het binnenkomende beeld
verschuiven.
Troebel zicht door een beroerte valt niet altijd te verbeteren met een bril.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
3.3. Omschrijving, voorstelling van enkele visuele
beperkingen
Er zijn heel veel soorten slechtziendheid. Bovendien verschilt de mate van
slechtziendheid van situatie tot situatie en van persoon tot persoon. Denk
als buitenstaander niet te vlug dat je weet wat een slechtziende
ervaart en tot welke prestaties hij wel of niet in staat is.
De meeste visuele aandoeningen kunnen we bekijken vanuit vier belangrijke
criteria: gezichtsscherpte, gezichtsveld, kleurzin en licht- en
donkeradaptatie. Daarnaast zijn er de cerebrale visusproblemen,
veroorzaakt door een hersendefect.
3.3.1. Problemen met de gezichtsscherpte
Dit criterium heeft alles te maken met
detailwaarneming. Wanneer we iets goed
willen waarnemen, richten we de ogen zo dat
het beeld op de macula of gele vlek valt. Op
die plaats op het netvlies hebben we het
grootste onderscheidingsvermogen. Alleen
met deze vlek kunnen we 100% scherp zien.
Hoe verder van de macula het beeld op het
netvlies wordt gevormd, hoe kleiner de gezichtsscherpte, met andere
woorden: we gaan wazig zien.
Sommige mensen zijn bijziend (myoop). Zij zien van dichtbij heel scherp,
maar hebben het moeilijk om iets wat veraf is duidelijk te onderscheiden.
Andere mensen zijn dan weer verziend. Zij ervaren net het omgekeerde.
Wat veraf is, wordt scherp waargenomen, wat nabij is onscherp en
onduidelijk.
Bijziendheid en verziendheid zijn erfelijk. Op een zekere leeftijd gaat bij
velen het gezicht achteruit. Meestal ligt het keerpunt rond het veertigste
levensjaar. Een oudere ooglens is minder soepel en kromt minder
gemakkelijk. Het zicht in de verte blijft goed, maar van dichtbij gaat het
moeilijker.
Om deze twee afwijkingen te corrigeren, kan de kromming van het
lenzensysteem veranderd worden. Brillen of contactlenzen zorgen ervoor
dat het licht naar de juiste plaats wordt afgebogen. Bijziendheid en
verziendheid zijn dus geen vormen van slechtziendheid, want het probleem
kan verholpen worden met een bril of lenzen. Maar wazig zien kan ook een
andere oorzaak hebben, zoals een troebele lens (cataract).
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
3.3.2. Problemen met het gezichtsveld
Het gezichtsveld is het geheel dat in één keer
overzien kan worden, gewoonlijk iets minder
dan 180°. Defecten in het gezichtsveld noemen
we scotomen. Die kunnen perifeer (in de rand)
of centraal gelegen zijn.
Bij bepaalde aandoeningen is het perifeer
gezichtsveld gestoord. Is de uitval zo dat er
maar 10° overblijft, dan spreken we van tunnelzicht of kokerzicht. In dat
centrale deel kan de gezichtsscherpte perfect zijn. De slechtziende kan soms
nog kleine lettertjes ontcijferen, wat niet wil zeggen dat hij altijd zonder
problemen zijn krant kan lezen. Zich verplaatsen is moeilijk. Deze mensen
hebben moeite om zich te oriënteren. Een trap of opstapje nemen ze
bijvoorbeeld niet altijd waar. Ze lopen makkelijk ergens tegenaan, hebben
problemen in het verkeer of vinden moeilijker iets terug. Meestal kunnen ze
wel nog behoorlijk vlot lezen.
Bij andere aandoeningen is het centrale
gezichtsveld gestoord. Personen met
deze aandoening kunnen zich wel goed
oriënteren, maar hebben moeite met
detailwaarneming, lezen of het herkennen
van personen. Bij de aanwezigheid van een
centraal scotoom zal de slechtziende
excentrisch fixeren: hij kijkt niet recht
vooruit. Wanneer iemand met deze aandoening jou aankijkt, lijkt het
alsof hij langs je heen kijkt.
Diabetische retinopathie (een netvliesafwijking) kan een gevolg zijn van
suikerziekte. Een sterk schommelend
suikergehalte in het bloed kan een nadelig
effect hebben op de bloedvaten ter hoogte
van het netvlies. Daardoor kunnen ‘zwarte
vlekken’ ontstaan op het beeld. We spreken
dan ook van vlekkenzicht.
Door een uitval van het gezichtsveld links of rechts, bijvoorbeeld als gevolg
van een hersentumor, neemt de persoon halfzijdig waar en worden
allerhande obstakels links of rechts niet opgemerkt. Dit wordt hemianopsie
genoemd.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
3.3.3. Problemen met de kleurzin
De kleurzin is de mate waarin je de
verschillende kleuren correct kunt zien. Nogal
wat mensen kunnen een bepaalde kleur niet
zien. Volledige kleurenblindheid is heel
zeldzaam.
Kleurenblindheid komt veel meer voor bij
mannen (8%) dan bij vrouwen (0,4%). Ook als
gevolg van een oogziekte of ongeval kan kleurenblindheid ontstaan. De
afwijking is dus niet per definitie erfelijk.
