HC 11 – 12-12-2014 Onderwerp: Rome I, onrechtmatige daad

advertisement
HC 11 – 12-12-2014
Onderwerp: Rome I, onrechtmatige daad: rechtsmacht
Voorrangsregels
Het onderscheid tussen privaat- en publiekrechtelijke regels is niet altijd makkelijk vast te stellen. Er is
een grijze zone waar het weliswaar gaat om regels van privaatrecht maar waar het ook gaat om
bescherming van publieke belangen. Deze regels worden in het Nederlands regels van semipubliekrecht genoemd. In het conflictenrecht zijn er drie opties voor toepassing van deze regels.
1. Het conflictenrecht beperken tot regels van louter privaatrecht;
2. De regels vallen wel onder het conflictenrecht omdat de regels ook van semi-privaatrecht zijn;
3. Er wordt een aparte categorie voor de semi-publiekrechtelijke regels gemaakt, omdat het een
bijzondere categorie van regels is die niet onder de normale regels van het conflictenrecht kan vallen.
De laatste optie is de gekozen oplossing. De regels van semi-publiekrecht worden aangeduid als
voorrangsregels en hebben een apart regime dat afwijkt van gewone conflictrechtelijke regels. Het
aparte regime is terug te vinden in art. 9 Rome I. In art. 10:7 BW is een soortgelijke bepaling
neergelegd. In dit artikel wordt ook een definitie gegeven van voorrangsregels. De regels van semipubliekrecht zijn bijzonder dwingende regels met een deels publiekrechtelijk karakter.
In het Nederlandse recht is een voorbeeld van een voorrangsregel art. 6 Buitengewoon Besluit
Arbeidsverhoudingen (BBA). Volgens dit artikel is er een vergunning van het UWV vereist bij
ontslag. Deze regel regelt een arbeidsverhouding maar dient tevens een publiek belang, namelijk
bescherming van de Nederlandse arbeidsmarkt. Ook op het vlak van bescherming van economische
belangen en milieu zijn voorrangsregels te vinden.
Het regime van bijzondere voorrangsregels heeft twee kanten. Het bijzondere regime betekent
enerzijds dat een Nederlandse regel, bij het voorbeeld van art. 6 BBA, ook kan gelden wanneer de
arbeidsverhouding door buitenlands recht wordt beheerst. Het karakter van voorrangsregels maakt dat
deze regel niet opzij kan worden gezet. Tot voor kort werd het criterium gebruikt dat de Nederlandse
regel moet worden toegepast wanneer de werknemer na het ontslag terugvalt op de Nederlandse
arbeidsmarkt. Anderzijds is het ook zo dat de regel niet geldt wanneer de werknemer na het ontslag
niet terugvalt op de Nederlandse arbeidsmarkt. De gelding van de voorrangsregels staat dus los van het
toepasselijke recht op de rechtsverhouding. Er zijn dus twee situaties denkbaar: de situatie dat de regel
‘extra’ van toepassing is of dat de regel juist niet van toepassing is, terwijl de regel wel deel uitmaakt
van het toepasselijke recht.
In art. 9 Rome-I wordt onderscheid gemaakt tussen voorrangsregels die deel uitmaken van het recht
van de rechter en voorrangsregels uit andere landen. Stel dat de rechter moet oordelen over een
arbeidszaak waarop Duits arbeidsrecht van toepassing is. Blijkens lid 2 moeten op deze arbeidszaak
Nederlandse voorrangsregels worden toegepast. Blijkens lid 3 is de rechter echter niet verplicht om
voorrangsregels uit derde landen toe te passen, maar hij is hier wel toe bevoegd. Art. 9 Rome I ziet dus
op de situatie dat een ander rechtstelsel van toepassing is en dat er een extra bepaling moet worden
toegepast.
