Hoofdstuk 2 – Gods gerechtigheid

advertisement
Rome’s redding
Hoofdstuk 1 – Een brief voor …
Leerdoel 1 – vier kenmerken van een brief uit Paulus’ tijd
-
Geschreven op papyrus
Prescript met naam vd afzender, schrijver, adres en groet
Zakelijke mededelingen
Korte groet ‘vaarwel’
Leerdoel 2 – Brieven van Paulus op twee manieren in groepjes ordenen
Vier Hoofdbrieven: Romeinen, 1 en 2 Korinthe en Galaten.
Vijf Gevangenschapsbrieven: Efeze, Filippenzen, Kolossenzen, 2 Timotheus, Filemon.
Drie Pastorale brieven: 1 en 2 Timotheus en Titus.
Of
Leerbrieven: bijvoorbeeld Efeze, Galaten en Romeinen. Nadruk valt op overdracht vd leer vd apostelen.
Gelegenheidsbrieven: 1 Korinthe en de Thessalonicenzenbrieven; meestal met een directe aanleiding
in vragen vanuit de gemeente.
Aanbevelingsbrieven: Filemon bv.: een bekende briefsoort in de Oudheid.
Leerdoel 3 – Uitleggen op welke wijze Paulus’ brieven in het NT geordend zijn
In het NT zijn de brieven van Paulus geordend op lengte. Bovendien zijn er twee groepjes
gemaakt: eerst de brieven aan de gemeenten, en daarna de brieven aan personen.
Leerdoel 4 – Leer-, gelegenheids- en aanbevelingsbrieven noemen en bijbehorende brieven
Leerbrieven: bijvoorbeeld Efeze, Galaten en Romeinen. Nadruk valt op overdracht vd leer vd apostelen.
Gelegenheidsbrieven: 1 Korinthe en de Thessalonicenzenbrieven; meestal met een directe aanleiding
in vragen vanuit de gemeente.
Aanbevelingsbrieven: Filemon bv.: een bekende briefsoort in de Oudheid.
Leerdoel 5 – Drie stijlkenmerken van de paulinische brieven uitleggen
Dialogisch: d.w.z. dat hij een denkbeeldig parner tegenwerpingen laat noemen, die hij vervolgens
afwijst.
Retorische vragen: Vragen waarop men geen antwoorden verwacht. Ontvanger voelt zich
aangesproken. bv. “u die anderen onderwijst, onderwijst u uzelf eigenlijk wel?”
Captatio benevolentiae: d.w.z. dat men doormiddel van vleitaal bij de tegenstander een zeker weten
veronderstelt. “weet u dan niet broerders en zusters….”
Verder gebruikt Paulus ook andere rhetorische kunstmiddelen b.v. het woordspel, het parallellisme, de
antithese of tegenstelling, de keten of climax. Daarnaast gebruikt hij veel beelden uit het dagelijks
leven (zoals sport).
Leerdoel 6 – Afzender, geadresseerden en datering van Paulus’ brief aan de Romeinen
noemen en uitleggen
Afzender: Paulus
Geadresseerden: “aan allen in Rome…”(Romeinen 1:7), dus aan de Romeinen
Datering: waarschijnlijk rond het jaar 56 vanuit Korinthe.
Leerdoel 7 – Duidelijk maken waarom Paulus deze brief schreef
De brief was uiteraard bedoeld om de gemeente in Rome op de hoogte te stellen van zijn plannen (om
o.a. naar Spanje te gaan, via Rome). Maar tegelijkertijd neemt Paulus de gelegenheid om verder in te
gaan op de gespannen verhouding tussen de Joden en de niet-Joden binnen de christelijke gemeente.
Leerdoel 8 – Het edict van Claudius kort beschrijven en uitleggen wat de betekenis hiervan
was voor de gemeente te Rome
Claudius verdreef alle joden en joden-christenen (verschil was namelijk lastig te zien) uit Rome n.a.v.
een oproer door een zekere Chrestus (of het Jezus Christus is, is niet duidelijk).Zo bleven alleen de
heidenchristenen over. Zij kwamen in een identiteitscrisis, omdat de joodse wortels uit Rome nu weg
waren, terwijl zij daar juist hun bestaan aan te danken hadden. De heidenchristenen moesten
onafhankelijk van de jodenchristenen zich handhaven. Vanaf dat edict in 49 n.Chr. is er dus een andere
kerk in Rome ontstaan.
Leerdoel 9 – De opbouw van de Romeinenbrief (hoofdindeling en hoofdinhoud) herkennen
en uitleggen
Van PowerPoint:
- 1-8
basisvraag: relatie God – mens
- 9-11 toespitsing: gelovigen uit Israël en uit de volken
- 12-16 actuele kwesties: overheid, verschillen in de gemeente
Leerdoel 10 – Twee aspecten van het leven in de oude stad Rome beschrijven
In het oude Rome waren veel thermen (badhuizen) waar men in de keizertijd elke dag wel naartoe
ging. De thermen werden niet alleen gebruikt voor lichaamsreiniging, maar ook om te sporten en om
anderen te ontmoeten.
Daarnaast werden er vaak spelen georganiseerd.Die zoal in het Colosseum werden gehouden.