De meest voorkomende vorm is rood-groen-blindheid (daltonisme).
Totale kleurenblindheid (achromasie) komt maar zelden voor en gaat
gepaard met lichtschuwheid.
De meeste personen met een kleurenstoornis zullen bepaalde kleuren
verwarren, maar andere kleuren dan weer perfect benoemen of sorteren.
Problemen komen vooral voor bij minder ‘zuivere’ kleuren (pasteltinten),
wanneer het oppervlak van het gekleurde voorwerp klein is en bij een
zwakke belichting.
Hoeveel en welke kleuren niet of anders (grijzer) gezien worden, hangt af
van de soort kleurenstoornis.
De mildere vormen geven weinig problemen en worden meestal niet eens
opgemerkt.
3.3.4. Problemen met licht- en donkeradaptatie
Bij bepaalde aandoeningen is er sprake van een
gestoorde lichtadaptatie. De kegeltjes
functioneren onvoldoende, waardoor de staafjes
minder onderdrukt worden. Mensen met dit soort
aandoening zijn lichtschuw: ze worden vlug
verblind en ondervinden grote hinder wanneer ze
zich bijvoorbeeld verplaatsen van een duistere naar
een heldere ruimte. Soms is het zelfs zo erg, dat
de ogen pijn doen als er te veel licht op valt. Deze mensen kun je
herkennen aan hun donkere bril, die vaak zelfs met oogklepjes is afgewerkt.
Personen met een storing in het functioneren van de staafjes hebben een
gestoorde donkeradaptatie en zijn nachtblind. Dit betekent dat zij
problemen ondervinden bij verplaatsingen in het schemerdonker of ‘s
avonds. Ook verplaatsingen van een heldere naar een duistere ruimte zijn
soms moeilijk.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
3.3.5. Problemen bij cerebrale aandoeningen
Wanneer er een beschadiging is ter hoogte van de visuele cortex in de
hersenen, worden de visuele prikkels niet of niet goed meer verwerkt. We
spreken dan van cerebrale visuele inperkingen (afgekort: CVI).
Het kijkgedrag bij mensen met CVI vertoont een aantal heel typische
kenmerken:
 De visuele aandacht is zeer kort en wisselend.
 Er is een gebrek aan spontane visuele nieuwsgierigheid.
 Ze tasten eerder dan te kijken.
 Complexe figuren herkennen is moeilijk.
 Ze kijken niet gericht.
 Ze maken weinig oogcontact.
 Ze hebben moeite met het herkennen van een gelaat.
 De oog-handcoördinatie is bemoeilijkt. Ze grijpen naar voorwerpen
zonder ernaar te kijken. Vaak grijpen ze ernaast.
 Ze hebben betere visuele reacties in een vertrouwde omgeving.
 Ze schrikken snel.
 Het lijkt alsof hun gezichtsveld heel beperkt is. Ze fixeren zich op
iets en negeren daarbij alle andere visuele prikkels.
4. Aantal mensen met een visuele handicap
Exacte cijfers over het aantal visueel gehandicapten in België (of Europa)
zijn er niet. Het blijft voorlopig bij een wetenschappelijke raming op basis
van onderzoeksgegevens.
Ongeveer één persoon op honderd in ons land is (zwaar tot minder
zwaar) slechtziend en ongeveer één op duizend is blind. Van de blinde
personen werd slechts een kleine minderheid blind geboren.
Veel mensen worden pas visueel gehandicapt op gevorderde
leeftijd. Daarvan zijn heel moeilijk statistieken te maken. Vandaar dat we
geen precieze cijfers kunnen geven. Minstens 65 procent van de visueel
gehandicapte personen is ouder dan 60 jaar.
In onze vergrijzende samenleving vormen de visueel gehandicapte senioren
een steeds grotere groep, waar nog te weinig aandacht aan geschonken
wordt.
Uit Nederlands onderzoek blijkt dat het aantal blinde en slechtziende
personen wellicht met 35 procent zal stijgen vanaf nu tot 2020. Meer dan
85 procent van die mensen zal ouder zijn dan 50 jaar
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Er zijn meer mensen met een visuele handicap dan je denkt:
1 persoon op 100 is slechtziend,
1 persoon op 1000 is blind.
Gezien de veroudering van de bevolking
zal dit percentage nog sterk toenemen.
10% van de personen met een visuele handicap is jonger dan 18.
25% is tussen 18 en 60 jaar.
65% is ouder dan 60 jaar.
5.
Een visueel gehandicapte persoon herkennen
Een blinde persoon op straat herken je aan zijn witte stok. Maar hoe weet je
dat iemand slechtziend is? In 1991 werd een wet goedgekeurd die
slechtzienden toeliet zich kenbaar te maken met een gele stok. De gele stok
werd echter weinig gebruikt en was daardoor ook nauwelijks bekend. Om
die reden werd hij in 2006 afgeschaft. Heel wat slechtzienden mogen nu ook
een witte stok gebruiken, als de oogarts dat nodig acht en hen het nodige
attest bezorgt.
Er bestaan badges met de vermelding ‘slechtziend’. En visueel gehandicapte
sporters hebben hun eigen symbool: drie zwarte bollen op een gele
ondergrond. Ze dragen dat bijvoorbeeld op hun badmuts of skivest.
