Schepping, evolutie ...... of fascinatie? Openb.4:11 U komen alle lof, eer en macht toe, Heer onze God, want U hebt alles geschapen: Uw wil is de oorsprong van alles wat er is. A: Introductie. Het jaar 2009 wordt wel het Darwinjaar genoemd, omdat de Engelse natuurwetenschapper Charles Darwin 200 jaar eerder op 12 februari 1809 geboren werd in het plaatsje Downe te Kent in Engeland. Darwin is vooral bekend geworden door zijn theorie dat de evolutie van soorten gedreven wordt door natuurlijke selectie. Door zijn gedetailleerde argumenten en grote hoeveelheid “betrouwbare bewijzen” zorgde hij ervoor dat het bestaan van de evolutie nog tijdens zijn leven binnen de wetenschap algemeen geaccepteerd werd. De acceptatie van natuurlijke selectie als aandrijvend mechanisme liet langer op zich wachten, maar ook deze is tegenwoordig algemeen aanvaard. Darwin zelf werd weliswaar religieus opgevoed en wetenschappelijk opgeleid volgens de in Engeland gangbare natuurlijke theologie die geloof en wetenschap met elkaar verenigde. Maar door de waarnemingen en ontdekkingen die hij in de loop van zijn leven deed, ging hij echter steeds meer twijfelen aan de gangbare ideeën over soortvorming binnen de schepping. Toch moet er wel gezegd worden dat hij niet de eerste was die op de proppen kwam met de theorie van evolutie, want de Griekse filosoof Aristoteles (384-322 voor Chr.) was de eerste die dit idee ontwikkelde. Bovendien had de atheïstische grootvader van Charles Darwin, Erasmus Darwin, het idee van evolutie ook al eerder geopperd. Tijdens zijn beroemd geworden onderzoeksreis met het schip de Beagle in de jaren van 1831-1836 bezocht Darwin Zuid-Amerika, Australië, zuidelijk Afrika en diverse eilanden in de Grote en Indische Oceaan. Op deze plekken bestudeerde hij de plaatselijke dieren, vele planten, fossielen en de geologie. Een groot deel van zijn verdere leven was gewijd aan het onderzoeken en classificeren van alle voorwerpen die hij op deze reis verzameld had; en het was vooral dankzij dit onderzoek dat hij op zijn theorie over het ontstaan van soorten kwam. Darwin's werk zorgde voor een revolutie binnen de wetenschap, maar zijn theorie had ook een zeer grote invloed op de filosofie en de religie in de maatschappij. De acceptatie van de evolutie zette de mens neer als een diersoort en als een onderdeel van de natuur in plaats van een boven de natuur staande levensvorm. Samen met de erfelijkheidsleer van Gregor Mendel (1822-1884), een katholiek kloosterling uit Oostenrijk, vormt Darwin's evolutietheorie tegenwoordig de basis van alle biologische kennis. Charles Darwin stierf op 19 april 1882 op de leeftijd van 73 jaar, maar het was vooral zijn vriend Thomas Huxley, die de evolutietheorie fanatiek verdedigde en deze theorie losmaakte van religie; hij kreeg daarom de bijnaam “de buldog van Darwin”. Orthodox-christelijk Nederland werd in februari 2009 opgeschrikt doordat enkele bekende evangelische leiders openlijk te kennen gaven dat zij niet meer in het scheppingsmodel van zes dagen volgens Genesis 1 geloofden. Er brandde een hevige discussie los in christelijk Nederland tussen voor- en tegenstanders van de evolutietheorie en alle opvattingen die daar tussenin bivakkeerden. Ongeveer 25 procent van de evangelische gelovigen in ons land bleek in de evolutietheorie te geloven, terwijl anderen openlijk beleden aanhangers te zijn van de theorie van Intelligent Design. Deze laatstgenoemde opvatting zegt dat bepaalde karakteristieken van het heelal en zijn organismen het beste kunnen worden verklaard als het werk van een intelligente ontwerper. Daarmee wordt een standpunt ingenomen dat tegenover de evolutietheorie staat, want de evolutietheorie verklaart de karakteristieken van organismen door ongeleide processen zoals natuurlijke selectie. Maar ook in deze theorie wordt het orthodoxe standpunt van een schepping in zes dagen niet letterlijk genomen, en hooguit als symbolisch, hoewel God als Schepper van hemel en aarde daarmee niet wordt afgewezen. Orthodoxe gelovigen blijven echter vol overtuiging vasthouden aan de letterlijke betekenis van het eerste hoofdstuk van Bijbel. De grote vraag is nu hoe de Bijbelgelovige christenen om moeten gaan met Genesis 1. 1 B: De hoogste maatstaf voor alle uitleg van de Bijbel. Jes.51:4 Mijn volk, luister aandachtig naar Mij, Mijn natie, leen Mij je oor. De wet vindt zijn oorsprong in Mij, en Mijn recht zal een licht zijn voor alle volken. Het Bijbelboek Genesis staat in zowel de Hebreeuwse als de christelijke Bijbel op de eerste plaats; in de Hebreeuwse Bijbel luidt de titel “Beresjiet”, het allereerste Hebreeuwse woord in de Bijbel. Dit woord betekent “in het begin”, en is afgeleid van het woord “resjiyth”, dat 51 keer in het Oude Testament voorkomt; dit woord wordt vertaald met begin, het beste, de voornaamste, eersteling, eerste. De Hebreeuwse Bijbel bevat natuurlijk alleen de boeken van het Oude Testament, maar de volgorde van de boeken in de Hebreeuwse Bijbel is anders dan in de christelijke Bijbel. De Hebreeuwse Bijbel bestaat uit de Tora (wet), dat zijn de Bijbelboeken Genesis t/m Deuteronomium, daarna de Nebiim (profeten), die opgedeeld worden in de vroege profeten - dat zijn Jozua, Rechters, Samuël 1+2, Koningen 1+2, en de late profeten, d.w.z. alle profeten uit het Oude Testament behalve Daniël. Het derde en laatste deel heet de Chetoebiem (geschriften), dat bestaat uit de resterende Bijbelboeken, waarvan Ruth, Hooglied, Prediker, Klaagliederen en Ester de Megillot (feestrollen) worden genoemd. Psalmen, Job en Spreuken zijn het eerste deel van de Geschriften, terwijl Daniël, Ezra, Nehemia en Kronieken 1+2 de laatste boeken zijn. Het laatste boek in de Hebreeuwse Bijbel is dus 2 Kronieken. Waar het mij om te doen is, is dat het eerste Bijbelboek in de Hebreeuwse Bijbel thuishoort in de Tora of Wet, en in de profeet Jesaja zegt de Heer met nadruk dat de wet zijn oorsprong heeft in Hem, als gevolg waarvan Zijn recht een licht zal zijn voor alle volken. M.a.w. de God van Genesis 1 zegt dat het boek Genesis als onderdeel van de Wet zijn oorsprong heeft in God Zelf; dat houdt in dat wij dit Bijbelboek serieus moeten nemen vanaf het allereerste woord, omdat elk woord van dit Bijbelboek zijn oorsprong heeft in God. Dat betekent dat wij dit Bijbelboek moeten uitleggen zoals God Zelf dat doet, want wanneer God de oorsprong is van dit Bijbelboek, is Hij ook de hoogste maatstaf van uitleg voor dit Bijbelboek, inclusief het allereerste hoofdstuk. We kunnen op Genesis 1 niet een andere maatstaf van exegese ofwel maatgevende norm van uitleg toepassen dan op alle andere hoofdstukken van Genesis, want de God van Genesis 1 is dezelfde als de God van Genesis 2 of Genesis 22. De grote vraag is dus hoe God Zelf het allereerste hoofdstuk van dit Bijbelboek uitlegt, en daarom moeten we naar de God van Genesis 1 toegaan om Hem te vragen, hoe Hij dit hoofdstuk uitlegt. Maar wie is de God van Genesis 1 eigenlijk? In het eerste hoofdstuk van Genesis lezen wij dat God de wereld schiep door Zijn gesproken woord, want er staat in het Hebreeuws 11 keer dat God iets zei en vijf keer dat Hij iets een naam gaf. M.a.w. God sprak alleen maar in het hele scheppingsproces. In Psalm 33 wordt dit spreken van God als oorzaak van de schepping letterlijk uitgelegd, en op grond daarvan wordt de hele aarde opgeroepen om een diep ontzag voor God te hebben. Ps.33:6-9 Door het woord van de HEER is de hemel gemaakt, door de adem van Zijn mond het leger der sterren. Hij verzamelt het zeewater en sluit het in, Hij bergt de oceanen in schatkamers weg. Laat heel de aarde vrezen voor de HEER, en wie de wereld bewonen hem duchten, want Hij sprak en het was er, Hij gebood en daar stond het. De schepping is dus ontstaan door het gesproken woord van God en door niets anders, maar de drie volgende teksten uit het Nieuwe Testament maken duidelijk dat het niet God de Vader, maar God de Zoon was die de scheppingswoorden sprak. De schepping is ontstaan door het gesproken woord van de tweede Persoon van de Drie-Eenheid, en deze Persoon is Jezus Christus, de Zoon van God. Joh.1:1-3 In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat. Kol.1:15-17 Beeld van God, de onzichtbare, is Hij, eerstgeborene van heel de schepping: in Hem is alles geschapen, alles in de hemel en alles op aarde, het zichtbare en onzichtbare, vorsten en heersers, machten en krachten, alles is door Hem en voor Hem geschapen. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in Hem. Hebr.1:3 Maar nu de tijd ten einde loopt heeft Hij tot ons gesproken door Zijn Zoon, die Hij heeft aangewezen als enig erfgenaam en door wie Hij de wereld heeft geschapen. 