Burgerlijk procesrecht 1 HC 4A (25/02/14) – Vonnis Inleiding Een

advertisement
Burgerlijk procesrecht 1 HC 4A (25/02/14) – Vonnis
Inleiding
Een eerste aanleg procedure wordt afgesloten door een vonnis. Dit is een gemotiveerde beslissing van een
rechter in een ten overstaan van deze gevoerde procedure die partijen bindt.
De kerntaak van de rechter is beslissen, maar ook partijen laten schikken behoort tot zijn taken. De
wetgever heeft dit schikken gestimuleerd door te bepalen dat wanneer er een comparitie is waar partijen
willen schikken, de rechter de vaststellingsovereenkomst in het proces verbaal moet opnemen. Dit levert
een executoriale titel op. Deze facilitaire werking is tegenwoordig steeds meer ingenomen door een
drukkende werking, vanuit Europa komt er druk dat de rechter partijen moet laten schikken (dit scheelt
kosten).
Ook kan de rechter verwijzen naar mediation. Er is nu zelfs een wetsvoorstel dat bepaalt dat de rechter
moet uitleggen waarom hij niet verwezen heeft naar mediation, maar dit gaat wel erg ver.
Terminologie
Er zijn veel verschillende termen voor een beslissing van de rechter.
 Een vonnis is afkomstig van de rechtbank, kantonrechter en in kort geding.
 Een arrest is afkomstig van het gerechtshof, de HR, het EHRM en het HvJEU.
 Een beschikking wordt gegeven in gevallen van echtscheiding en beslagverlof. Deze is afkomstig
van de rechtbank, kantonrechter, het hof of de HR.
 Een rolbeschikking is afkomstig van de rolrechter, deze gaat vooral over het processuele beheer van
de zaken. Hier zijn twee soorten: beslissingen van ondergeschikt processueel belang en ook
beslissingen die wel inhoudelijk zijn (dan is er sprake van (tussen)vonnissen). Tegen beslissingen
van ondergeschikt processueel belang kun je niet in hoger beroep.
 Een uitspraak moet in het openbaar worden uitgesproken. Dit geldt voor zowel vonnissen, arresten,
beschikkingen en rolbeschikkingen.
 Een grosse is een kopie van het vonnis, die executoriale kracht heeft. Een grosse herken je aan het
feit dat aan het hoofd van de kopie staat ‘in naam van de koning’ en aan het eind staat dat de griffier
het heeft uitgegeven als een grosse.
Inhoud van het vonnis (art. 230 Rv)
Allereerst moeten de gegevens van partijen en advocaten in het vonnis staan. Dit is belangrijk omdat
slechts partijen worden gebonden door het vonnis.
Daarnaast moet het procesverloop vernoemd staan in het vonnis. De rechter en ook HR maken zich hier
steeds makkelijk vanaf, ze verwijzen bijvoorbeeld door naar de dagvaarding.
Dan moeten de slotsom van de dagvaarding en de conclusies van partijen vernoemt staan.
Vervolgens moeten de vaststaande feiten worden genoemd. Dit staat vooral in het eerste vonnis, bij de
HR wordt hier dan naar verwezen. Wanneer een feit vaststaat, is uitgelegd in HC3B over bewijs.
Dan volgt een korte opsomming van standpunten van de partijen. Ook dit wordt (door de werkdruk van
rechters) steeds korter.
Daarna moet de motivering achter de beslissing worden weergegeven. Voor een voorbeeld hiervan zie de
syllabus op pagina 164 (Houthuijzen/de Wit).
Arrest Vredo/Veenhuis: de eis van Vredo is een verbod van Veenhuis op zijn (Vredo’s) octrooirecht. Dit
was een kortgeding procedure. De kortgedingrechter wijst dit toe. Het valt onder het octrooirecht, er is
geen risico op herroeping. Hof (in appel) weigert dit. Motivering: het is te ingewikkeld voor een kort
geding. Bovendien is er genoeg verhaal mogelijk voor Vredo.
Dan komt de zaak in cassatie bij de HR. Voor de uitspraak van de HR, zie de PowerPoint.
Gezag van gewijsde
Dit komt erop neer dat een vonnis partijen bindt. De wetgever heeft deze binding gekoppeld aan een
latere procedure. Mocht er nog weer een procedure komen tussen dezelfde partijen over dezelfde
geschilpunten, dan moet de rechter er vanuit gaan dat de eerdere beslissing hierover al vaststaat. Dit geldt
ook als er fouten zitten in het vonnis. Anders zouden er tegenstrijdige vonnissen kunnen ontstaan, wat een
probleem zou kunnen zijn bij het executeren ervan.
Uit art. 236 Rv volgt dat gezag van gewijsde slechts geldt wanneer partijen er een beroep op doen.
Kracht van gewijsde ziet erop om een vonnis nog aan te vechten met een rechtsmiddel. Hiervan is sprake
wanneer het dezelfde partijen over hetzelfde geschil betreft. Ook rechtsverkrijgers vallen onder ‘dezelfde
partijen’.
Ook moet het gaan om een zelfde geschilpunt.
Het werkt op twee manieren:
- Het kan zijn dat een vordering afstuit op het gezag van gewijsde. Bijvoorbeeld eiser die een stuk
grond revindiceert onder de buren. Over dit stuk grond is al een keer eerder geprocedeerd, waarin is
beslist dat de buurman het stuk grond onder verkrijgende verjaring heeft verkregen. De buurman kan
dan het eerdere vonnis inroepen, de vordering stuit daar op af. Het werkt dus als een soort
afweermiddel.
- Het kan zijn dat een vordering juist toewijsbaar wordt. De rechter is dan gebonden aan de werking
van een eerdere beslissing.
Beperkingen
In drie opzichten is het (te) beperkt:
- het gezag van gewijsde heeft meer functies;
- ook een andere grondslag van de bindende kracht is mogelijk;
- een vonnis heeft meer rechtsgevolgen dan slechts de kracht van gewijsde.
De functie van het gezag van gewijsde zijn behalve verklaring met een bindende kracht ook:
- Verweermiddel om de omvang geschil te beperken.
- ‘negative Sperrwirkung’ (dit is hetzelfde als voorbeeld met de tuin die gerevindiceerd wordt).
- Voorkomen van tegenstrijdige vonnissen. Het zou namelijk gek zijn dat er twee keer wordt beslist
over precies hetzelfde. Partijen moeten zelf een beroep doen op de kracht van gewijsde. Maar hoe zit
dit dan in hoger beroep? Dan moet de rechter alsnog in tweede geschil beslissen, dus met kans op
tegenstrijdige vonnissen.
Vonnis meer rechtsgevolgen
Behalve bindende kracht van partijen heeft een vonnis ook bewijzende kracht. Het stelt dus ook feiten
vast, bijvoorbeeld ook in een ander proces.
Ook heeft een vonnis executoriale kracht, dit loopt niet helemaal gelijk met de bindende kracht. Je kunt
namelijk al executeren meteen na een vonnis, terwijl gezag van gewijsde pas ontstaat na kracht van
gewijsde.
De grondslag van bindende kracht kan ook gevonden worden in het gesloten stelsel van rechtsmiddelen.
Zolang een vonnis niet vernietigd is, geldt het tussen partijen. Dit gesloten stelsel werkt wel anders dan
het gezag van gewijsde:
 er is geen nieuwe procedure benodigd
 het heeft onmiddellijke werking
 al eerder besliste twistpunten
 geen kracht van gewijsde vereist
 ook ambtshalve toepassing is mogelijk.
Dit alles brengt met zich mee dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen een ruimer toepassingsbeleid
heeft.
Soorten vonnissen
Ten eerste is er een eindvonnis.
Dit kan contradictoir of een vonnis bij verstek zijn. Het verschil hier tussen is of gedaagde is al dan niet
verschenen is. Het belang hiervan is het rechtsmiddel dat je hiervoor vervolgens moet inroepen. Bij het
uitvoeren (executeren) van een verstekvonnis moet je heel zeker weten of de persoon die niet is
verschenen goed betekend is, bovendien moet hij natuurlijk geen verstek worden ingediend.
Daarnaast kan het een condemnatore vonnis zijn. De rechter veroordeelt dan een van partijen tot het
verrichten van een prestatie. Dit is van belang omdat een dergelijk vonnis nog een vervolg moet hebben,
je moet met een grosse via de deurwaarder executeren. Eigenlijk zit er in elk vonnis bijna wel een
condemnatore, omdat het altijd een beslissing geeft over de proceskosten.
Bij een constitutief vonnis wordt er een wijziging van de rechtstoestand in het leven geroepen. Het is dus
altijd een nieuw materiele rechtstoestand die in het leven wordt geroepen. Denk hier bijvoorbeeld aan een
onder curatele stelling of een echtscheiding.
Bij een declaratoir vonnis wordt er gekeken wat rechtens is.
Er is ook een tussenvonnis mogelijk. Soorten tussenvonnissen:
- interlocutoir
- provisioneel: de rechter moet tijdelijke en voorziening treffen, voor de duur van de procedure.
- Incidentele vonnissen: bijvoorbeeld wanner de rechtbank beslist dat partijen al in vrijwaring mogen
gaan.
