De Brêge is een school met gemiddeld 130

advertisement
De Bouwstenen
van het PRAKTIJK ONDERWIJS
de leerling - de coach- de ouder- de organisatie
Opdracht Veranderkunde
Henny Soldaat ([email protected])
Master Pedagogiek 2011/2013
1
Woord vooraf…..
Het praktijkonderwijs is in Nederland een van de vier vormen van voortgezet onderwijs
(VMBO) Er zijn in Nederland 168 scholen voor praktijkonderwijs met in totaal 27.200
leerlingen. (bron: kerncijfers 2001-2005 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap).
Deze paper beschrijft Praktijkonderwijsschool De Brêge vanuit het principe van de 6
Metacompetenties hieronder vermeld. Door aan de hand van deze metacompetenties de
processen van de school te beschrijven zal er een beeld ontstaan van hoe De Brêge momenteel
op verschillende gebieden functioneert. Deze kennis kan bijdragen om in de toekomst op de
juiste wijze veranderingsprocessen in gang te zetten.
Het model van metacompetenties is vergelijkbaar met een ‘mental map’ (Dewey, 1899). De
metacompetenties vormen een mentale kaart die overzicht en structuur bieden en waarmee kan
worden ingezoomd op een bepaald competentiegebied.
De zes Metacompetenties zijn in twee stromen verdeeld n.l. de onder- en de bovenstroom. De
onderstroom = EQ constructivisme waaronder het Psychologisch, Sociaal- en Cultureel kapitaal
valt en de bovenstroom =IQ waaronder Innovatief, Intellectueel- en Professioneel kapitaal valt.
In alle 6 kapitalen worden de leerling, de coach, de ouder en de organisatie uitgelicht.
2
Inhoudsopgave…………………………………………………………………..……pagina 3
Woord vooraf…………………………………………………………….……..……………. 2
1. Psychologisch Kapitaal ……………………………………………….……………. 5
1.1
Leerling……………………………………………….……………………….5
1.2
Coach………………………………………………...………………………..7
1.3
Ouders…………………………………………………………………………7
1.4
Organisatie………………….…………………………………………………8
1.5
SWOT…………….…………………………………..……………………….9
2. Sociaal Kapitaal………………………………………………………….………… 10
2.1
Leerling………………………………….………………..………………….10
2.2
Coach…………..…………………………………………………………….11
2.3
Ouders…………………………………………………….………………….11
2.4
Organisatie………………………..………………………….………………12
2.5
SWOT…………………………………………………..……………………13
3. Cultureel Kapitaal……………………………………………………...…….……..14
3.1
Leerling………………………………………………...…………………….14
3.2
Coach………………………………………………….……………………..15
3.3
Ouders………..……………………..……….……………………………….16
3.4
Organisatie………………………………….………………..………………16
3.5
SWOT……………………………………….……………………………….17
4. Professioneel Kapitaal…………………………….…………………...…………...18
4.1
Leerling…………………………………….………….….………………….18
4.2
Coach………………………………………………………………………...18
4.3
Ouders…………………………………………………….………………….19
4.4
Organisatie…..…………………………………………………………….…19
4.5
SWOT…………………………………………………………………..……20
5. Intellectueel Kapitaal……………………………………………………………… 21
5.1
Leerling………………………………………………..……………………..21
5.2
Coach………………………………………………...………………………22
5.3
Ouders………………………………………………….…………………….22
5.4
Organisatie……….………………………………………..…………………23
5.5
SWOT………………………………………………………………………..24
6. Innovatief kapitaal…………………………………………………….…………... 25
6.1
Leerling…………………………………………...………………………….25
6.2
Coach….……………………………………………..………………………25
6.3
Ouders………………………………………………………………………..26
6.4
Organisatie…………………………………………………………...………27
6.5
SWOT………………………………………………………….…………….30
Literatuurlijst………………………………………………………………………………..31
3
Psychologisch Kapitaal
Het Psychologisch kapitaal van De Brêge bestaat uit de enorme betrokkenheid van de docenten
en coaches in het samen met de leerling met veel plezier en energie werken aan de toekomst.
Deze paper beargumenteert dat ouders een meer prominente rol in dit proces kunnen gaan
spelen. Want diverse wetenschappelijke onderzoeken wijzen uit dat de leerling zich beter
ontwikkelt wanneer de ouders en de omgeving meer betrokken zijn bij het onderwijs van deze
leerling. Hier liggen kansen voor De Brêge.
Leerling;
Rond de leerling bestaat een groot netwerk van betrokken leerkrachten, vakdocenten, coach en
stage coördinatoren waarin voortdurend wordt gekeken naar de vorderingen in de ontwikkeling
van de leerling. In het portfolio krijgt deze voortgaande ontwikkeling vorm in bewijzen van de
leerling over zijn/haar op school of elders verworven competenties. In het leerlingvolgsysteem
wordt deze relevante informatie over de voortgang en de groei van de leerling uitgebreid
beschreven.
Het praktijkonderwijs leidt leerlingen in zes jaar op voor de arbeidsmarkt. Leerlingen krijgen
in kleine groepen les in Nederlands, rekenen/wiskunde, cultuur en maatschappij en Engels.
Daarnaast krijgen de leerlingen les in technische vakken (houtbewerking, groenvoorziening)
en dienstverlenende vakken (koken, verzorging). Deze vakken zijn afgestemd op de
arbeidsmarkt. Ook worden de leerlingen getraind in praktische vaardigheden zoals klussen in
huis, rekeningen betalen, omgaan met en invullen van formulieren, uiterlijke verzorging en
omgaan met andere mensen. Het leren gebeurt vooral in de praktijk door bijvoorbeeld stages
bij bedrijven en organisaties en het leren op de interne werkplekken binnen de school. Als
leerlingen het praktijkonderwijs hebben doorlopen, ontvangen ze het getuigschrift
praktijkonderwijs.