2 Jezus Christus is de God van Genesis 1, en de eeuwige Zoon van God is de Middelaar in de schepping, zoals de mensgeworden Christus de Middelaar is in de verlossing (1Tim.2:5-6). Wanneer wij dus in Genesis 1 lezen over God de Schepper, moeten we daarbij denken aan dezelfde Persoon als degene die in menselijke gedaante op de aarde kwam ten tijde van de gebeurtenissen zoals die in de vier evangeliën verteld worden. De God-Mens Jezus Christus uit het Nieuwe Testament is dezelfde als de Schepper-God uit Genesis 1, en Hij was degene die met Adam en Eva in het paradijs wandelde om een relatie met hen op te bouwen. Jezus wordt al direct in de allereerste tekst van de Bijbel genoemd, want de eerste zin van de Bijbel bestaat in het Hebreeuws uit zeven woorden. Het middelste van deze zeven woorden is het woord “eth” dat uit twee Hebreeuwse letters bestaat, namelijk de aleph en de tav, dat zijn de eerste en de laatste letter van het Hebreeuwse alfabet. Maar de nieuwtestamentische variant daarop zijn de alfa en omega, de eerste en laatste letter van het Griekse alfabet; in het boek Openbaring noemt Jezus Zichzelf de Alfa en de Omega, zowel aan het begin van het boek (1:8), als aan het einde van het boek (22:13). Dit kleine Hebreeuwse woordje “eth” spreekt dus over Jezus, de Schepper uit Genesis 1, en dit woordje komt meer dan 10.500 keer voor in het Oude Testament, maar blijft altijd onvertaald. Dit kleine woordje is waarschijnlijk een samentrekking van een ander woord, namelijk “owth” dat teken of signaal betekent en dat afgeleid is van het werkwoord “uwth” dat vier keer in het Oude Testament voorkomt en de betekenis heeft van “ter wille zijn”. M.a.w. het woordje “eth” is een teken van Iemand die ons ter wille wil zijn, en deze Persoon is zowel de Alfa als de Omega van de hele menselijke geschiedenis, dus ook van de schepping. Jezus Christus staat als de Alfa en de Omega in het midden van de eerste zin van de Bijbel, en het Nieuwe Testament maakt duidelijk dat Hij ook in het middelpunt van de schepping staat. Hij is zowel het begin als het uitgangspunt voor de werkelijke betekenis van de schepping, en Zijn manier van uitleg over Genesis 1 is de enige juiste manier om dit hoofdstuk uit te leggen. Maar hoe kijkt Jezus Zelf tegen de tekst van het scheppingsverhaal uit Genesis 1 aan? C: Jezus en Zijn uitleg van de Bijbel. Matt.5:17-18 Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen. Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn. Luc.16:17 Maar nog eerder vergaan hemel en aarde dan dat er ook maar één tittel van de wet wegvalt. Uit deze twee teksten blijkt hoeveel waarde Jezus hechtte aan elk woord in de boeken van het Oude Testament, want zelfs elke jota en elke tittel blijven van kracht totdat alles wat in de Wet en Profeten staat vervuld zal zijn. De jot is de tiende letter van het Hebreeuwse alfabet, maar is verreweg de kleinste letter; de tittel is geen letter maar een leesteken dat door de Hebreeuwse grammatica gebruikt werd als accent in de tekst om bepaalde op elkaar lijkende letters van elkaar te onderscheiden. Jezus gebruikte dus de allerkleinste letter en een klein letterteken van het Hebreeuwse alfabet om duidelijk te maken dat elk woord en elk leesteken door de Heilige Geest geïnspireerd is, en zal blijven bestaan totdat de door God bedoelde betekenis vervuld is. In Luc.16:17 zegt onze Heer zelfs dat het bestaan van de hemel en de aarde minder krachtig is dan de letters en de leestekens van het Hebreeuwse alfabet, en dat zijn de letters en de leestekens waarmee het woord van God geschreven is. Tijdens Zijn leven op de aarde als de Mensgeworden Zoon van God demonstreerde Jezus een absoluut en onvoorwaardelijk geloof in het geschreven woord van God met een autoriteit waarmee Hij zelfs de verleidingen van de duivel kon weerstaan (Matt.4:1-11). Jezus Christus is de eeuwige Zoon van God (Joh.1:18) die naar de aarde gekomen is om mens te worden (Joh.1:14); sinds die tijd is Hij de God-mens Jezus. Toen Jezus naar de aarde kwam en mens werd, werd Hij vanaf Zijn geboorte opgevoed in de Joodse wet, dat is de wet van Mozes zoals wij die lezen in het Oude Testament. Direct na Zijn geboorte als mens werd Hij volgens deze Joodse wet besneden (Luc.2:22-24); en als kind werd Hij ook opgevoed volgens de principes van deze Joodse wet, want zijn menselijke ouders waren Joden. Zo ging Jezus op Zijn twaalfde jaar ook op het Pesachfeest mee naar Jeruzalem 3 volgens de regels van de Joodse wet (Luc.2:41-42); en ook op latere leeftijd ging Hij volgens de Joodse gewoonte op sabbat naar de synagoge (Luc.4:16). Ook droeg Jezus volgens de opdracht in Deut.22:12 kwastjes aan Zijn mantel, maar dit is in de NBV niet duidelijk vertaald (Matt.9:36). M.a.w. Jezus was een geboren Jood en Hij leefde zonder uitzondering volgens de principes van de Joodse wet, de wet van Mozes. En nooit heeft iemand Hem kunnen betrappen op het overtreden van één enkele regel uit de wet van Mozes; integendeel, Jezus gehoorzaamde de wet van Mozes tot en met de laatste regel. Er was niets in Zijn woorden of gedrag waaruit afgeleid kon worden dat Hij het niet zo nauw nam met de Joodse wet; zelfs de allerkleinste zinnetjes tot en met elk leesteken werden door Jezus serieus genomen. Jezus stond er later zelfs om bekend dat Hij op een bijzondere manier de wet van Mozes kon uitleggen (Luc.4:22), en dat terwijl Hij helemaal geen theologische opleiding had ontvangen op een rabbijnenschool (Joh.7:15). Jezus geloofde de wet van Mozes, en Hij leefde de wet van Mozes, omdat Hij gekomen was deze wet van Mozes volledig tot vervulling te brengen; en Hij was de enige mens die dat kon doen, omdat Hijzelf het doel van deze wet was. Juist doordat Jezus zo consequent de wet van Mozes uitlegde en uitleefde volgens geestelijke principes, kwam Hij voortdurend in botsing met de Joodse orthodoxie. Het gevolg was dat Jezus uiteindelijk gekruisigd werd, maar zelfs Zijn kruisiging was een vervulling van de wet van Mozes. Hand.2:23 Deze Jezus, die overeenkomstig Gods bedoeling en voorkennis is uitgeleverd, hebt u door heidenen laten kruisigen en doden. Hand.3:18 Zo heeft God echter in vervulling doen gaan wat Hij bij monde van alle profeten had aangekondigd: dat Zijn Messias zou lijden en sterven. Jezus werd geboren volgens de profetieën van de wet en de profeten uit het Oude Testament, Hij leefde volgens de principes van de wet en de profeten, en uiteindelijk stierf Hij volgens de aankondiging van de wet en de profeten. Zo vervulde Jezus in heel Zijn leven en in Zijn sterven het volledige Oude Testament. Er zijn in het Nieuwe Testament enkele honderden verwijzingen naar teksten en gebeurtenissen uit het Oude Testament, wat betekent dat het Nieuwe Testament volledig in eenheid is met het Oude Testament. Maar de kern van de komst van Jezus naar de aarde was Zijn lijden en sterven volgens de aankondiging van de wet van Mozes en de Joodse profeten. Joh 19:28+30 Toen wist Jezus dat alles was volbracht (teleo), en om de Schrift geheel in vervulling (teleio) te laten gaan zei Hij: Ik heb dorst…… (30) Nadat Jezus ervan gedronken had zei Hij: Het is volbracht (teleo). Hij boog Zijn hoofd en gaf de geest. Zelfs op het allerlaatste moment voordat Jezus stierf, was Zijn aandacht nog gericht op het vervullen van het Oude Testament; Jezus wist dat alles wat Hem overkwam volgens de wil van God de Vader plaatsvond, en deze wil van de Vader was onder woorden gebracht in de wet en de profeten. Jezus vervulde dit woord van God volledig. Johannes gebruikt hier twee verschillende Griekse werkwoorden, namelijk ‘teleo’ en ‘teleio’; deze twee woorden stammen allebei af van het z.n.w. ‘telos’, maar ze benadrukken twee verschillende aspecten. ‘Telos’ is het woord voor ‘doel’ dat Paulus in Rom.10:4 gebruikte. 1) Teleo wil zeggen dat de opdracht vervuld is en tot een goed einde gebracht is; het spreekt over de kwantiteit van de opdracht, want alles is volledig gedaan. 2) Teleio wil zeggen dat de opdracht volmaakt is voltooid; het spreekt over de kwaliteit van de opdracht, want alles is volmaakt gedaan. Pas nadat Jezus aan het kruis hing, wist Hij dat alles volbracht was (teleo), maar Hij voltooide het woord van God tot volmaaktheid (teleio) door te zeggen dat Hij dorst had; en daarmee vervulde Hij Ps.69:22 als laatste opdracht. En toen boog Hij Zijn hoofd en sprak de woorden uit, die voor ons allemaal zo belangrijk zijn: Het is volbracht. Wat Jezus hiermee zei, is dat de wet van Mozes en de woorden van de profeten pas in Hem tot vervulling zijn gekomen. Luc.22:37 Want Ik zeg jullie: wat geschreven staat, moet in Mij tot vervulling komen, namelijk: ‘Hij werd gerekend tot de wettelozen.’ Nu wordt voltrokken wat over Mij gezegd is. D: Jezus is het doel van het Oude Testament. Rom.10:4 De wet vindt zijn doel in Christus, zodat iedereen die gelooft rechtvaardig zal worden verklaard. 