Wanneer iemand geen kenteken draagt – sommigen vinden dit te
stigmatiserend – merk je pas als je beter toekijkt dat die persoon een
visuele handicap heeft:
 meestal draagt de visueel gehandicapte persoon een opvallende bril
(met dikke, donkere glazen) of een zonneklep of -pet, zelfs in de
winter;
 sommige slechtzienden vinden hun weg door zich te richten op de
mensen die vlak voor hen lopen of ze lopen met je mee om de straat
over te steken;
 sommigen bekijken de dingen van heel dichtbij, eventueel met een
loep of kijkertje;
 sommigen lopen met de hand boven de ogen of lopen heel voorzichtig
en maken met de handen zoekbewegingen;
 anderen schuifelen met de voeten over de grond en schrikken als
iemand ‘plotseling’ aanwezig is.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
6. Verwerking en beleving van de handicap
Blindheid of slechtziendheid ‘aanvaarden’, dat doe je niet zomaar. Het is een
proces dat vaak lang duurt en eigenlijk nooit echt afgelopen is. Het komt
eropaan te leren omgaan met de handicap. Dat betekent dat je beseft wat
je beperkingen zijn, maar dat je ook je mogelijkheden ontdekt en leert
benutten. Vaak wordt vergeten dat niet alleen de visueel gehandicapte
persoon zo’n proces doormaakt, maar ook zijn naaste verwanten en
vrienden.
We zien ook dat een aantal ervaringen specifiek zijn voor slechtzienden bij
het verwerken van hun visuele handicap.
6.1. Het verwerkingsproces
Volgens De Mönnick kent een verwerkingsproces geen vastgelegde regels of
procedures. Het is als een horizontale uitgerekte spiraal waarin de drie
reactiemogelijkheden – afweer, afscheid en aanpassing – kunnen
voorkomen. Het is een proces van telkens weer erdoor gaan en er terug
uitkomen, een leven lang, als een golfbeweging. De volgorde waarin we de
‘fasen’ hier beschrijven, zegt niets over hoe mensen ze beleven: er is geen
chronologie, de fasen zitten in elkaar verweven en lopen door elkaar.
Vandaag sta je als blinde of slechtziende persoon misschien helemaal niet
stil bij je beperking, morgen plotseling weer wel.
In nieuwe situaties is de handicap altijd weer zeer confronterend. Je als
slechtziende of blinde steeds opnieuw moeten bewijzen aan de buitenwereld
is zeer vermoeiend. Het kan ook best zijn dat je op je werk anders reageert
dan thuis, omdat je omgeving daar anders met je handicap omgaat of
omdat je daar geconfronteerd wordt met andere beperkingen.
Het ervaren en verwerken van een visuele handicap heeft vanzelfsprekend
effecten op de emoties en op het gedrag van alle betrokkenen. De
afhankelijkheidspositie die je als visueel gehandicapte soms
noodgedwongen moet innemen, kan verschillende emoties losmaken, zoals
boosheid en schuldgevoelens. Ook andere situaties kunnen emoties
teweegbrengen. Zo kan het voortdurend moeten strijden om evenwaardig
en gelijk behandeld te worden, woede veroorzaken die evolueert naar
verdriet.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
6.1.1. Afweer
Afweer is een manier van reageren die in werking treedt om erger te
voorkomen.
Dit kan zich uiten in verschillende reactiepatronen:
 Shock kan voorkomen bij onaangekondigde en zeer plotse blindheid of
slechtziendheid.
 Ontkenning (“het is niet waar” – “het kan niet”) is een proces dat
ontstaat doordat ieder mens een evenwicht tracht te zoeken tussen
behoud en verandering (Watzlavick, 1986), omdat een bekende situatie
veiligheid geeft. Door te ontkennen ga je op zoek naar de vroegere
situatie als niet-visueel gehandicapte, omdat je die wereld kent. De
visuele handicap is een ernstige verandering en botst daarom op
weerstand. Een voorbeeld: je houdt je vast aan de plannen om met de
auto op reis te gaan en zelf te rijden. Andere voorbeelden zijn: uittesten
van hulpmiddelen om beter te zien, ‘shoppen’ van de ene oogarts naar
de andere om een betere diagnose te krijgen.
 Zoeken: visueel gehandicapte personen en zeker slechtzienden zoeken
naar een manier om niet op te vallen en een zo gewoon mogelijk leven te
leiden. Een voorbeeld situeert zich tijdens de fase van rijbewijzen halen:
slechtziende en blinde jongeren zoeken naar manieren om toch ook eens
te proeven van het rijden met een motor of wagen.
 Marchanderen (onderhandelen): door te onderhandelen probeert een
mens opnieuw in een vroegere situatie te komen. De visueel
gehandicapte belooft iets in ruil voor het stabiel houden van het zicht,
voor het terug kunnen zien: “Als ik dit of dat doe of laat, zal ik terug
beter kunnen zien” (bv. minder naar het beeldscherm kijken of kilo’s
wortelen eten, omdat het zogezegd beter is voor de ogen). Vaak wordt
onderhandeld met God of worden beloftes gedaan in verband met ‘goede
werken’.
In deze fase van het verwerkingsproces is de ‘waarom’-vraag
veelvoorkomend. Waarom ik? En vooral wanneer erfelijkheid een rol speelt,
vraag je je af: waarom ik en niet mijn broer/zus, neven/nichten? Ook een
broer of zus kan zich afvragen: waarom hij of zij wel, en ik niet?
