Studenteninformatie Van een student mag verwacht worden dat hij/zij zich aanpast aan de normen en waarden die gelden op de school. Je zet je in voor de kinderen namens de organisatie waar je voor werkt en je moet je dan in woord en daad representatief voor de organisatie uiten. Daar tegenover staat dat je als student van de school mag verwachten dat zij zich inspant om jou een goede begeleiding te geven, daar tijd en ruimte voor vrijmaakt om ervoor te zorgen dat je je persoonlijke leerdoelen kan behalen. Je bent echter wel zelf verantwoordelijk voor je leerproces. Om de verwachtingen over en weer duidelijk te maken geven we je hieronder een overzicht van hoe we met studenten op school omgaan. Algemeen We zien studenten als collega’s. Dat houdt in dat je tijdens je stage onderdeel uitmaakt van het team. Dat betekent dat je mee mag en kan denken over het onderwijs. Jouw mening wordt op prijs gesteld. Er is veel ruimte om het onderwijsaanbod op school (mede) te ontwerpen en uit te voeren. Ook kan je zelf hoeken ontwerpen en inrichten. Je zit niet stil achterin de groep maar hebt de hele dag een actieve rol met kinderen. De onderstaande richtlijnen zijn opgesteld met deze blik. Leer je collega’s dan ook kennen. Stel je even voor en vraag elke collega gerust om hulp. Je werkdag is in principe vrij indeelbaar. Overleg met je mentor/ praktijk begeleider over de taken en wanneer het werk klaar is, is het ook klaar. Je kunt dan gewoon naar huis. Je loopt stage in de school de hele school is dus je werkterein. Regels en afspraken Studenten zijn zich bewust van de voorbeeldfunctie die ze hebben. Daarom moeten ze op de hoogte zijn van alle regels en afspraken die gelden op de Mgr. Bekkersschool. Dit geldt ook voor de kledingeisen. Je bent ongeveer een half uur van tevoren aanwezig zodat je, voordat de school begint nog even kunt overleggen met je mentor/ praktijk begeleider. Ben je ziek, dan bel je voor 8 uur naar school om dit door te geven. Het is vanzelfsprekend dat vertrouwelijk omgaat met informatie die je hoort en leest. Je mag geen privé contacten met leerlingen onderhouden, ook niet op de “social media.” Foto en filmmateriaal mag je, in overleg met je mentor, exclusief voor je studie gebruiken. De student draagt er zorg voor dat deze niet gepubliceerd worden op internet. In je stageboek gebruik je fictieve namen van leerlingen. Taak afspraken; De taken die gedaan moeten worden, worden verdeeld onder mentoren en studenten. Ook de klusjes die gedaan moeten worden, zoals lijmpotjes vullen, nakijken, kopiëren, vegen doe je samen met de mentor. Je loopt mee met de taken van je mentor. Als je mentor pleinwacht heeft loop je mee. Door ook met groepsoverstijgende taken (werkgroepen) mee te draaien krijg je een goed en compleet beeld van het werk van de leerkracht. Bespreek met je mentor/praktijk begeleider welke activiteiten er op dat moment voor hem/haar lopen en wanneer dat overleg is. Je mag daar gewoon bij aanwezig zijn. Lesgeven: De studenten mogen alleen lesgeven als deze goed voorbereid is, en getoond kan worden op het daarvoor bestemde formulier. Geen voorbereiding is geen les en dus ook geen stage-uren. Je kan je stagemap met informatie en voorbereidingsformulieren ook altijd op aanvraag tonen. Je mentor/praktijk begeleider geeft een beoordeling, zowel mondeling als schriftelijk. Hierdoor kun je voor jezelf leerdoelen bepalen of deze aanpassen. Deze beoordelingen mag je opnemen in je stagemap. Studenten krijgen bij ons altijd een eerlijke kans ook na een negatieve beoordeling. Van de stagiaire wordt verwacht dat je op een kritische manier je les zelf evalueert. De mentor/ praktijkopleider neemt minimaal één keer in de twee weken een half uur de tijd om een begeleidingsgesprek met de student te houden.Als je bezoek krijgt van een stagebegeleider, licht je je mentor/praktijk begeleider hier tijdig over in. Je mag voor je lessen gebruik maken van de faciliteiten van school. Kopieermachine, telefoon, computer enz. Ook knutselmaterialen ten behoeve van je les mag je in overleg met je mentor/praktijk begeleider gebruiken. Privé gebruik van de telefoon/kopieermachine mag na overleg met je mentor/praktijk begeleider Opleidingscoördinator Op school is een opleidingscoördinator. De taken van de opleidingscoördinator staan beschreven in het stagebeleid van de school. Bij nieuwe studenten geeft de opleidingscoördinator een voorlichtingsbijeenkomst over onze school en