4 Wanneer wij het Oude Testament lezen zonder de persoon van Jezus Christus te ontdekken, lezen wij het Oude Testament niet goed, want Jezus heeft bij herhaling duidelijk gemaakt dat het Oude Testament het woord van God is, dat vóóral over Hém spreekt. Jezus is het doel en het hoofdonderwerp van de wet van Mozes en van de Profeten, en deze gedachte wordt in het Nieuwe Testament voortdurend bevestigd door de apostelen. Joh.5:39+46 U bestudeert de Schriften en u denkt daardoor eeuwig leven te hebben. Welnu, de Schriften getuigen over Mij…… (46) Als u Mozes zou geloven, zou u ook Mij geloven, hij heeft immers over Mij geschreven. Luc.24:25-27 Toen zei Hij tegen hen: Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip dat u niet gelooft in alles wat de profeten gezegd hebben? Moest de Messias al dat lijden niet ondergaan om Zijn glorie binnen te gaan? Daarna verklaarde Hij hun wat er in al de Schriften over Hem geschreven stond, en Hij begon bij Mozes en de Profeten. Luc.24:44-47 Hij zei tegen hen: Toen Ik nog bij jullie was, heb Ik tegen jullie gezegd dat alles wat in de wet van Mozes, bij de Profeten en in de Psalmen over Mij geschreven staat in vervulling moest gaan. Daarop maakte Hij hun verstand ontvankelijk voor het begrijpen van de Schriften. Hij zei tegen hen: Er staat geschreven dat de Messias zal lijden en sterven, maar dat Hij op de derde dag zal opstaan uit de dood, en dat in Zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven. Joh.1:45 We hebben de man gevonden over wie Mozes in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten spreken: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret! Joh.2:22 Na Zijn opstanding uit de dood herinnerden Zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en alles wat Jezus gezegd had. Wanneer Jezus in Zijn tijd als mens op de aarde in de Bijbel, d.w.z. het Oude Testament las, las Hij vooral Zijn eigen biografie; want overal in de boeken van Mozes en van de profeten las Jezus voortdurend profetieën over Zichzelf. Vele malen werd Zijn eerste komst naar de aarde aangekondigd alsmede Zijn lijden en sterven aan het kruis, Zijn dood en opstanding en Zijn hemelvaart. Maar ook las Hij vele profetieën over Zijn tweede komst en Zijn heerschappij in het duizendjarige vrederijk en daarna op de nieuwe aarde. Jezus wist dat in de boekrollen van de wet en de profeten veelvuldig over Hem geschreven werd. Ps.40:7-9 Offers en gaven verlangt U niet, brand- en reinigingsoffers vraagt U niet. Nee, U hebt mijn oren voor U geopend en nu kan ik zeggen: Hier ben ik, over mij is in de boekrol geschreven. Uw wil te doen, mijn God, verlang ik, diep in mij koester ik Uw wet. Jezus werd geboren volgens de belofte van de profeet Jesaja (Jes.7:14); Hij werd besneden volgens de opdracht in de wet van Mozes (Luc.2:22-24), en Hij groeide op in de kracht van de Heilige Geest en de wijsheid van God, en Gods genade rustte op Hem (Luc.2:40). Zonder dat iemand van de mensen het in de gaten had, groeide Hij op met een grondige kennis van het woord van God; en toen Hij twaalf jaar oud was, deed Hij de leraars van Israël versteld staan over Zijn kennis en inzicht in het woord van God (Luc.2:47). Hij had deze kennis opgedaan, omdat Hij altijd bezig was met de dingen die te maken hadden met Zijn Vader (Luc.2:49); elk bezoek aan de synagoge had Jezus gebruikt om goed te luisteren naar de wet van Mozes en het onderricht daarover (Luc.4:16). Ook op latere leeftijd deed Hij de mensen versteld staan over Zijn kennis en inzicht in het woord van God (Joh.7:15). Joh.7:16 Wat Ik onderwijs heb Ik niet van Mijzelf, maar van Hem die Mij gezonden heeft. Jezus wist precies waarvoor Hij naar de aarde gekomen was, want in de boekrollen van de wet en van de Profeten stond precies opgeschreven wat Hem op aarde te wachten stond, maar Hij wist ook vanuit het woord van God, dat Hij weer naar de Vader zou terugkeren. Tot vier keer toe onderwees Hij Zijn leerlingen over Zijn lijden, Zijn weg naar het kruis en Zijn sterven, maar ook over Zijn opstanding en Zijn hemelvaart. Matt.16:21 Vanaf die tijd begon Jezus Zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden door toedoen van de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden, en dat Hij gedood zou worden, maar op de derde dag uit de dood zou worden opgewekt. E: Jezus geeft ons de volmaakte interpretatie van de wet van Mozes. Joh.1:17-18 De wet is door Mozes gegeven, maar goedheid en waarheid zijn met Jezus 5 Christus gekomen. Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die Zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft Hem doen kennen. Het was Mozes die de woorden van de wet ontving op de berg Sinaï, maar het is Jezus die ons de volmaakte uitleg van de wet van Mozes heeft gegeven. De uitleg die Mozes aan de wet gaf was een goede uitleg, maar de uitleg die Jezus gaf was de volmaakte uitleg. Joh.6:32-33 Maar Jezus zei: Waarachtig, Ik verzeker u: niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar Mijn Vader; Hij geeft u het ware brood uit de hemel. Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld. Een voorbeeld hiervan is Deut.24:1 waar Mozes aan de mannen van Israël toestemming gaf om hun vrouw weg te sturen met een scheidingsbrief, wanneer het huwelijk op de klippen liep. Dit was geen verkeerde uitleg van de wet, maar wel een uitleg die gebaseerd was op de harde harten van de mannen (Matt.19:8). Jezus echter gaf de volmaakte uitleg van de wet door te stellen dat vanaf de schepping deze procedure van echtscheiding niet in het hart van de Vader aanwezig was (Matt.19:4-6), en wat God samengevoegd had mocht een mens niet scheiden. God Zelf heeft nooit van een echtscheiding willen weten in Zijn relatie met Israël (Jes.50:1), en toen Zijn scheiding met Israël niet meer kon uitblijven vanwege het overspel van het volk in afgoderij (Jer.3:8), riep de Heer met heel Zijn hart het volk terug tot het verbond met Hem (Jer.3:14). Daarom noemde Jezus het wegzenden van een getrouwde vrouw om een andere reden dan overspel door de vrouw simpelweg overspel van de man (Matt.5:32, Matt.19:9). Jezus gaf de volmaakte uitleg van de wet van Mozes omdat Hij altijd de hartsgesteldheid van de Vader als uitgangspunt nam. Jezus kon dat doen omdat Hij vanuit de eeuwigheid al bij de Vader was geweest (Spr.8:30-31); Hij kende het hart van de Vader volledig en nauwkeurig (Joh.1:18) en daarom wist Hij dat echtscheiding in strijd was met het hart van de Vader. Hij was de Zoon van God die aan het hart van de Vader rustte en daarom maakte Hij het hart van de Vader bekend in Zijn uitleg van de wet van Mozes. Jezus is de volmaakte Exegeet van de Vader, omdat Hij de volmaakte weerspiegeling is van het karakter van de Vader. De Vader en Jezus vormen een volmaakte eenheid (Joh.10:30, 17:22) en Jezus weerspiegelt de glorie en de majesteit van de Vader. Hebr.1:3 In Jezus schittert Gods luister, Hij is Zijn evenbeeld…… 2 Kor.4:4b …… de luister van Christus, die het beeld van God is. 2 Kor.4:6 …… de kennis van Gods luister, die afstraalt van het gezicht van Jezus Christus. Kol.1:15 Hij is het beeld van God, de onzichtbare. Het onderwijs van Jezus was altijd gebaseerd op de wet van Mozes, maar Jezus gaf altijd een volmaakte uitleg van de wet omdat die uitleg gebaseerd was op het hart van de Vader. Jezus nam de wet als uitgangspunt om de Vader te verkondigen, maar Hij nam ook het hart van de Vader als uitgangspunt om de wet te verkondigen. Jezus’ onderwijs ging nooit tegen de wet in, maar Zijn uitleg was altijd in harmonie met de wet, omdat Jezus de wet van Mozes zag als het woord van God (Matt.15:6, Luc.8:11+21, Luc.11:28, Joh.10:34-35). Jezus maakte echter grote indruk op de mensen omdat Hij in Zijn onderwijs het hart van de Vader openbaarde. Joh.17:26 Vader, Ik heb hun Uw naam bekendgemaakt en dat zal Ik blijven doen, zodat de liefde waarmee U Mij liefhad in hen zal zijn en Ik in hen. Luc.4:22 Allen betuigden Hem hun bijval en verwonderden zich over de genaderijke woorden die uit Zijn mond vloeiden. Matt.7:28-29 Toen Jezus deze rede had uitgesproken, waren de mensen diep onder de indruk van Zijn onderricht, want Hij sprak hen toe als iemand met gezag en niet zoals de schriftgeleerden. Mozes gaf de woorden van God op volmaakte wijze door aan het volk Israël, en zijn uitleg van de wet was wel goed maar niet volmaakt, omdat hij in zijn taak in het huis (volk) van God een dienaar was die getuigde van toekomstige openbaringen, terwijl Christus trouw was aan het hart van de Vader, omdat Hij als Zoon van God was aangesteld over het huis van de Vader (Hebr.3:5-6a). De Zoon van de Vader kent de uitleg van de wet beter dan de dienaar, omdat Hij het hart van de Vader beter kent dan de dienaar. Jezus zei Zelf dat een dienaar niet voor eeuwig in het huis kan zijn, maar de Zoon blijft wel voor eeuwig; daarom maken de woorden van de Zoon mensen werkelijk vrij (Joh.8:35-36). De Bergrede van Jezus in Matt.5-7 was 6 volledig gebaseerd op de wet van Mozes, omdat Jezus Zelf zei dat Hij niet gekomen was om de wet of de profeten af te schaffen maar om ze tot vervulling te brengen; daarom blijft elke jota en tittel in de wet van kracht (Matt.5:17-18). In Matt.5:21-48 plaatste Jezus Zijn uitleg van de Wet zes keer hoger dan die van Mozes omdat Hij ons tot volmaaktheid wil leiden. Matt.5:48 Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is. F: Jezus en het scheppingsverhaal van Genesis 1. Matt.19:4 