6.1.2. Afscheid
Stilaan dringt de realiteit, het wegvallen van het zicht, door als een
blijvende situatie. De hoop smelt weg. Je ziet geen oplossing meer. Je kunt
verschillende emoties ervaren en divers gedrag tonen.
 Angst: je bent bang voor wat mogelijk nog gaat komen, voor het
onbekende (een vermindering van zicht, volledig blind worden,...).
“Wat als alle licht wegvalt?” “Zal ik nog van iets kunnen genieten?” “Zal
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
ik goed voor mijn kinderen kunnen zorgen?” “Ik durf me nergens naartoe
begeven…” (angst op straat). Iemand die blindgeboren is, vroeg: “Zal ik
later ooit een partner vinden die me, ondanks mijn problemen, graag zal
kunnen zien?” Ook de omgeving kan met die angst geconfronteerd
worden: “Wat als mijn blind kind zal leren lopen?”
 Verdriet: onmiddellijk na het verwerven van de visuele handicap is
verdriet maatschappelijk aanvaard, maar bij ‘oud’ verdriet is er niet altijd
begrip van de omgeving. Levensfasen zoals kinderen en kleinkinderen die
geboren worden, de eerste tekening, de eerste verliefdheid,… zorgen
ervoor dat het verlies op dat moment (weer) bovenkomt. Je kunt verdriet
hebben omdat je niet zomaar de auto of fiets kunt nemen, omdat je geen
werk vindt, omdat je niet serieus genomen wordt door de omgeving,
omdat je je niet meer herinnert hoe iemands gezicht eruitziet.
 Schaamte: je schaamt je voor je vervormde ogen, voor je superdikke
brillenglazen, voor het omver gooien van materiaal in een vreemd huis,
voor het moeten vragen van hulp, voor het niet kunnen lezen. Sommige
slechtzienden willen hun ‘handicap’ niet tonen en lopen liever een hoger
risico op ongevallen dan een witte stok te gebruiken. Een confrontatie,
een negatieve ervaring kan daarin soms verandering brengen. Het
moment dat een bijna blinde tegen een cactus praat in plaats van tegen
een barman is het moment waarop die persoon beslist om toch maar een
witte stok te gebruiken.
Zeker bij vrouwen, maar vandaag ook bij mannen, liggen deze zaken
moeilijk. Onze maatschappij, waarin voldoen aan het volmaakte
schoonheidsideaal verwacht wordt, speelt daarin een niet te
onderschatten rol. In de literatuur wordt ook gesteld dat slechtzienden
het op dit vlak moeilijker hebben dan blinden, doordat zij de (negatieve)
reacties van buitenstaanders beter opmerken.
Velen schamen zich ervoor dat ze een visuele handicap hebben door
suikerziekte. De maatschappij heeft immers het vooroordeel dat de
betrokkene zelf de schuld draagt, door het niet verzorgen van de
voeding. Ook de familie of vrienden van personen met een visuele
handicap kunnen zich schamen: omdat hun familielid naar een activiteit
van Licht en Liefde (VeBeS) gaat, om de houterige houding, omdat hij of
zij omwille van omstandigheden de ene keer meer ziet dan de andere
keer.
 Onmacht: ziende personen leggen in eerste instantie oogcontact, visueel
gehandicapte personen moeten zich baseren op verbaal contact. De
visuele handicap belet de betrokkene immers om oogcontact te hebben
(hoewel sommige blinden hun ogen leren te richten, wat hen een groot
voordeel oplevert). Vooral personen die gezien hebben, ervaren dit als
zeer moeilijk. Er kan ook een gevoel van onmacht optreden bij het
ervaren van achteruitgang van het zicht. Onmacht ontstaat ook bij het
besef van gemiste kansen, dromen die niet kunnen worden waargemaakt
(bv. een bepaald beroep uitoefenen),...
 Boosheid: uitingen van boosheid of woede worden vaak gericht naar de
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
meest nabije mensen. Belangrijk om weten is dat deze boosheid naar alle
waarschijnlijkheid niet tegen hen persoonlijk gericht is, maar tegen de
situatie. Iemand kan bijvoorbeeld boos zijn omdat hij wegens de visuele
handicap niet meer met de auto mag rijden. Ingeval van een erfelijke
aandoening is er soms boosheid jegens familieleden, zoals broer/zus en
neven/nichten, omdat men het een onrecht vindt dat zij wel nog alle
mogelijkheden hebben. De boosheid uit zich dan bijvoorbeeld in het
mijden van contact met die mensen. Woede kan ook ontstaan telkens als
de persoon zich moet bewijzen tegenover de omgeving. Deze boosheid
kan ook gericht zijn op de buitenwereld wanneer het gaat om het niet
krijgen van kansen: “Ik schrijf massa’s sollicitatiebrieven en hoewel ik in
aanmerking kom, word ik telkens weer geweigerd omwille van mijn
handicap”. Blinde en slechtziende mensen kunnen hun handicap ervaren
als een groot onrecht dat hen overkomen is. Sommigen uiten dit door
zich boos of eisend te gedragen tegenover iemand die er niets aan kan
doen. (Ivan Boszormenyi-Nagy2)
 Schuldgevoelens: “Als ik zus of zo had geleefd, was ik niet blind
geworden”... Schuldgevoelens ontstaan vaak vanuit een
onrechtvaardigheidsgevoel. Dit komt zeer frequent voor bij ouders van
visueel gehandicapte kinderen, onder meer bij erfelijke aandoeningen.