4
Daarnaast is het mogelijk branchegerichte certificaten te behalen n.l:
1. Werken in de Zorg
2. Werken in de Groothuishouding
3. Groenvoorziening
4. Werken in de Kinderopvang
5. Werken in de winkel
6. Werken in de keuken
Leerlingen in het Praktijkonderwijs hebben gemiddeld een IQ tussen de 65 en 80 en een
leerachterstand van gemiddeld 3 jaar. Naast deze cognitieve beperking is er ook vaak sprake
van een sociaal- en emotionele problematiek. Dit uit zich door onzekerheid en
minderwaardigheidsgevoelens. In het Praktijkonderwijs worden jongeren voorbereid om zo
zelfstandig mogelijk te werken, wonen en hun vrije tijd te besteden. Voor de grootste groep
leerlingen
In 2004 is er een belangrijk hulpmiddel ingevoerd in het Praktijkonderwijs het individueel
ontwikkelingsplan (IOP). Op De Brêge wordt het IOP tijdens de coaching- momenten met
leerlingen besproken en uitgezet. Het IOP vormt de kern van een vraag gestuurde aanpak van
de ontwikkeling van leerlingen op weg naar een arbeidsplaats en een zelfstandig bestaan in de
samenleving. Samen met zijn of haar coach zet de leerling een scholingsroute uit op basis van
eigen belangstelling, keuzes en mogelijkheden. Aanvankelijk nog stevig door de coach
gestuurd. Later in de schoolloopbaan van de leerling meer gebaseerd op eigen sturing en daarop
gerichte coaching. Het IOP gecombineerd met het portfolio maakt persoonlijk en initiatiefrijk
leren mogelijk.
Publicaties over invoering IOP (Het individueel ontwikkelingsplan (IOP) in het
praktijkonderwijs, H. te Braake-Schakenraad, M. Huisman-Bakker 2004)
Mogelijke stress factoren voor de leerlingen in het Praktijkonderwijs zijn: zich ondergeschikt
voelen aan, faalangs, korte spanningsboog (concentratie), zichzelf overschatten en moeilijk
kunnen reflecteren. Deze kenmerken kunnen leiden tot opvallend gedrag, denk hierbij aan de
volgende gedragskenmerken; zichzelf overschreeuwen, zich terugtrekken, niet aan opdrachten
willen beginnen, geen consequenties nemen/inzien van eigen handelen.
5
Coach;
De coach is het aanspreekpunt van de leerling. Op De Brêge wordt er elke ochtend met een
coaching halfuur gestart. In dit half uur is er ruimte voor een gesprek waarin ook problemen
kunnen worden besproken vanuit zowel het
persoonlijke vlak als vanuit de schoolse
achtergronden, dit geeft rust, duidelijkheid en veiligheid voor de leerling. De coach bewaakt
het ontwikkelingsproces van de leerling. Bijzonderheden over de leerling worden altijd aan de
coach gemeld. De coach bewaakt het proces onderhoudt contacten met derden. In dit geval met
hulpverlenende instanties, ouders, verzorgers en bedrijven.
De coach is dus een belangrijk persoon voor de leerling. Vertrouwen is belangrijk. De leerling
moet zichzelf kunnen zijn en de ruimte en veiligheid bij zijn coach voelen om essentiële
onderwerpen te kunnen bespreken. Negatieve gevoelens, negatieve gedachten en frustraties
spelen namelijk vaak een grote rol in het ontwikkelingsproces van de leerling. Het is daarom
van belang dat de leerling positieve feedback krijgt, succeservaringen beleeft en leert op
zijn/haar gedrag te reflecteren. Met andere woorden, de leerling moet leren zijn of haar eigen
rol te herkennen en in de toekomst deze kennis in de praktijk te leren brengen.
Ouders;
Volgens Erik Snel, socioloog en onderzoeker aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit,
ontstaan opvoedingsproblemen als het ouders ontbreekt aan psychologisch kapitaal (Levering,
2011) Het gaat niet alleen om zorgen, maar kan ook gaan om schuldgevoelens, gevoelens van
falen en gevoel van incompetentie.
Op De Brêge zijn er gemiddeld meer leerlingen met gedragsproblemen dan in het ‘gewone
voortgezet onderwijs’, wij hebben binnen de school een zorgcoördinator die waarnodig samen
met de coach hulp biedt en contacten legt met ouders en hulpverlenende instanties. Extra
ondersteuning naar ouders is niet geïntegreerd in ons onderwijs. Wij hebben als school een
sociale en signalerende functie.
Ik denk dat gezien de huidige populatie van zorgleerlingen er zeker behoefte is aan meer gepaste
zorg binnen de school opdat de leerling op een adequate en juiste manier kan worden bediend.
6
Organisatie;
De school is opgedeeld in fasen de eerste, tweede en derde fase. In de eerste fase is er duidelijk
een sturende rol vanuit de coach en zijn de praktijkvakken ondergeschikt aan de theorievakken.
In de tweede fase wordt de rol van de coach al iets minder sturend en de eigen
verantwoordelijkheid van de leerling steeds groter. In de derde fase zijn de theorievakken vooral
ondersteunend aan de praktijkvakken en de stages. De theorie staat dan in teken van
voorbereiding op stage en werk. In de derde fase is de coach meer volgend dan sturend.
Binnen de school heerst een hoogwaardig pedagogisch klimaat. Dit betekent dat de leerling
centraal staat in het onderwijsproces en dat een respectvolle onderlinge relatie tussen
onderwijzend personeel en de leerling voorop staat. Er wordt gestuurd op de Self-efficacy van
de leerling Met andere woorden het is belangrijk dat de leerling het gevoel heeft er te mogen
zijn, dat hij/zij gemotiveerd is in wat hij/zij doet op school en stage.