Hij zei: Hebt u niet gelezen dat de Schepper de mens bij het begin mannelijk en vrouwelijk heeft gemaakt? Marc.10:6 Maar al bij het begin van de schepping heeft God de mens mannelijk en vrouwelijk gemaakt. Het eerste Bijbelboek Genesis begint met het begin van het universum, terwijl het laatste Bijbelboek Openbaring de voltooiing van het universum en daarna beschrijft. De Bijbel is vooral daarom uniek omdat het de geschiedenis beschrijft vanuit het oogpunt van God; een politieke kijk op de geschiedenis of een wetenschappelijke kijk op het universum gaat uit van menselijke belangen, maar in de Bijbel selecteert God wat belangrijk is. Zonder de eerste hoofdstukken van de Bijbel heeft de rest van de Bijbel geen enkele betekenis; de eerste elf hoofdstukken van de Bijbel kunnen wel de proloog van de Bijbel genoemd worden, omdat er gesproken wordt over de oorsprong van planten, vogels, vissen, dieren en mensen. Er wordt gesproken over het begin van huwelijk en seksualiteit en gezinsleven, over de oorsprong van beschaving en politiek, cultuur zoals kunst en wetenschap, zonde en dood, moord en oorlog. Deze eerste hoofdstukken geven antwoord op de vraag wie mensen zijn, waarom wij er zijn, waartoe wij bestaan en hoe het zo verkeerd heeft kunnen gaan. Daarom worden wij bij het openen van Genesis, het allereerste boek van de Bijbel, onmiddellijk geconfronteerd met de vraag of dit boek het resultaat is van menselijke verbeelding of van Goddelijke inspiratie. Genesis is niet zomaar het eerste boek van de Bijbel, want dit boek is fundamenteel voor de rest van de hele verdere Bijbel. De betrouwbaarheid van het boek Genesis inclusief het eerste hoofdstuk wordt bepaald door de Schepper-God van Gen.1, die als de God-Mens Jezus Christus op de aarde is gekomen. Wanneer Jezus Christus de eeuwige Zoon van God is, en tegelijkertijd de enige volmaakte Mens uit de menselijke geschiedenis, is Zijn opvatting over de betrouwbaarheid van Genesis de enige juiste opvatting. Wie daarvan afwijkt, wijkt af van de opvatting van Jezus, en geeft daarmee te kennen dat hij de opvatting van Jezus niet volledig betrouwbaar acht. Jezus geloofde in de betrouwbaarheid van Gen.1+2, want Hij beschouwde echtscheiding in strijd met de schepping van de mens volgens het scheppingsverhaal van Gen.1+2. Maar Jezus plaatste de schepping van man en vrouw aan het begin van de hele schepping volgens de bovengenoemde teksten van Matt.19:4 en Marc.10:6. Wanneer Jezus Zelf de Schepper van hemel en aarde is, zoals ik al eerder heb aangetoond, en Hijzelf volledig geloofde in de absolute betrouwbaarheid van het scheppingsverhaal, kunnen wij niet anders dan hetzelfde doen als Hij deed ......... tenzij wij Hem niet volledig betrouwbaar achten in Zijn opvattingen over de betrouwbaarheid van het woord van God! Wanneer Gen.1 niet letterlijk betrouwbaar is, is het hele boek Genesis niet betrouwbaar, maar dan geldt ook dat de rest van de Bijbel niet betrouwbaar is. Wanneer Gen.1 niet betrouwbaar is, is toeval onze schepper en zijn de wilde dieren onze voorouders; het is niet verrassend dat het boek Genesis meer dan enig ander Bijbelboek aangevallen is. De opvatting van onze Heer Jezus is daarom van absoluut doorslaggevend belang, en wie Zijn opvatting niet onderschrijft, heeft niet het recht zichzelf een christen te noemen! C.S. Lewis, de bekende Ierse schrijver, letterkundige en christelijk apologeet of verdediger van het christelijk geloof (1898-1963), heeft duidelijk gesteld dat naturalisme het grootste gevaar voor de werkelijkheid en de waarheid van de schepping is. Naturalisme was tot de twintiger jaren van de 20e eeuw binnen de wetenschapsfilosofie een term die tegengesteld was aan de filosofie van het idealisme. Het idealisme meende dat de hele werkelijkheid één groot bewustzijn was, maar naturalisme zegt dat de werkelijkheid slechts een autonoom object is, namelijk de natuur. Nadat het idealisme veel aanhang had verloren, werd het naturalisme een meer algemene term voor alle soorten filosofie die een strikt natuurlijke 7 interpretatie van de werkelijkheid proberen te geven. Bovennatuurlijke verklaringen worden daarom uitgesloten. Het naturalisme is dominant binnen de natuurwetenschap, daarom is de evolutietheorie een grote rol gaan spelen als een naturalistische verklaring van de oorsprong van het leven. Maar achter alle wetenschappelijke aanvallen op de schepping volgens het boek Genesis gaat een satanische aanval verborgen, want de duivel haat in het bijzonder de twee Bijbelboeken Genesis en Openbaring, omdat de eerste zijn binnenkomst in de wereld ontmaskert, en de laatste zijn vernederende afgang uit de schepping beschrijft. Daarom zet hij alles op alles om mensen ervan af te houden te geloven in de eerste hoofdstukken van Genesis en in de laatste hoofdstukken van het boek Openbaring. Wanneer hij mensen ervan kan overtuigen dat Genesis een mythe is en Openbaring een mysterie, weet hij dat hij nog lang kan doorgaan om het geloof van vele mensen te vernietigen. Maar Jezus Zelf versloeg de verleidingen van de duivel door het woord van God te citeren, en Jezus kon dat alleen maar vol autoriteit doen omdat Hij met heel Zijn hart in het woord van God geloofde (Matt.4:1-11). In de vier evangeliën worden zeer vele teksten uit het Oude Testament aangehaald, waaronder ook uit het boek Genesis; bovendien worden diverse hoofdpersonen uit het boek Genesis in de woorden van Jezus genoemd, zoals Abel, Noach, Abraham, Isaäk en Jakob. Jezus Christus is Zelf het levende Woord van God (Joh.1:1-3), en Hij is de absolute maatstaf van exegese voor het geschreven woord van God. Alleen al het feit dat Jezus Zelf als mens Gen.1 letterlijk geloofde, moet voor christenen alle reden zijn om Gen.1 ook letterlijk te geloven. Maar het feit dat Jezus de Schepper-God van Gen.1 is, moet nog meer reden zijn om Gen.1 letterlijk te geloven, en wie dat niet om deze twee redenen wil doen, moet zich eens zeer ernstig afvragen in welke verhouding hij nu eigenlijk tot Jezus Christus staat. Algemeen wordt aangenomen dat Mozes de schrijver is van de eerste vijf boeken van de Bijbel; en hij kon schrijven want in die tijd bestond er al schrift, en hij was degelijk opgevoed in Egypte, dat de meest ontwikkelde maatschappij van die tijd was. De wetten van de vier boeken Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium ontving hij rechtstreeks van God, en de daarin beschreven geschiedenis onderging hij zelf. De verhalen van Genesis ontving hij echter door overlevering via vorige generaties, zoals in die tijd gebruikelijk was; maar hij ontving ook informatie over het woord van God in Genesis d.m.v. openbaring door de Heilige Geest, want Ps.103:7 zegt dat God Zijn wegen aan Mozes bekendmaakte. Uit alle woorden van Jezus in de vier evangeliën blijkt dat Hij de autoriteit van Mozes als dienaar van God volledig aanvaardde, en op geen enkele wijze heeft Jezus de autoriteit van Mozes in twijfel getrokken. Ook dit is een argument om Gen.1 letterlijk te geloven. Het boek Genesis is duidelijk een boek dat door de Heilige Geest is geïnspireerd, maar de duivel haat dit boek, omdat dit boek zijn komst in de wereld verraadt, maar bovendien zijn nederlaag aankondigt (Gen.3:14-15). De schepping van God kan en mag niet alleen maar benaderd worden vanuit wetenschappelijk oogpunt, want we moeten ook de geestelijke achtergrond zien. 2Kor.2:11 We moeten er namelijk voor oppassen dat satan ons niet gebruikt; zijn plannen kennen we maar al te goed. 2Kor.11:3 Alleen vrees ik dat, zoals Eva door de slang op sluwe wijze bedrogen werd, uw gedachten worden weggelokt van de oprechte en zuivere toewijding aan Christus. G: Geloof en de schepping. Hebr.11:1 Het geloof legt de grondslag voor alles waarop we hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien. In God geloven heeft niets te maken met een intellectuele zelfmoord, maar alles met het omhoogbrengen van ons intellect op een bovennatuurlijk fundament dat absoluut en eeuwig onwankelbaar is, omdat dit fundament geworteld is in God. Een atheïstische wetenschapper heeft geen enkel absoluut fundament waaraan hij zijn ontdekkingen kan toetsen, want de enige zekerheid die hij heeft is hijzelf. Een overtuigde aanhanger van de evolutietheorie heeft alleen zichzelf als de enige relatieve (on)zekerheid waarop hij kan vertrouwen, want de evolutietheorie verschaft hem geen enkel fundament voor absolute zekerheid. Maar dat is geheel anders met het geloof in God de Schepper, want in God geloven heeft niets te maken met een sprong in een intellectuele duisternis, maar met een sprong in de veilige armen van 8 het Grootste Intellect van het hele universum. Daarom zegt Hebr.11:1 in het Grieks letterlijk dat het geloof het fundament is voor alles waarop wij als mensen hopen, voor alles waar wij als mens diep in ons hart naar verlangen, voor alles wat wij diep in ons hart eigenlijk heel graag willen verwachten van het leven. Het Nieuwe Testament gebruikt in het Grieks een woord voor fundament dat zeer veelzeggend is; het is het Griekse woord “hupostasis” dat vijf keer in de Bijbel gebruikt wordt. Dit woord heeft de volgende betekenissen. 