alles wat daarbij komt kijken. De studenten krijgen de kalender en de schoolgids mee. De opleidingscoördinator maakt een rooster voor de dagen dat hij in de groepen komt kijken. De leerkracht zorgen er dan voor student dan les geeft. De student geeft aan welke leerdoelen hij voor zichzelf heeft gesteld. Dan kan hij daar ook gericht naar kijken. Als een student behoefte heeft aan meer begeleiding of wil dat iemand specifiek ergens naar kijkt, dan kunnen ze daarvoor terecht bij de opleidingscoördinator. Zij kunnen dit verzoek bij de mentor/praktijk begeleider neerleggen. Deze maakt een afspraak voor een observatie van een les en een nabespreking hiervan. Vergaderingen: Studenten mogen studiedagen bijwonen. Vraag gerust naar de studie(mid)dagen die gepland zijn en de inhoud van deze studie(mid)dagen. We verwachten van studenten dat zij gedurende de stage minimaal 3 (MBO) of 6 (HBO) vergaderingen aanwezig zijn. Deze zijn afwisselend organisatorisch/ onderwijskundig van aard en zijn afwisselend op dinsdag en donderdag. Is er gedurende je stageperiode een informatieavond wordt je ook daarbij verwacht, heb je echter verplichtingen, bespreek dat dan met je mentor. Studenten krijgen ruimte om activiteiten te organiseren. Het maakt dan niet uit of deze activiteiten georganiseerd worden uit persoonlijke motivatie of in het kader van de opleiding. Reflectie: We verwachten van al onze collega’s een open en kritische houding op zichzelf. Van studenten wordt ook verwacht dat ze open staan voor alle feedback, positief of negatief. De mentor/praktijk begeleider spreekt de student aan bij ongewenst gedrag, negatieve houding. Indien je je hier niet in kunt vinden kun je te allen tijde terecht bij de opleidingscoördinator. Competenties die je kunt ontwikkelen bij ons op school. 1. Interpersoonlijk competent in werken met leerlingen. Een leraar die interpersoonlijk competent is, heeft een goede communicatie met iedere leerling in zijn groep en weet in de omgang met de groep zodanig met macht- en gezagsverhoudingen en afstandelijkheid, nabijheid, vriendelijkheid en vijandigheid om te gaan dat er in de groep een goede basis voor onderlinge verstandhouding en communicatie aanwezig is. Een interpersoonlijke leraar: laat de leerlingen merken dat hij hun gevoelens, gedachten (h)erkent (is sensitief en responsief) zorgt ervoor dat conflicten worden opgelost door passende interventies bij probleemgedrag stemt goed af op wat de leerlingen bezig houdt helpt de leerling zich te uiten stimuleert en reguleert de (onderlinge) communicatie confronteert, verzoent en reflecteert complimenteert is zich bewust van zijn voorbeeldfunctie en gedraagt zich als dusdanig. 2. (Ortho)pedagogisch competent in de omgang met leerlingen. Een leraar die orthopedagogisch competent is, zorgt voor een leeromgeving met een bij de leerlingen en bij de groep passende verhouding tussen structuur, veiligheid en uitdaging met daarbij als uitgangspunt de basisbehoeftes aan competentie, relatie en autonomie. Hij zorgt er dus voor dat de leerlingen: ervaren dat ze gezien en gewaardeerd worden als persoon op een respectvolle manier met elkaar omgaan op basis van normen en waarden zoals die zijn afgesproken binnen Hof ter Weide uitgedaagd worden om initiatieven te nemen en hun eigen grenzen te onderzoeken, te verleggen dan wel te beperken ( het kind) Inzicht krijgt in zijn/ haar ontwikkeling ( het kind) naar vermogens zelfstandig kunnen werken zowel sociaal/emotioneel als cognitief gestimuleerd worden in het ontwikkelen van hun sociaal/emotionele en cognitieve vermogens uitgedaagd worden verantwoordelijkheid te nemen voor elkaar. 3. (Ortho)didactisch competent in de omgang met leerlingen. Een leraar die ortho didactisch competent is, ontwerpt een krachtige leeromgeving in zijn klas en zijn lessen waarbij zoveel mogelijk op de mogelijkheden van de kinderen wordt afgestemd. Dat wil zeggen dat hij: de leerlingen inspireert voor hun leertaken, hen uitdaagt om er het beste van te maken en hen helpt om ze met succes af te ronden de leerlingen leert leren, ook van en met elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen leerinhouden en zijn doen en laten afstemt op de leerlingen en rekening houdt met de individuele verschillen de leerlingen leert verbanden te zien tussen oude en nieuwe kennis groepsoverstijgend kan werken. gebruik maakt van volgsystemen om ontwikkeling te volgen 4. Organisatorisch competent in de omgang