7
SWOT;
8
Sociaal Kapitaal
Het Sociaal Kapitaal op De Brêge bestaat uit de verbinding met en samenhang tussen de school,
leerling, coach, ouders en omgeving. Aandacht voor sociale vaardigheden, de sociale veiligheid
binnen de school en de zorgsystemen voor risico leerlingen. Het stimuleren van de sociale
netwerken in en rond de school, waarin de ontwikkeling van normbesef, reflectie en wederzijds
vertrouwen centraal staat is een belangrijk speerpunt. Het ‘Sociaal kapitaal’ wordt geassocieerd
met termen als omgeving, sportclub, vrienden, onderling contact, bezit, mensenkennis, indeling
in profielen, pauze (= groepsvorming in de pauze), kennis, sociale vaardigheden, uitgaan,
omgang, openheid, inzetten, netwerk, emoties naast cognitie, hobby’s, interesse, waarde,
reflecteren, mensen, TV, betrokken ouders en communicatie.
Leerling;
Zoals al eerder vermeld staat de leerling centraal in het onderwijsproces van De Brêge. De
relatie met de coach is hierin een belangrijke factor. De relatie coach met de leerling is een
voedingsbodem voor de sociaal-emotionele begeleiding van de leerling. Op De Brêge wordt
veel aandacht besteedt aan de relatie tussen de coach en de leerling dit is terug te zien in
wekelijkse coach- gesprekken, huisbezoeken, stage bezoeken en het gezamenlijk uitstippelen
van het leerproces.
Een bron voor het sociaal kapitaal is te vinden binnen de coachgroep. Deze groep vormt de
voedingsbodem voor sociaal-emotionele begeleiding omdat coaches en leerlingen daar over
verschillende thema’s met elkaar spreken. Ook kan daar persoonlijke problematiek van de
leerling aan de orde komen. Het is dus van groot belang dat er een veilige cultuur bestaat binnen
de groep. Waarin er respectvol met elkaar wordt omgegaan.
Coach;
Het team bestaat uit ongeveer 25 docenten/coaches en ondersteunend personeel, dit betekent in
de praktijk korte lijnen met elkaar en dat is prettig en duidelijk. Moolenaar (2010) heeft
aangetoond dat de sociale netwerkstructuur voor schoolteams, niet direct samenhangt met de
9
leerprestaties van leerlingen op schoolniveau. Wel blijkt dat hoe hechter het sociale netwerk
van een schoolteam is, hoe meer vertrouwen de docenten hebben in de kracht van hun team om
gezamenlijk leerlingen te motiveren en te beïnvloeden. Dit ‘collectief zelfvertrouwen’ hangt
vervolgens weer samen met de leerprestaties van leerlingen, zo stelt Moolenaar.
Binnen ons team is het sociale netwerk groot. Formeel middels wekelijkse vergaderingen,
boven- en onderbouwoverleg, groeps-leerling-besprekingen, intervisie etc. Informeel middels
gezamenlijke pauzes, gezamenlijke afsluiting van de week, aandacht besteden aan
verjaardagen, geboortes, ziekte, wekelijkse gezamenlijke afsluiting met een drankje en het
samen ondernemen van buitenschoolse activiteiten.
Ouders;
Ouders zijn een belangrijke connectie in het netwerk van de school. De opkomst van ouders
op thema-avonden en voorlichtingsavonden zijn soms teleurstellend laag. Het zou de moeite
kunnen lonen om de ouders aan activiteiten binnen de school een actieve rol toe te kennen.
Hierbij kan worden gedacht om de expertise van de ouders in te zetten in de projecten van de
school. Zo heb je twee vliegen in 1 klap, de ouder is meer betrokken, zal zich meer verbonden
en gewaardeerd voelen door de school en de school maakt gebruik van de expertise van de
ouder.
Ouderavonden zouden minder moeten gaan over resultaten maar meer over hoe het gaat in de
klas, wat er gebeurt, wat er speelt, wat lastig is en waarover afstemming nodig is. Ik denk hierbij
aan bepaalde thema’s waarin de ouders zelf een actieve rol toebedeelt krijgen.
Organisatie;
Onder het sociaal kapitaal in de school is de schoolcultuur of het schoolklimaat een belangrijke
factor. De schoolcultuur is van invloed op alle activiteiten in het onderwijs. Het betreft ook de
invloed van het gebouw en de omgeving. De Brêge is een relatief kleine school met 130
leerlingen in de leeftijd van twaalf t/m achttien jaar. Sinds 6 jaar is er een nieuw schoolgebouw,
dit gebouw delen we met een MAVO school. De Brêge heeft haar eigen vleugel, plein en
ingang. Het is een prettig open en licht gebouw waarin de leerling alle ruimte heeft. Nadeel is
dat de praktijklokalen aan de kleine kant zijn en een aantal gelegen zijn op de 1e en/of 2e
verdieping.
10
Naast het schoolgebouw is er een grote kas waar groente en fruit worden verbouwd die weer
gebruikt worden in de kantine en de keuken. Ook zijn daar dieren aanwezig zoals kippen,
cavia’s, konijnen en ‘Corrie’ de geit. Deze dieren worden door leerlingen verzorgd en hier
ontstaat een voedingsbodem voor de verbindende factor tussen natuur, school en mens.
Leerlingen leren op deze manier respect te hebben voor de natuur en haar omgeving.
De Brêge werkt aan de hand van werkplekleren. Dit houdt in dat de leerling aan zijn/haar
competenties kan werken in de werkplekken verbonden en bemenst door eigen personeel. In de
werkplekken wordt arbeid op een zo realistisch mogelijke manier gesimuleerd. De werkwijze
binnen de werkplekken wordt per schooljaar geëvalueerd en waar nodig aangepast. Momenteel
werken we met de volgende werkplekken n.l. De Bedrijfshal, Zorg en Welzijn, Het Meeting
Point, Ieders Winkel, het Simulatiehuis en de Kantine Keuken. Door het werkplek leren wordt
er een link gelegd met de omgeving en de Maatschappij. Leerlingen leren hier door ‘levensechte
ervaringen’ op te doen (Dewey, 1859-1952).