Visueel gehandicapte ouders van goedziende kinderen kunnen
schuldgevoelens hebben omdat ze bv. moeilijker kunnen helpen bij het
maken van huiswerk of omdat ze het kind meer verantwoordelijkheid
geven.
 Opluchting: de periode waarin nog gezocht wordt wat er precies
misloopt met het zicht, is vaak zeer stresserend. Wanneer de juiste
diagnose gesteld is, geeft dat terug wat controle over de zaak. Er komt
weer zekerheid en dat kan opluchten. Het kan ook goed zijn om
bijvoorbeeld eens te proberen om met een auto te rijden, zodat je
ervaart: “‘t is maar dat”.
Er is de opluchting van aanvaard te worden, ook al heb je als visueel
gehandicapte beperkingen. En het kan opluchten te ontdekken dat je
bepaalde dingen nog steeds kunt: de beperking is niet zo ruim als
verwacht.
 Teleurstelling: de zoektocht naar werk (wanneer je telkens wel de
competenties blijkt te hebben, maar toch niet wordt aangenomen) of
naar een partner zijn situaties waarin teleurstelling de kop kan opsteken.
 Ieder gedraagt zich anders, afhankelijk van zijn persoonlijkheid (ben je
een vechter, een doener of eerder passief van aard, een slachtoffer) en
van de context (heb je verantwoordelijkheden in je werk of in je gezin of
ben je werkloos en alleenstaand, zijn er culturele verschillen).
 Er zijn mensen die last krijgen van lusteloosheid, rusteloosheid,
eetproblemen, concentratiestoornissen, slaapproblemen en seksuele
problemen.
2
Uit: Michielsen, e.a. ‘Leren over leven in loyaliteit. Over contextuele hulpverlening’, Acco, 1998, p 26-29
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
 Zowel star zwijgen over de handicap is mogelijk als onbegrensd over
jezelf of je handicap praten om tot een evenwicht te komen.
 Ook ouders, partner of familie kunnen een bepaald gedrag vertonen,
zoals overbescherming of juist ontkenning van de beperkingen (niet
willen aanvaarden dat hun kind of partner niet dezelfde dingen kan als
anderen) en bijgevolg ‘over-stimuleren’ (trachten bepaalde handelingen
of activiteiten op te dringen) of té hoge verwachtingen koesteren.
6.1.3. Aanpassing
De visuele handicap krijgt een plaats in het leven. Hij wordt niet aanvaard,
maar je leert ermee leven. Fragmentarisch (deelfacetten) aanvaarden is ook
een mogelijkheid. Bv.: “Ik kan nu makkelijker hulp vragen, maar ik vind het
vermoeiend steeds alles te moeten plannen.”
Sommige personen beginnen vrijwilligerswerk te doen, geven vorming,…
Anderen staan meer open voor hun gezinsleden, hun kinderen,… Ze gaan
meer genieten, op een andere manier leven.
Sommige mensen geven aan dat humor (kunnen lachen om de eigen
beperkingen) of creativiteit voor hen goede manieren zijn om hun handicap
een plaats te geven. Andere voorbeelden van accommodatie zijn: terug
zelfvertrouwen opbouwen; zich mooi willen maken om op stap te gaan (ook
al vraagt dat extra inspanningen); oplossingen zoeken voor
mobiliteitsproblemen; niet bij de pakken blijven zitten; de technologische
aanpassingen zo goed mogelijk leren gebruiken; braille leren.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
6.2. Hoe beleeft een slechtziende zijn handicap?
Slechtziendheid heeft een aantal specifieke gevolgen. Die gevolgen hebben
hun effecten op het verwerkingsproces van de slechtziende.
Bij blindheid is het voor de buitenwereld duidelijk: de blinde persoon ziet
niet. Slechtziendheid uit zich echter bij elke mens anders: het
resultaat van deze handicap kan zich situeren in de hele diversiteit van het
spectrum tussen zien en niet-zien.
De buitenwereld heeft vaak geen besef van die verschillende
uitingsvormen: men kent enkel ziende en niet-ziende mensen. Wat ‘slecht’
zien betekent, begrijpt men vaak niet. Een veel gehoorde reactie is: “Draag
een bril”. Door die onwetendheid verwacht de buitenwereld vaak hetzelfde
van slechtzienden als van goedzienden.
Je moet als slechtziende telkens opnieuw aan mensen uitleggen dat je
slechtziend bent en wat dat voor jou praktisch betekent. Je stoot vaak op
onbegrip en wordt telkens opnieuw geconfronteerd met je handicap. Je kunt
niet voldoen aan de verwachtingen van de goedzienden, maar bent ook niet
blind. Zo word je de ene keer betutteld alsof je zelf niets meer kunt, terwijl
je de andere keer zowat aan je lot wordt overgelaten. Er zijn dan ook weinig
mensen bij wie en weinig plaatsen waar je volstrekt jezelf kunt zijn, waar je
kunt bewegen en handelen zoals jij bent.