- Preparatoir
Burgerlijk procesrecht 1 HC 4B (26/02/14) – Alternatieve geschilbeslechting
Als er een probleem is tussen partijen, hoeven ze niet meteen naar de rechter te stappen: er zijn ook
andere manieren om een geschil te beslechten. Bij alternatieve geschilbeslechting (ADR) kijken we naar
alle geschillen die niet voor de overheidsrechter worden beslecht.
Doelstellingen ADR
Het moet leiden tot een dejuridisering van de geschilbeslechting, het voorkomen van een claim cultuur. In
zo’n alternatieve route kan er verder worden gekeken dan alleen maar juridische standpunten.
Een ander punt dat bereikt wil worden is kwaliteit en effectiviteit. Je kunt dan namelijk mensen inzetten
die in de materie zitten, die dus ook inhoudelijk ook iets kunnen zeggen over het geschil.
Daarnaast is het creëren van een pluriforme toegang tot het recht een doelstelling. Dit houdt in dat partijen
hun eigen verantwoordelijkheid krijgen hoe ze dit precies gaan aanpakken.
Een bijkomend voordeel is de vermindering van de druk op de rechtspraak. Zaken worden soms pas laat
behandeld, dit kan op deze manier wat sneller.
Innovatieagenda rechtsbestel
Dit is een plan uit 2011, om te kijken hoe het rechtsbestel kan worden geïnnoveerd. Mediation kan
worden bevorderd door:
- kwaliteitsborging en
- gefinancierde rechtsbijstand.
Verder heeft de minister toegezegd dat de arbitragewet gemoderniseerd wordt. Ook wordt de positie van
Geschillencommissies versterkt.
Wetsvoorstellen
Het eerste wetsvoorstel komt niet van de minister, maar van een kamerlid. Hij kwam met 3
wetsvoorstellen:
- registermediator: tot nu toe kan iedereen zich mediator noemen. Maar, we moeten gaan vastleggen in
de wet waaraan je moet gaan voldoen
- burgerlijk recht.
- bestuursrecht.
Een ander wetsvoorstel dat er nu ligt is een modernisering van het arbitrage recht.
‘Europa’
Vanuit Europa wordt er ook op aangestuurd om de ADR aan te passen. In 2002 is er een Groenboek
ingesteld, waardoor er een discussie op gang is gebracht tussen de lidstaten van de EU. Hier is uiteindelijk
een Europese richtlijn mediation uit gegroeid. Nederland was hier geen grote voorstander van, omdat een
van de kenmerken van mediation juist is dat het allemaal wat vrijer is, zonder veel regelgeving.
Ondertussen is er ook een richtlijn ADR consumenten en een verordening ODR consumenten (online
aankopen).
Heeft alternatieve geschilbeslechting alleen maar voordelen?
Over het algemeen wordt aangenomen dat er minder formaliteiten, specifieke deskundigheid en een snelle
procesgang is. Bovendien zijn deze procedures niet openbaar, wat partijen vaak prettig vinden.
Bij een vergelijk met de overheidsrechter blijkt dat de procedures daar veel langer duren, de kosten zijn
onvoorspelbaar en bovendien moet er bewijs geleverd worden.
Toch is arbitrage niet altijd goedkoper, dit omdat arbiters wel betaald moeten worden. Bovendien is er
geen verplichte procesvertegenwoordiging, maar vaak wordt er toch gebruik gemaakt van advocaten. Dit
maakt de zaak natuurlijk ook weer duurder. Er wordt vaak gezegd dat arbitrage niet handig is bij
vorderingen onder de €45.000.
Bij mediation verschilt de looptijd van een dag tot ongeveer een jaar. De mediator moet wel betaald
worden, dit kost vaak €1000.
Enkele nadelen van ADR zijn dat de sturende rol van de rechter ontbreekt. Zo legt hij bijvoorbeeld vage
normen uit. Deze rol wordt bij ADR niet door iemand vervult, het wordt allemaal heel afzonderlijk
afgedaan.
In die zin is de alternatieve geschilbeslechting onvoorspelbaar, het geeft minder
rechtszekerheid.
Daarnaast is de rechtspraak in beginsel openbaar, waardoor er een controle van buitenaf is. Dit ontbreekt
bij ADR.
Toegang tot de rechter
Vrijwilligheid speelt een hele grote rol bij alternatieve geschilbeslechting. De toegang tot de rechter staat
namelijk vast in zowel art. 117 GW als art. 6 EVRM. Als je kiest voor de toepassing van alternatieve
geschilbeslechting, doe je in principe afstand van de waarborgen uit het EVRM.
Mediation
Bij de rechtbank wordt er vaak doorverwezen naar mediation, in ieder geval waar mogelijk. Mediation is
een wijze van bemiddeling waarbij partijen onder leiding van een onafhankelijke derde (mediator)
proberen hun conflict op te lossen. Partijen proberen dus zelf hun probleem op te lossen, onder leiding
van een derde. De mediator heeft eigenlijk de rol van een procesbegeleider, hij zal zelf nooit met een
oplossing komen. Zijn taak is vooral het gaande houden van het gesprek.
In principe heeft de mediator hiertoe een opleiding gevolgd, maar dit is nog niet in de wet vastgelegd. Een
mediator hoeft dus niet perse een juridische achtergrond te hebben.
Waarom zou je voor mediation kiezen? Een van de redenen is dat je snel tot een oplossing kunt komen,
die vaak ook nog eens acceptabel is. Dit omdat partijen zelf met oplossingen moeten komen, ze sluiten
vaak een compromis. Ook wordt het feit dat de zaak vertrouwelijk behandeld wordt gezien als een
voordeel. Tot slot gaat het niet slechts over juridische standpunten, maar ook andere punten kunnen aan
de orde komen.
Essentiele kenmerken.
Het eerste kenmerk is de vrijwilligheid. Daarnaast is er sprake van vertrouwelijkheid.
Procedure
Allereerst wordt in de regel een mediationovereenkomst gesloten. Deze is vaak schriftelijk, maar het kan
ook mondeling. Hierin wordt vastgesteld wie de mediator is, deze mag door partijen zelf worden
uitgekozen. Vaak staat hier ook in dat je je op ieder moment uit de procedure kunt terugtrekken, het is dus
zeer vrijblijvend.
Wat gebruikelijk is, is dat partijen zich verplichten tot geheimhouding. Ook de mediator doet dit. Ook
spreken ze vaak af dat wanneer het alsnog zal leiden tot een proces, ze elkaar niet op zullen roepen als
getuige. Het functionele verschoningsrecht wordt niet vaak gebruikt door de rechter. De vraag is dus of de
rechter partijen nog kan oproepen als getuige na het tekenen van een geheimhouding. Wat gebeurd er
bijvoorbeeld als een advocaat de mediator was, mag hij dan getuigen?
Arrest HR 10-04-2009 (NJ 2010, 471): een mediator had een beroep gedaan op de geheimhoudingsplicht.
De HR vond dit niet terecht. Maar wat nog belangrijker is: had de mediator een beroep kunnen doen op
het verschoningsrecht? Nee, er gelden immers geen vereisten voor hun opleiding. Pas als daar iets aan
gedaan wordt, kan er een verschoningsrecht aan worden toegekend. De HR wil geen criteria opstellen
waar je aan zou moeten voldoen als mediator. Daarnaast gaat de HR er nog op in wanneer je een
dubbelfunctie hebt: zowel advocaat als mediator. Je kunt dan pas een beroep doen op je verschoningsrecht
indien je hebt opgetreden als in de functie van advocaat. Maar dit is niet snel aan de orde.
De rol van de mediator kan heel verschillend zijn. In beginsel is de mediator neutraal. Maar, deze kan wel
op verschillende manieren worden ingevuld.
- De faciliterende stijl is vooral het optreden als procesbegeleider.
- Bij de evaluatieve stijl is de mediator veel meer inhoudelijk bij de zaak is betrokken.
In Nederland wordt vooral veel gebruik gemaakt van de faciliterende stijl. De evaluatieve stijl lijkt
namelijk teveel op de schikking.
Tijdens een mediation kan het zo zijn dat partijen niet goed met elkaar in gesprek kunnen komen. De
mediator moet dan zorgen dat het gesprek toch op gang komt, bijvoorbeeld zoor afzonderlijk met de
partijen te spreken. Maar, ook kan het voorkomen dat de mediator het beginsel van hoor en wederhoor
wordt geschonden. Dit kan slechts in uiterste gevallen. Dit wordt de caucus genoemd.
Tot slot van de procedure, wordt de uitkomst vastgesteld in een vaststellingsovereenkomst. Dit is
geregeld in art. 7:900 e.v. BW. Als er nou alsnog een probleem ontstaat (bijv. een partij houdt zich er niet
aan), wat dan? Je kunt naar de rechter stappen. Maar, in de praktijk komt het ook vaak voor dat als er
opnieuw een probleem ontstaat deze weer door mediation zal worden opgelost.
Is er een gehoudenheid om mediation toe te passen? In Nederland is het in ieder geval niet verplicht. Dit
omdat je op ieder moment weer uit zo’n procedure kunt stappen. Dus als je dan iemand verplicht te
beginnen aan mediation, schiet het niet op.
Voordelen zijn dat partijen de baas over eigen conflict zijn, er is minder beschadiging van relaties, in
beginsel zijn de kostende lager en is er een hogere snelheid.
Nadelen zijn ten eerste de waarborg. Daarnaast ben je wel heel erg afhankelijk van partijen zelf.