Hoofdstuk 2 – Gods gerechtigheid
Leerdoel 1 – Homoseksualiteit bespreken vanuit Romeinen 1 en daarover je mening geven
In Romeinen 1 gaat het o.a. over dat Gods toorn over de mensen gaat, omdat ze slecht zijn. In vers 27
en 28 staat: “En ook de mannen hebben de natuurlijke omgang met vrouwen losgelaten en zijn in
hartstocht voor elkaar ontbrand. Mannen plegen ontucht met mannen; zo worden ze ervoor gestraft
dat ze van God zijn afgedwaald.”
Als hiermee echt homoseksualiteit wordt bedoeld, en het ook voor deze tijd geldt dan is het raar. Hoe
kunnen er dan christelijke homo’s zijn? Maar het zou ook kunnen dat hiermee niet per se
homoseksualiteit wordt bedoeld, maar dat de mannen gewoon hetero zijn en niet genoeg hebben aan
hun eigen vrouw, dus het met iedereen doen; dus ook met andere mannen.
Leerdoel 2 – Uitleggen waarom en op welke wijze Gods toorn komt
Gods toorn komt omdat men Hem niet gehoorzaamd en doen alsof God nooit kenbaar voor hen is
geweest. “Zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping v.d. wereld zichtbaar in zijn werken,
zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar.” (Romeinen 1:20). Ze geven
God niet de dank en eer die Hij zou moeten krijgen. In Romeinen 1:24-29 staat op welke wijze Gods
toorn komt (zedeloosheid, onterende verlangens, mannen plegen ontucht met mannen, worden
overgeleverd aan hun eigen, enz.).
Leerdoel 3 – Duidelijk maken dat God onpartijdig is: Jood noch heiden heeft een streepje
voor
In Romeinen 2: 10-11 staat: “10 Iedereen die het goede doet wacht glorie, eer en vrede, de Joden in de
eerste plaats, maar ook de andere volken. 11 God maakt geen onderscheid.”
Later, in Romeinen 2: 25-27 staat dat als een besnedene de wet overtreedt hij in wezen onbesneden is.
En als een onbesnedene de voorschriften van de wet in acht neemt, hij voor God als besneden wordt
beschouwd. Dat laat duidelijk zien dat God onpartijdig is.
Leerdoel 4 – Uitleggen wat Paulus bedoelt met Gods gerechtigheid door het geloof in
Christus
Daar bedoelt hij mee dat als je in Christus gelooft, God je rechtvaardig zal behandelen. (?)
Leerdoel 5 – Vanuit Rom. 4 uitleggen wat Paulus bedoelt met het voorbeeld van Abraham
Er staat in Romeinen vier dat Abraham onbesneden was toen hij van God gerechtigheid ontving.
Romeinen 4:3 : “want wat zegt de Schrift? ‘Abraham vertrouwde op God, en dat werd hem als een
daad van gerechtigheid toegerekend.’” En later in vers 10 staat: “Maar wanneer gebeurde dat? Toen
hij al besneden was of daarvoor? Het laatste, toen hij nog niet besneden was.”
Hiermee wil hij aangeven dat ook onbesnedenen op grond van hun geloof als rechtvaardigen door God
worden aangenomen.
Leerdoel 6 – Uitleggen wat met rechtvaardiging, gerechtigheid en genade bedoeld wordt
Rechtvaardiging: Dat God iedereen eerlijk (rechtvaardig) behandelt. Joden, maar ook heidenen.
Gerechtigheid: In het algemeen betekent het dat de persoon of zaak werkelijk doet, wat ervan
verwacht mag worden. Gerechtigheid is Gods handelen naar beloften.
Genade: Vergeving voor dingen die je verkeerd hebt gedaan. Waardoor je bij God mag komen.
Leerdoel 7 – De verhaallijn (opbouw) van Romeinen 1-4 weergeven
Romeinen 1: Heidenen zijn schuldig – Paulus verteld dat God erg boos is door de zonden van de mens
en daarom zijn toorn over hen laat gaan. De manier waarop wordt hier heel duidelijk uitgelegd.
Romeinen 2: Joden zijn schuldig – ook Joden doen slechte dingen, daarom moeten zij het oordeel niet
over anderen vellen. Romeinen 2: 1“(…) Het oordeel dat u over anderen velt, velt u over uzelf, want de
dingen die u veroordeelt doet u zelf ook.” Als heidenen vanuit hun hart de wet naleven kunnen zij ook
in de hemel komen. Je hoeft daarvoor niet per se besneden te zijn.
Romeinen 3: conclusie: iedereen is schuldig – Romeinen 3: 10 “Zo staat er ook geschreven: ‘Er is geen
mens rechtvaardig, zelfs niet één.” Maar in vers 22 staat: “God schenkt vrijspraak aan allen die in Jezus
Christus geloven.”
Romeinen 4: Kijk maar naar Abraham en David – In Romeinen 4 geeft Paulus voorbeelden van
Abraham en David die gerechtvaardigd zijn door God. Abraham doordat hij in God geloofde en David
omdat hij zijn zonden aan God heeft beleden.
Download