De onbespreekbaarheid en onwetendheid wat de visuele handicap betreft, is
soms erg zwaar om telkens weer mee om te gaan.
De buitenwereld herkent een slechtziende vaak niet. Mensen bieden
de slechtziende persoon minder hulp aan, waar dit bij een blinde veel
spontaner gebeurt. De slechtziende persoon wordt vaak ervaren als
onhandig of traag, iemand die vreemd doet. Kassiers, baliepersoneel,
loketbeambten,... denken soms een persoon met een mentale handicap
voor zich te hebben in plaats van een slechtziende.
De evolutie van de aandoening is soms moeilijk te voorspellen. Zal de
toestand stabiel blijven of verder achteruitgaan? Is het nodig een witte stok
aan te schaffen of braille te leren? En wat te vertellen in een
sollicitatiegesprek?
De slechtziende en zijn omgeving moeten zich dus telkens aanpassen aan
de nieuwe, vaak verslechterende situatie. Vooral wanneer de handicap op
latere leeftijd wordt verworven of niet stabiel is, moet je je
verwachtingspatroon t.o.v. jezelf steeds weer aanpassen aan veranderende
mogelijkheden. Vaardigheden en interesses van vroeger moet je loslaten en
je moet op zoek gaan naar alternatieven. Soms doe je dat met volle moed
en doorzettingsvermogen. Maar er zijn ook momenten dat het je te veel
wordt en je verzinkt in moedeloosheid.
Hierdoor weten slechtzienden vaak niet goed waar ze staan. Ze bevinden
zich ergens tussenin.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
6.3. De ruimere omgeving
De houding van buitenstaanders kan ook een invloed hebben op de beleving
van je eigen handicap. Veel blinden en slechtzienden trachten te roeien met
de riemen die ze hebben. Ze doen hun best om, ondanks alle problemen,
iets van hun leven te maken. Veel buitenstaanders daarentegen nemen een
houding aan van medelijden en betutteling. Ze laten horen hoe erg ze dit
toch vinden, terwijl jij voor jezelf net wél mogelijkheden wilt zien.
Sommige visueel gehandicapten ‘wapenen’ zich daartegen met humor. Door
nu en dan een (gepast) grapje te maken over de eigen handicap, kun je
veel drempels wegwerken in de omgang met buitenstaanders. Het verruimt
de visie op de handicap en doet wat meer relativeren.
Bronnen:
° Blindenzorg Licht en Liefde, ‘Geborgen maar niet verborgen, zorg voor
oudere visueel gehandicapten’, 1999
° Blindenzorg Licht en Liefde, ‘Hulp en ondersteuning als u blind of
slechtziend bent’, infobrochure, 2006
° Clement, Aerts, Vanderlinden, Van Royen, Willems, ‘Als sterven tot het
leven behoort’, Tielt, Lannoo, 2004, p. 79-85
° de Mönnink Herman, ‘Verlieskunde. Handreiking voor de beroepspraktijk’,
Utrecht, Elsevier (De Tijdstroom), 2000
° Dewitte Jan, ‘Medisch bekeken: oogproblemen na een beroerte’, in
Knipoog (tijdschrift van Blindenzorg Licht en Liefde), jaargang 4, nr.
3, mei/juni 2007
° Dewitte Jan, ’Maculadegeneratie’ (infodossiertje), 2008
° Michielsen e.a., ‘Leren overleven in loyaliteit. Over contextuele hulpverlening’, Leuven, Acco, 1998, p. 26-29
° ‘Vergelijkend onderzoek Avastin en Lucentis’, in Tribune (tijdschrift van
VeBeS), jaargang 52, nr. 2, maart/april 2008
° Watzlawick Paul, ‘De pragmatische aspecten van de menselijke
communicatie’, Houten, Bohn Stafleu van Loghum, 1974
° Zicht op Cultuur Licht en Liefde, Infomap Volwassenen, 2007
Met dank aan de cursisten voor hun openhartige gesprekken tijdens de
vorming ‘Ervaringsdeskundigen tot ambassadeurs’, 2005
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Hoofdstuk III: Omgangstips
Hoe reageer jij als je op straat, op de trein of ergens anders een blinde
ontmoet? Ontwijk je hem of haar? Of ga je eropaf als je ziet dat die persoon
aan het zoeken is?
Begin altijd met een vriendelijke groet. Dat is niet alleen beleefd en
sympathiek, maar zo laat je de blinde ook merken dat je er bent. Als je hem
of haar kent, zeg dan wie je bent.
Komt het tot een gesprekje? Maak je vooral geen zorgen: praat zoals je dat
gewoon bent, zonder je woorden af te wegen.
Vraag je je af of de blinde hulp nodig heeft? Probeer dan niet hals over kop
te helpen, maar vraag eerst OF je iets kunt doen en HOE dat het best kan.
1. Algemene regel
Doe alles in overleg met de blinde. Vraag OF je kunt helpen en HOE.
2. Hoe begeleiden?
Bied je arm aan
Er zijn verschillende manieren om visueel gehandicapte personen te
begeleiden. Meestal biedt de ziende zijn arm aan. De visueel gehandicapte
kan dan inhaken of de arm vlak boven de elleboog vastnemen. Neem niet
zelf de arm van de visueel gehandicapte vast. Dat geeft een gevoel van
vooruit geduwd worden en wordt als onveilig ervaren. Bij een smalle
doorgang breng je je arm naar achter, zodat de blinde achter je loopt.
