Emoties bij visuele en auditieve beperking : (niet) horen, (niet) zien en voelen Eva De Stecker Karine Uyttersprot Symposium SEN-SEO, 4/12/2015 PSYCHOSOCIALE ONTWIKKELING BIJ PERSONEN MET EEN VISUELE BEPERKING Ontstaan van basisveiligheid Eerste levensjaar: belangrijk dat ouders en kind op elkaar kunnen “afstemmen” ◦ Elkaar leren kennen en elkaars behoeften leren aanvoelen ◦ Elkaars ‘signalen’ leren lezen en er adequaat mee omgaan Uit dit ‘afstemmen’ tussen ouder en kind groeit normaal gezien: ◦ Basisgevoel van veiligheid en geborgenheid ◦ Oervertrouwen tussen ouder en kind tgv wederzijds aanvoelen ◦ Zelfvertrouwen bij het kind ◦ Versterking zelfbeeld ouder Risico-elementen bij een kind met een visuele beperking Elkaars signalen leren lezen, gebeurt op een andere manier bij slechtziende en zeker bij blinde kindjes (bvb naar de handjes kijken) Ouders van blinde en slechtziende kindjes moeten zelf meer initiatief nemen en zich meer inspannen om hun kindje aan te voelen door gebrek aan oogcontact. Ouders van kinderen met een visuele beperking zijn sowieso onzekerder: ofwel is diagnose nog niet gekend en twijfel hoe bepaalde gedragingen moeten geïnterpreteerd worden ofwel verwerken van de diagnose: beide invloed op het hechtingsproces Risico-elementen bij een kind met een visuele beperking Deze kindjes kunnen mama en papa niet ‘in het oog’ houden. Als mama of papa niet bewegen of geen geluid maken, weet het kind niet dat ze er zijn → het zal bang worden, zich hulpeloos voelen, langer vastklampen. Objectpermanentie/ constantie wordt bij blinde en slechtziende kinderen pas verworven vanaf 2 à 2,5 jaar (ipv 1,5 jaar bij ziende kinderen). Bijgevolg langer separatie-angst bvb bij afzetten crèche. Ook meer tijd nodig bij mama of papa voor ze overzicht hebben en kunnen ‘loslaten’. Risico-elementen bij een kind met een visuele beperking Sommige jonge blinde kindjes kunnen helemaal overspoeld raken door drukte en geluiden, hun oriëntatievermogen kwijt raken en zo de greep op zichzelf en de wereld verliezen. Vaak uit zich dit in moeilijk te begrijpen gedrag, slecht slapen, niet goed eten, .. Soms is de moeite met separatie blijvend. Bvb kinderen/jongeren die voortdurend praten/ dezelfde vragen stellen → is de ouder/ begeleider er nog? Vertraagde motorische ontwikkeling Blinde kindjes lopen later: ze worden minder aangetrokken door wat ze zien en rechtstaan is beangstigender: minder in evenwicht – minder ‘geaard’. Kans op zich pijn doen is groter. Typische ‘imiteren’ bij peuters is moeilijker: ofwel trager (slechtziende kindjes) ofwel is extra informatie nodig (wat doet de begeleidster, wat gebeurt er in de ruimte,…) – informele informatie gaat verloren. Vertraagde spelontwikkeling Meer tijd nodig om materiaal te exploreren Vaak ‘anders’ spelen: meer ‘vanbinnen’ – in hun fantasie, los van het materiaal ofwel net blijven haperen aan de eigenschappen van het materiaal. Bij samenspel vaak het voortouw nemen om de controle te kunnen houden Blinde kindjes spelen vaak minder → minder ervaring met het inoefenen van sociale vaardigheden. Meer moeite met de opbouw van het lichaamsbeeld • • Ze ervaren via de andere zintuigen hun lichaam slechts verbrokkeld = besef ‘ik ben één geheel’ duurt langer. Vertraagde ervaring een zelfstandig persoon te zijn: langere verwisseling van ‘ik’ en ‘jij’ (kan tot hun 5 jaar duren). Dus: • • • • • Hechtingsproces kwetsbaarder Loskomen/separatie gaat trager Zelfbeeld bouwt trager op Motorische – en spelontwikkeling vertraagd Voelen snel aan dat ze afhankelijker zijn van anderen, dat ze meer hulp en ‘emotionele’ steun nodig hebben Ouders Soms moeilijk te weten welke grenzen ze moeten stellen Twijfel, (over)bezorgdheid of schuldgevoelens Reacties die gaan van verwenning tot verwerping Op die manier vaak onvoldoende duidelijkheid, niet voldoende of net te veel grenzen. Belangrijk voor ouders om hierover te kunnen reflecteren, bvb met een thuisbegeleider. Veel ontwikkelingsrisico’s van blinde en slechtziende kinderen kunnen opgevangen/ gecompenseerd worden. Echter: (meer) afhankelijkheid van anderen is een vaststaand gegeven. Mate waarin een kind/iemand met een visuele beperking in de loop van het leven hiermee leert omgaan, bepaalt in grote mate de geestelijke gezondheid van die persoon. In de lagere school Besef van ‘anders zijn’ komt er ten volle in de lagere school. ◦ Kinderen met een visuele beperking moeten vaak een extra inspanning doen: alles vraagt meer tijd en meer concentratie. ◦ Vaak voelt het als : ‘Ik kan dit (nog) niet’ ◦ Ondanks het soms extra hard werken, blijven ze ‘anders’: door hun stok, de hulpmiddelen in de klas,.. In de lagere school Verwachtingen - Verwachtingen van ouders en leerkrachten spelen ook een grote rol. We verwachten bvb: dat de kinderen durven zeggen dat ze iets niet (goed) zien of begrijpen dat ze durven spreken over hun beperking dat ze hun hulpmiddelen gebruiken (waardoor iedereen ziet dat ze anders zijn) een hele opdracht! Preventief werken - - Preventief werken kan erg helpend zijn om deze kinderen sociaal goed te laten functioneren: rust en overzicht bieden niet te veel nieuws ineens voorbereiden op de zaken die komen continue aandacht voor emotioneel welbevinden en aanleren sociale vaardigheden Investeren in zelfwaardegevoel Lagere schoolkinderen leren meer en meer om (deel)verantwoordelijk te zijn, door taakjes op te nemen. • Voor blinde en slechtziende kinderen is dit een (nog) grotere uitdaging. Maar: erg belangrijk voor hun zelfwaardegevoel. • Voortdurend afwegen om hen niet te overvragen, maar ook niet te ondervragen Puberteit/adolescentie Visuele beperking maakt hen anders…Terwijl ze net niet anders willen zijn. Imiteren van kledij, gebaren,… van leeftijdsgenoten is veel moeilijker omwille van de visuele beperking. Sowieso anders: gebruik van hulpmiddelen, plaats in de klas, vaak niet kunnen fietsen,… Grote vrees voor kritiek en er niet ‘bij horen’. Sexualiteit Verleiden moet explicieter: met woorden, met aanrakingen,.. Eigen lichaam verandert zonder dat ze het zien bij zichzelf of bij anderen. Ook maandstonden, voorbehoedsmiddelen,.. zorgen vaak voor extra schaamte. Studiekeuze Niet evident: beperkt aanbod - verhoogde kwetsbaarheid. Risico’s: overvraging van zichzelf of schoolmoeheid en afhaken,.. Slechtziende jongeren hebben vaak de neiging hun beperking te ontkennen. o Proberen hun ‘krenking’ weg te houden, voor anderen en voor zichzelf. o Meesten hebben steun nodig van ouders en/of andere volwassenen, van vrienden en/of lotgenoten: om de beperking een plaats te geven én zich te richten op hun mogelijkheden. o Ook voor ouders Moeilijker om evenwicht te vinden: hoe lang hou je nog vast – wanneer laat je los? Hoe zorg je voor een geleidelijke overgang tussen die twee? Cruciale elementen Leren zo zelfredzaam mogelijk te zijn: zowel technisch als ingebed in het psychologisch proces van de jongere. Leren hulp vragen en leren hun hulp evenwichtig te bepalen. Liefst ook nog met oog voor de inspanningen van de omgeving.. Tot slot Nood aan veel steun en begrip voor de jongere én voor zijn of haar gezin. Nood aan geloof in hun mogelijkheden en erkenning voor alles waar ze “gewoon” in zijn.