Ook is de maatschappelijke stage een goed voorbeeld van het sociale kapitaal binnen de school.
Bij de maatschappelijke stage gaat het om het doen van vrijwilligerswerk. Dit vindt vooral
plaats in de non-profit sector: bij een vrijwilligersorganisatie, vereniging, instelling of
maatschappelijke organisatie. Leerlingen doen bijvoorbeeld boodschappen voor een oude
buurvrouw of een helpen een gezin dat tijdelijk huishoudelijke hulp nodig heeft. Leerlingen
doen dit met veel plezier, de begeleiding en uitvoering van deze stages liggen bij ons Meeting
Point dit is een verlengstuk van de school en is gehuisvest in de wijk. Hierdoor wordt het contact
met de buurt en de maatschappij nog gemakkelijker gemaakt door de leerling.
11
SWOT;
12
Culturele Kapitaal
Het cultureel kapitaal houdt de beheersing van culturele competenties in (Bourdieu, 1974). Hier
op de Brêge vooral de schoolse kennis, houdingen, opvattingen en smaak die kenmerkend zijn
voor sociale posities. Binnen De Brêge is dit een aandachtspunt. Er hangt een duidelijk negatief
stigma rond het Praktijkonderwijs. Dit komt volgens mij omdat leerlingen vaak niet trots zijn
om dit onderwijs te volgen. Zij zouden zo veel liever onderwijs volgen op het ‘normale’
voortgezet onderwijs. Leerlingen van het praktijkonderwijs worden door hun naaste omgeving
vaak voor ‘dom’ aangezien . Vaak probeert de praktijk leerling deze cognitieve beperking te
compenseren door bepaald gedrag uit te vergroten, bijvoorbeeld zich erg druk of humoristisch
gedragen of zich terug te trekken.
Schoolcultuur wordt ook wel ‘schoolklimaat’ genoemd. Schoolcultuur is van invloed op alle
activiteiten in het onderwijs. Het betreft de invloed van het gebouw en de omgeving tot en met
de identiteit, houdingen en overtuigingen van mensen in de school. De cultuur loopt als een
rode draad door de hele organisatie. In alle ontwikkeltrajecten, in de wijze van leidinggeven,
teamontwikkeling en begeleiding en in de klas, in alle leerprocessen speelt ze een centrale rol.
Leerling;
De ‘social capital theory’ van Putnam (2000) benadrukt het belang van ‘bonding’.
‘Bonding’ is het je binden aan de eigen groep, ‘bridging’ is het je verbinden met andere groepen
en het op basis daarvan op een positieve wijze kunnen omgaan met diversiteit.
Binnen onze school zijn er grote verschillen op cultureel gebied tussen de leerlingen. Ten eerste
zijn er grote verschillen in de sociale achtergrond, de grootste groep leerlingen komt uit de buurt
en heeft een zwakke economisch/sociale/emotionele achtergrond. Dit uit zich door het feit dat
jongeren niet aan de gevestigde codes die belangrijk zijn kunnen voldoen, denk hierbij aan
kleding, make-up, sport, uitgaan, nieuwste telefoon Deze gedragingen kunnen uiteindelijk
leiden tot uitstoting en er niet bij horen.
“Our own pedagogical tradition is in fact only there for the benefit of pupils who are in the
particular position of possessing a cultural heritage conforming to that demanded by the
13
school. The culture of the élite is so near to that of the school that children from the lower
middle class can only acquire with great effort something which is given to the children of the
cultivated classes” (Bourdieu, 1974, p. 38-39 – zijn cursivering)
Ook is er een groep leerlingen die in de omliggende dorpen wonen, zij vormen een heterogene
groep met eigen normen en waarden. Deze jongeren zijn vaak autonoom en zullen zich minder
door omgeving laten beïnvloeden. Het behoren bij de groep is hier van groot belang.
Als derde grote groep noem ik de leerlingen van buitenlandse afkomst. Zij hebben minder
cultureel kapitaal dan de gemiddelde Nederlandse jongere.
Op De Brêge zijn relatief veel allochtone leerlingen (15 %) ook bij hen ontbreekt het soms aan
cultureel kapitaal, zeker als ze deel zijn van een eerste generatie gezin. Ze bezitten nog volledig
of grotendeels het cultureel kapitaal van hun vorige land. Thuis wordt er de oorspronkelijke taal
gesproken en er is nog weinig contact met Nederlandse kinderen. Allochtone kinderen zullen
zich hierdoor minder 'thuis' voelen op school.
Coach;
Culturele diversiteit krijgt nog maar weinig aandacht in de onderwijspraktijk. Uit onderzoek
(Derriks, Ledoux, Overmaat & van Eck, 2002) blijkt dat leerkrachten het belangrijk vinden om
de sociaal-culturele achtergronden van leerlingen op een respectvolle manier te betrekken in
het onderwijs. Deleerkrachten vinden het echter lastig om dit concreet vorm te geven. Kennis
over de culturele en sociale kaders van waaruit kinderen denken en beleven en over juiste
aanpak om culturele achtergronden aan de orde te stellen ontbreekt. De Inspectie van het
Onderwijs (2007) constateert dat scholen het lastig vinden om de verschillende culturen op een
vruchtbare manier te benutten in het onderwijs.
De Brêge is een school met gemiddeld 130 leerlingen, dit is een relatief kleine school. Een
groot voordeel is dat iedereen elkaar kent en daardoor de communicatielijnen kort zijn. Daarom
is elke leerling ook duidelijk in beeld.
