THEMA 3: GESTEENTEN, BODEM EN ONDERGROND KENNEN EN KUNNEN Wat moet ik kennen? KE 1 Je kent de begrippen die de leraar/lerares aardrijkskunde laat aanduiden in de begrippenlijst. KE 2 Je kent de eigenschappen van de belangrijkste gesteenten uit België. KE 3 Je kent de 4 algemene kenmerken (eigenschappen) van gesteenten en kan een voorbeeld geven. KE 4 Je kent 2 gebruikers van kaarten met thema ‘bodems’ en kan uitleggen waarom. KE 5 Je kent 2 gebruikers van kaarten met thema ‘ondergrond’ en kan uitleggen waarom. (V) KE 6 Je kent het verschil tussen de bodem en ondergrond in Laag-België, Midden-België en Hoog-België. KE 7 Je kent de bodemsoort(en) in de eigen leefomgeving. KE 8 Je kent het grondgebruik in je eigen leefomgeving. KE 9 Je kent de gesteenten die geschikt en ongeschikt zijn als goede landbouwgrond en kan met de kenmerken uitleggen waarom ze geschikt of ongeschikt zijn. KE 10 Je kent de gesteenten die geschikt zijn als grondstof of bouwmateriaal en kan voor elk gesteente een voorbeeld geven van gebruik als grondstof of bouwmateriaal. KE 11 Je kent 2 voorbeelden van littekens in het landschap als gevolg van ontginning van gesteenten en kan uitleggen hoe het landschap heringericht werd (wordt). Wat moet ik kunnen? KU 1 Je kan de vermelde technieken toepassen (zie technieken achteraan in werkmap). KU 2 Je kan de belangrijkste gesteenten uit België herkennen en benoemen aan de hand van eenvoudige proefjes. KU 3 Je kan in een ontsluiting op het terrein of op een schets het oppervlaktegesteente aanduiden. KU 4 Je kan op het terrein, op een foto of een schets de bodem (met humuslaag en wortellaag) en de ondergrond aanduiden. KU 5 Je kan aan de hand van foto’s en informatiebronnen (geologische tijdschaal en tekstbronnen) uitleggen dat er vroeger andere levensvormen voorkwamen. (U) KU 6 Je kan mineralen bewonderen en elk mineraal beschrijven met één of meer kenmerken. (U) KU 7 Je kan grotten bewonderen en in eigen woorden beschrijven met de juiste begrippen. (U) KU 8 Je kan (door gebruik te maken van de atlas) de legende van de thematische kaart ’bodems’ van België aanvullen. KU 9 Je kan op de thematische kaart ‘ondergrond’ van België het gesteente voor de eigen leefruimte terugvinden. KU 10 Je kan uit de vergelijking van de thematische kaarten ‘bodems’ en ‘ondergrond’ van België de verschillen en gelijkenissen tussen beide begrippen opsporen. (V) Gesteenten - 1 KU 11 Je kan de legende van de thematische kaart bodem van de eigen leefruimte aanvullen. KU 12 Je kan op de thematische kaart ‘bodemvervuiling in Vlaanderen’ de vervuilingsgraad van de bodem in eigen leefruimte opzoeken. KU 13 Je kan op een foto de vochtigheid van een bodem beoordelen aan de hand van het afstromende regenwater en het grondgebruik. (V) KU 14 Je kan gesteenten die gebruikt zijn als bouwmateriaal op een foto herkennen. KU 15 Je kan de littekens in het landschap, die ontstaan door ontginningsactiviteiten, aan de hand van een foto beschrijven. KU 16 Je kan op foto’s de nieuwe bestemming van een landschap herkennen en beschrijven. BEGRIPPENLIJST 1. Gesteente het natuurlijk materiaal waaruit de aardkorst is opgebouwd en dat mee het reliëf bepaalt. 2. Los gesteente een gesteente dat bestaat uit afzonderlijke, losse deeltjes. 