Arbitrage
Dit gebeurd door een scheidsgerecht. Het wordt vaak toegepast in de handel en industrie, als het gaat over
wat grotere belangen. Alle instituten hebben hun eigen scheidsgerecht. Deze worden samengesteld door
mensen die uit de branche komen, ze hebben dus kennis van zaken. Dit is institutionele arbitrage. Ook is
er ad hoc arbitrage, deze scheidsgerechten worden samengesteld voor een specifiek geval.
Er bestaat een wettelijke regeling. Zowel bestaande als toekomstige geschillen kunnen door middel van
arbitrage worden beslecht. Het gaat dan niet alleen over geschillen uit overeenkomst, maar het kan ook op
grond van bijvoorbeeld een onrechtmatige daad. Ook kan arbitrage mondeling overeen gekomen worden
en kan het volgen uit statuten en algemene voorwaarden.
Het hoeft ook niet altijd om een geschil te gaan. Het is ook goed mogelijk dat bijvoorbeeld een arbiter
moet vaststellen wat de hoogte van een schadevergoeding is, of wat de kwaliteit van een schip vol graan
is.
Geschillen waarvan de rechtsgevolgen niet ter vrije bepaling van partijen staan, kunnen niet door
arbitrage worden beslecht. Dit is bijvoorbeeld het geval bij erfrecht en strafrecht.
In principe is men gebonden aan arbitrage, art. 1052 Rv. Dit wordt voor consumenten echter niet meer
aangenomen. Het EHvJ heeft gezegd dat consumenten namelijk, ook al doen ze mee aan een arbitrage
procedure, later bij de rechter toch nog een beroep kunnen doen op vernietiging van de arbitrage.
Is de arbitrageovereenkomst geldig en wordt er alsnog een beroep op gedaan bij de burgerlijke rechter,
dan zal deze zich onbevoegd verklaren.
Procedure
Als er geen vast scheidsgerecht is, dan zullen de arbiters moeten worden gekozen. Dit kunnen partijen
zelf doen. In Nederland moet dit altijd een oneven aantal zijn. De benoeming van arbiters is geregeld in
art. 1026 en 1027 Rv. De arbiter aanvaard de opdracht schriftelijk. Partijen kunnen vervolgens ook
schriftelijk de opdracht beëindigen (bijvoorbeeld wanneer ze schikken).
Een aantal beginselen is van belang, namelijk:
- Onpartijdigheid, ook arbiters kunnen worden gewraakt, art. 1033 Rv.
- Partijautonomie, art. 1036 Rv.
- Het gelijkheidsbeginsel.
- Partijen moeten in de gelegenheid worden gesteld hun standpunten naar voren te brengen (hoor en
wederhoor), art. 1039 Rv.
Het vonnis wordt op schrift gesteld. Hier zijn allerlei voorwaarden aan gesteld in de wet. Een belangrijk
beginsel is dat een ‘gewoon’ vonnis deugdelijk gemotiveerd moet zijn. Dit is zo omdat men moet weten
waarom een vonnis zo heeft geluid. Maar, moet een arbitraal vonnis ook deugdelijk gemotiveerd zijn? HR
in 2004: er moet een motivering in staan, maar deze hoeft niet heel erg uitgebreid te zijn er hoeft slechts
een ‘steekhoudende verklaring’ te zijn.
HR in 2006 (Kers/Rijpma): bij een asbest meting was een norm gebruikt voor bedrijven in plaats van een
woning. In een woning zouden er strenge eisen hebben gegolden. Er was op basis daarvan een arbitraal
vonnis gewezen, dat is aangevochten bij de burgerlijke rechter. Er is dan wel een verkeerde norm
toegepast, maar dit wil niet zeggen dat er geen steekhoudende verklaring is voor de arbiters. Het idee
hierachter is dat de rechter arbitrale vonnissen heel terughoudend moet toetsen. Slechts in sprekende
gevallen moet hij zich hieraan wagen.
Tenuitvoerlegging
Van een arbitraal vonnis is vrij makkelijk een executoriale titel te verkrijgen, namelijk bij de
voorzieningen rechter. Hij toetst het vonnis heel summier, slechts aan de openbare orde en de goede
zeden. Er moet wel een hele kennelijke fout in zitten, wil de rechter het niet goedkeuren. Dit is een van de
grote voordelen van arbitrage.
Aantasting vonnis
Er zijn verschillende manieren om een arbitraal vonnis aan te tasten:
- Arbitraal hoger beroep: dit kan slechts indien dit is overeengekomen
- Herroeping: dit komt niet heel vaak voor, dan moet er haast sprake zijn van iets als bedrog.
-
Vernietiging: hiervoor zal je naar de burgerlijke rechter moeten. Dit gebeurd niet snel, omdat het idee
juist is om de overheidsrechter buiten de deur te houden. Bovendien is de rechterlijke vernietiging
slechts mogelijk in de vijf gevallen van art. 1065 lid 1 Rv (dit is een limitatieve opsomming):
1. Het ontbreken van een geldige arbitrage overeenkomst.
2. De samenstelling van het scheidsgerecht is niet juist.
3. Het scheidgerecht wijkt af van de opdracht.
4. De ondertekening of motiveren van het vonnis ontbreekt.
5. Het vonnis is in strijd met de openbare orde of goede zeden.
Voordelen van arbitrage zijn de deskundigheid, de niet-openbare zittingen, de vrijheid om het proces zelf
in te kunnen vullen, de snelheid en ook de waarborgen die in de wet zijn vastgelegd.
Nadelen zijn dat de procedurele behoorlijk geformaliseerd is en dat de kosten nogal kunnen oplopen.
Bindend advies
Dit is iets anders dan arbitrage, er is een hele andere procedure. Het wordt toegepast bij geschillen
commissies (bijvoorbeeld bij consumenten). Er is een overkoepelende organisatie: de geschillen
commissie. Deze commissies doen uitspraak bij wege van bindend advies. Het is niet erg duur, dus voor
consumenten een makkelijke manier om het geschil te laten beslechten. Een bekend voorbeeld is de
Rijdende Rechter.
De regeling hiervoor staat niet in de Rv, maar in het BW. Voor de definitie van bindend advies zie art.
7:900 lid 1 BW.
Bij bindend advies wordt aan iemand opgedragen om te beslissen. Maar ook een van de partijen zelf kan
een beslissing nemen, de partijbeslissing.
Aan een bindend advies ben je gebonden. Gaat men dan alsnog naar de rechter, dan verklaart de rechter
de eiser niet ontvankelijk (dit staat verkeerd in het boek!). Na een procedure is nakoming wel te vorderen
bij de rechter.
De grondslag van gebondenheid is te vinden in een overeenkomst of statuten. Ook algemene voorwaarden
kunnen een basis bieden voor gebondenheid, maar er is wel een zwarte lijst opgenomen in art. 6:236 BW.
Wanneer het gaat om een consument, dan moet deze eerst nog een maand de tijd hebben om naar een
overheidsrechter te stappen.
Aantasting bindend advies
Bindend advies is eventueel aan te vechten bij de rechter (zie art. 7:904 lid 1 BW). Het gaat dan om een
marginale toetsing, een redelijkheidstoetsing. Het moet gaan om een evident onredelijke beslissing.
Motivering
Arrest Meurs/Newomij (RO 3.4.2): als het echt om geschilbeslechting gaat, dan weegt de
geschilbeslechting veel zwaarder dan bijvoorbeeld bij de opvulling van een leemte in een contract.
Voor verschillen tussen arbitrage en bindend advies, zie de laatste dia’s van de PowerPoint.
Burgerlijk procesrecht 1 HC 5A (04/03/2014) - Verzoekschriftprocedure
Bij dagvaardingsprocedures spreken we van eigenlijke rechtspraak. Er is een geschil tussen twee partijen
en hierover doet een rechter uitspraak. Vandaag hebben we het over oneigenlijke rechtspraak. De rechter
moet iets beschikken, het is een beetje een administratieve handeling die hij verricht. Hiervoor moet een
verzoek bij de rechter worden neergelegd. Hier rolt een beschikking uit. In de verzoekschriftprocedure
worden de laatste tijd ook wel geschillen behandelt. Waarom? Bij verzoekschriftprocedures gaat het in de
praktijk twee keer zo snel als bij de dagvaardingsprocedure en de rechter heeft hier een meer actieve rol.
Een voorbeeld van zo’n geschil bij een verzoekschriftprocedure is de ontbinding van een arbeidscontract.
Het uitgangspunt is de dagvaardingsprocedure, dit is de normale procedure. De dagvaarding moet door
een deurwaarder worden betekend. Bij de verzoekschriftprocedure is dit een uitzondering.
Bij een verzoekschriftprocedure is de mondelinge vorm meer van belang, terwijl bij de
dagvaardingsprocedure meer schriftelijke stukken worden uitgewisseld.
Er worden in de praktijk nogal wat verouderde termijn gebruikt. Rekestprocedure is hetzelfde als
verzoekschriftprocedure. De verzoeker heet dan rekwestrant en de verweerder heet gerekwestreerde, de
wet gebruikt hier echter de term belanghebbende voor. De rechter wijst geen vonnis of arrest maar een
beschikking.
Regelingen met betrekking tot verzoekschriftprocedures:
 Algemene bepalingen, art. 1-77 RV. Deze algemene bepalingen gelden ook voor de
verzoekschriftprocedure, zijn dus ook van toepassing.