14
Binnen De Brêge is elke leerling uniek en krijgt dezelfde kansen. De coach is een belangrijke
schakel in het proces voor het creëren van een positief pedagogisch klimaat. Een belangrijk
uitgangspunt is het sturen op succeservaringen. Op die manier zal/kan er een
paradigmaverschuiving optreden ten aanzien van de soms negatieve ervaringen uit het verleden
van de leerling. Dit klinkt misschien naïef maar ik als coach geloof hier zeker in en zal hier ook
altijd op sturen.
Ouders;
Kinderen die gesocialiseerd zijn in een gezin waarbij de ouders tot de hogere klasse behoren
zullen het beter doen op school. Zij nemen immers het culturele kapitaal, de kennis en waarden
van hun ouders over. Op De Brêge hebben wij juist leerlingen uit zwak/sociale gezinnen en
allochtone gezinnen waarvan het culturele kapitaal zeer gering is. Zoals al eerder gezegd
kunnen de oorzaken zijn: armoede en/of dat ouders zelf een cognitieve beperking hebben.
Organisatie;
De Brêge staat voor de pedagogische opgave om verbinding tot stand te brengen tussen
leerlingen van verschillende groepen en op die manier een prettig en veilig schoolklimaat te
creëren. Preventief hebben we een pestprotocol opgesteld waarin staat omschreven hoe de
leerlingen met elkaar om dienen te gaan, 1 van de punten is et herstelrecht. Ook worden er op
de De Brêge sociale vaardigheid trainingen zoals ‘Rots en Water’ en de ‘Kanjertraining’
gegeven. De binding van leerlingen uit verschillende (etnische) groepen aan de school is een
punt van aandacht. Over deze thema’s heeft de onderwijsraad advies uitgebracht onder de titel
"De verbindende schoolcultuur" (Onderwijsraad, 2007). Pasklare oplossingen lijken niet
voorhanden maar hier liggen zeker kansen voor De Brêge n.l. het verder ontwikkelen van het
schoolklimaat en het burgerschap.
SWOT;
15
16
Professioneel Kapitaal
Naast het bestuur en de schoolleiding de leraren dragers van het beleidsvoerend vermogen.
Binnen de school zijn zij een sleutelfactor zij maken immers het onderwijs (Onderwijsraad,
1996) Dit is ook terug te zien op De Brêge, daarbij ligt er naast de schoolleiding en de docenten
ook veel kennis bij de ouders. Ik denk dat we hier als school zeker nog ruimte is om ons verder
te ontwikkelen door meer gebruik te maken van de kennis en vaardigheden van ouders en
omgeving.
Leerling;
Ik zie de leerling in het professioneel kapitaal als cliënt. De leerling heeft recht op het beste
onderwijs. De schoolleiding en het docententeam moeten daarom alles in het werk te stellen
om aan deze opdracht te voldoen.
Op leergebied is het voor de praktijkonderwijs leerling van groot belang dat de leerstof vaak
herhaald wordt opdat het kan worden ingeslepen. Door de cognitieve beperkingen van de
Praktijk-onderwijs-leerling zal hier met veel geduld en aandacht aan gewekt dienen te worden.
Het is belangrijk duidelijke doelen met de leerling op te stellen, deze doelen in een duidelijk
tijdpad te zetten en zichtbaar te maken voor de leerling.
Coach;
Veel onderzoek laat volgens Darling-Hammond (1998) zien, dat de kwaliteiten van de leraren
het meest bepalend zijn voor de resultaten van de leerling. Kees Vernooy (maart 2004) refereert
in zijn artikel aan omvangrijk onderzoek van Sparks & Hirsch(2000) en Weaver (2003) ,
waaruit blijkt dat leerkracht kwaliteit de meest belangrijke factor is , een factor met veel grotere
impact dan bijvoorbeeld groepsgrootte.
Samen duidelijk doelen stellen met de leerling en direct positief feedback geven zijn belangrijke
factoren in het coachen van de leerling.
Ouders;
17
“Ouders zijn het kapitaal van je school”, zo luidt een bekend Onderwijsgezegde. Er is
momenteel veel aandacht voor de ouderbetrokkenheid binnen het onderwijs. De reden hiervoor
is eigenlijk heel simpel: van ouderbetrokkenheid wordt het kind, de leerling, beter.
Verschillende wetenschappelijke onderzoeken hebben dat namelijk aangetoond in de afgelopen
jaren. Dus als een school in ouderbetrokkenheid investeert, investeert zij dus gewoon in de
kwaliteit van de school.
Organisatie;
Het schoolplan is het document waarin de school de kwaliteit van het onderwijs garandeert. Het
schoolplan is op De Brêge duidelijk uitgeschreven en wordt jaarlijks geëvalueerd. Er is een
nieuw startdocument gemaakt n.l. ‘naar nieuwe vormen van interactie’ hierin worden de doelen
beschreven van het werken in de werkplekkenstructuur aan de hand van competenties.
Het ontwikkelingsperspectief van jongeren in het Praktijkonderwijs verschilt per leerling.
Grofweg kunnen we drie categorieën van ontwikkelingsperspectieven onderscheiden n.l.
1. Met ondersteuning: jongeren die ook ná schoolverlaten ondersteuning behoeven en die
worden voorbereid op zelfstandig wonen en werken in een beschermde omgeving.
2. Zelfstandige deelname aan de arbeidsmarkt: jongeren die na schoolverlaten zelfstandig
kunnen participeren in de maatschappij, en die worden voorbereid op een plaats op de regionale
arbeidsmarkt en (zo zelfstandig mogelijk) wonen en vrije tijdsbesteding.
3.Doorstromers naar vervolgopleiding: een nog kleine, maar groeiende groep jongeren die na
schoolverlaten een diploma op niveau 1 (assistent-niveau) in het middelbaar beroepsonderwijs
kunnen behalen, maar daar extra ondersteuning bij nodig hebben. Geen van deze
ontwikkelperspectieven leidt vooralsnog tot een startkwalificatie (dat is niveau 2) voor de
arbeidsmarkt, zodat al deze leerlingen als 'ongekwalificeerde schoolverlaters' te boek staan.