1) een ding dat ergens onder geplaatst is, d.w.z. een onderbouw of fundament. 2) iets wat wat echt bestaat, d.w.z. iets dat de echte realiteit is. 3) het werkelijke wezen d.w.z. het wezenlijke karakter van een persoon of een ding. 4) mentale standvastigheid, vast vertrouwen of zekerheid. Hebr.1:3 (NBG’51) Deze, de afstraling Zijner heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord Zijner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in den hoge. Het woord “hupostasis” wordt ook in de tekst van Hebr.1:3 gebruikt, maar in de NBV niet vertaald; de oude vertaling doet dat wel en vertaalt daar met “wezen”. Deze prachtige tekst over de eeuwige identiteit van Jezus zegt dat Jezus Christus, de tweede Persoon van de Goddelijke Drie-Eenheid, de weerspiegeling is van de glorie van God de Vader, maar ook de afdruk van Zijn wezen (hupostasis). Het woord “afdruk” in deze tekst is het Griekse woord “charaktèr”, m.a.w. Jezus Christus wordt in deze tekst omschreven als het werkelijke karakter van de eeuwige realiteit van het wezen van God. En ons geloof is bij uitstek het fundament voor ons leven, omdat ons geloof geworteld is in de eeuwige identiteit van Jezus Christus, de Zoon van God. Dit is de echte realiteit. Joh.11:25-27 Maar Jezus zei: Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in Mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat? Ja Heer, zei ze, ik geloof dat U de Messias bent, de Zoon van God die naar de wereld zou komen. Joh.8:23-24 Jezus vervolgde: U bent van beneden, Ik ben van boven; u hoort bij deze wereld, Ik hoor niet bij deze wereld. Ik heb tegen u gezegd dat u in uw zonden zult sterven, want als u niet gelooft dat Ik het ben, zult u inderdaad in uw zonden sterven. Behalve dat Jezus in Hebr.1:3 omschreven wordt als de eeuwig volmaakte weerspiegeling van het eeuwige wezen en karakter van de Vader, wordt Jezus in vers 2 ook omschreven als Degene door wie de Vader de wereld geschapen heeft. En in vers 3 wordt gezegd dat Jezus de schepping schraagt ofwel ondersteunt door Zijn machtig woord; en verderop wordt in vers 10-12 Jezus nog eens omschreven als de Schepper van hemel en aarde. De hele verdere Hebreeënbrief is één langgerekte oproep om te geloven in de eeuwige identiteit van de Persoon van Jezus Christus en in het resultaat van Zijn volbrachte werk op het kruis van Golgotha en Zijn glorieuze taak als Hogepriester voor de troon van de Vader. De evolutietheorie ontkent elk bewijs van het bestaan van God, en wil een valse scheiding brengen tussen de natuurlijke wetenschap en het bovennatuurlijk geloof in God, maar deze scheiding is vals en wil de wetenschap op de hoogste tree van de levensladder zetten, en geloof devalueren tot een psychisch houvast voor zwakke mensen. Maar ons geloof is geen uitvlucht voor minder intellectueel begaafde mensen, maar juist een toevlucht voor mensen op elk niveau in de samenleving, want geloven is zeker weten op grond van geestelijke openbaring over de bovennatuurlijke realiteit. Hebr.11:1 Het geloof legt de grondslag voor alles waarop we hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien. Geloof is een gave van God (Efez.2:8), of dat nu te maken heeft met onze eeuwige redding of met de betrouwbaarheid van Gods woord, of met de onfeilbare positie van onze God als Schepper van het heelal, of met elke persoonlijke situatie in ons dagelijkse leven, geloof is en blijft een gave van God. Zo betrouwbaar als God is, zo betrouwbaar is ook Zijn gave, en dus is ook ons geloof betrouwbaar mits dit geloof gebaseerd is op het woord van God. Ook is geloof gebaseerd op de kracht van God (1Kor.2:5), en deze kracht overtuigt ons van datgene wat wij niet kunnen zien (Hebr.11:1). En het is juist door dit geloof dat wij tot het inzicht komen dat de schepping door het woord van God is ontstaan, d.w.z. door een onzichtbare kracht. Geloof als gave van God maakt het mogelijk om te geloven in de schepping volgens 9 de principes van Gen.1, want geloof is een bovennatuurlijke kracht van God die ons in staat stelt de dingen te zien zoals God ze ziet. Hebr.11:3 Door geloof komen we tot het inzicht dat de wereld door het woord van God geordend is, dat dus het zichtbare is ontstaan uit het niet–zichtbare. Geloof is niet gebaseerd op religieuze gedachten van mensen, want religie is misschien wel de grootste vijand van waarachtig geloof; religie is gebaseerd op fantasieën van mensen over God, maar geloof is gebaseerd op openbaring door de Heilige Geest. Zonder het geloof dat gebaseerd is op openbaring van God, hetzij door dromen of visioenen, door engelen of door openbaring van de Heilige Geest, zolang deze openbaring in overeenstemming is het woord van God, is geloof een kracht van God die bedoeld is mensen voor eeuwig te redden (Rom.1:16). Deze vorm van overtuigd geloof, gebaseerd op het woord van God met de persoon van Jezus Christus in het centrum, is de enige vorm van geloof waarin God plezier vindt. Hebr.11:6 Zonder geloof is het onmogelijk God vreugde te geven; wie Hem wil naderen moet immers geloven dat Hij bestaat, en wie Hem zoekt zal door Hem worden beloond. Aanhangers van de evolutietheorie zijn niet altijd hartgrondige atheïsten, want veel vaker zijn ze religieuze atheïsten die onder de schijn van vroomheid de ware kracht van het geloof in Jezus verloochenen (2Tim.3:5). Paulus waarschuwde dat er een tijd zou komen dat mensen de heilzame leer niet meer zouden verdragen, maar leraars om zich heen verzamelen die aan hun verlangens zouden tegemoetkomen en hen naar de mond zouden praten; hij sprak van een tijd waarin mensen niet meer naar de waarheid zouden luisteren, maar naar allerlei verzinsels (2Tim.4:3-4). Ook waarschuwde hij voor een tijd dat christenen het geloof zouden verlaten, doordat ze naar dwaalgeesten luisteren en naar wat demonen hun leren (1Tim.4:1). Vaak wordt de schijn gewekt dat de evolutietheorie totaal niet tegenstrijdig is aan wat de Bijbel leert over de schepping, maar mensen kunnen tot alles in staat zijn en anderen listig en doortrapt op een dwaalspoor brengen (Efez.3:14b). De werkelijke oorzaak voor het geloof in de evolutietheorie is geestelijke verblinding, en de duivel is een meesterlijke strateeg, die via allerlei “minder belangrijke” zijwegen de gedachten van mensen kan verblinden voor waar het in de Bijbel werkelijk om gaat. 2Kor.4:4+6 Ongelovigen, van wie de gedachten door de god van deze wereld zijn verblind, waardoor ze het licht van het evangelie niet kunnen zien, de luister van Christus, die het beeld van God is. De Bijbel is een harmonieuze eenheid zoals de Goddelijke Drie-Eenheid een harmonieuze eenheid is; de Bijbel is even ondeelbaar en blijft altijd van kracht (Joh.10:35) als God Zelf (Deut.6:4). Wat God samengevoegd heeft, mag een mens nooit scheiden (Matt.19:6); dit geldt voor elk harmonieus principe in het woord van God dat volledig door de Heilige Geest geïnspireerd is (2Tim.3:16, 2Petr.1:20-21). H: Het werkelijke doel van de schepping: FASCINATIE. Ps.77:12-13 Ik denk terug aan de daden van de HEER, ja, ik denk aan Uw wonderen van vroeger, overweeg elk van Uw werken en houd in gedachten Uw grote daden. Ps.143:5-6 Ik denk terug aan vroeger dagen, mijmer over Uw daden en beschouw het werk van Uw handen, ik strek mijn handen naar U uit, dorstig als droge aarde. Het opmerkelijke van het eerste hoofdstuk van de Bijbel is dat de nadruk niet komt te liggen op de schepping maar op de Schepper; Gen.1 legt de nadruk niet op hoe de wereld ontstaan is maar door Wie de wereld ontstaan is. Het woord God komt maar liefst 32 keer voor in de eerste 31 verzen van de Bijbel, dus is het eerste hoofdstuk van de Bijbel niet het verhaal over de schepping maar het verhaal over de persoonlijkheid van de Schepper. Het beeld dat Gen.1 ons geeft over het karakter van God de Schepper is veelzijdig, en het is de bedoeling dat wij Zijn persoonlijkheid bestuderen door meditatie en aanbidding. 1) God is persoonlijk. Gen.1 beschrijft God als een Persoon die emoties kent, gedachten koestert en in staat is om Zijn gedachten onder woorden te brengen. God heeft een eigen wil en neemt beslissingen, waaraan Hij daarna trouw blijft. God is een volledige Persoonlijkheid met emoties, motieven en gedachten zoals ook wij die naar Zijn beeld geschapen zijn (Gen.1:26-27). 10 2) God is machtig. Het is overtuigend duidelijk dat wanneer God dingen kan scheppen door ze tot ontstaan te roepen door Zijn gesproken woord, Hij oneindig machtig moet zijn. In het eerste hoofdstuk van de Bijbel geeft God tien opdrachten, en alles komt tot ontstaan zoals Hij verlangt door alleen maar te spreken. 3) God is ongeschapen. God is altijd de Schepper geweest, maar nooit een schepsel; Hij is het begin van alle dingen zonder dat Hijzelf een begin heeft. Alle dingen hebben een begin, maar dat veronderstelt dat er Iemand geweest moet zijn die er als eerste was en daarom geen begin heeft, en om die reden bestaat God van oudsher, van vóór de voorbijgegane eeuwigheid. 