3. Vast gesteente een gesteente waarvan de deeltjes aan elkaar vasthangen. 4. Geologie de wetenschap die de gesteenten in de aardlagen bestudeert. 5. Oppervlaktegesteente het gesteente dat aan de oppervlakte ligt, het bovenste gesteente in de aardkorst. 6. Ontsluiting de plaats in het landschap waar gesteentelagen zichtbaar zijn. 7. Bodem de bovenste losse laag van de grond waarin de plantenwortels groeien. 8. Humuslaag de donkergekleurde, vruchtbare bovenlaag van de bodem. 9. Wortellaag de onderste laag van de bodem, tot waar de plantenwortels doordringen. 10.Ondergrond de lagen onder de bodem (los of vast) waarin geen plantenwortels groeien. 11.Verwering het verbrokkelen van gesteenten onder invloed van het weer (afwisseling van warmte en koude, vorst en dooi, neerslag, wind) of planten en dieren. Gesteenten - 2 SCHEMA VOORKOMEN gesteenten in de aardkorst − bodem − ondergrond HERKENNEN − − − − los of vast hardheid / krasbaarheid korrels voelbaar kalkhoudend of niet KAARTEN GESTEENTEN eigen leefruimte België ZUID-BELGIË losse bodems stenige bodems losse ondergrond vaste ondergrond LANDBOUW INDUSTRIE bodem met: grondstoffen luchtigheid brandstoffen vochtgehalte bouw invloed op het landschap LANDBOUWLANDSCHAPPEN ONTGINNING humus / mineralen gebruiksvoorwerp BODEMGEBRUIK gebruik van gesteenten NOORD-BELGIË LITTEKENS - verminking + recreatie + handel / werk + woongebied Gesteenten - 3 SAMENVATTING Soorten gesteenten en hun eigenschappen Gesteente is het natuurlijk materiaal waaruit de aardkorst is opgebouwd, en dat mee het reliëf bepaalt. Gesteenten worden onderzocht op eigenschappen en uitzicht. EIGENSCHAPPEN: UITZICHT: los of vast gesteente; hardheid; voelbare korrels; kalkhoudendheid gelaagdheid; kleur De wetenschap die de gesteenten in de aardlagen bestudeert, is de geologie. Oppervlaktegesteente Gesteenten komen in horizontale of schuine lagen in de aardkorst voor. Het oppervlaktegesteente is het gesteente dat bovenaan ligt in de aardkorst. De bodem is de bovenste losse gesteentelaag waar de plantenwortels in groeien en bestaat uit: - De humuslaag = de donkergekleurde, vruchtbare laag bovenin de bodem. - De wortellaag = de onderste bodemlaag waar de planten in wortelen. De dikte van de bodem kan variëren van enkele centimeters tot enkele meters: op vaste gesteenten is de bodem veelal dun, op losse gesteenten is de bodem dikker. Fossielen en mineralen Een fossiel is een versteend overblijfsel van een levend wezen (plant, dier of mens). Mineralen zijn de kleinste bestanddelen van gesteenten met eenzelfde samenstelling. Sommige gesteenten bestaan uit één mineraal, andere gesteenten zijn samengesteld uit meerdere mineralen. Vele mineralen hebben een mooie kristalvorm. Thematische kaarten gesteenten Eigen leefruimte België VOORSTELLINGEN: 1) Pedologische kaart = BODEM 2) Lithologische kaart = ONDERGROND SYNTHESE: 1) Losse gesteenten treffen we aan in Laag- en Midden-België en komen voor in niet-geplooide lagen. 