HR 24 februari 2012, NJ 2012, 274 (Nuon/Olbrych)
In deze zaak ging het om een Amerikaanse werknemer die in dienst was bij Nuon in Nederland. De
werknemer verrichte de werkzaamheden in Nederland. Hij werd na een jaar ontslagen zonder
ontslagvergunning. Op de arbeidsovereenkomst was Nederlands recht van toepassing, maar de
Amerikaan meende geen ontslagvergunning nodig te hebben wegens het niet terugvallen van de
werknemer op de Nederlandse arbeidsmarkt. De werknemer zou namelijk terugkeren naar de VS. De
Hoge Raad is toen teruggekomen op het criterium ‘terugvallen op de Nederlandse arbeidsmarkt’. In
deze situatie was Nederlands recht van toepassing, werd het werk in Nederland verricht en was de
werkgever in Nederland gevestigd. Het enige verschil met een Nederlandse situatie is de nationaliteit
en het terugkeren van de werknemer naar de VS. Dit onderscheidt zich onvoldoende van een zuiver
Nederlandse situatie en daarom moeten de sociale belangen van de Nederlandse arbeidsmarkt wel
degelijk bij dit geval betrokken zijn. Art. 6 BBA moest daarom wel in acht worden genomen.
Uit deze zaak kan worden afgeleid dat aan het criterium ‘terugvallen op de Nederlandse arbeidsmarkt’
pas wordt toegekomen wanneer sprake is van een internationale situatie die zich voldoende
onderscheidt van een puur Nederlandse situatie.
De voorrangsregels worden in dit college behandeld in het kader van het overeenkomstenrecht. Ook in
andere regelingen zijn er aparte regels voor de toepassing van voorrangsregels, zoals in de Rome IIVerordening over de onrechtmatige daad.
Het is van belang om te zien dat de regels van bijzonder dwingend recht met een semipubliekrechtelijk karakter in bepaalde situaties moeten worden toegepast. Gekeken moet worden in
welke situaties dit het geval is. Bij art. 6 BBA is dit het geval wanneer de Nederlandse arbeidsmarkt
er voldoende bij betrokken is. Dit criterium bepaalt de toepasselijkheid van de regel in plaats van de
normale conflictregels uit Rome I.
Een aantal van de regelingen hebben een eigen scope rule. Scope rules zijn eenzijdige conflictregels
waarin de wetgever heeft bepaald wat de reikwijdte is van een bepaalde regeling. Het criterium voor
toepassing wordt daar dus in neergelegd. Als het gaat om een Nederlandse scope rule dan is de
Nederlandse rechter daar aan gebonden.
Als er een buitenlandse voorrangsregel is die wij in Nederland niet willen toepassen, bijvoorbeeld
omdat er een onderscheid op basis van geslacht wordt gemaakt, dan zijn er twee oplossingen. Ten
eerst hoeft de rechter buitenlandse regels alleen toe te passen wanneer daar voldoende reden voor is
(art. 9 lid 3 Rome I). Ten tweede zullen wij een dergelijke regel in strijd met de openbare orde achten
en daarom niet toepassen.
Lizardi-regel
De Lizardi-regel is een bijzondere conflictregel over handelingsonbekwaamheid en
handelingsonbevoegdheid. De regel werd ontwikkeld in een Franse rechtszaak. Lizardi en een
Mexicaanse man hadden een overeenkomst gesloten voor de koop van sieraden. Toen het op betaling
aankwam meende de Mexicaanse man dat de overeenkomst ongeldig was, omdat hij volgens het
Mexicaanse recht handelingsonbekwaam was wegens zijn leeftijd. Volgens Frans recht was de
Mexicaan wel handelingsbekwaam. In art. 13 is de regel terug te vinden die in deze zaak werd
gegeven. Als partijen in eenzelfde land een overeenkomst sluiten dan kan één van deze partijen zich
niet op handelingsonbekwaamheid of –onbevoegdheid beroepen naar het recht van een ander land
wanneer de persoon volgens het recht ter plaatse wel handelingsbekwaam of –bevoegd is, tenzij de
wederpartij niet te goeder trouw is. In het Nederlandse recht is een soortgelijke bepaling opgenomen in
art. 10:11 BW.
Cessie
Art. 14 Rome-I kent een bijzondere bepaling ten aanzien van cessie. Cessie is een overdracht van een
vordering aan een derde. Voorbeeld: A heeft een vordering uit overeenkomst op B en verkoopt deze
vordering aan C. B wordt dan de schuldenaar van C. Welk recht is hierop van toepassing wanneer het
een grensoverschrijdende overeenkomst is?
Bij de cessie in het Nederlandse recht moet een onderscheid worden gemaakt tussen
verbintenissenrecht en goederenrecht. A en C sluiten een overeenkomst die wordt beheerst door het
verbintenissenrecht, maar de overdraagbaarheid van de vordering wordt beheerst door het
goederenrecht. Rome-I gaat over verbintenissen uit overeenkomsten, maar de verwijzingsregel in art.