4) God is ordelijk. Er bestaat een schitterende harmonie in Gods werk in de schepping, zoals overal gezien kan worden op de aarde maar ook in het universum. Het feit dat de schepping ordelijk is en mathematisch in zijn structuur, maakt het mogelijk dat de mens wetenschap kan bedrijven, want zonder de logische ordening van het heelal zal de mens nooit een zinvolle betekenis in de schepping kunnen ontdekken. 5) God is harmonieus. De cijfers 3, 7 en 10 spelen een opmerkelijke rol in de schepping, zoals deze cijfers in de hele Bijbel een rol spelen; want het cijfer 3 spreekt van God de Drie-Eenheid, het cijfer 7 spreekt van Goddelijke volmaaktheid, en het cijfer 10 spreekt van volledigheid. Drie keer schept God daadwerkelijk (1:1, 21, 27), drie keer benoemt God iets (1:5, 8, 10), drie keer maakt God iets (1:7, 16, 25), en drie keer zegent God iets (1:22, 28, 2:3). We lezen tien keer dat God iets zei, en dit komt overeen met de Tien Geboden. We lezen zeven keer dat God zei dat het goed was; dit komt overeen met de zeven dagen van de schepping, maar ook met de zeven Hebreeuwse woorden van de eerste zin van de Bijbel. En ook de laatste zin van het scheppingsverhaal in Gen.2:3 bevat in het Hebreeuws zeven woorden. 6) God is enkelvoudig. De Hebreeuwse werkwoorden in het eerste hoofdstuk van de Bijbel staan allemaal in het enkelvoud, zodat God beschreven wordt als een enkele Persoon. 7) God is meervoudig. Het Hebreeuwse woord voor God in Gen.1 is het woord “Elohim”, dat een meervoudige vorm van het enkelvoudige woord “El” is; beide woorden worden met God vertaald. De eerste zin in de Bijbel spreekt dus over een meervoudige God die in het enkelvoud spreekt; dit legt de theologische basis voor God de Drie-Eenheid, namelijk God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. 8) God is goed. Maar liefst zes keer zegt het eerste hoofdstuk van de Bijbel dat volgens Gods eigen mening wat Hij gemaakt had goed was, maar nadat God de mens geschapen had zei Hij dat alles wat Hij gemaakt had zéér goed was. Ps.136:1-9 spreekt over de eeuwigdurende trouw ofwel goedheid van God in verband met de schepping, want God wil goed zijn voor Zijn schepping door de schepping te zegenen (Gen.1:22, 28), omdat Zijn goedheid de hoogste standaard is voor alles wat goed is in de schepping. 9) God is levend. God is de levende God, want Hij openbaart Zichzelf als een actieve Persoon in de wereld van tijd en ruimte, die zeer intens betrokken is bij datgene wat Hij geschapen heeft. 10) God is een communicator. God spreekt Zijn schepping tot leven, maar zodra Hij de mens geschapen heeft, begint Hij onmiddellijk met deze mens te communiceren op een manier zoals Hij dat niet met de andere schepselen doet. 11) God is zoals wij. Wij mensen zijn naar het beeld van God geschapen (Gen.1:26-27), dus zijn wij in een aantal opzichten zoals Hij is, maar dat veronderstelt dat Hij ook in een aantal opzichten is zoals wij zijn. Hij is het grote Origineel, en wij mensen zijn stuk voor stuk kleine kopieën van Hem. 12) God is niet zoals wij. God kan dingen scheppen uit het niets, terwijl wij mensen alleen maar dingen kunnen maken 11 uit iets anders; wij zijn “producenten”, terwijl God de Schepper is. God schiep vanuit het niets door Zijn gesproken woord. 13) God is creatief. God is ongelooflijk creatief in Zijn schepping; nog steeds zijn alle op dit moment bestaande diersoorten niet ontdekt door de mensheid, terwijl het aantal soorten vogels en insecten niet te tellen is. De ongelooflijke variatie in de soorten dieren, vogels en vissen, plantensoorten en vele andere vormen van diversiteit beschrijven een grenzeloze creativiteit in het hart van de Schepper. 14) God is onafhankelijk. Hoewel God de Schepper is van de schepping, staat Hijzelf boven en buiten de schepping; Hij kan nooit geïdentificeerd worden in volledige eenheid met Zijn schepping. Er is een groot onderscheid tussen de Schepper en Zijn schepping vanaf het allereerste begin; er is een kloof tussen de oneindige hoogverheven God en de eindige schepping die onoverbrugbaar is. De schepping is volledig van God afhankelijk, maar God is volledig onafhankelijk van Zijn schepping. Dit is slechts een summiere samenvatting van de ontelbare karaktereigenschappen van God die wij uit het verhaal van de schepping kunnen halen, en het onderzoekende hart zal veel informatie over het karakter van God kunnen ontvangen in het bestuderen van de schepping met als hoofddoel om God te aanbidden. Rom.1:19-20 Want wat een mens over God kan weten is hun bekend omdat God het aan hen kenbaar heeft gemaakt. Zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in Zijn werken, Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar. Vele malen wordt in de Bijbel verwezen naar God als de Schepper van hemel en aarde, en er zijn zelfs complete hoofdstukken of bepaalde gedeelten daarvan aan de Schepper gewijd, zoals Psalm 8, 19, 29, 104, 136, 145 en Jesaja 40. De bedoeling van al deze Bijbelgedeelten is om ons duidelijk te maken dat de schepping niet bedoeld is voor wetenschappelijke studie - hoewel daarmee op zichzelf helemaal niets mis is - maar bedoeld is om ons tot aanbidding te brengen. Openb.4:8-11 Elk van de vier wezens had zes vleugels, met overal ogen langs de randen en aan de binnenkant. Dag en nacht herhalen ze: Heilig, heilig, heilig is God, de Heer, de Almachtige, die was, die is en die komt. Telkens als deze wezens lof, eer en dank brengen aan Degene die op de troon zit en die tot in eeuwigheid leeft, werpen de vierentwintig oudsten zich neer voor Hem die op de troon zit, en aanbidden Hem die leeft tot in eeuwigheid, en leggen hun kransen voor Zijn troon met de woorden: U komen alle lof, eer en macht toe, Heer, onze God, want U hebt alles geschapen: Uw wil is de oorsprong van alles wat er is. Het vierde hoofdstuk van het boek Openbaring laat ons vier grote engelen - waarschijnlijk serafs - zien die dag en nacht bezig zijn om God de Almachtige op de troon in de hemel te aanbidden met het drievoudige heilig. Telkens wanneer deze vier engelen dat doen, werpen 24 oudsten in de hemel zich neer voor de troon en aanbidden God met woorden van lof en eer, omdat Hij alles geschapen heeft en omdat Zijn wil de oorsprong van de volledige schepping is. De schepping is niet bedoeld om onze nieuwsgierigheid te bevredigen, maar om ons hart te verzadigen met fascinatie over de grenzeloze creativiteit en oneindige macht waarmee God de schepping heeft gemaakt. Onze Heer heeft op een Goddelijke manier willen opscheppen over Zijn macht, om daarmee een fractie van Zijn kunnen te laten zien. In de hele discussie over de zes dagen van Genesis ben ik mijzelf de laatste tijd gaan afvragen waarom God er zo lang over heeft gedaan; want Hij had het ook in zes uur kunnen doen of in zes minuten. Immers, voor God is niets onmogelijk, omdat bij Hem alles mogelijk is zolang het in overeenstemming is met Zijn karakter (Matt.19:26). De reden dat God de schepping in zes dagen heeft geschapen is dat Hij daarmee de schepping aangepast heeft in het tempo waarin Hij wilde dat wij mensen zouden leven (Ex.20:8-11). Maar de schepping zelf kostte God geen enkele moeite, en is nog maar het minste van wat Hij kan. Job 26:14 En dat is nog maar het minste van Zijn kunnen; wij vangen van Zijn woorden slechts gefluister op. Wie kan de donder van Zijn kracht bevatten? 12 Job beschrijft in de voorafgaande verzen hoe God almachtig is over Zijn schepping, maar hij noemt dat het kleinste van wat God kan, slechts een gefluister van Zijn woorden. Nergens in de Bijbel wordt verondersteld, dat God enorm veel tijd en energie nodig had om Zijn schepping te maken zoals Hij wilde. Ps.33:6-9 Door het woord van de HEER is de hemel gemaakt, door de adem van Zijn mond het leger der sterren. Hij verzamelt het zeewater en sluit het in, Hij bergt de oceanen in schatkamers weg. Laat heel de aarde vrezen voor de HEER, en wie de wereld bewonen hem duchten, want Hij sprak en het was er, Hij gebood en daar stond het. Wetenschappelijke studie van de natuur op aarde en de hemellichamen in het universum is een geweldig middel om onder de indruk te raken van de grootsheid van de Persoon die dat alles heeft gemaakt d.m.v. Zijn gesproken woord. De enige juiste reactie is aanbidding, en bevrediging van het verstand is slechts een positief bijproduct, maar wanneer intellectuele bevrediging het hoofddoel wordt, maken we ons schuldig aan afgoderij. Paulus gebruikte de schepping om een nog veel hoger doel duidelijk te maken, namelijk dat wij gemaakt zijn om gefascineerd te raken met de Persoonlijkheid van God zoals die afstraalt van het gezicht van Zijn Zoon Jezus Christus. De glorie van de God van Gen.1 wordt volledig weerspiegeld op het gezicht van Jezus. 