2) Vaste gesteenten treffen we aan in Hoog-België en komen voor in geplooide lagen. Gesteenten - 4 Gesteenten en hun gebruik in de landbouw De vruchtbaarheid van een bodem wordt bepaald door zijn luchtigheid, vochtgehalte en mineralenrijkdom. Afhankelijk van de bodemsoort kiest de landbouwer een geschikt gewas om te verbouwen of kan de bodem beter gebruikt worden voor andere planten: weilanden (grasland) of bos. Gesteenten en hun gebruik in de bouwnijverheid en industrie GRONDSTOF VOOR BOUWMATERIAAL vb. kleiÎbaksteen, zandÎglas, krijtÎcement,... BOUWMATERIAAL vb. zandsteen, kalksteen, leisteen,... In de industrie (en in huis) worden gesteenten ook gebruikt voor andere toepassingen: ENERGIE vb. steenkool, bruinkool,… als brandstof GEBRUIKSVOORWERP vb. maalstenen, juwelen, slijpsteen, vuursteen Gebruik van gesteenten en gevolgen voor landschap en milieu ONTGINNING De ontginning van gesteenten in groeven en mijnen verandert het landschap vaak erg ingrijpend, en laat dikwijls grote littekens na! De verminkte landschappen krijgen meestal een nieuwe bestemming als natuurgebied, recreatiegebied, woonzone, stortplaats, bedrijventerrein, enz. BODEMGEBRUIK De kwaliteit van de bodem beïnvloedt het bodemgebruik en bepaalt zo het uitzicht van het landschap (akkerbouw, heide,...). Gesteenten - 5 Hoofdstuk 1: Gesteenten 1.1 Soorten gesteenten en hun eigenschappen Onze aardkorst is opgebouwd uit gesteentelagen. Je gaat nu zelf op onderzoek naar de eigenschappen van verschillende soorten gesteenten die in ons land het meest voorkomen. De leidraad voor jouw onderzoek vind je in de studiewijzer: BEGELEID ZELFSTANDIG WERK De leidraad voor jouw zelfstandig werk vind je in de onderstaande studiewijzer! Volg nauwgezet de instructies binnen de opgegeven tijd. Veel succes! STUDIEWIJZER Opdracht oefening 1 Materialen − werkmap blz. 6 en 7 Tijd Werkvorm Verbetering 20 min. groep 4 lln. sleutel Ok doorschuiven determineertabel oef. 1 − gesteenten met naam: zand, leisteen, krijt, grindconglomeraat, zandsteen, klei, kalksteen, leem, grind − 2 x zuur (azijn) − 2 x pipet − schrijfgerief verslag KE 2 oefening 2 − werkmap blz. 8 10 min. individueel klassikaal determineertabel oef. 1 − schrijfgerief OEFENING 1: Gesteenten herkennen • Om gesteenten te herkennen, kan je gebruik maken een determineertabel. Vul deze deT 11 KU 2 termineertabel aan door de namen van de gesteenten in de kaders te noteren. Kies uit: zand – leisteen – krijt – grindconglomeraat – zandsteen – klei – kalksteen – leem – grind Gesteenten - 6 DETERMINEERTABEL GESTEENTEN los gesteente? keien zichtbaar? JA JA grind JA zand JA klei NEE NEE korrels voelbaar? NEE boetseerbaar? NEE leem keien zichtbaar? JA grindconglomeraat JA zandsteen NEE korrels voelbaar? NEE krasbaar met vingernagel? JA JA krijt NEE NEE kalksteen krasbaar? boetseerbaar? leisteen bruist met zuur? bruist met zuur? Gesteenten - 7 OEFENING 2: Gesteenten herkennen • Stel een verslag op van jullie onderzoek door het volgende overzicht te vervolledigen: T 11 KU 4 KE 2 ‘ L O S G E S T E E N T E V A S T G E S T E E N T E GRIND herkenning: losse keien ZAND herkenning: losse voelbare korrels LEEM herkenning: poederig, niet boetseerbaar KLEI herkenning: poederig vochtig: boetseerbaar droog: harde klomp die je kan breken GRINDCONGLOMERAAT herkenning: keien zichtbaar ZANDSTEEN herkenning: korrels voelbaar KRIJT herkenning: bruist met zuur, krasbaar KALKSTEEN herkenning: bruist met zuur, niet krasbaar LEISTEEN herkenning: glad, bruist niet, ‘laagjes’ • Herken je deze gesteenten? Noteer onder elke afbeelding de juiste