 Algemene regeling verzoekschriftprocedure, art. 261-291 RV
 Bijzondere regelingen:
- Art. 798-813 Rv (personen- en familierecht)
- Art. 815-828 Rv (scheidingszaken)
- Art. 995-997 Rv (rechtspersonen)
Procedure
- Verzoekschrift (art. 278 Rv): hier moet duidelijk uit blijken wat je wil, waarom wil je dat. Dit moet
ingediend worden bij de rechtbank, dit kan op allerlei manieren. De rechter gaat vervolgens kijken of
hij bevoegd is. Indien hij bevoegd is wordt de dag vastgesteld.
- Evt. oproeping belanghebbende (art. 279 lid 1 Rv): Deze belanghebbenden kunnen in het
verzoekschrift genoemd worden maar de rechter kan dit ook op eigen initiatief doen.
- Verweerschrift (art. 282 Rv): Dit kan ingediend worden, maar dat hoeft niet.
- Mondelinge behandeling (art. 27, 279, 803, zie ook rat. 801 en 818 Rv): Dit is het uitgangspunt. Hier
kan eventueel blijken dat er onduidelijkheden zijn en dan wordt aan een der partijen middels een
beschikking bevolen bewijs aan te dragen. Tegen deze beschikking kan men pas in beroep indien men
ook al over een eindbeschikking beschikt.
- (Eind)Beschikking (art. 28, 286-290 Rv)
NB afwijking is mogelijk!
Soms geldt er een uitzondering wanneer we het hebben over een deurwaarde. Bij een
verzoekschriftprocedure is deze namelijk niet nodig. De uitzondering hierop is de echtscheiding op
eenzijdig verzoek (art. 816 lid 1 Rv). In art. 57 Rv staan waarborgen over hoe de betekening moet
verlopen. Is diegenen er niet dan wordt op een andere manier betekent, art. 47 Rv.
Het indienen van een verzoekschrift gebeurt bij de bevoegde rechter. De absolute competentie volgt uit
art. 42 RO. De rechtbank neemt in eerste instantie kennis van alle burgerlijke zaken tenzij de wet
uitzonderingen geeft. Als de rechter niet bevoegd is, zal hij ambtshalve doorverwijzen (art. 72 Rv). De
relatieve competentie volgt uit artikelen 262 tot en met 270 Rv. Indien je in de verkeerde plaats iets
aanhangig maakt bij de rechtbank is dit niet een heel groot probleem. De rechter zal dan ambtshalve
doorverwijzen. Maar, als de belanghebber en verzoeker hebben aangeven dat ze geen doorverwijzing
willen en hier willen procederen is dat goed. Dan wordt de zaak hier behandelt.
Indiening van een verzoekschrift gebeurt door een advocaat. Hij ondertekent hem en dan moet hij bij de
griffier worden ingediend. Hier bestaan een paar uitzonderingen op maar dit is de hoofdregel. Indien we
het hebben over kantonzaken, dan is er geen verplichte procesvertegenwoordiging en hoeft de advocaat
het verzoekschrift ook niet in te dienen. Uit de wettelijke bepalingen art. 43 Rv en art. 710a Rv volgen
nog een paar uitzonderingen.
Indien het indienen van het verzoekschrift niet goed gebeurd is, is er een herstelmogelijkheid volgens art.
281 Rv.
Vanaf wanneer is een procedure aanhangig? Hiervoor telt het indienen van het processtuk. Heb je een
verkeerd processtuk ingediend en herstel je die later nog dan maakt dit niet uit. Het eerste ingediende stuk
telt als moment van aanhangig maken.
Art. 282 lid 4 Rv. Bij een dagvaardingsprocedure kun je, indien je gedagvaard wordt, in je conclusie van
antwoord een eis van reconventie in kan dienen indien je een vordering hebt op de wederpartij. Bij de
verzoekschriftprocedure kan het ook. Daar wordt het een zelfstandig verzoek genoemd, tegenverzoek.
Voor dit verzoek geldt het vereiste van connexiteit. Het verzoek moet voldoende samenhangend zijn met
het in eerste instantie ingediende verzoek.
Een bijzonderheid is verder het bewijs in de verzoekschriftprocedure. De artikelen voor bewijs van de
dagvaardingsprocedure zijn van overeenkomstige toepassing op de verzoekschriftprocedure tenzij de aard
van de zaak zich daartegen verzet, art. 284 lid 1 Rv. Dit kan zijn in het geval van spoedzaken, denk
bijvoorbeeld aan conservatoir beslag, de ontbinding van arbeidsovereenkomsten of voorlopige
voorzieningen. Bij de verzoekschriftprocedure kan de rechter bepalen welke getuigen hij wil horen naar
aanleiding van de stukken, art.284 lid 2 Rv.
Bij de verzoekschriftprocedure geldt ook het beginsel van hoor en wederhoor.
De rechter zegt aan het eind van de mondelinge behandeling wanneer de einduitspraak wordt gedaan, art.
286 Rv. Dit is van belang omdat je moet weten wanneer de appeltermijn begint te lopen. De termijn is
drie maanden. In deze zaak heeft de rechter niet meegedeeld wanneer hij uitspraak deed en er is geen
kopie van de beschikking opgestuurd naar partijen, zij wisten dus helemaal niet dat er een uitspraak was.
In dit geval was er een uitzondering op de strike appeltermijn.
Rechtspleging in andere zaken dan scheidingszaken
De algemene regeling is te vinden in de artikelen 261-291 Rv. De bijzondere regelingen zijn te vinden in
art. 798-813 Rv.
Scheidingszaken
- Echtscheiding (art. 1:150 e.v. BW)
- Scheiding van tafel en bed (art. 1:169 e.v. BW)
- Ontbinding huwelijk na scheiding van tafel en bed (art. 1:179 e.v. BW)
- Ontbinding geregistreerd partnerschap (art. 1:80c lid 1 sub d BW)
Rechtsmacht en bevoegdheid
- EG-Vo Brussel 2 bis art. 3
- Art. 4 Rv, als Brussel 2 bis niet van toepassing is (geregistreerd partnerschap), dan zijn de artikelen
3,4 en 5 van Brussel 2 bis toch van toepassing.
- Relatieve bevoegdheid art. 262 e.v. Rv
- Stilzwijgende forumkeuze art. 270 lid 2 Rv
Hoe verloopt een scheidingsprocedure
- Inhoud verzoekschrift, art. 815 Rv, indien er minderjarige kinderen zijn moet er ook een
ouderschapsplan worden ingeleverd. Indien dit onmogelijk is, kan de rechter kijken hoe hierin op een
andere manier in kan worden voorzien, art. 815 lid 8.
- Evt. betekening art. 816 lid 1 Rv
- Evt. verweerschrift of uitstel art. 816 Rv
- Mondelinge behandeling (in beginsel)
- Beschikking, zie ook art. 819 Rv
- Inschrijving beschikking, zie art. 1:163 BW i.g.v. echtscheiding
Voorzieningen
- voorlopige voorzieningen art. 821 e.v. RV
o kinderen
o partner
o woning
o afgifte goederen
Geen appel mogelijk, art. 824 lid 1 Rv.
Burgerlijk procesrecht 1 HC 5B (05/03/2014) – Verstek, verzet en hoger beroep
Verstek – als de gedaagde niet verschijnt (art. 139 Rv)
In dagvaardingsprocedures blijkt dit niet-verschijnen uit het feit dat zich geen advocaat stelt. In
kantonzaken is persoonlijk verschijnen wel mogelijk.
Het is niet verplicht om te verschijnen, maar hier kunnen wel nadelige gevolgen aan vast zitten. Ook al
verschijnt de gedaagde niet, beide partijen kunnen alsnog gelijk hebben. De rechter mag dus niet zonder
meer een eis toekennen.
Verstek – als de gedaagde de griffierechten niet betaalt (art. 128 lid 6 Rv).
Ook bij niet of niet tijdige betaling wordt verstek verleend, dit heet oneigenlijk verstek.
De rechter mag niet zomaar een eis toewijzen omdat er sprake is van een botsing tussen twee
grondrechten: de toegang tot de rechter van de eiser en het verdedigingsrecht van de gedaagde. Deze twee
rechten moeten met elkaar in overeenstemming worden gebracht als er sprake is van verstek.
De rechter mag slechts verstek verlenen indien in de eerste plaats de betekening deugt. Daarnaast moet de
rechter nog kijken naar of dat wat geëist is geen onzin is.
De wettelijke regeling uit art. 139-148 Rv is slechts van toepassing in de dagvaardingsprocedure (ook in
rechtsmiddeleninstanties), niet in de verzoekschrift procedure.
Verstekverlening en –vonnis
De rechter moet eigenlijk twee beslissingen nemen. Ten eerste moet hij vaststellen dat de gedaagde niet
verschenen is (het verlenen van verstek) en ten tweede moet hij de eis bij vonnis toewijzen (of niet).
Waarborgen van de gedaagde
De eerste waarborg van de gedaagde is dat de rechter de oproeping controleert. De oproeping moet tijdig
gedaan zijn, binnen de minimum termijn. Daarnaast is er een juridische controle: de rechter test of de
dagvaarding voldoet aan de wettelijke eisen.
De gedaagde heeft de mogelijkheid om het niet-verschijnen te repareren: het zuiveren van verstek. Dit is
mogelijk zolang er nog geen vonnis is gewezen.