14 beperkt zich niet tot het verbintenissenrecht.
Volgens lid 1 wordt de verhouding tussen cedent (A) en cessionaris (C) beheerst door het recht dat de
cessieovereenkomst beheerst. Dit wordt bepaald aan de hand van Rome-I. Er zijn twee mogelijkheden:
partijen hebben een rechtskeuze gemaakt volgens art. 3 of de objectieve verwijzingsregel van art. 4 is
van toepassing. In dit laatste geval is volgens art. 4 lid 2 het recht van de gewone verblijfplaats van A
van toepassing, omdat A de kenmerkende prestatie (levering van de vordering) verricht.
Blijkens de considerans gaat in art. 14 om het recht dat alle aspecten van de overeenkomst beheerst.
Het gaat echter wel alleen om de goederenrechtelijke aspecten tussen de partijen A en C, dus niet om
goederenrechtelijke verhoudingen tot B en de rest van de wereld. Wat dit betreft gaat het om het
toepasselijke recht op de verhouding tussen A en B. Dit recht bepaalt ook de verhouding van B tot C.
A en C kunnen dus afspreken wat ze willen, maar als het toepasselijke recht op de vordering bepaalt
dat B bepaalde verweermiddelen heeft dan wordt B door de cessie niet geraakt. Op de relatie met B is
alleen het recht dat de vordering zelf beheerst van toepassing. Dit is dus een bescherming van B. B is
gebonden aan het recht dat op de vordering van toepassing is, zowel voor als na de overdracht.
Voor goederenrechtelijke vragen die niet door art. 14 worden geregeld is er ruimte voor ons eigen
recht. In art. 10:135 lid 2 BW wordt bepaald dat voor goederenrechtelijke verhoudingen ten aanzien
van derden wordt aangeknoopt bij het recht dat de overeenkomst tussen cedent en cessionaris beheerst.
Wanneer Rome I geldt dan gaat dit voor regels uit boek 10. Dit betekent dat art. 10:135 BW alleen
nodig is wanneer art. 14 Rome I niet van toepassing is. Goederenrechtelijke aspecten van de cessie ten
opzichte van derden wordt in art. 14 Rome I niet geregeld. Wanneer over de grenzen van art. 14 wordt
gegaan past elk land dus eigen recht toe.
Renvoi
Als renvoi is geaccepteerd dan wordt van een door conflictregels aangewezen buitenlands rechtstelsel
zowel het materiële recht als het IPR van dat rechtstelsel toegepast. In art. 20 Rome I wordt renvoi niet
geaccepteerd. Alleen materiële regels worden toegepast. Toepassing van een buitenlands rechtstelsel
kan dus niet tot her- of terugverwijzing leiden.
Openbare orde
Als toepassing van conflictregels leidt tot toepassing van buitenlands recht waarin regels zijn
opgenomen die volgens de rechter kennelijk onverenigbaar zijn met de eigen openbare orde dan
kunnen deze regels buiten toepassing worden gelaten. Hier moet terughoudend mee om worden
gegaan.
Onrechtmatige daad - rechtsmacht: Brussel Ibis
Een onrechtmatige daad is doorgaans een burgerlijke- of handelszaak en daarom wordt eerst gekeken
of Brussel Ibis van toepassing is.
Toepassingsgebied
- Temporeel: een zaak na 10 januari 2015
- Materieel: een burgerlijke- of handelszaak
- Formeel: verweerder woonplaats op grondgebied lidstaat
Bevoegde rechter
De hoofdregel is dat de rechter in het land waar verweerder woonplaats heeft bevoegd is (art. 4).
Daarnaast zijn er alternatieve fora (art. 7). Volgens art. 7 lid 2 is de rechter in de plaats waar het
schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of kan voordoen ook bevoegd. Bij een aanrijding tussen
een Nederlandse en Italiaanse verkeersdeelnemer op de Franse weg kan de Italiaan de Nederlander
aanspreken wegens onrechtmatige daad bij de rechter in de woonplaats van verweerder (Nederland) of
bij de rechter in het land van het schadebrengende feit (Frankrijk). De gedachte achter de alternatieve
fora is de territoriale nabijheid van een rechter.