met leerlingen. Een leraar die organisatorisch competent is, zorgt voor een overzichtelijke, ordelijke, taakgerichte sfeer in zijn lokaal en zijn aanbod. Hij zorgt er bijvoorbeeld voor dat de leerlingen: weten wat ze kunnen doen, hoe en met welk doel ze dat kunnen doen weten welke materialen op welke plek te vinden zijn ( gelabeld en compleet) zich op hun gemak voelen, weten welke ruimte ze hebben voor eigen initiatief in een overzichtelijke en ordelijke ruimte kunnen werken ( met afwisselend materiaal geen overdaad) geeft een goed voorbereid aanbod zorgt dat benodigde spullen aanwezig zijn 5. Competent in samenwerking met collega’s. Een leraar die competent is in het samenwerken met collega’s, levert zijn bijdrage aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op zijn school binnen de kaders van teamonderwijs, aan goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. Dat betekent bijvoorbeeld dat de leraar: goed met collega’s communiceert en samenwerkt op basis van gezamenlijke verantwoordelijkheid reflecteert op eigen functioneren en durft zich kwetsbaar op te stellen een constructieve bijdrage levert aan vergaderingen en andere vormen van schooloverleg in afstemming met zijn collega’s zoveel mogelijk zijn talenten inzet t.b.v. leerlingen, collega’s en school collegiaal is t.o.v. alle medewerkers, hetgeen zich kan uiten in flexibel zijn in samenwerking, tijd nemen om naar elkaar te luisteren, respectvolle manier van omgaan. Uitgangspunt van communicatie met collega’s is de basisbehoefte aan competentie, relatie en autonomie. 6. Competent in samenwerking met de omgeving. Een leraar die competent is in de samenwerking met de omgeving, levert een zodanige bijdrage aan een goede samenwerking met mensen en instellingen in de omgeving van de school, dat er sprake is van een goede aansluiting tussen buitenschoolse en binnenschoolse (opvoedings)activiteiten voor alle leerlingen. Dit betekent bijvoorbeeld dat de leraar: goede contacten onderhoudt met de ouders van de leerlingen uitgaande van gezamenlijke opvoedingsverantwoordelijkheid goede contacten onderhoudt met andere mensen en instellingen die te maken hebben met zijn leerlingen. 7. Competent in reflectie en ontwikkeling. Een leraar die competent is in reflectie en ontwikkeling, denkt voortdurend na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid. Dat betekent bijvoorbeeld dat hij: goed weet wat hij belangrijk vindt in zijn leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat in afstemming op de visie van Hof ter Weide een goed beeld heeft van zijn eigen competenties, zijn sterke en zwakke kanten zichzelf en zijn onderwijs op een planmatige manier verder ontwikkelt zoals dit beschreven staat in zijn POP bereid is tot (begeleide) intervisie, SVIB dan wel andere vormen van begeleiding. 8. Persoonlijke effectiviteit: competent in het hanteren van jezelf in werksituaties. De leraar die zichzelf kan hanteren zorgt er voor dat hij fysiek gezond is, waarbij een gezonde werkomgeving/situatie een belangrijke voorwaarde is: hij kan zijn eigen emoties en motieven reguleren (is zich bewust van zijn eigen emotionele huishouding) in relatie tot collega’s, leerlingen en ouders hij kan een goed evenwicht vinden tussen zijn eigen behoeften en belangen en die van mensen met wie hij werkt, waarbij hij zoveel mogelijk gebruik maakt van zijn talenten binnen zijn bouw dan wel schoolorganisatie hij heeft een realistisch zelfbeeld t.a.v. wie hij is, wat hij wil en kan en hoe hij zich wil ontwikkelen en de bereidheid heeft zich er toe te ontwikkelen hij kan een voor zichzelf goed evenwicht vinden tussen denkkracht en daadkracht hij kan balans vinden in groepstaken en groepsoverstijgende taken hij kan voor zichzelf een goed evenwicht vinden tussen investeren in de voortgang van het dagelijkse werk en investeren in zijn eigen ontwikkeling. 9. Diepgang in professioneel handelen Het professioneel handelen is bijzonder complex omdat: afstemming betrekking heeft op meerdere lagen in het functioneren van de leerlingen (fysiek, sociaalemotioneel, cognitief): lagen die elkaar ook onderling beïnvloeden in de begeleiding van leerlingen gaan analyse en onderwijzen hand in hand er voortdurend keuzes gemaakt dienen te worden in de begeleiding van de leerlingen op de dimensies: zorgen/leren, inspireren/compenseren, individueel leren/groepsleren er zijn meerdere leerkrachten en stagiaires bij betrokken : overleg is nodig