Dan moet er ook een controle op de eis zijn, deze mag niet uit de duim gezogen of fictief zijn. Hier moet
tenminste iets van een controle op worden uitgeoefend. Maar, dit is lastig want de rechter heeft slechts de
dagvaarding en deze is opgesteld door de eiser. De rechter toetst marginaal: of het hem niet kennelijk
ongegrond of onrechtmatig voorkomt.
De laatste waarborgen zijn rechtsmiddelen die tegen een verstekvonnis kunnen worden ingesteld. Dit zijn:
verstek bij dezelfde rechter en in twee gevallen is hoger beroep mogelijk. Namelijk als de eiser niet
tevreden is met het verstekvonnis (dit zal niet vaak voorkomen, het heet een incidenteel appel). Daarnaast
is het mogelijk dat een gedaagde tegen een verstekvonnis een hoger beroep in moet stellen. Dit is het
geval indien er meerdere gedaagden zijn en er een niet verschijnt.
Recht om verzet te doen – verzet termijn
De bevoegdheid om verzet te doen is gebonden aan een termijn. Dit is een korte termijn van vier weken.
Indien de gedaagde in het buitenland zit bedraagt deze termijn acht weken. Het nare voor de eiser is het
niet prettig, omdat onduidelijk is hoelang het vonnis aantastbaar is. Het begintijdstip is namelijk zwevend.
Het begintijdstip is het moment van betekening in persoon. Hier is sprake van op het moment dat de
deurwaarder de dagvaarding persoonlijk overhandigd (natuurlijk persoon) en op het moment van in
persoon betekening aan de bestuurder (rechtspersoon). Daarnaast is er een begintijdstip wanneer er een
daad van bekendheid door de veroordeelde zelf plaatsvindt. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de
verdachte vraagt om een betalingsregeling bij de deurwaarder.
Arrest Shamshum/Mahuko (HR 2009): gaat over of er sprake is van een daad van bekendheid van de
veroordeelde zelf. De veroordeelde moet zelf een handeling hebben verricht, waaruit ondubbelzinnig valt
op te maken dat hij over voldoende gegevens met het betrekking tot de inhoud van zijn veroordeling
beschikt om zich daartegen tijdig en adequaat te verzetten.
Het gaat in dit geval om Shamshum die een brief van de deurwaarder heeft ontvangen, waarop hij heeft
gereageerd. In de brief van de deurwaarder werd het vonnis vermeld en bovendien dat hij was
veroordeeld. Dit was volgens de HR niet genoeg. Er ontbrak namelijk een kopie van het vonnis en
bovendien werd in de brief wel melding gemaakt van het vonnis, maar het enkele feit dat hij gereageerd
heeft betekent niet meteen dat hij voldoende bekend is met de inhoud van het vonnis.
De HR stelt zulke hoge eisen in verband met art. 6 EVRM, het beginsel van een eerlijk proces. Je mag
een verdachte pas erop vastpinnen indien je zeker weet dat hij de mogelijkheid heeft gehad kennis te
nemen van het vonnis.
Indien er geen daad van bekendheid heeft plaatsgevonden of een betekening in persoon, mag de eiser vier
weken na het einde van de executie heft vonnis executeren. Pas dan kan hij er zeker van zijn dat de
executie die is uitgevoerd niet meer aangetast kan worden.
Recht om verzet te doen – Procedure
Allereerst moet er een dagvaarding (van de gedaagde) worden ingediend bij dezelfde rechter. Hij eist dan
een vernietiging van het verstekvonnis en een ontheffing van de veroordeling. Verzet wordt ook wel
oppositie genoemd. Juridisch gezien wordt de instantie heropend door de gedaagde. De verzet
dagvaarding geldt dan als een conclusie van antwoord. De eisen hieraan zijn:
- het moet zijn gemotiveerd;
- het moet zijn geconcentreerd;
- de gedaagde moet niet alleen zijn bezwaren tegen de stelling van eiser geven, maar ook
bewijsstukken van zijn stelling. Het moet dus geboekstaafd zijn.
Rechtsmiddelen algemeen
Er zijn twee soorten rechtsmiddelen: gewone (verzet, hoger beroep en cassatie) en buitengewone
(derdenverzet en de herroeping).
Alle vonnissen die een beschikking bevatten kunnen meteen geëxecuteerd worden, ook al zijn ze nog niet
in kracht van gewijsde gegaan. Maar, wordt er een gewoon rechtsmiddel tegen ingesteld dan schort dit de
executie op.
De opschortende kracht kan weer worden voorkomen door er voor te zorgen dat de rechter de
uitvoerbaarverklaring bij voorraad uitspreekt. Dit is een voorlopige toestemming, verlof. Dit gebeurd op
eigen risico: als er achteraf wordt vastgesteld dat het onterecht was, zal je het terug moeten betalen. Dit
moet wel uitdrukkelijk gevraagd worden.
In beginsel geldt er een processuele partijautonomie. Dit houdt in dat er een recht tot toegang tot de
hogere feitenrechter bestaat. Dit is geen grondrecht, maar wel een beginsel.
Wanneer iemand afstand doet van het recht om in hoger beroep te gaan, noemen we dit berusting.
Vroeger werd iemand dan meteen niet-ontvankelijk verklaard, maar HR 2007 W/OvJ. Er is
tegenwoordig een exceptie. Als de tegenpartij geen beroep doet op de berusting, zal de rechter geen nietontvankelijkheid mogen uitspreken. Het is dus eigenlijk gewoon een rechtshandeling, afspraak. Maar,
aangezien het een afstand van een processueel recht is, zijn er extra eisen aan verbonden. Het moet
ondubbelzinnig blijken (indien de verklaring stilzwijgend is ) of uitdrukkelijk.
Rechtsmiddelrecht/vatbaarheid uitspraak voor aantasting
De terminologie is wel anders. De eiser heet appellant en de gedaagde heeft een geïntimeerde. De
conclusie van eis heet een memorie van grieven en se conclusie van antwoord heet een memorie van
antwoord.
In beginsel is het mogelijk om in beroep te gaan, maar er zijn wel vele beperkingen en uitsluitingen in
bepaalde gevallen.
Beperkingen rechtsmiddelen
Sommige beperkingen vloeien voort uit de Wet. Zo is er een bepaalde beroepstermijn, waarin de HR zeer
strikt is (het wordt namelijk gezien als een regel van openbare orde). Er is een korte (vier weken) en een
lange termijn (acht weken). Het aanvangstijdstip is verschillend: voor hoger beroep en cassatie begint
deze te lopen bij na de uitspraak. Bij verzet is het aanvangstijdstip onzer (zie hiervoor).
Daarnaast is er een wettelijke uitsluiting van een rechtsmiddel mogelijk. Zo is er bijvoorbeeld een
algemene appellabiliteitsgrens (€1750).
Een ontbreken van het uitsluitingsverbod is mogelijk indien:
- de rechter ten onrechte iets heet toegepast of juist niet heeft toegepast;
- bij een processuele voorvraag;
- en wanneer en sprake is van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel. Dit is bijvoorbeeld het
geval indien hoor en wederhoor niet is toegepast, indien er onvoldoende motivering is gegeven of
geen reden.
Geen tussentijdsberoep tegen tussenvonnissen
Sinds 2002 heeft de wetgever in de wet (Art. 337 Rv) verboden/uitgesloten, als hoofdregel, dat partijen
die geconfronteerd worden met een hen ongevallig tussenvonnis direct in hoger beroep kunnen. Partijen
worden dan gezien als voorlopig aansprakelijke partij. Hiertegen wil je graag zo snel mogelijk in beroep
bij de hogere rechter, maar dit kan dus niet meer.
Er zijn wel enkele nuanceringen. In de eerste plaats wanneer het gaat om provisionele tussenvonnissen,
dan kan een partij wel direct in hoger beroep. Dit kan ook indien het gaat om een deelvonnis. Tot slot kan
de rechter toestemming geven.
Burgerlijk procesrecht 1 HC 6A (11/03/14) – Cassatie
Niet alle stof kan worden behandeld op de hoorcolleges. Kijk dus vooral ook naar de voorgeschreven stof.
Inleiding
Cassatie behoort tot de ‘gewone’ rechtsmiddelen. Dit zijn verzet, hoger beroep en cassatie. Deze
middelen hebben schorsende werking. Cassatie wijkt wel enigszins van de gewone rechtsmiddelen af. De
rechtbank en het hof kijkt naar de feiten en het recht. De HR kijkt echter niet naar de feiten: cassatie is
een beperkte vorm van herkansing voor de partij die in hoger beroep heeft verloren. Het belangrijkste
kenmerk is dat er geen nieuw onderzoek naar de feiten plaatsvindt. Kortgezegd: in cassatie kunnen allee
rechtsvragen aan de orde komen.
Belang cassatierechtspraak
Het belang van de cassatie rechtspraak zit ten eerste in de rechtsbescherming voor de procederende
partijen. Daarnaast heeft het ook als doel om te letten op de rechtsontwikkeling. De HR kan bijvoorbeeld
een juridische bepaling uitleggen, ze kunnen ‘een knoop doorhakken’ of aanwijzingen geven aan de
lagere rechter waardoor deze zelf de knoop kan doorhakken. Tot slot is het belang van cassatie in de
rechtseenheid gelegen. Dan gaan het vooral in de eenheid in rechtstoepassing. Alle civiele zaken komen
ook bij dezelfde kamer van de HR.