Plaats van het schadebrengende feit
Over de term ‘plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ bestaat een reeks
jurisprudentie van het Hof van Justitie.
HvJ 30 november 1976, NJ 1977, 494 (Kalimijnen-arrest)
Op Frans grondgebied staat een fabriek waar zout wordt gewonnen. Bij de zoutwinning komen allerlei
afvalproducten vrij die het Franse bedrijf in de Rijn gooit. Nederlandse tuinbouwbedrijven aan de Rijn
lijden hierdoor schade. De Nederlandse rechter is alleen bevoegd als de plaats van het
schadebrengende feit in Nederland is gelegen. De Nederlandse rechter stelt hierover een prejudiciële
vraag. Het Hof beslist dat in het geval dat de landen waar gehandeld wordt (Handlungsort) en waar de
schade wordt gevoeld (Erfolgsort) uiteenlopen beide plaatsen kunnen worden aangemerkt als de plaats
waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. De rechters van beide landen kunnen zich op
grond van art. 7 lid 2 Brussel Ibis bevoegd verklaren.
In de jaren hierna is over allerlei soorten schade geprocedeerd. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
- Kalfelis/Schröder (HvJ 27-09-1988)
Deze zaak gaat over de vraag wat een onrechtmatige daad precies is. Volgens het Hof moet het begrip
onrechtmatige daad autonoom worden uitgelegd. Een onrechtmatige daad is iedere rechtsvordering die
beoogt aansprakelijkheid van een verweerder in het geding te brengen die geen verband houdt met een
verbintenis uit overeenkomst. Het is dus een restcategorie voor iedere niet-contractuele
aansprakelijkheidsvordering.
- Marinari/Lloyd’s Bank (HvJ 19-09-1995)
Deze zaak gaat over schade die zuiver vermogensrechtelijk van aard was. Er werd geprocedeerd in het
land waar de vermogensschade werd geleden. Volgens het Hof geldt als Erfolgsort alleen de plaats
waar de schadelijke handeling inwerkt op het lijf of goed van het slachtoffer. Dit is dus niet de plaats
waar de benadeelde stelt vermogensschade te hebben. Alleen de daadwerkelijke, aanvankelijke schade
die inwerkt op lijf of goed schept bevoegdheid. Vermogensschade die hier het gevolg van is schept
geen bevoegdheid.
Eenzelfde situatie kan aan de orde zijn als een Nederlandse zakenman vlak voor vertrek uit Italië een
voedselvergiftiging krijgt waardoor hij onherstelbare schade oploopt. Het onrechtmatig handelen is het
serveren van het voedsel in Italië. De vraag is of hier sprake is van een meervoudige locus, met andere
woorden: wordt de schade in een ander land geleden? Dit is niet het geval. De aanvankelijke schade
wordt geleden door het nuttigen van het voedsel in Italië. Dat het even duurt voordat de schade wordt
geconstateerd doet hier niet aan af. Het Erfolgsort is dus Italië. Hetzelfde geldt in het geval dat er in
een land een ski-ongeval plaatsvindt en dat in een ander land de schade daadwerkelijk wordt
vastgesteld. Alleen het land waar het ski-ongeval plaatsvindt kan als Erfolgort gelden.
- Shevill/Presse Alliance (HvJ 07-03-1995)
Deze zaak gaat over een onrechtmatige perspublicatie. Presse Alliance, de uitgever van een Franse
krant, plaatste een beledigend artikel over Shevill. Shevill was woonachtig in Engeland. De krant
wordt in meerdere landen verspreid, waaronder Engeland. Shevill meent dat er sprake is van smaad en
dat in Engeland haar eer en goede naam wordt aangetast. Ze brengt de zaak aan bij de Engelse rechter.
Naast de rechter van de woonplaats van de verweerder kan de gelaedeerde naar iedere plaats toe waar
hij in zijn eer en goede naam is aangetast. Dit kunnen meerdere plaatsen zijn en daarom kan in ieder
land waar de krant verschijnt en de persoon zich voelt aangetast geprocedeerd worden. Al deze landen
komen als Erfolgsort in aanmerking. Dit is het ‘mozaïekprincipe’. De rechter is alleen bevoegd om te
oordelen over de schade die in zijn eigen land is geleden. De volledige schade kan wel in één
procedure bij het Handlungsort worden gevorderd. In deze zaak was de rechter dus alleen bevoegd om
te oordelen over de in Engeland geleden schade.