2Kor.4:6 De God die heeft gezegd: “Uit de duisternis zal licht schijnen”, heeft in ons hart het licht doen schijnen om ons te verlichten met de kennis van Zijn luister, die afstraalt van het gezicht van Jezus Christus. De schepping van hemel en aarde is een bijzonder kleine weerspiegeling van de almacht en de grootse majesteit van de Schepper, en de enige bedoeling is dat wij vol ontzag deze God gaan aanbidden in het besef dat Zijn goedheid in de schepping slechts een zeer zwakke afspiegeling is van Zijn oneindige liefde voor de mens. Gods hoofddoel met de schepping is de mens die naar Zijn beeld geschapen is (Gen.1:26-27), en het is Zijn bedoeling dat wij onder de indruk raken van het feit dat Hij ons als mens met glans en glorie boven de hele verdere schepping verheven heeft (Ps.8:4-7). Maar in de schepping heeft God ook het grote mysterie van het kruis van Golgotha verborgen, en alleen het mediterende hart dat vervuld is met fascinatie van Gods majesteit zal het geheim van het kruis in de schepping ontdekken. J: Het kruis van Golgotha en de schepping. Job. 38:1-7 En de HEER antwoordde Job vanuit een storm. Hij zei: Wie is het die Mijn besluit bedekt onder woorden vol onverstand? Sta op, Job, wapen je; Ik zal je ondervragen, zeg Mij wat je weet. Waar was jij toen Ik de aarde grondvestte? Vertel het Me, als je zoveel weet. Wie stelde haar grenzen vast? Jij weet dat toch? Wie strekte het meetlint over haar uit? Waar zijn haar sokkels verankerd, wie heeft haar hoeksteen gelegd, terwijl de morgensterren samen jubelden en Gods zonen het uitschreeuwden van vreugde? Job was een persoon die gezien zijn leeftijd waarschijnlijk vóór de zondvloed geleefd heeft, en die rechtschapen en onberispelijk was als gevolg van zijn ontzag voor God (Job 1:1). Maar nadat hij door een maandenlang proces (Job 7:3) van vreselijke beproeving ging, stond hij hevig te wankelen in zijn geloof. Nadat eerst zijn vrouw geprobeerd had hem van zijn geloof af te halen (Job 2:9), en zijn drie beste vrienden en een jongeman met de naam Elihu hem op allerlei manieren vals hadden beschuldigd, sprak de Heer Zelf tot Job vanuit een storm (Job 38:1, 40:6). De Heer verdedigt Zichzelf drie hoofdstukken lang alleen maar op grond van Zijn grootsheid in de schepping, maar noemt aan het begin van Zijn verdediging dat Hij Degene is die de hoeksteen in de schepping heeft gelegd (Job 38:6), als gevolg waarvan de morgensterren samen jubelden en de zonen van God het uitschreeuwden van vreugde (Job 38:7). Maar dit woord hoeksteen wordt ook nog op enkele andere plaatsen in het Oude Testament genoemd, en ook worden deze teksten enkele keren in het Nieuwe Testament geciteerd. Ps.118:22-23 De steen die de bouwers afkeurden is een hoeksteen geworden. Dit is het werk van de HEER, een wonder in onze ogen. Jes.28:16 Maar dit zegt God, de HEER: Ik leg in Sion een fundament met een uitgelezen grondsteen, een kostbare hoeksteen. Wie zijn vertrouwen daarop grondvest, hoeft geen andere toevlucht te zoeken. 13 Ps.118:22-23 wordt in het Nieuwe Testament aangehaald in Matt.21:42, Marc.12:20, Luc.20:17, Hand.4:11 en 1Petr.2:6b-7, terwijl Jes.28:16 wordt aangehaald in Rom.10:11 en 1Petr.2:6. Ook in Efez.2:20 wordt het begrip hoeksteen genoemd. Onze Heer verwijst in de schepping dus al subtiel naar Zijn eigen dood aan het kruis, en Job was door zijn ontzag voor God uitgegroeid tot een profeet in zijn tijd die in het verborgene van zijn hart al naar de realiteit van het kruis verlangde. Job 9:32-33 Hij is geen mens, zoals ik, anders zou ik Hem kunnen antwoorden, als we samen voor de rechter stonden. Was er maar iemand die tussen ons rechtsprak, die over ons beiden zijn gezag kon laten gelden. Job 16:19-21 Maar nog heb ik in de hemel mijn Getuige, nog heb ik daar mijn Pleitbezorger. Zijn mijn vrienden soms mijn voorspraak? Nee, in tranen zien mijn ogen op naar God. Laat Hij oordelen tussen mens en God, zoals tussen een mens en zijn gelijke. Job 17:3 God, stel U Zelf borg voor mij, wie staat er anders voor mij in? Job 19:25-27 Ik weet: mijn Redder leeft, en Hij zal ten slotte hier op aarde ingrijpen. Hoezeer mijn huid ook is geschonden, toch zal ik in dit lichaam God aanschouwen. Ik zal Hem aanschouwen, ik zal Hem met eigen ogen zien, ik, geen ander, heel mijn binnenste smacht van verlangen. In de eerste drie teksten vraagt Job om een scheidsrechter en bemiddelaar tussen God en hijzelf, en daarmee spreekt hij zijn verlangen uit naar het evangelie van Jezus Christus in de boodschap van het kruis van Golgotha. Jezus is Degene die rechtspreekt tussen God en mensen (9:33), en Hij is de pleitbezorger bij God (16:19); Jezus is onze enige borg die wij bij God hebben (17:3), en bij de tweede komst van Jezus zullen wij Hem van oog tot oog zien in een volledig nieuw lichaam (19:25-27). Jezus kondigde in Zijn gesprek met Job aan dat Hijzelf de hoeksteen van de schepping is waarover de morgensterren samen jubelden, en de zonen van God het uitschreeuwden van vreugde. De schepping bevat vele boodschappen over het kruis van Golgotha, maar alleen het mediterende hart en het speurende verstand in een houding van fascinatie over de majesteit van God zal deze geheimen één voor één kunnen ontdekken. Dan zullen we gaan begrijpen dat de evolutietheorie niet alleen maar een aanval is op God als Schepper maar ook een geraffineerde aanval op God als Verlosser; want de evolutietheorie ontkent niet alleen het begin van Genesis maar ook de boodschap van het kruis van Golgotha. K: Schepping contra evolutie. Jesaja 45:18 Dit zegt de HEER, die de hemel geschapen heeft, Hij is God, die de aarde gemaakt en gevormd heeft en die haar heeft gegrondvest, niet als chaos schiep hij de aarde, maar om te bewonen heeft hij haar gevormd: Ik ben de HEER, er is geen ander. De theorie van de evolutie is niet louter en alleen een academische theorie, want de manier waarop wij onze oorsprong begrijpen, heeft een effect op hoe wij de mensheid in zijn geheel zien. Leiders die door de evolutionistische filosofie zijn beïnvloed, hebben een ongelooflijke invloed op de menselijke geschiedenis gehad. Aan de basis van de evolutietheorie plaatste Darwin twee belangrijke concepten, in de eerste plaats de overleving van de sterkste, en in de tweede plaats de strijd om het bestaan. Maar deze twee grondprincipes vinden we terug in enkele filosofieën die onze moderne maatschappij op een belangrijke manier hebben gevormd, en tegelijkertijd onnoemelijk veel lijden hebben veroorzaakt. Het Amerikaanse kapitalisme werd door de steenrijke Amerikaanse zakenman John Rockenfeller (1810-1906) omschreven met de woorden: “Het zakenleven is de overleving van de sterkste”. Een zelfde soort idee wordt in het fascisme teruggevonden, want het boek van Adolf Hitler droeg de titel “Mein Kampf”, wat alles te maken heeft met de strijd om het bestaan, waarin de overleving van de sterkste domineert. Hitler geloofde in de overleving van de sterkste, maar de sterkste was in zijn ogen het Germaanse Arische ras. Dezelfde gedachte wordt in het communisme teruggevonden, want Karl Marx schreef over de strijd tussen de bourgeoisie ofwel de rijke klasse en het proletariaat, dat is de arme klasse. Hij beschreef de communistische revolutie als het slagveld waar de strijd tussen rijk en arm beslist moest worden. Het begrip strijd om te overleven kan ook toegepast worden op de eerste tijd van het kolonialisme, waar volken simpelweg uitgeroeid werden in de naam van vooruitgang. M.a.w. deze gedachte van de 14 overleving van de sterkste heeft meer lijden veroorzaakt dan enig ander concept van denken in de moderne tijd. Maar het heeft ons ook geconfronteerd met twee enorme keuzes ten opzichte van wat wij geloven. K1: De mentale keus. Wanneer wij geloven in de schepping, geloven wij in God de Vader; maar wanneer wij geloven in de evolutie, zijn we geneigd te geloven in moeder natuur, een “dame” die niet bestaat. Wanneer wij geloven in de schepping, geloven wij dat dit universum het resultaat is van een persoonlijke keuze van God. Maar wanneer wij geloven in de evolutie, zullen we argumenteren dat de natuur een willekeurig en onpersoonlijk toeval is. In de schepping is sprake van een doelbewuste keuze, maar in de evolutie alleen maar van een willekeurig patroon. In de schepping is het universum een bovennatuurlijk product, maar in de evolutie is sprake van een natuurlijk proces. In de schepping valt het hele universum onder een open situatie, open voor het persoonlijke ingrijpen van zowel God als de mens. Maar in de evolutie is er sprake van een gesloten systeem in de natuur dat op zichzelf opereert. In de schepping is er sprake van voorziening, omdat God zorgt voor Zijn schepping en deze van het nodige voorziet. Maar in de evolutie is er slechts sprake van toeval; wanneer er iets goeds gebeurt, is dat hoofdzakelijk het gevolg van gelukkig toeval. In de schepping hebben we te maken met geloof dat gebaseerd is op feiten, maar in de evolutie hebben we te maken met geloof dat gebaseerd is op fantasie, want het is slechts een theorie. Wanneer wij accepteren dat er sprake is van