Verklarende woordenlijst In deze lijst vind je een verklaring van in dit boek gebruikte juridische termen. Ook hebben we een aantal communicatieve begrippen opgenomen (bijvoorbeeld ‘mind map’). Aansprakelijkstelling: Schriftelijke mededeling van (rechts)persoon A aan andere (rechts)persoon B, waarin A meedeelt B aansprakelijk of verantwoordelijk te houden voor de gevolgen voortvloeiend uit een onrechtmatige daad of niet-nakoming van een verbintenis uit een overeenkomst en aanspraak maakt op schadevergoeding. Analogie: Een bepaald soort redenering als onderdeel van een argumentatie, waarbij twee situaties met elkaar worden vergeleken en wordt geconcludeerd dat ze als gelijk mogen worden opgevat. De waarheid van iets uit overeenkomstige gevallen afleiden. Arbitraal beding: Een bepaling in een overeenkomst waarin de contractspartijen afspreken dat zij verplicht zijn hun geschillen aan een arbiter of arbitrage-instituut voor te leggen in plaats van aan de gewone rechter. Arbitrage: Een vorm van particuliere geschillenbeslechting. Een of meer arbiters nemen een beslissing, in een procedure die vergelijkbaar is met die voor een gewone rechter. Arbitrage wordt vooral gebruikt in zaken waarvoor een specifieke deskundigheid nodig is, zoals die van De Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven. Arrest: Een rechterlijke uitspraak van een Gerechtshof of van de Hoge Raad. Bewijsaanbod: Een aanbod om het bewijs van stellingen te leveren in een civiele rechterlijke procedure, bijvoorbeeld bestaande uit bewijs in een getuigenverhoor. Bezwaarschrift: Het document waarmee bezwaar wordt gemaakt tegen een beslissing die door de betreffende overheid of instantie is genomen ter uitvoering van een wet of regeling. Concept: Een voorlopige versie van een document om met anderen te bespreken. Het tegenovergestelde van een definitieve versie. Conclusie van antwoord: Het document waarin gedaagde verweer voert in een civiele dagvaardingsprocedure tegen de eisen en stellingen van de eisende partij, zoals opgenomen in de dagvaarding en conclusie van eis. Considerans: De inleiding bij een overeenkomst, waarin partijen iets verklaren over de achtergrond van de overeenkomst. De considerans staat los van de eigenlijke afspraken, maar kan soms een rol spelen bij de rechterlijke interpretatie van de afspraken. Crediteur: Schuldeiser, degene die een tegenprestatie of geld van de schuldenaar of debiteur te vorderen heeft. Dagvaarding: Het document waarmee een rechtszaak wordt ingeleid. In civiele zaken vermeldt het document de eis of vordering. Het wordt in civiele zaken uitgebracht of betekend door een gerechtsdeurwaarder. In strafzaken vermeldt de dagvaarding de ten laste gelegde feiten. Disclaimer: Een bepaling in een overeenkomst of op een document waarin de aansprakelijkheid van een van de contractspartijen wordt beperkt of wordt uitgesloten. Het Nederlandse woord hiervoor is ‘exoneratie’. Dwingendrechtelijke regeling: Een wettelijke regeling die ook geldt als partijen niets hebben afgesproken of iets anders hebben afgesproken. Feitencomplex: Een opsomming van feitelijke gebeurtenissen en omstandigheden. Gerekwesteerde: De partij tegen wie een verzoekschrift bij de rechter wordt ingediend in een verzoekschriftprocedure. In een dagvaardingsprocedure heet deze partij ‘gedaagde’. Haviltex-criterium: De Hoge Raad heeft in het arrest Ermes/Haviltex in 1981 bepaald dat de uitleg van een schriftelijke overeenkomst niet alleen afhangt van de taalkundige betekenis van de tekst, maar dat ook gekeken moet worden welke betekenis de partijen aan de tekst gaven en wat ze over en weer van elkaar mochten verwachten. Hoge Raad: De hoogste gerechtelijke instantie in Nederland binnen de gewone rechterlijke macht, gevestigd in Den Haag. Incassodagvaarding: Een dagvaarding waarmee een schuldeiser de wederpartij oproept in een gerechtelijke procedure om een geldvordering te incasseren. De schuldeiser vraagt de rechter om de gedaagde te veroordelen tot betaling. Jurisprudentie: Gerechtelijke uitspraken die een rechtsbron kunnen zijn voor de interpretatie van vergelijkbare juridische kwesties. Klachtenregeling: Een interne of externe regeling waarin schriftelijk is vastgelegd op welke gronden en volgens welke procedure klachten kunnen worden ingediend tegen het handelen van een bepaalde organisatie of bepaalde beroepsbeoefenaren. Kort geding: Een versnelde procedure bij