- Tacconi (HvJ 17-09-2002)
Deze zaak gaat over een vordering tot schadevergoeding wegens afgebroken onderhandelingen. De
vraag die aan het Hof werd voorgelegd is wanneer iets een vordering uit overeenkomst is of een
vordering uit onrechtmatige daad. Volgens het Hof moet er gekeken worden of er sprake is van een
vrijwillig aangegane verbintenis. Als onderhandelingen al zo ver zijn dat er gesproken kan worden van
het vrijwillig aangaan van een verbintenis dan is het een vordering uit overeenkomst. Als daar geen
sprake van is dan valt het in de restcategorie: verbintenis uit onrechtmatige daad. Wanneer partijen een
‘letter of intent’ opmaken tijdens de onderhandeling dan is er sprake van een verbintenis.
- eDate-Martinez (HvJ 25-10-2011)
Dit zijn twee zaken die tegelijkertijd bij het Hof aan de orde kwamen. Beide procedures gaan over een
procedure wegens inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Een verschil met de zaak Shevill is dat het
in deze zaken gaat om berichten die verspreid zijn via internet. De vraag die aan het Hof werd
voorgelegd is of het mozaïek-principe ook geldt ten aanzien van het internet. Het mozaïek-principe
geldt, maar voor schending van persoonlijkheidsrechten via internet geldt een extra criterium. De
gehele vordering tot schadevergoeding mag ook worden ingediend bij de rechter van de plaats van het
centrum van de belangen van de gelaedeerde. Vaak is dit het land van de gewone verblijfplaats.
- Wintersteiger (HvJ 19-04-2012)
Een Duitse concurrent van de Oostenrijkse onderneming Wintersteiger heeft bij Google de naam
Wintersteiger geclaimed. Als er gezocht wordt op dit woord kom je uit bij de Duitse concurrent.
Wintersteiger meende dat er sprake was van inbreuk op hun merk en startte een procedure bij de
Oostenrijkse rechter. Deze vroeg aan het Hof of bij een inbreuk op een merkrecht het criterium uit de
zaak Edate ook geldt (het land van het centrum van de belangen). Het Hof stelt dat je ten eerste naar de
rechter toe kan in de plaats waar de adverteerder is gevestigd. Dit is de plaats waar Duitse concurrent
het technische proces start om de advertentie te laten verschijnen. Dit land geldt als Handlungsort. Het
criterium uit Edate geldt niet voor een merkinbreuk. Het Erfolgsort is het land waar het merk is
ingeschreven. De bescherming beperkt zich tot het grondgebied van dat land.
- Pinckney (HvJ 03-10-2013)
Deze zaak gaat om schending van auteursrechten. Pinckney is een Fransman die een aantal nummers
heeft geschreven. Zonder zijn medeweten zijn deze nummers door een groep opgenomen en de cd’s
hiervan zijn door twee Britse ondernemingen op de markt gebracht. De CD’s worden verkocht via een
website die ook in Frankrijk toegankelijk is. Pinckney vordert bij de Franse rechter vergoeding voor
inbreuk op auteursrechten. De vraag is of Frankrijk de Erfolgsort-rechter is. Het Hof stelt dat
auteursrechten territoriaal gebonden zijn en automatisch beschermd worden in alle lidstaten.
Bescherming van auteursrechten is dus ruimer dan bescherming van merkenrechten. De CD is in
Frankrijk aan te schaffen en daarom geldt de Franse rechter inderdaad als Erfolgsort. De bevoegdheid
is wel beperkt tot de schade die daadwerkelijk in Frankrijk wordt geleden (mozaïek-principe).
Conclusie
Het hangt af van het type recht en type onrechtmatige daad welk land precies als Erfolgsort kan
worden aangemerkt en hoever de bevoegdheid van de rechter strekt. Dit kan beperkt zijn tot de schade
die in het eigen land is opgetreden. Het is met name van belang om te zien dat in Marinari is bepaald
dat het gaat om plaats waar de aanvankelijke schade is geleden, dat er op basis van Sheville een
mozaïek-principe bestaat en dat er specifiek ten aanzien van persoonlijkheidsrechten die via het
internet worden geschonden een extra criterium bestaat.
Download