Naar mijn mening is dit onterecht en demotiverend voor onze leerlingen. Ik zou zelf graag zien
dat er binnen het Praktijkonderwijs ook gewerkt zou kunnen worden met diplomering. Op dit
moment kunnen de leerlingen wel branchegerichte certificaten behalen. Deze succeservaringen
motiveren en geven de leerling een boost aan zelfvertrouwen.
18
SWOT;
Intellectueel Kapitaal
19
Het Intellectueel kapitaal van de school is de waarde van de menselijke inbreng op het gebied
van kennis.. Met name zijn de docenten natuurlijk een bron van kennis die zij door de jaren
heen hebben opgedaan. Het is daarom van groot belang dat de school deze kennis, deze parel
koestert en op de juiste wijze inzet.
Leerling;
De Brêge heeft een duidelijke focus op de sociaal-emotionele ontwikkeling, op het pedagogisch
verantwoord hanteren van problematisch gedrag. De kwaliteit van het leren is vaak afhankelijk
van motivatie en van het intellectueel vermogen en de talenten van de leerling. De Brêge stelt
zich ten doel elke leerling voor te bereiden op een zo zelfstandig mogelijke deelname aan de
maatschappij. De nadruk op arbeidstoeleiding komt voort uit deze doelstelling .
De focus op resultaatgericht denken en werken dwingt De Brêge om binnen elk individuele
leerovereenkomst helder te maken welk resultaat wij met de leerling denken te bereiken en de
weg waarlangs uit te stippelen. De bekende onderwijspaden moeten soms worden verlaten en
er wordt aanspraak gedaan op de creativiteit van de coach en de docent.
Onderwijs wordt uitgevoerd in samenwerking met ouders en onderwijs- en
behandelorganisaties. De diversiteit van de doelgroepen neemt alleen maar toe en vergroot de
noodzaak van samenwerken. Het concept één kind één plan, bestaande uit behandelen,
onderwijs en werk, vraagt om verdere uitwerking. Hier liggen voor De Brêge kansen voor
verdere ontwikkeling.
Coach;
20
Uit het onderzoek van Kwakman (1999) blijkt dat het leren door docenten op de eigen werkplek
vaak impliciet gebeurt en niet gepland is. ‘Docenten leren wel, maar voornamelijk op manieren
die vrij eenvoudig te realiseren zijn. Toeval speelt daarbij een belangrijke rol. Docenten gaan
vaak niet doelbewust op zoek naar professionalisering, deze vloeit voort uit activiteiten of
situaties.’ (Bron: www.personeelsbeleidopschool.nl) Het is daarom essentieel om kennis,
pedagogische- en didactische vaardigheden, continu te professionaliseren en op de juiste wijze
te organiseren. Hier ligt een taak voor het management van de school. Daarbij wordt (samen)
leren op de werkplek, binnen de school, steeds belangrijker. Een van de initiatieven die hierdoor
is ontstaan is het oprichten van intervisiegroepen op De Brêge. In deze groepen worden zaken
behandeld die zich op de werkvloer voordoen., dit kunnen problemen zijn maar ook ideeën en
uitwerking van visie.
De Brêge is een lerende organisatie, er is voor iedere docent een scholingsbudget aanwezig.
Hier kan elk docent individueel aanspraak op maken. Daarnaast worden er per jaar
gezamenlijke scholingsdagen georganiseerd door het management. Ook kunnen leraren
aanspraak maken op de ‘lerarenbeurs’ deze beurs is door de overheid beschikbaar gesteld en
geeft de mogelijkheid om bijvoorbeeld een Master opleiding te volgen. Dit om het onderwijs
in Nederland op een hoger niveau te tillen.
Ouders;
Belangrijk is dat ouders inzichten hebben in de schoolorganisatie en dat ze weten wat hun
rechten en plichten zijn. Dit is een verantwoordelijkheid zowel van de school als zowel van de
ouder zelf. Binnen het praktijkonderwijs is de ouderparticipatie relatief klein . Juist omdat er
op De Brêge veel zorgleerlingen zijn zou die betrokkenheid groot moeten zijn. Hier liggen
kansen zowel voor de school als voor de ouders aangezien ouderparticipatie of anders genoemd
ouderbetrokkenheid van 2 kanten dient te komen. Dit betekent dat er een beter afstemming zou
moeten worden georganiseerd, waarbij ouders en school zich bij elkaar betrokken voelen. Dit
alles om het primaire proces, het belang van een positieve ontwikkeling van de leerling, te
bevorderen.
Organisatie;
21
Het Intellectuele kapitaal van de school is een zeer belangrijk kapitaal, dit zijn n.l. alle middelen
die je niet concreet vast kan pakken omdat ze ontastbaar. Middelen zoals de kennis en de
vaardigheden van de medewerkers.
‘Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg’ is een typisch Nederlandse uitdrukking.
Bescheidenheid en hetzelfde doen als de rest is in ons land een deugd. Daarmee zetten we het
Nederlandse onderwijs op een achterstand in Nederland zouden we meer trots moeten zijn op
onze uniciteit en dit ten volle moeten benutten.
‘Wanneer intellectueel kapitaal wordt gebruikt, dan gaat het niet op, het wordt eerder meer’.
Deze quote kwam ik tegen tijdens het zoeken naar bronnen voor deze paper. Het sprake me
enorm aan, want ik vind dat kennis met elkaar gedeeld moet worden, dat er in het team over de
persoonlijke visies van de mensen moet worden gedabatteerd, dit leidt tot verbetering van de
kwaliteit van het onderwijs.