schepping, accepteren wij dat God vrij is om alles te maken wat Hij wil, en om de mens te maken naar Zijn beeld. Maar wanneer wij evolutie accepteren, blijven we achter met het idee dat de mens vrij is om een god te maken naar elk beeld dat de mens kiest in zijn verbeelding. Het aanvaarden van óf de een óf de ander heeft dus zeer verstrekkende consequenties. K2: De morele keus. Er is ook sprake van een morele keus achter het aanvaarden van schepping of van evolutie. Waarom toch grijpen mensen zo agressief naar de evolutietheorie, en houden ze zich daar zo fanatiek aan vast? Het antwoord is dat deze theorie het enige alternatief is wanneer je wilt geloven dat er geen God bestaat. In de schepping is God de Heer over allen, maar in de evolutie is de mens zijn eigen heer. In de schepping vallen wij onder Goddelijke autoriteit, maar wanneer er geen God bestaat, zijn wij als mensen autonoom en kunnen wij de dingen zelf beslissen. Wanneer wij God als Schepper aanvaarden, aanvaarden wij ook het feit dat er absolute normen voor goed en verkeerd bestaan, maar in de evolutietheorie bestaat er geen God, en hebben wij alleen te maken met relatieve normen. In de wereld van God praten wij over plicht en verantwoordelijkheid, maar in de wereld van de evolutie praten wij over eisen en rechten. Onder de heerschappij van God hebben wij een eeuwige afhankelijkheid; wij worden dan als kleine kinderen en spreken tot onze hemelse Vader. Maar in de evolutie zijn wij trots op onze onafhankelijkheid, we spreken over volwassen worden en over de leugen dat wij God niet nodig hebben. Volgens de Bijbel is de mens een schepsel dat in de zonde gevallen is, maar volgens de evolutie is hij een voorwaartsgaand wezen dat omhoogklimt op de ladder van toenemende beschaving. In de Bijbel wordt gesproken over eeuwige redding en verlossing voor de zwakken, maar in de evolutionistische filosofie wordt gesproken over de overleving van de sterkste. Friedrich Wilhelm Nietzsche, de beroemde (of beruchte) Duitse filosoof (1844-1900 na Chr.), was de filosoof achter het Duitsland van Adolf Hitler, die gezegd heeft dat hij het christendom haatte, omdat het christelijk geloof zwakke mensen hielp om verder te gaan, en zorgde voor de zieken en stervenden. De Bijbel leert dat wij sterk zijn wanneer wij doen wat juist is, maar de evolutietheorie leert dat de sterksten de meeste rechten hebben. Het eerste brengt vrede, maar het tweede brengt oorlog. De evolutietheorie stimuleert mensen om te streven naar de hoogste plaats ten koste van anderen, maar de Bijbel stimuleert om het beste voor anderen te zoeken, omdat geloof, hoop en liefde de drie allerbelangrijkste deugden in het leven zijn (1Kor.13:13). Uiteindelijk leidt de Bijbel ons naar het eeuwige leven in het koninkrijk van God op grond van geloof, hoop en liefde, maar de evolutietheorie brengt ons hulpeloosheid, 15 fatalisme en toeval, en brengt ons uiteindelijk in de eeuwige hel. De evolutietheorie is niets anders dan totaal onwetenschappelijk, totaal onmenselijk, totaal antigoddelijk en demonisch geïnspireerd. K3: Aan de vrucht herkent men de boom. Geen mens kan consequent volgens de moraal van de evolutietheorie leven, want de natuur zonder God heeft geen enkel fundament voor recht en gerechtigheid; in de natuur is geen plaats voor een zuiver geweten. In de evolutietheorie wordt de natuur gedomineerd door de strijd om het bestaan en door de overleving van de sterkste. Sinds de zondeval is dit ook de realiteit in de dierenwereld, want dieren leven hun leven alleen maar om te overleven; in de dierenwereld is geen enkele sprake van geweten, moraal en ethiek, recht en gerechtigheid, plichtsbesef en zorg voor de anderen. Het enige wat bestaat is groepsbesef om de eigen soort binnen de eigen groep te beschermen als verlengde van zelfbescherming; verder kan elk dier zonder enig besef van goed en kwaad andere dieren doden. En geen enkel mens zal het in zijn hoofd halen om begrippen als goed en kwaad toe te passen op de dierenwereld; in de dierenwereld is geen sprake van moord, diefstal, oorlog, geweld enzovoort als immorele begrippen, waarop juridische straf moet worden toegepast. Geheel anders passen mensen moraal en ethiek toe in de samenleving van de mens, want daar is wel sprake van recht en gerechtigheid. We hebben immers regering en politiek, recht en rechtspraak, leger en politie, en dat alles om recht en gerechtigheid in de samenleving te handhaven, zowel lokaal als regionaal, nationaal en internationaal. Maar de filosofische revolutie van de evolutietheorie heeft de mens gedegradeerd tot een diersoort die volgens de filosofie zichzelf omhoogwerkt, maar in de praktijk zichzelf naar beneden werkt. Volgens de evolutietheorie zijn de mensen dieren, maar volgens de Bijbel zijn de mensen naar Gods beeld geschapen; de praktijk laat zien dat wanneer de mens zijn positie als beeld van God verlaat, hij alleen nog maar kan leven als een beest. De velerlei vormen van verwoesting in de 20e en 21e eeuw laten dat duidelijk zien, want de eerste en tweede wereldoorlog zijn nog steeds niet volledig verwerkt. Het milieu wordt zwaar vervuild door egoïstisch consumentengedrag, de moraal wordt zwaar vervuild door veelvuldige seksuele ontsporing, het ongeboren kind is niet meer beschermd in het lichaam van de moeder. Jaarlijks vinden wereldwijd nu al 50 miljoen abortussen plaats, zodat een satanische geest van moord steeds meer ingang krijgt in de mensheid. Meer dan 30 miljoen vrouwen en kinderen zitten gevangen in de slavernij van de seksindustrie, om maar niet te spreken van de buitensporige seksverslaving van zowel mannen als vrouwen, maar ook tieners. Steeds meer goddeloze vormen van seksualiteit worden gelegaliseerd. Toch is het verbijsterend om te ontdekken dat vele Bijbelgelovige christenen geen enkel verband zien tussen de evolutietheorie en de totale immorele ontsporing van de wereldwijde samenleving. De evolutietheorie heeft echter God uit de samenleving verwijderd, en de mens verhoogd tot zijn eigen god, maar in de praktijk wordt de mens langzaam maar zeker tot een beest. En de samenleving groeit naar een situatie waarin de oordelen van God niet meer kunnen worden uitgesteld. Gen.6:5-8 De HEER zag dat alle mensen op aarde slecht waren: alles wat ze uitdachten was steeds even slecht. Hij kreeg er spijt van dat Hij mensen had gemaakt en voelde Zich diep gekwetst. Ik zal de mensen die Ik geschapen heb van de aarde wegvagen, dacht Hij, en met de mensen ook het vee, de kruipende dieren en de vogels, want Ik heb er spijt van dat Ik ze heb gemaakt. Luc.17:26-27 En zoals het eraan toeging in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Mensenzoon: ze aten, ze dronken, ze huwden, ze werden uitgehuwelijkt, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging en de vloed kwam die iedereen verzwolg. De duivel haat het boek Genesis, omdat in dit boek zijn slinkse invasie in de mensheid wordt ontmaskerd, terwijl in het boek Openbaring zijn vernederende afgang wordt aangekondigd. De evolutietheorie is een demonisch geïnspireerde filosofie die de mensheid van God wil beroven, maar vervolgens de mens berooft van zijn positie als beeld van God; het gevolg is dat de mens zonder God alleen nog maar kan leven als een beest in de handen van de duivel en zijn demonen. Het boek Openbaring beschrijft het dieptepunt van deze vreselijke 16 ontwikkeling, een ontwikkeling die net als in de dagen van Noach onafwendbaar vraagt om de rechtvaardige oordelen van God. Openb.9:20-21 Maar de andere mensen, die deze plagen overleefden, keerden zich niet af van hun zelfgemaakte goden. Ze bleven die goden aanbidden en de beelden van goud, zilver, brons, steen en hout, die niet kunnen horen of zien en zich niet kunnen verroeren. Evenmin braken ze met hun leven van moord en toverij, van ontucht en diefstal. In het licht daarvan kan Charles Darwin alleen maar beschouwd worden als een satanist, die de basis heeft gelegd voor goddeloos atheïsme en een steeds meer om zich heen grijpend moreel verval van de mensheid. Geestvervulde kinderen van God moeten juist daarom volhardend de Bijbel bestuderen, maar bovendien inzicht ontwikkelen in de strategie van de werkelijke vijand van de mensheid. Alleen de gemeente van Jezus Christus in haar intieme relatie met Jezus als bruid van Christus en in haar identiteit als huis van gebed is in staat om geestelijk weerstand te bieden tegen de leugens van vijand. Als enig alternatief voor de leugens van de evolutietheorie worden wij opgeroepen om onze geest steeds te vullen met fascinatie over de schoonheid van Jezus Christus, de Schepper-God van Gen.1, zodat ons emotionele hart met regelmaat overstroomt van geestelijke extase in het ontdekken van nieuwe aspecten van de glorie en majesteit van Jezus. Ps.27:4 Ik vraag aan de HEER één ding, het enige wat ik verlang: wonen in het huis van de HEER alle dagen van mijn leven, om de liefde van de HEER te aanschouwen, om Hem te ontmoeten in Zijn tempel. V.v.d.B. 17