Slechtziende en blinde kinderen

advertisement
SLECHTZIENDE EN BLINDE
KINDEREN
inhoudstafel








Inleiding
Slechtziendheid en blindheid
Psychosociale aspecten
Oorzaken van blindheid en slechtziendheid
Diagnostiek
Begeleiding van onderwijs
Prognose
Secundaire preventie: vroegtijdige onderkenning
Inleiding


Kinderen met een visuele beperking: - kinderen die
helemaal niets meer zien
- kinderen die een
deel vaan hun gezichtsveld missen en als het ware door
een koker kijken
- Niet of slecht zien vraagt specifieke aandacht en
begeleiding van opvoeders, leerkrachten en andere
betrokkenen. Met die specifieke aandacht zullen veel
kinderen toch een normaal leven kunnen leiden, de
gewone (basis)school bezoeken, studeren…
Slechtzienden en blinden




Slechtziendheid komt meer voor dan blindheid.
Slechtziendheid: gezichtsscherpte voor veraf is = of < 30% en/of storende uitval van gezichtsveld.
Blindheid: gezichtsscherpte voor veraf is < 10% en/of het gezichtsveld is 10 graden of minder.
Motorische ontwikkeling: deze verloopt op bepaalde gebieden trager van slechtziende en blinde.
Taalontwikkeling: gebruik van woorden in een goede context gebruiken + begripsvorming adequaat voor
communicatie.
Spelontwikkeling: vaak moeite met samen spelen en delen van materiaal + kunnen zich dirigerend
opstellen.

Identiteitsontwikkeling: bevorderen van autonomie, zelfvertrouwen en sociale competentie.

Prevalentie: aantal blinde kinderen is aanmerkelijk kleiner dan aantal slechtziende kinderen.

Differentiaaldiagnose: geeft soms indruk in zichzelf gekeerd te zijn + contactname kan doen denken aan
autistiform gedrag.
Psychosociale aspecten





Vaak is opvoedingsverlegenheid bij blinde kinderen sterker dan bij slechtziende
kinderen. Er zijn veel meer praktische vragen.
Risico op over- of onderschatting bij slechtziende kinderen.
Risico voor psychosociale ontwikkeling: moeilijk om gedrag van ander juist te
interpreteren.
→ meer gebruik moeten maken van verbale informatie + regelmatig vragen voor
verduidelijking
→ extra aandacht voor aanleren non-verbaal gedrag
Bij het ouder worden steeds meer bewust van beperkingen → hebben het moeilijk
hiermee.
Sommigen aangewezen op hulpmiddelen als een stok of optisch hulpmiddel.
Vrijetijdsbesteding: ze sluiten zich bij voorkeur aan bij reguliere verenigingen en
clubs.
Oorzaken van blindheid en
slechtziendheid



Beschadigingen/ defecten aan hoornvlies, lens, glasvocht,
netvlies, oogzenuw, visueel geleidingssysteem of visuele
schors.
(Groeiende) groep kinderen bij wie oogzenuw niet goed
functioneert/ bij wie visuele prikkels niet goed worden
verwerkt door hersenen.
Nog oorzaken: door erfelijkheid, Albinisme,
Prematurenretinopathie, Congenitaal cataract, Nystagmus,
Opticusatrofie, Tapetoretinale dystrofie, Aniridie, Coloboom,
Achromatopsie, Cerebrale en visusstoornissen.
Diagnostiek




Soms ontdekken ouders kort na geboorte dat er iets aan de hand is met de
ogen van hun kind, soms pas wanneer eisen op school toenemen. Belangrijk is
dat oogarts ouders en kind doorverwijst naar centrum voor advies, begeleiding
en onderwijs aan mensen met visuele beperking.
De onderzoeken hebben belangrijke functie bij bepalen welke hulpmiddelen en
aanpassingen het kind baat kan hebben.
Onderzoek bij visuele beperkingen vraagt interdisciplinaire aanpak met als
doel: stoornissen en risico’s in ontwikkeling tijdig te onderkennen + inzicht
krijgen in mogelijkheden en beperkingen van kind.
Afhankelijk van beeld kan o.a. psychologisch, didactisch, fysiotherapeutisch/
neuropsychologisch onderzoek worden verricht.
Specifieke aandacht voor kind met progressieve aandoening.
Begeleiding en onderwijs



Begeleiding van het kind in het gezin: in de eerste periode na het stellen
van de diagnose hebben ouders vooral behoefte aan het uiten van hun
gevoelens en aan relevante informatie over hun kind.
Het accent in de hulpverlening is steeds meer komen te liggen op vergroten
van mogelijkheden van kind om zich in zijn eigen omgeving optimaal te
ontwikkelen.
Onderwijs: alleen kinderen en jongeren met een visuele beperking, volgens
de criteria van de who, worden toegelaten tot het (voortgezet) speciaal
onderwijs of de ambulante onderwijskundige begeleiding voor visueel
gehandicapte leerlingen.
Oriëntatie- en mobiliteitsinstructie: leren van specifieke vaardigheden (bv.
gebruik van stok). Voor trainingen zijn mobiliteitstrainers, verbonden aan
gespecialiseerde centra.
Prognose


Voelen zich over het algemeen even gelukkig als
leeftijdgenoten, die niet gehandicapt zijn. Ze hebben
weliswaar een kleiner netwerk dan hun niet-gehandicapte
leeftijdgenoten, maar kwaliteit van hun netwerk en ervaren
steun zijn over het algemeen bevredigend. Wel blijkt er
behoefte te bestaan aan meer contacten, vooral met nietgehandicapten.
Hoewel mensen met een visuele beperking allerlei beroepen
uitoefenen, vormt de beperking nogal eens een barrière bij
het vinden en houden van werk.
Secundaire preventie: vroegtijdige
onderkenning

Een voorwaarde om in een vroeg stadium te kunnen interveniëren is
een vroegtijdige onderkenning van de visuele aandoeningen. De
jeugdgezondheidszorg in Nederland heeft landelijk een
oogheelkundig screeningsprogramma opgezet, dat uitgevoerd
wordt door consultatiebureauartsen. Indien nodig vindt
doorverwijzing naar de oogarts plaats en verwijst deze door naar
een instelling voor mensen met een visuele beperking. Dergelijke
centra bieden multidisciplinair onderzoek, advies, begeleiding en
onderwijs op alle terreinen van de ontwikkeling. De
gespecialiseerde centra kunnen ook een bijdrage leveren aan de
diagnose. Daarnaast kan voor aanvullend diagnostisch onderzoek
doorverwezen worden (in België: CLB).
Download