Geef obstakels tijdig aan
Als je een visueel gehandicapte begeleidt, laat hem dan tijdig merken dat er
een hindernis aankomt (paal, geparkeerde wagen, drempel,...) Wanneer hij
je bij de arm vasthoudt, loopt hij meestal een klein beetje achter jou en
voelt hij het als je de stoep op- of afgaat. Het is dus niet nodig om dat
steeds te zeggen. Maar verwittig een blinde altijd als je ziet dat hij een
ongewone hindernis nadert (bv. een ladder), ook als je hem niet begeleidt.
Trein en bus
Het volstaat de hand van de visueel gehandicapte op de handgreep van de
bus- of treindeur te leggen. Instappen kan hij zelf. Idem bij het uitstappen.
In het station vertel je best ook hoe dicht de trein bij het perron staat. Als
je samen met een blinde of slechtziende aan de bushalte staat, vraag dan
even welke bus hij nodig heeft.
Auto
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Breng de visueel gehandicapte persoon tussen de geopende deur en het
voertuig en leg zijn hand bovenop de deurrand. Met zijn andere hand zal hij
naar de dakrand voelen en naar de zetel. Je hoeft dan verder niet te helpen
bij het instappen.
Trap
Verwittig eenvoudig: “Opgelet, een trap naar boven/beneden” en ga gearmd
met de visueel gehandicapte de trap op of af. Je kunt ook vragen of hij
liever de trapleuning gebruikt. Dan leg je zijn hand op de leuning. Wanneer
er keuze is tussen een gewone trap en een roltrap of een lift, laat je de
keuze aan de visueel gehandicapte.
De weg wijzen
Als een visueel gehandicapte je de weg vraagt, geef hem dan bruikbare tips.
Wijs niet, maar gebruik links, rechts. Noem tastbare herkenningspunten
zoals een haag, een uitstekende trap, of verwijs bijvoorbeeld naar een
winkel met een specifieke geur.
Laten oversteken
Wanneer je met de wagen rijdt en ziet dat een visueel gehandicapte staat te
wachten om over te steken, geef hem dan geen sein met de claxon of de
lichten: de lichten ziet hij niet en de claxon kan hem in verwarring brengen.
3. Specifieke situaties en regels
Een zitplaats aanwijzen
Geef duidelijke informatie. Zeg liever: “Vlak voor je staat een stoel” dan:
“Daar staat een stoel”. Bij het aanwijzen van een zitplaats is het voldoende
de hand van de blinde persoon op de rugleuning te leggen.
Kennismaken of groeten
Je kunt een visueel gehandicapte in het voorbijgaan of van op afstand niet
groeten met een hoofdknik of een handgebaar. Groet hem daarom met je
stem. Een voorbeeld: “Goede avond, mijnheer Verbrugghe, ik ben de
wijkagent”. Op die manier weet de visueel gehandicapte dat de groet voor
hem bestemd is en wie de begroeter is. Speel geen spelletjes en laat de
persoon met een visuele handicap niet raden wie je bent.
In een café of restaurant
Veel mensen richten zich tot de begeleider en niet tot de visueel
gehandicapte persoon. Een blinde of slechtziende kan perfect voor zichzelf
beslissen. Het getuigt dan ook van respect en geeft een gevoel van
erkenning als je je tot de visueel gehandicapte zelf richt en vraagt wat hij
wenst te eten of te drinken. Je kunt daarbij de keuzemogelijkheden
opnoemen.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Op reis
Leg de visueel gehandicapte uit hoe het hotel of vakantiehuis eruitziet, hoe
de ruimtes gelegen zijn, waar de moeilijke punten zijn enz. De visueel
gehandicapte kan zich dan proberen te oriënteren in het gebouw. Op de
kamer zelf leg je uit welke meubels er staan en waar. Ook kun je de badkamer beschrijven: plaats van wastafel, bad, toilet,... Hetzelfde geldt
wanneer de visueel gehandicapte in een ziekenhuis moet verblijven of
opgenomen wordt in een rusthuis.
Winkelen
Help je een visueel gehandicapte persoon een winkel binnengaan, breng
hem dan even bij iemand van het personeel die hem verder kan helpen.
Heb je meer tijd, dan kun je hem ook bij de juiste verkoopstand brengen of
helpen met de aankopen. Geef altijd voldoende informatie.
Correspondentie behandelen
Kijk altijd eerst of de briefomslag een afzender vermeldt. De visueel
gehandicapte kan dan nog altijd besluiten die brief door iemand anders te
laten voorlezen. Gaat de brief over geldzaken, deel dat dan eerst mee voor
je verder leest. Lees de correspondentie steeds volledig en niet te vlug.
Respecteer de privacy van de visueel gehandicapte.
De woorden ‘zien’, ‘kijken’ en ‘blind’
Veel mensen durven bepaalde woorden niet gebruiken tegenover visueel
gehandicapten. Blinden gebruiken ze echter zelf ook regelmatig! Ze spreken bijvoorbeeld ook over een film die ze gezien hebben of een boek dat ze
hebben gelezen. Die woorden vermijden is dan ook niet nodig!
