Klimaatverandering en drinkwatervoorziening

advertisement
Klimaatverandering en drinkwatervoorziening
Context
Drinkwater wordt in het grootste deel van Nederland bereid uit grondwater (60%). In het
westen van Nederland is het grondwater niet geschikt voor drinkwaterbereiding omdat het te
zout is. Daarom wordt hier vooral water uit de Rijn (inclusief IJsselmeer) en Maas gebruikt
(40%). Dit oppervlaktewater is meer vervuild dan grondwater en dat maakt het
reinigingsproces duurder. Het onttrokken water wordt gezuiverd en vervolgens gedistribueerd
via waterleidingen naar woningen en bedrijven. Daar gebruiken huishoudens en bedrijven het
water voor consumptie, productiedoeleinden en reiniging.
Probleem
Het is de verwachting dat klimaatverandering steeds meer van invloed zal zijn op de
bedrijfsvoering van drinkwaterbedrijven. Effecten zijn vooral te verwachten bij extreme
weersomstandigheden zoals het geval was bij de hittegolven van 2003 en 2006. Deze
zomers passen heel goed in het beeld van het toekomstig zomerklimaat omstreeks 2050. In
twee van de vier door de KNMI gepresenteerde klimaatscenario’s (zie factsheet
Klimaatverandering; wat komt er op ons af?) krijgen we in de toekomst te maken met droge
zomers. In het zicht van verandering van het zomerklimaat zijn de volgende effecten van
klimaatverandering op de Nederlandse drinkwatervoorziening in de toekomst mogelijk:
•
Een verslechtering van de kwaliteit van het oppervlaktewater;
De waterkwaliteit van de Rijn en de Maas kan aanzienlijk verslechteren tijdens een
hittegolf en de lage afvoeren die daarmee gepaard gaan. Verontreinigingen worden
dan minder verdund. Dat speelde bijvoorbeeld in de zomer van 2003. Toen heeft de
inname bij Heel twee maanden stilgelegen. De afvallozingen van DSM in combinatie
met lage rivierafvoeren zorgden voor te hoge concentraties giftige stoffen. De
basiskwaliteit van het water werd daardoor te slecht om er nog drinkwater van te
maken.
•
Toename van de verzilting van grond- en oppervlaktewater;
Klimaatverandering vergroot het risico op verzilting op twee manieren. Ten eerste
neemt de zoutindringing in de riviermonden toe door lage rivierafvoeren. Ten tweede
neemt de zoute kwel toe door stijging van de zeespiegel (diep gelegen
zoutwaterbellen worden omhoog gedrukt). Hierdoor verzilt het grondwater en wordt
Nederland in de toekomst voor de drinkwatervoorraad meer afhankelijk van
oppervlaktewater. Ten tijde van een hittegolf is dit schaarser en van lagere kwaliteit.
Intermezzo; Zoetwatervoorziening in het benedenrivierengebied in 2050
Het benedenrivierengebied is cruciaal voor de drinkwatervoorziening van ZuidwestNederland. Een stijgende zeespiegel en afnemende rivierafvoeren in droge zomers
leiden tot verzilting van het grond- en oppervlaktewater. Het waterbeheer ten
behoeve van de zoetwatervoorziening komt ter discussie te staan zodra de
zoutnormen voor sleutelfuncties niet meer kunnen worden gehandhaafd. Dit blijkt bij
een zeespiegelstijging van 35 cm reeds het geval te zijn. Afgezet tegen de huidige
KNMI scenario’s zou dit al voor 2050 het geval kunnen zijn. De zoetwatervoorziening
lijkt bij de huidige normering in 2050 in gevaar te komen bij inlaatpunten in de Nieuwe
Maas, Oude Maas (tot aan het Spui) en de Hollandsche IJssel. Onder de meest
extreme omstandigheden bij een zeespiegelstijging van 2 meter en gebruikmakend
van het meest droge scenario, zouden zoutnormen bij de inlaat bij Gouda bijna de
helft van het jaar niet worden gehaald. Vanaf 2100 wordt ook in het oostelijke deel
van de Oude Maas, het Hollandsch diep en de Lek de waterinname langdurig
beperkt.
(Deze informatie is afkomstig uit het project ‘Klimaatbestendigheid van Nederland
Waterland’ van Deltares en de Waterdienst van Rijkswaterstaat).
•
Verhoging van de watertemperatuur
De grootste impact van een lage rivierafvoer is de stijging van de watertemperatuur.