De regels over cassatie zijn te vinden in art… (zie pp)
Voor cassatie vatbare uitspraken (zie art. 398 lid 1 Rv)
Ten eerste kan cassatie worden ingesteld tegen in eerste en hoogste ressort gewezen uitspraken. Daarnaast
kan het tegen in hoger beroep gewezen uitspraak. Kortweg komt het dus neer op uitspraken van hoven en
uitspraken van de rechtbank boven €1750 (de appellabiliteitsgrens).
Cassatietermijn
De cassatietermijn is heel erg streng, te laat is ook echt te laat. Het uitgangspunt is drie maanden (art. 402
lid 1 Rv). Dit lijkt heel simpel, maar in de praktijk kan de termijn ook korter zijn. Dit kan in de eerste
plaats wanneer de wet in bijzondere gevallen aangeeft dat de termijn korter is (art. 402 lid 1 Rv). Zie
bijvoorbeeld art. 75 lid 1 tweede volzin Rv, in dat geval is de termijn slechts acht weken.
Daarnaast is er een kortere termijn als er voor hoger beroep een kortere termijn is voorgeschreven. Deze
cassatietermijn is dan het dubbele van de appeltermijn (art. 402 lid 2 Rv). Dit is bijvoorbeeld het geval bij
kort gedingen.
Schorsende werking
Ook in cassatie is dit aan de orde, art. 404 Rv (hetzelfde als bij hoger beroep). Het instellen van een
beroep in cassatie heeft in beginsel schorsende werking, tenzij de uitspraak uitvoerbaar bij voorbaat is
verklaard.
Procedure in cassatie (waarbij de verweerder verschijnt)
Net als bij de procedure in eerste aanleg is er in cassatie de tweedeling tussen dagvaarding en
verzoekschrift. Vandaag beperken we ons vooral tot de dagvaardingsprocedures. In theorie is het
mogelijk dat je het proces met een verkeerd stuk inleid. Ook in cassatie kan de rechter de zaak op het
goede spoor zetten (art. 69 Rv).
Voor de cassatie dagvaarding gelden grotendeels dezelfde eisen als de dagvaarding in eerste aanleg (art.
111 Rv jo. 407 lid 1 Rv). Dit geldt echter niet onverkort: de eis dat de dagvaarding de verweren van de
gedaagde moet bevatten, geldt niet in cassatie. Art. 63 Rv: de kantoorbetekening, je dagvaart bij het
kantoor van de advocaat uit hoger beroep.
Art 407 Rv: de dagvaarding moet de cassatiemiddelen bevatten, de klachten tegen het arrest van het Hof.
Dit hangt samen met art. 419 lid 1 Rv: de HR moet zich bij zijn onderzoek beperken tot de middelen
waarop het beroep in cassatie steunt. De cassatiemiddelen bepalen dus de grenzen van de rechtsstrijd in
cassatie.
Daarna mag de verweerder een conclusie van antwoord nemen. Dit is echter niet verplicht. Deze
conclusie van antwoord kan heel kort zijn: er wordt nog niet inhoudelijk op de zaak in gegaan. Wel is het
beginsel van concentratie van verweer van belang (art. 411 lid 2 Rv).
Na het lezen van art. 408a lid 2 kan het beeld ontstaan dat er altijd gepleit wordt in cassatie zaken. Dit is
echter alles behalve standaard, in verreweg de meeste cassatiezaken vinden geen pleidooien plaats. In
plaats daarvan vinden er schriftelijke toelichtingen plaats, gelijktijdig.
Daarnaast is er de optie van repliek en dupliek, dit volgt uit het beginsel van hoor en wederhoor (en is dus
niet rechtstreeks in de wet te vinden). Het zijn beknopte reactie op de schriftelijke toelichting van partijen.
Dan komen de stukken terecht bij het parket van de Hoge Raad. Hierna volgt de conclusie van de
Procureur-Generaal. Dit is een belangrijk stuk in cassatie. De P-G gaat in op de geschilpunten, behandelt
de cassatiepunten en geeft de stand van zaken in de literatuur weer. De HR is niet gebonden aan deze
conclusie, maar het kan wel een belangrijke rol spelen bij het interne overleg waarna het arrest volgt.
De procedure in het kort: (Eiser = E. Verweerder = V.)
- E: stelt cassatieberoep in bij dagvaarding
- V: conclusie van antwoord
- E en V: schriftelijke toelichtingen (gelijktijdig)
- E en V: repliek en dupliek (soms)
- Conclusie P-G
- Arrest
Dit is uiteraard slechts een basis model, het kan in de praktijk een stuk ingewikkelder uitvallen.
Gebonden aan feiten bestreden uitspraak
Art 413 lid 3 Rv: ‘de HR is gebonden aan hetgeen in de bestreden uitspraak omtrent feiten is vastgesteld’.
De HR kan dus niet meer naar nieuwe feiten kijken. Het heeft dus ook geen zin in cassatie nog te komen
met nieuwe feitelijke verweren, dit zijn ontoelaatbare nova.
Als je feiten in cassatie wilt aanvoeren die niet door het Hof zijn vastgesteld, dan moeten deze feiten wel
eerder in de procedures naar voren zijn gekomen (art. 413 lid 2 Rv). De cassatierechter is dus als het gaat
om de feiten, gebonden aan een feitelijk kader.
Nieuwe juridische stellingen mogen wel worden aangedragen. Dit onderscheid lijkt heel simpel, maar dat
is het lang niet altijd. Als een Hof vaststelt dat een van beide partijen door rood reed, is dit meestal een
hele feitelijke vaststelling. Maar, rijd je nou door rood als de hele auto over de streep is? Het kan dus heel
genuanceerd liggen.
Gronden voor cassatie (art. 79 RO).
Er zijn twee gronden voor cassatie te onderscheiden. Ten eerste moet er sprake zijn van schending van het
recht. De cassatiegrond komt erop neer dat uitspraken van feitenrechters controleert op schending van her
echt. Men kan rechtsklachten hierover indienen.
Daarnaast kan er cassatie mogelijk zijn bij verzuim van met nietigheid bedreigde vormen. Dit gaat vooral
om motiveringsklachten. Dit is in de praktijk slechts van belang wanneer gekeken wordt naar de
motivering van het Hof. Dit is vaak aan de orde indien er gebreken zijn in de motivering van het hof,
bijvoorbeeld bij een innerlijke inconsistentie. Het kan ook voorkomen dat er een klein foutje zit in de
motivering van het hof, maar dat de beslissing er alsnog uit voort komt. De HR ‘redt’ dan de uitspraak
van het Hof.
Mogelijke beslissingen Hoge Raad
Beslissingen die niet vaak voor komen zijn niet-ontvankelijkheid, onbevoegdheid HR, prejudiciële vragen
stellen en tussenarresten.
Vaker zal de HR het cassatieberoep verwerpen, waarmee de beslissing van het Hof in stand laat en deze
uitspraak onherroepelijk wordt. Dit kan op drie manieren, zie ‘wijzen van behandeling’ door de HR.
Daarnaast kan de HR de bestreden uitspraak vernietigen, de eiser in cassatie krijgt dan gelijk. Er zijn dan
eigenlijk twee varianten: of de HR doet de zaak zelf af, of de HR kan de zaak terugverwijzen. Het
uitgangspunt is het zelf afdoen van de zaak, maar dit is anders als er gronden zijn voor verwijzing (art.
420 Rv). Het verwijzen komt vaker voor, omdat er een oordeel moet worden geveld over de feiten en dit
doet de HR nou eenmaal niet. Art 422a Rv: de zaak wordt in beginsel terugverwezen naar de rechter van
wie de uitspraak is vernietigd. Maar, meestal gebruikt de HR art. 423 Rv: ze verwijzen dan door naar een
heel ander Hof. Dit andere Hof moet de zaak dan gaan behandelen met inachtneming van wat de HR heeft
bepaald.
Incidenteel cassatieberoep
Dit betekend dat de partij tegen wie een cassatieberoep wordt ingesteld (vaak de persoon die in hoger
beroep gelijk heeft gekregen) ook cassatie instelt. Zie hiervoor art. 410 en 427 Rv. Als je dit wilt doen,
moet je dit doen bij conclusie van antwoord. Daarin moet ook meteen de cassatiemiddelen worden
benoemd. De eiser in het principale cassatiemiddel is verweerder in het incidentele cassatiemiddel, hij
mag zich hier ook in verweren. Het is voor de eiser wel goed om te beseffen dat als je in cassatie gaat, op
dat moment het recht op een incidenteel cassatieberoep ontstaat. Dit blijft bestaan, ook al wordt het
principale cassatieberoep ingetrokken.
Waarom zou men in hoger beroep gaan? Als de HR een uitspraak van het Hof vernietigd, dan vernietigd
de HR alleen die beslissingen van het Hof die bestreden zijn. Alle andere beslissingen blijven dus in
stand.
‘Wijzen van behandeling’ door de Hoge Raad
Voor het geval de HR het niet eens is met eiser, heeft de HR een drietrapsraket. In civiele zaken heeft de
HR drie manieren om te beslissen. Het gaat hier niet om de inhoud, maar op de manieren van
behandeling. Het gaat in dit geval om de mate van intensiteit waarmee de HR een arrest gaat wijzen.
In de eerste plaats is er een ‘gewoon’ arrest, een volledige behandeling van de zaak. De gewone
procedure volgt dan. De HR kan dit doen, maar er zijn ook methoden om het korter af te doen.