Als je weggaat
Verwittig een blinde steeds wanneer je weggaat. Zo voorkom je dat hij
tegen een lege stoel of in het ijle praat. Hij merkt dat uiteindelijk wel, maar
het is zeker geen prettige ervaring. Verwittig ook als je terugkomt.
Orde en stiptheid
Orde is voor mensen met een visuele handicap van groot belang. Elk
voorwerp heeft zijn vaste plaats en moet daar te vinden zijn. Let er ook op
dat deuren en kasten ofwel volledig dicht, ofwel volledig open zijn. Halfopen deuren zijn gevaarlijke obstakels, net als stoelen die niet volledig
onder de tafel geschoven zijn of allerhande zakken en tassen die
rondslingeren op de grond.
Bij afspraken, bezoeken en zo meer is stiptheid erg belangrijk. Minuten
kunnen eindeloos duren als je moet wachten zonder te zien en zonder iets
om handen te hebben. Dat veroorzaakt nutteloze spanning en
zenuwachtigheid. Ben je toch te laat, zorg er dan voor dat de blinde of
slechtziende persoon verwittigd en opgevangen wordt.
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Bron: Zicht op Cultuur Licht en Liefde, Infomap Volwassenen, 2007
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Hoofdstuk VI: Vormingsaanbod
De dienst ‘Zicht op Cultuur’ van Blindenzorg Licht en Liefde vzw organiseert
op vraag allerlei educatieve en/of sensibiliserende projecten en acties.
Afhankelijk van de doelgroep en in samenwerking met de aanvrager worden
deze projecten op maat samengesteld.
Opgeleide blinde of slechtziende personen begeleiden als
ervaringsdeskundigen alle activiteiten, al dan niet vergezeld van een
vormingswerk(st)er. Deze wisselwerking ervaren wij als een meerwaarde.
Aan de hand van een combinatie van informatie, ervaringsuitwisseling en
praktische opdrachten wordt stilgestaan bij de leefwereld van blinden en
slechtzienden.
Door middel van deze educatieve projecten pogen wij de doelstellingen van
onze sociaal-culturele beweging in praktijk om te zetten en werken wij aan
een inclusieve samenleving.
VOOR WELK AANBOD KUN JE BIJ ONS TERECHT?
1.
KIJK EN DOE, speelse vorming voor de 3de kleuterklas
2.
ROBBEL-DOBBEL - HOEVEEL OGEN HEB JE, actieve vorming voor
leerlingen van 6 tot 12 jaar
3.
INFORMATIEKOFFER
4.
BEKIJK HET EENS DOOR EEN ANDERE BRIL, combinatie van
uiteenzetting en interactieve opdrachten voor het secundair onderwijs
5.
OOG VOOR BLINDEN EN SLECHTZIENDEN, combinatie van
uiteenzetting en interactieve opdrachten voor personeel en studenten
in de hulpverlenings- en zorgsector
6.
EEN SLECHTZIENDE OF BLINDE PATIËNT, praktische tips voor
hulpverleners in het ziekenhuis
7.
GEBORGEN, MAAR NIET VERBORGEN, praktische tips voor wie
oudere visueel gehandicapten verzorgt
8.
LEVEN MET EEN VISUELE HANDICAP, informatie, praktische tips
en voorstelling van hulpmiddelen voor senioren
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
9.
OMGAAN MET BLINDEN EN SLECHTZIENDEN, tips voor
baliepersoneel, overheidspersoneel en personeel van
vervoersmaatschappijen
10.
DOE HET UIT DE DOEKEN, combinatie van uiteenzetting en
interactieve opdrachten voor gidsen, suppoosten, baliepersoneel
11.
PRIKACTIES
12.
TOEGANKELIJKE HANDVATTEN voor openbaar domein, openbaar
vervoer, openbare gebouwen en groenvoorzieningen
13.
TOEGANKELIJKE HANDVATTEN voor sportcentra en sportclubs
14.
EXPERIMENTELE ATELIERS, interactieve oefeningen voor studenten
architectuur
15.
TAFELEN ZONDER ZICHT, omgangstips voor horecapersoneel
16.
DUISTER-DIS, een culinair diner opgediend door blinde kelners in
complete duisternis
17.
ONTMOETING MET HET DONKER
MEER INFO en RESERVATIE:
Blindenzorg Licht en Liefde vzw - Zicht op Cultuur
Maagdestraat 14, 9000 Gent
Gsm 0475-67 02 68
[email protected]
DOCUMENTATIEDIENST:
Bij de Documentatiedienst van Blindenzorg Licht en Liefde - Zicht op Cultuur
kun je telefonisch, via e-mail of na afspraak ter plaatse terecht voor allerlei
informatie en documentatie over blindheid en slechtziendheid. Een bezoek is
kosteloos. Alle materiaal blijft ter plaatse, maar er kan gekopieerd worden.
Bepaalde documentatiepakketten en kleine hoeveelheden gekopieerde
documentatie kunnen opgestuurd worden (tegen vergoeding).
Documentatiedienst
Oudenburgweg 40, 8490 Varsenare
Tel. 050-40 60 53
[email protected]
Achtergrondinformatie Visuele handicap
Zicht Op Cultuur
2009, Karin Samson en ervaringsdeskundigen
Download