SWOT;
22
Innovatief Kapitaal
23
Docenten worden steeds vaker betrokken bij innovatieprocessen. Daarmee krijgen ze
geleidelijk aan de status van ‘change agents’ Door het invoeren van de lerarenbeurzen zal het
percentage ‘change agents’ toenemen, te verwachten is dat daardoor het onderwijs in Nederland
een positieve innovatieve boost zal krijgen.
Leerling;
Het onderwijs staat voor een grote uitdaging met betrekking tot het handhaven van de kwaliteit
in de moderne samenleving en het onderwijs. Wat is er nodig opdat de werkdruk niet toeneemt
wanneer een groot aantal leraren als gevolg van de vergrijzing het onderwijs verlaat? Het
antwoord ligt in nieuwe inzichten, en in ideeën uit het onderwijsveld met behulp van nieuwe
technologieën en knowhow. Op ICT gebied is er op De Brêge een grote slag gemaakt door elk
coach-lokaal te voorzien van een Digitaal schoolbord. Ook zijn er steeds meer leerlijnen en
methodes te volgen op het Web. De praktijkonderwijs leerling kan vaak goed uit de voeten met
het digitale onderwijs. Het onderwijs wordt n.l. vaak ondersteunt met plaatjes en filmpjes dit
maakt de theoretische stof aantrekkelijker en bevordert het concentratievermogen.
Ouders;
Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat de betrokkenheid van ouders binnen het
onderwijs van groot belang is voor een positieve ontwikkeling van de leerling. Daarom zullen
de ouders een steeds grotere rol binnen het onderwijs gaan spelen, ook op de Brêge. Een
betrokken heeft dus een positieve invloed op het functioneren van het kind binnen het
onderwijs. Deze betrokkenheid kan op diverse manieren ingezet worden. Op school als
ouderparticipatie maar ook thuis, door het kind te coachen op het managen en plannen van zijn
of haar schooltaken.
24
Coach;
Innovaties kunnen klein of groot zijn. Binnen onderwijs is het uitproberen van nieuwe lessen
een voorbeeld van een kleine (product)innovatie. Het vergt relatief weinig van docenten en is
gemakkelijker te
implementeren
dan een grootschalige (proces)innovatie. Grote
onderwijsinnovaties vragen meer organisatievermogen wat betreft investering, implementatie
en vernieuwingsslag. Een voorbeeld is de invoer van een nieuw onderwijsconcept, een nieuw
School Design. Op de Brêge was het invoeren van het werkplekleren een vernieuwingsslag.
Coaches en docenten moesten ‘out of the box’ denken en handelen. Het onderwijs speelde zich
niet meer alleen af in het klaslokaal maar juist ook daar buiten.
ICT is een facilitator voor onderwijsvernieuwing. Het biedt mogelijkheden het onderwijs
flexibeler te maken. Maatwerk leveren, is makkelijker met bijvoorbeeld een digitale docent
naast de fysieke docent. De rol van de docent verandert daarmee van kennisoverdrager naar
leercoach. Het onderwijsproces staat niet centraal maar het leerproces van de leerling. Een
dergelijke innovatie met ICT heeft veel impact omdat dit wezenlijk nieuwe manier van
‘onderwijzen’ is. Het is noodzakelijk dat het onderwijs er zich bewust van is dat ICTtoepassingen ondersteunend zijn en geen vervanger van de docent.
‘Het is niet omdat ICT wordt ingezet in de klas, dat het leren van leerlingen automatisch
verbetert.’ (Vandenbroucke , 2007)
Innovatietaal gaat gepaard met de woorden sociaal kapitaal en cocreatie. Onderzoekers J.
Kessels & De Jong, T. (2007) hanteren deze definitie van sociaal kapitaal:
“Het netwerk van sociale verbindingen tussen mensen, die gebaseerd zijn op wederzijds respect,
waardering, integriteit, vertrouwen, transparantie en gedeelde waarden en opvattingen”. De
definitie bevat tevens de voorwaarden voor het al dan niet slagen van grotere innovaties. De
conclusie dat top-down innovaties niet werken, ligt dan ook voor de hand.
Organisatie;
Het kenmerk van een lerende en dus innoverende organisatie is dat deze zich voortdurend
aanpast aan een veranderende omgeving. Dit aanpassen vereist naast het aanleren van nieuwe
vaardigheden ook een grote mate van afleren van oude gewoontes. Een lerende organisatie is
25
zichzelf continu aan het reorganiseren om haar gestelde doelen te bereiken. Het management
heeft in een lerende organisatie een ondersteunende en sturende taak .
Peter Senge, Scharmer, en Flowers hebben in 1990 een alomvattende theorie ontwikkeld over
het veranderen en het leren van mensen in organisaties. Vrij vertaald zijn volgens deze theorie
in een lerende organisatie mensen voortdurend bezig om hun capaciteiten te verbeteren, om te
bereiken wat ze echt willen. In een lerende organisatie worden nieuwe ideeën en collectieve
ambities aangemoedigd. Er wordt dus continu gekeken naar het geheel. In wezen is voor een
lerende organisatie een gezond spanningsveld tussen autonomie en autoriteit noodzakelijk.
In de Wet op Voortgezet Onderwijs staat dat de school voor Praktijkonderwijs zorgt voor
aangepast
onderwijs
op
het
gebied
van
theorie
(kerndoelen
basisvorming),
persoonlijkheidsvorming en sociale vaardigheden. Daarnaast bereidt het Praktijkonderwijs de
leerling voor op de regionale arbeidsmarkt. Nieuwe ontwikkelingen geven aan dat dit onderwijs
het beste door
middel van leerling gestuurd onderwijs vormgegeven kan worden. Het
Startdocument is een praktisch instrument dat er voor zorgt dat er met leerlingen in het
Praktijkonderwijs een doelmatige start kan worden gemaakt. Deze start kan middels het
Startdocument goed worden geëvalueerd om te komen tot nieuwe doelstellingen voor de
individuele leerling. Op deze manier worden doelstellingen en kwaliteit gewaarborgd.