De eerste daarvan is art. 81 RO. De HR kan bevoegd zijn om een ingesteld cassatieberoep te verwerpen,
zonder nadere motivering. Dit is handig in zaken waarin men eigenlijk ‘slechts even wil proberen’. Het
gaat om een inhoudelijk criterium: een klacht in cassatie kan gewoon niet slagen tot een geslaagde
cassatie. Er is dan wel een conclusie van de A-G geweest en een hele procedure.
Daarnaast heeft de HR nog een mogelijkheid, die er is sinds 2012 (zie boek §10.4.1). Krachtens art. 80a
kan de HR een cassatieberoep op voorhand niet-ontvankelijk verklaren. Dit gaat eigenlijk nog een stapje
verder, het is een soort van ‘selectie aan de poort’. De HR heeft de mogelijkheid om een zaak heel kort af
te doen. Deze bepaling is ingevoerd zodat de HR zich kan focussen op kerntaken. Dit heeft voor partijen
het voordeel dat er snel een antwoord komt van de HR.
Nevenbeslissingen
De HR kan nevenbeslissingen nemen, bijvoorbeeld over de proceskosten. Art 419 lid 4 Rv: de kosten in
cassatie kunnen door de HR naar eigen inzicht worden ingevuld. De algemene bepalingen over
nevenbeslissingen staan in art. 237-245 Rv.
Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad
Sinds 1 juli 2012 kunnen lagere rechters prejudiciële vragen stellen aan de Hoge Raad. Dit is te vinden in
art. 392-394 Rv, de Wet prejudiciële vragen. De lagere rechter last dan een tussenstapje in met de vraag
over hoe op dit punt moet worden beslist.
De eerste eis die hieraan gesteld wordt, is dat de beslissing wel moet afhangen van het antwoord op de
zaak. Bovendien moet deze beslissing rechtstreeks van belang zijn in veel vorderingen, of het moet gaan
om een massavordering. De rechtsontwikkeling moet er dus bij gebaat zijn.
Cassatie in het belang der wet (art. 78 RO en art. 111 lid 2 sub c RO)
Dit houdt in dat de P-G zelf besluit om cassatie in te stellen. Het is een buitengewoon rechtsmiddel. Het
kan bijvoorbeeld niet als voor partijen nog een gewoon rechtsmiddel open staat. Als het gebeurd, heeft het
instellen van cassatie in het belang der wet geen invloed voor de partijen in het geding. Zij zullen het
moeten doen met de uitspraak van het Hof.
Burgerlijk procesrecht 1 HC 6B (12/03/14) – Kort geding
Het kort geding is eigenlijk niets anders dan juridische spoedhulp. Hierbij wordt niet beslist, maar er
wordt een voorziening getroffen. Dit is een voorlopige voorziening, of voorziening bij voorraad. We
noemen dit ook wel een provisionele voorziening. Een kort geding wordt bij de enkelvoudige kamer van
de rechtbank ingediend. Dit is in de eerste plaats de voorzieningenrechter. Ook de kantonrechter kan als
kort gedingrechter optreden, dit doet hij alleen in kantonzaken.
Het kort geding is een procedure waarbij je snel een geschil afdoen. We noemen we dit ook wel de short
cut procedure. Hiervoor is het nodig dat de rechter een snelle prognose maakt van de rechtspositie van
partijen. Het oordeel is ook niet definitief, het is alleen maar voorlopig. Deze prognose is erop gericht dat
de feitelijke/rechterlijke toestand tijdelijk bevroren wordt. De voorziening is afhankelijk van de
omstandigheden.
Art. 50 RO schrijft voor dat rechtbanken een enkelvoudige kamer instellen die voorzieningen kan treffen.
In de WvBRv zijn de bijzondere regels met betrekking tot kortgeding opgenomen in art. 254 e.v. dit zijn
summiere regels, het meeste komt uit de jurisprudentie. Ook hebben de rechtbanken zelf een reglement
opgenomen, regelement voor proces?
In het kortgeding werken in principe de algemene procedureregels voor de dagvaardingsprocedure, tenzij
de wet anders bepaalt of dat deze regels onverenigbaar zijn met de aard van het kort geding. Ten slotte
moet je er rekening mee houden dat bepaalde onderwerpen voor kort geding bijzonder geregeld zijn, bijv.
inbreuk op intellectuele eigendommen. Dit geldt bijv. ook voor executie en conservatoir beslag.
Burgerlijk procesrecht 1 HC 7A (18/03/14) – Executie
Verband met het materiële recht
De hoofdmoot van het executie en beslagrecht zit in de Rv, maar de schakel tussen het materiele recht
staat in het BW. het materiele privaatrecht begint met het subjectieve recht: het recht om te verlangen dat
een ander iets voor jouw doet, niet doet of geeft. In Art. 3:296 BW staat een belangrijke schakel.
Het subjectieve recht omvat de bevoegdheid om een beroep te doen op de rechter, deze kan een
veroordelend vonnis geven. Daarnaast is er een de bevoegdheid om dit recht vrijwillig vast te laten leggen
t.o.v. een notaris (notariële akte) of een rechter (proces-verbaal comparitie).
Zo’n vonnis/akte geeft vervolgens recht op executie: het recht op een prestatie, om naar de rechter te
stappen of de vastlegging ten uitvoer te leggen, in werkelijkheid om te zetten. Dit staat in het Tweede
Boek (art. 430 e.v.). De mogelijkheid van executie kan veilig gesteld worden door het Derde Boek (art.
700 e.v.). Er is hierbij sprake van een gesloten systeem, omdat een executie in feite een dwingmiddel is.
Tot slot staat in art 3:297 BW dat een executie geldt als een vrijwillige nakoming. De schuldeiser die zijn
geld gedwongen moet halen, voldoet dus zo uit de opbrengst zijn vordering. Materieel rechtelijk heeft de
nakoming van een verbintenis tot gevolg dat de vordering/schuld teniet gaat.
Historische aspecten
Deze regeling in het BW is ontstaan in 1992, die uit Rv stamt uit 1838. Vervolgens kwam in 1897 de
Lex-Hartogh, waarmee een nieuwe vorm van een conservatoir beslag in de wet kwam. In 1933 volgden er
vervolgens crisis maatregelen.
Overzicht executie vormen
In de eerste plaats is er de reële executie, die pas sinds 1992 voorop staat in de wet. Dit houdt in dat je
krijgt waar je materieel rechtelijk recht op hebt. Definitie: ‘zo kunnen executeren, dat je zonder
medewerking van degene die verplicht is om iets te doen, krijgt waar je recht op hebt’. Er zijn een aantal
reële executies:
- feitelijke afgifte van een roerende zaak
- ontruiming van een onroerende zaak
- levering bij akte. Het vonnis kan dan ingeschreven worden in de openbare registers, of de rechter
bepaald dat dit vonnis geldt als de wilsverklaring van de verkoper.
- derde na machtiging rechter
Daarnaast is er de mogelijkheid van indirecte executie. Deze kan plaatsvinden middels:
- lijfsdwang
- dwangsom
Tot slot is er een verhaalsexecutie. Dit is het afdwingen van een veroordeling tot betaling van een
geldvordering. Of een geldvordering die is neergelegd in een notariële akte. Dit breng je in de praktijk
door middel van:
- beslag, faillissement, pand/hypotheek
- prestatie: geld
Dit is zeer goed geregeld in de wet.
Voorwaarden
De wet noemt dit een gerechtelijke executie, omdat het gaat ome en executie via de deurwaarder of omdat
de rechter eraan te pas moet komen. Dit is anders dan een parate executie, waarbij zonder tussenkomst
van een rechter en meteen geëxecuteerd kan worden (bijvoorbeeld bij pand/hypotheek).
Wat zijn nu de voorwaarden om te mogen executeren?
Allereest moet er een executoriale titel zijn. Maar, niemand mag zichzelf een titel verschaffen. Dus dit
moet via de rechter. Dit moet vastgelegd zijn in een akte, een ondertekend geschrift. Bovendien moet er
een executie legitimerend element zijn zoals een bevoegde autoriteit en een wilsbeschikking van de
autoriteit. Er is in dit geval sprake van een executie funderend recht.
Daarnaast moet er altijd een deurwaarder of rechter aan te pas komen. Ook moet er vooraf altijd betekend
worden, deze moet ter kennis van de veroordeelde gebracht worden. In sommige gevallen kan het
voorkomen dat men moet wachten op de uitkomst van het verweer of op andere diverse redenen.
Vonnis, arrest, beschikking
Wanneer deze in Nederland gewezen is, staan in art 430 lid 1 Rv de hoofdregels voor een executoriale
titel. Allereerst moet er sprake zijn van een veroordelend vonnis, dat veroordeeld tot het doen van een
prestatie. Daarnaast moet er sprake zijn van een door de griffier uitgegeven afschrift, een grosse (kopie
van het vonnis). Deze grosse is te herkennen aan het feit dat deze door de griffier is gemaakt en in de
naam des konings is gegeven.
Is deze in het buitenland gewezen, dan kan deze in beginsel hier niet werken als executoriale titel. Deze
kun je niet zomaar aan de deurwaarder geven, omdat de buitenlandse rechtskracht niet erkend wordt. Is er
echter een executieverdrag met een land, dan wordt zo’n vonnis alsnog erkent. Wel is verlof van een
Nederlandse rechter vereist, een exequatur (art. 985 e.v. Rv).