Als gevolg hiervan zijn ook de temperaturen van het water in het drinkwaternetwerk
hoger en dit leidt tot gunstiger groeiomstandigheden voor micro-organismen en
ziekteverwekkers. Het waterleidingbesluit geeft daarom aan dat de watertemperatuur
aan de tap maximaal 25 °C mag bedragen. Hierdoor kan er een moment komen dat
het te warme rivierwater niet meer geschikt is om drinkwater van te maken. De
inname wordt dan gestopt. Tot nu toe is dat echter nog nooit voorgekomen.
Huidige drinkwatervoorziening
Op dit moment zijn er weinig beperkingen voor de waterinname ten behoeve van drinkwater.
De grondwatervoorraad in Nederland is zeer groot en nog zoet genoeg. De beschikbaarheid
voor drinkwater komt dan ook meestal niet in gevaar. Onder langdurig droge condities, die
voorkomen in de G+ en W+ scenario’s, kan echter wel een conflict optreden tussen
grondwateronttrekking voor drinkwater en andere functies, met name landbouw en ecologie,
bijvoorbeeld wanneer ecologische doelstellingen (Natura 2000, Vogel- en Habitatrichtlijn) in
gevaar dreigen te komen. De beschikbaarheid van oppervlaktewater is ten tijde van droge
zomers echter ook een punt van aandacht. Het kan dan gaan om kwantiteit en/of kwaliteit.
Het drinkwaterbedrijf moet dan zijn buffers aanspreken. Meestal zijn die groot genoeg om
droge periodes te overbruggen. Ook indien de droogte langdurig aanhoudt, is er op dit
moment geen probleem met de drinkwatervoorziening.
Maatregelen en beleid
Op dit moment zijn er nog geen specifieke maatregelen ingezet om de effecten van
klimaatverandering op de drinkwaterproductie te reduceren. Door Kiwa Water Research wordt
wel onderzoek uitgevoerd naar de effecten van klimaatverandering op drinkwaterproductie
van bron tot tap (Risicoanalyse van de gevolgen van klimaatverandering voor de
drinkwatersector: waterkwaliteit, waterkwantiteit, ecologie, productie en distributie, Kiwa
Water Research, 2007). De maatregelen die op dit moment genomen kunnen worden om een
droge periode te overbruggen, worden beschreven in de Handreiking Watertekorten in de
factsheet drinkwater.
Verantwoordelijkheden betrokken actoren
Aan de vraagzijde zijn drinkwaterbedrijven verantwoordelijk voor het leveren van voldoende
drinkwater van goede kwaliteit. Aan de aanbodzijde zijn in Nederland de provincies conform
de Grondwaterwet verantwoordelijk voor het beheer van het grondwater. Op rijksniveau voert
het Ministerie van Verkeer en waterstaat de regie over de grondwaterkwantiteit en het
Ministerie van VROM over de grondwaterkwaliteit. Rijkswaterstaat is, samen met regionale
waterbeheerders, verantwoordelijk voor het peilbeheer van oppervlaktewateren (de kwantiteit)
en de waterkwaliteit. De waterschappen hebben een vergelijkbare taak voor het regionale
oppervlaktewater.
Verantwoording en aanvullende informatie
Websites
• www.vewin.nl
• www.kiwa.nl
• www.droogtestudie.nl
• lcw.demis.nl
Documenten
e
• Evaluatienota Waterbeheer aanhoudende droogte (2 Kamer der Staten Generaal,
2003).
• Handreiking Watertekorten (Rijkswaterstaat, 2006).
• Risicoanalyse van de gevolgen van klimaatverandering voor de drinkwatersector:
waterkwaliteit, waterkwantiteit, ecologie, productie en distributie (Kiwa Water
Research, 2007)
• Effect van een hittegolf op de waterkwaliteit van de Rijn en de Maas (J.J.G. Zwolsman en
M.T.H. van Vliet in H2O 40 (22): 25-28, 2007).
•
•
•
Klimaatverandering en de waterkwaliteit van de Rijn (A.J. van Bokhoven & J.J.G.
Zwolsman in H2O 40 (9): 34-37, 2007).
Klimaatverandering en de waterkwaliteit van de Maas (M.T.H. van Vliet & J.J.G.
Zwolsman (2007) in H2O 40 (9): 29-33).
Klimaatverandering en grondwaterwinning (D.G. Cirkel, E. Van Griensven & E. Broers in
H2O 39 (22): 39-42, 2006).
Auteurs
• Ronald Rense (Rijkswaterstaat Waterdienst)
Download