De Brêge is een school die in beweging is, het leerling gestuurd onderwijs is reeds jaren een
goed middel om de praktijkonderwijs leerling aan de hand van het IOP een persoonlijke en
passende leerroute aan te bieden. Hierbij heeft elke leerling een individueel rooster. Dit heeft
in het verleden vaak tot roosterproblemen geleid. Dit leide tot onrust, demotivatie en stress
onder het personeel. Het is dus belangrijk om de kaders en randvoorwaarden binnen het
onderwijs goed neer te zetten om te komen tot inhoudelijk kwalitatief goed onderwijs.
Het invoeren van het werkplekleren had verregaande consequenties voor de medewerkers
aangezien het leerlingenaantal op de werkplekken kleiner zou zijn dan in de ‘ AVO’ (theorie)
klassen en er dus meer formatie zou moeten worden ingezet. Er is toen teambreed besloten dat
De Brêge als eerste school binnen Piter Jelles vrijwillig het taakbeleid gingen aanpassen door
taakuren in te leveren. Dit betekende dat we met het gehele team gemiddeld 1 blok in de week
meer moesten gaan werken. Mede omdat deze maatregel ‘buttom up’ door de medewerkers is
aangedragen werd deze breed gedragen en bleek het een succes.
26
Momenteel zijn er werkgroepen aan het uitzoeken of er draagkracht is om in de toekomst
projectmatig te gaan werken. Hierbij zullen de werkplekken, ouders, bedrijven en de omgeving
van de school belangrijke spelers worden. De visie achter dit projectmatig werken is dat de
leerling zelf voor een project kan kiezen of zelf een project opstart met hulp van omgeving. Op
deze manier wordt er een beroep gedaan op de intrinsieke motivatie van de leerling, dit zal de
huidige motivatie problemen binnen het praktijkonderwijs gedeeltelijk voorkomen.
Het Europees Sociaal Fonds (ESF) is een Europees structuurfonds met als doel het verbeteren
van het regionale concurrentievermogen en de werkgelegenheid. Het ESF is al in 1957
opgericht en het huidige programma loopt van 2007-2013. Het Nederlandse doel is om te
investeren zowel in mensen die lastig zelfstandig een baan kunnen vinden (zoals ouderen,
laagopgeleiden of gehandicapten) voor bedrijven en scholen om hun leerlingen (toekomstige
werknemers bij te scholen).De focus ligt op 2 thema’s :
1. vergroten arbeidsaanbod en inclusieve arbeidsmarkt.
2. vergroten aanpassingsvermogen en investeren in menselijk kapitaal.
De Brêge heeft al een aantal jaren met succes ESF aanvragen gedaan en ook toegewezen
gekregen. Wel blijkt dat er in het verleden teveel door de school aan subsidies die verwacht
werden is uitgegeven omdat niet alle subsidieaanvragen voor 100 procent werden
gehonoreerd. Dit leidt momenteel tot ernstige bezuinigingen binnen het onderwijs op De
Brêge.
Het management heeft ervoor gekozen in te zetten op het Intellectueel Kapitaal en is er besloten
het Simulatiehuis te sluiten. Bezuinigingen drukken momenteel zwaar op het onderwijs.
Ondanks deze negatieve afsluiting van mijn paper wil ik er vooral op wijzen dat ik vind dat de
kracht zit in het menselijk kapitaal. Het is dus van groot belang dat alle medewerkers van De
Brêge gezamenlijk verder gaan met de ontwikkelingen er zijn ingezet. Ik denk hierbij aan het
verder ontwikkelen van het IOP, het Portfolio van de leerling, de ouderparticipatie,
werkplekleren en digitale verwerking van leerling gegevens. Daarnaast zullen de werkgroepen
zich wat mij betreft met enthousiasme gaan richten op projectmatig werken binnen het
onderwijs op de Brêge.
27
SWOT;
28
Literatuurlijst;
-
Autar, K., C. Gelauff-Hanzon, M.J. de Jong en G. Walraven (1996) Ouders en school:
Strategieen voor versterking van de relatie tussen ouders en school. Alphen aan den
Rijn:Samsom H.D. Tjeenk Willink.
-
Bourdieu, P. (1974). Education and Social and Cultural Reproduction.
-
Braake-Schakenraad, H. (2004) Het individueel ontwikkelingsplan (IOP) in het
praktijkonderwijs.
-
Broeijer, C. (1993) “Ouders helpen ouders. Functie van sleutelouders in
ouderpuntenproject.”In; Samenwijs, februari 1993, p. 261-262.
-
Darling-Hammond, L. (1998) Teacher learning that supports student learning.
Education Leadership, 55, 6-11.
-
Dewey, J. (1859-1952) Ervaring en Opvoeding.
-
Kessels, J.W.M. & Jong, Tj. de (2007). HRD, Social Capital en economische
voorspoed.
-
Kools, Q. (2005). Aan het werk met startcompetenties. Na het Praktijkonderwijs.
-
Kwakman, C. H. E. (2003). Factors influencing teachers participation in professional
learning activities. Teaching and Teacher Education, 19, 149-170.
-
Moolenaar, N.M. (2010). Ties with potential: Nature, antecedents, and consequences
of social networks in school teams. Proefschrift, Universiteit van Amsterdam.
-
Oomens et al.: De intergratie van allochtone ouders en onderwijsprestaties van hun
kinderen.
-
Raad voor Cultuur (2005). Mediawijsheid. De ontwikkelingen van nieuw burgerschap,
Den Haag.
-
Smit, F. (2008). Ouders en innovatief onderwijs.
-
Staveren, A. (2010). Zonder wrijving geen glans.
-
Verbiest, E. (2007).Capaciteitsontwikkeling in leergemeenschappen.
29
Download