Is er sprake van een EU-land, dan is het nog beter geregeld. Er geldt namelijk een EEX-verordening
waaruit volgt dat vorderingen over en weer worden erkend en ten uitvoer worden gelegd. Tenminste,
vanaf 10-01-2015. Tot die tijd geldt de exequatur nog als regel voor Europese vonnissen.
Authentieke akte als titel
Er zijn drie soorten van dergelijke authentieke akten die als titel kunnen gelden. In de eerste plaats is dat
een proces-verbaal van schikking ten overstaan van de rechter, art. 87 Rv. Daarnaast kan het gaan om een
bestuurlijk dwangbevel zoals een bevel van de ontvanger van rijksbelastingen.
Tot slot kan een notariële akte een titel zijn. Dit is een door een notaris uitgegeven grosse. Het materiele
vorderingsrecht moet in die akte staan. In het arrest Rabobank/Visser is bepaald dat het recht al moet
bestaan op het moment dat de akte bestaat, bovendien moet de omvang al vast staan. Het is namelijk een
ingrijpend document.
Arrest Rabobank/Donselaar heeft hier echter verandering in gebracht. Meneer Donselaar had geld
geleend bij de Rabobank, dit was neergelegd in drie onderhandse aktes. De Rabobank wenste hiervoor
zekerheid in de vorm van hypotheek recht, waardoor het per notariële akte vast moest worden gelegd. De
leenovereenkomst stond in een aparte, onderhandse, akte. In de hypotheek akte zaten een aantal clausules.
Juridisch gezien was er sprake van twee totaal verschillende dingen, die de Rabobank heeft
samengevoegd door op dezelfde dag twee aktes te nemen. Het was voor de Rabobank en meneer
Donselaar zeer duidelijk dat het ging om twee geschakelde overeenkomsten, maar was dit voldoende voor
een executoriale titel? Er was namelijk nogal een rechtsschuld.
Was de grosse van de notariële akte voldoende voor een executoriale titel en daarmee beslag? In de ogen
van de deurwaarder niet, een executoriale titel moet namelijk het materiele vorderingsrecht in zich
bergen. In de ogen van de Rabobank wel, het kan best want het is voor iedereen duidelijk dat de twee
aktes nauw met elkaar samenhangen. Art 438 lid 4: als de deurwaarden bij de executie stuit op een
probleem, dan mag hij een beroep doen op de voorzieningenrechter met de vraag of het mag. Hier maakte
de deurwaarder gebruik van. De rechtbank van Utrecht schoof het door naar de HR.
Deze zei dat het een gekke vraag was, omdat in Rabobank/Visser hetzelfde al beslist was. De vordering
waar het om gaat, moet op het moment dat de notariële akte wordt opgemaakt bestaan en in de akte zelf
zijn neergelegd. Als de rechtsverhouding erin staat en deze vloeit er rechtstreeks uit voort, dan mag dit
desnoods ook nog. In dit geval zijn de vorderingen te algemeen omschreven.
Burgerlijk procesrecht 1 HC 7B (19/03/14) – Dwangmiddelen
Ius executandi: overzicht (vervolg gister)
Een executoriale titel bestaat uit drie elementen:
1. een akte (geschrift ondertekening bewijs), een absolute voorwaarde.
2. Legitimatie om te mogen executeren door een bevoegde autoriteit en/of partijautonomie plus een
autoriteit.
3. Tot slot moet blijken waarvoor geëxecuteerd wordt: het executie-funderende subjectieve recht.
Partijautonomie titels
Een arbitraal vonnis is pas executabel na een depot bij griffie en na verlof van een voorzieningenrechter.
Er is op dit moment een wetsvoorstel aanhangig dat het Hof verlof moet geven, het depot verdwijnt dan.
Bij bindend advies en mediation vraag je particulieren om je burgerlijke geschil op te lossen. Kan dit zo
maar aan de deurwaarder worden gegeven? nee, ook bij bindend advies/mediation is de uitkomst niet
meteen executabel. Pas als de ander weigert en je stapt naar de rechter, kunnen de gemaakte afspraken
afgedwongen worden. Wel kun je zo’n vonnis laten vastleggen in een notariële akte, maar hier is
wilsovereenstemming voor nodig.
Ook hier is een wetsvoorstel gedaan, register mediation. Als er dan een uitspraak van zo iemand is
geweest, kan de rechter deze bekrachtigen. Bindend advies komt dan op een achterstand te staan, deze
kunnen dan nog steeds niet op een makkelijke manier worden afgedwongen.
Civiele dwangsom
Sinds 1978 is er een Benelux-regeling voor de dwangsom, alle drie de landen hebben precies dezelfde
regeling.
Het toepassingsbereik van deze regeling is burgerlijke en handelszaken. Het gaat in zulke gevallen dus
ook om personen- en familierechtelijke zaken. Niet alle verplichtingen en veroordelingen die betrekking
hebben op burgerlijke zaken, kun je met een dwangsom kracht bij zetten. Bijvoorbeeld geld betalen,
arbeid verrichten of onmogelijke prestaties.
Een veroordeling in geld is dus niet afdwingbaar met een dwangsom. Er is een wettelijke rente, dus dat
werkt in zo’n geschil als een aansporing om te betalen. Daarnaast hebben wij een perfect stelsel van
verhaalsexecutie. Hier hoeft niet nog een keer een dwangsom overheen te komen, dit zou dubbelop zijn.
De dwangsom (art. 611a Rv) is geen schadevergoeding. Degene die in het gelijk gesteld is, krijgt recht op
betaling van de verbeurde dwangsom dat hij kan vorderen na zijn eventuele schade. Het is ook geen straf,
zoals dat in Engeland wel zo is.
Een dwangsom is een prikkel tot nakoming in de vorm van een veroordeling door de rechter in een vonnis
op vordering van eiser (mag het houden) tot doen, niet doen of geven (niet geld) op straffe van een
verbeurte van geldsom. Het is een heel simpel, effectief middel. Als je iemand namelijk raakt in zijn
portemonnee, dan wil hij wel lopen.
Verbeurte en executie
Er zijn twee voorwaarden voor het verbeuren van een dwangsom. Allereerst moet er betekend worden,
voor betekening wordt en niets verbeurd. Daarnaast is er sprake zijn van het niet-nakomen van een
hoofdveroordeling.
Daarnaast is het zo dat de verbeurte automatisch inwerking treedt. Op het moment dat er niet wordt
nagekomen, begint automatisch de dwangsom te lopen. Dit betekent ook dat er een maximum aan een
dwangsom moet worden verbonden.
Als zo’n dwangsom verbeurd is, hoe krijgt men de dwangsom dan binnen? Dit is heel eenvoudig, omdat
een dwangsom vonnis geldt als een executoriale titel. Deze kun je dus gewoon aan de deurwaarder geven.
Er zit niet echt een formeel element in.
Rechtsmiddelen dwangsomvonnis
Er is een mogelijkheid om de dwangsomrechter te vragen om de dwangsom te herzien. Dit kan alleen als
er een onmogelijkheid is om aan de hoofdveroordeling te kunnen voldoen (art. 611d Rv).
De tweede mogelijkheid om nog wat tegen een dwangsomveroordeling in te kunnen brengen staat in art.
438 Rv. Dit is in principe bij een andere rechter, maar dit kan bij uitzondering ook dezelfde rechter zijn.
Tot slot kan men alle gewone rechtsmiddelen (verzet, hoger beroep en cassatie) instellen. Heeft dit middel
schorsende werking, dan geldt dit ook voor het verbeuren voor een dwangsom.
Als de dwangsomveroordeling in een kortgeding procedure plaatsvindt, kan men ook een
bodemprocedure instellen. Dit zorgt er ook voor dat een dwangsomveroordeling van tafel gaat. Maar, let
op bij een andersluidend vonnis. Immers, is het dwangsomvonnis niet nagekomen, dan is er een
dwangsom verbeurd. Vervalt deze dan? HR: Nee. Ook al ben je in de bodemprocedure gelijk gesteld, je
moet je aan het kort geding vonnis inclusief dwangsomveroordeling houden.
Beslag: aard en vorm
De aard en strekking van beslag is te vinden in het feit dat het een zekerstelling/bewaring (wet),
effectuering/realisering (wet) en een pressiemiddel (feitelijk) is.
Er zijn verschillende beslagvormen die in verschillende categorieën kunnen worden ingedeeld:
- strekking: beslag funderend recht zoals verhaal (geld) of levering/afgifte van een bewijs;
- object: het soort goed zoals (on)roerende zaken of een vorderingsrecht;
- onder wie/ten laste van wie zoals derdenbeslag, aandelen en een verzekering;
- legitimatie: voorlopig verlof titel zoals conservatoir of executoriaal.
Conservatoir beslag
Het doel van een conservatoir beslag is het beperken van het executierisico. Er is een hele lage drempel
hiervoor, slechts een vrees van verduistering is voldoende (art. 700 Rv). Het verlof wordt slechts na een
summierlijke toets door de rechter verleend. Het gaat bij verzoekschrift dat ingediend moet worden bij de
voorzieningenrechter, waardoor er een advocaat aan te pas komt.
Er zijn een aantal waarborgen voor de schuldenaar, zoals een beslagverlofverzoekprocedure.
Download