de President van de Rechtbank voor zaken met een spoedeisend belang. Logische deductie: Een bepaald soort redenering als onderdeel van een argumentatie, waarbij men uitgaande van het meer algemene tot het bijzondere besluit. Een bepaalde situatie valt aldus binnen of buiten een bepaalde categorie. Mediation: Vrijwillige bemiddeling in een geschil tussen partijen door een bemiddelaar of mediator, buiten de rechter om. Mind map: Letterlijk vertaald een kaart van de hersenen – een tekening of schets van sleutelbegrippen, onderlinge relaties en associaties over een bepaald centraal onderwerp. Mind mapping is een techniek voor creatief denken, en hulpmiddel om aantekeningen te maken en teksten voor te bereiden, ontwikkeld door de Engelsman Tony Buzan. Model(overeenkomst): Een sjabloon voor een bepaald type overeenkomst of contract, waarin standaardbepalingen en -formuleringen zijn opgenomen. De modelovereenkomst is bedoeld om in te vullen en aan te passen voor een specifieke situatie. Een verzameling van modeldocumenten heet een modellenboek. Oplossing in der minne: Een schikking, een onderlinge afspraak tussen partijen om een geschil te beëindigen zonder tussenkomst van de rechter. Petitum: Latijn voor ‘dat wat is verzocht’, als aanduiding voor het onderdeel van de dagvaarding, waarin de eis is geformuleerd. Pleidooi: Een mondelinge toelichting op het standpunt van een procespartij door een advocaat of andere procesvertegenwoordiger tijdens een zitting bij een rechter. Procesrecht: Het recht dat regelt hoe bepaalde juridische procedures gevoerd en berecht moeten worden, en dat is vastgelegd in wetgeving en rechterlijke uitspraken. Proces-verbaal: Een overzicht van waarnemingen door een officiële ambtenaar, zoals een politieagent, met de functie als bewijs te dienen. Productie: Een bijlage bij stukken die naar een rechter of andere geschilleninstantie worden gezonden. Producties overleggen: Bijlagen bij processtukken indienen of in het geding brengen. Rechtsbronnen: De plaatsen waar het recht zijn oorsprong vindt. Er zijn vier rechtsbronnen: Wetten, Verdragen, Jurisprudentie en Gewoonte. Dit begrip kan verward worden met de ‘vindplaats’. De vindplaats kan een rechtsbron zijn, zoals een wetsartikel, maar ook een bepaald juridisch document, zoals een contract. De rechtstheorie beschouwt een contract niet als een rechtsbron, maar als een schriftelijke vastlegging van een overeenkomst. Overeenkomsten zijn in de wet vastgelegd. De rechtsbron voor een contractuele verplichting is dus ‘de wet’. Schikking: Een onderlinge afspraak tussen partijen om een geschil te beëindigen zonder tussenkomst van de rechter. Schikkingscomparitie: Een zitting bij een rechter, waarbij de rechter onderzoekt of er mogelijkheden zijn voor een schikking tussen de procespartijen en soms aanwijzingen geeft aan partijen voor hun onderhandelingen over een schikking. Het onderhandelen gebeurt op de gang of telefonisch tussen de advocaten, dus niet in aanwezigheid van de rechter. Sector Kanton / Kantonrechter: Het onderdeel van de Rechtbank dat beslissingen neemt in zaken die volgens het wettelijk procesrecht tot de bevoegdheid van de Kantonrechter behoren. Sommatie: Schriftelijke aanmaning om iets te doen, na te laten of te betalen. Topische vragen: Een serie algemene vragen om systematisch informatie over een bepaald onderwerp te verzamelen. Ook wel W-vragen genoemd: Wie? Wat? Waar? Waarom? Wanneer? Hoe? Tuchtcollege: Een rechtsprekend orgaan dat uitspraken doet over de naleving of schending van de regels voor de uitoefening van het werk van een bepaalde beroepsgroep, bijvoorbeeld het Medisch Tuchtcollege. Verordening: Een set van voorschriften en regels, vastgesteld door een bestuurlijk orgaan. Verweerschrift: Document in een verzoekschriftprocedure waarin een procespartij zich met feiten en argumenten verweert tegen een verzoekschrift van de andere procespartij. Verzoekschrift: Het document waarmee een verzoekschriftprocedure wordt ingeleid. Het bevat de juridische ‘eis’ of wens van verzoeker, geformuleerd in de vorm van een verzoek aan de rechter om te bepalen dat … De reactie op dit document heet een verweerschrift. Voorlopige voorzieningen: Voorlopige maatregelen die zijn vastgesteld door een rechter om te gelden tijdens een gerechtelijke procedure. Bijvoorbeeld: voorlopige alimentatie in afwachting van de definitieve beslissing in de echtscheidingsprocedure.