naam! leisteen zand OEFENING 3: grindconglomeraat Gesteenten herkennen • Onderzoek de gesteentemonsters die je hebt meegebracht uit de eigen leefruimte. Met T 11 KU 2 de determineertabel uit oefening 1 kan je de gesteenten een juiste naam geven. Noteer de resultaten van jouw bevindingen in de volgende tabel: Vindplaats EIGENSCHAPPEN GESTEENTE Gesteenten - 8 OEFENING 4: Eigenschappen van gesteenten We zijn omgeven door gesteenten. Het uitzicht van gesteenten kan verschillen. Hoe komen T1 KU 2 de volgende gesteenten voor? • Zet de gesteenten bij de juiste foto: los zand – ruwe kalksteen – gepolijst graniet – kwartskristal gepolijst graniet kwartskristal ruwe kalksteen los zand • Plaats bij de volgende eigenschappen een gepast gesteente: Los of vast: - losse korrels: vb. grind, zand, leem, klei - aaneengeklitte korrels (vast): vb.zandsteen, conglomeraat - vast gesteente: vb. kalksteen, krijt, zandsteen, leisteen Hardheid: TEST: krassen met de vingernagel - zacht: vb. krijt, zandsteen - hard: vb. kalksteen, grindconglomeraat, leisteen Korrels voelbaar: - niet-korrelig: vb. leisteen, krijt - korrelig: vb. zandsteen, grindconglomeraat Kalkhoudend of niet: TEST: kalk bruist als reactie op zuur - kalkhoudend: vb. krijt - niet-kalkhoudend: vb. zand, klei, leisteen BESLUIT: KE 1 KE 3 Gesteenten = het natuurlijk materiaal waaruit de aardkorst is opgebouwd en dat mee het reliëf bepaalt. Gesteenten kan je herkennen aan hun typisch uitzicht of andere specifieke eigenschappen: UITZICHT: EIGENSCHAPPEN: − los of vast? − gelaagdheid − hardheid / krasbaarheid? − kleur − korrels voelbaar? − kalkhoudend of niet? / opbruisend met zuur of niet? Geologie is de wetenschap die de gesteenten in de aardlagen bestudeert. ..……………………………………………………………………………………………………….. Gesteenten - 9 1.2 Oppervlaktegesteente Gesteenten komen in horizontale of schuine lagen in de aardkorst voor. De gesteenten die we in onze eigen leefomgeving of elders in de natuurlijke situatie het eerst vinden, ligKE 1 gen aan de oppervlakte. Het is het oppervlaktegesteente. Als we gesteenten willen observeren dan kijken we naar een ontsluiting. Een ontsluiting is een plaats in het landschap waar gesteentelagen aan de oppervlakte komen of ‘dagzomen’ (aan het daglicht of de oppervlakte komen). Enkele voorbeelden van ontsluitingen zijn een diepe weginsnijding, een steengroeve, een bouwput, de kuil bij een ontwortelde grote boom, enz. OEFENING 5: Oppervlaktegesteente • Bestudeer de figuur en noteer in elk kader de juiste naam van het oppervlaktegesteente. KU 3 p i le k r de l o i le k nd za se om ruin o B b d an z el ge De bovenste losse laag waarin de plantenwortels groeien noemen we de bodem. Een bodem ontwikkelt zich in gesteentelagen door plantengroei KE 1 (vegetatie) en insijpelend regenwater. De bodem bestaat uit 2 lagen: - de humuslaag = de donkergekleurde, vruchtbare bovenlaag van de bodem. - de wortellaag = de onderste laag van de bodem, tot waar de wortels doordringen. De gesteentelagen onder de bodem behoren tot de ondergrond. De ondergrond kan bestaan uit losse of vaste gesteenten. De dikte van de bodem kan variëren van enkele centimeters tot enkele meters. Dit hangt af van de gesteenten in de ondergrond (los of vast). Gesteenten - 10 OEFENING 6: Bodem en ondergrond • Noteer de volgende begrippen op de juiste plaats bij onderstaande ontsluiting: KU 4 bodem – humuslaag – wortellaag – ondergrond – oppervlaktegesteente los (gesteente) – vast (gesteente) wortellaag los vast gesteente gesteente oppervlaktegesteente ondergrond bodem humuslaag • Duid met een RODE lijn de grens aan tussen bodem en ondergrond. • Schrap wat niet past: Wanneer in de ondergrond vaste gesteenten voorkomen is de bodem duidelijk dunner /XXXX dikker dan bij een ondergrond die bestaat uit losse gesteenten. WIST JE DAT? Het weer dat jij ‘s morgens trotseert wanneer je naar school komt is veel krachtiger dan je zou denken! Het kan van vaste gesteenten een los gesteente maken. Wanneer je dat zelf probeert zal je merken dat het niet altijd eenvoudig is! Zonnewarmte, de werking van vorst en insijpelend water doen langzaam maar zeker de meest harde gesteenten verbrokkelen. Ook plantenwortels dragen hun steentje bij. In de aardrijkskunde noemt men dit verbrokkelen en vergruizen verwering. Het resultaat is soms een verbluffend landschap! Gesteenten - 11 OEFENING 7: Bodem en ondergrond humuslaag Kan je de verschillende delen van een ontsluiting ook herkennen op de volgende foto? • Duid met een horizontale RODE lijn de grens aan tussen de bodem en de ondergrond. • Duid met haakjes de verschillende lagen aan op de foto en noteer de ondergrond – bodem. o Te noteren rechts naast de foto: oppervlaktegesteente. • Arceer op de figuur de wortellaag met BLAUW. oppervlaktegesteente bodem o Te noteren links naast de foto: wortellaag juiste naam erbij: ondergrond KU 4 OEFENING 8: Oppervlaktegesteenten en bodem • Lees aandachtig de volgende leestekst en tracht het schema aan te vullen. Het oppervlaktegesteente heeft in België doorheen de tijd allerlei veranderingen ondergaan in de oorspronkelijke samenstelling. Deze verandering ontstond door verwering (door weer, insijpelend water, planten en dieren). De veranderingen in samenstelling zijn vaak tot vele, soms tientallen, meters merkbaar. Het resultaat is de bodem. De grootste veranderingen zijn te zien in de bovenste 30 tot 100 cm, waar zich ook vaak meer dan ¾ van alle plantenwortels bevindt. Bij onderzoek van de bodem beperken we onze aandacht meestal tot één tot anderhalve meter onder het aardoppervlak. oppervlaktegesteente invloed van RESULTAAT= bodem 1. het weer 2. insijpelend water 3. planten en dieren (herkenbaar aan: plantenwortels) Gesteenten - 12 1.3 Fossielen, mineralen en grotten OEFENING 9: Fossielen • Bestudeer en lees het onderstaande bronnenmateriaal. Daarna los je de vragen op. KU 5 Fossielen met een verhaal over ons verleden... Schedel Neanderthaler uit Spy (België) Haaientanden uit Antwerpen (België) Onderkaak mammoet (Noordzee) Een overblijfsel van een levend wezen (plant, dier of mens), dat meer dan 10 000 jaar geleden heeft geleefd, noemt men een fossiel. Het verstenen is de overgang van een organisme in een fossiel: een levend wezen wordt omgezet in een gemineraliseerd overblijfsel. De weke of ‘zachte’ delen van planten en dieren zullen na de dood snel vergaan. De harde delen zoals schalen of skeletten, verdwijnen gewoonlijk na een langere periode. Of het organisme als fossiel bewaard blijft, hangt af van de omstandigheden. Een eerste voorwaarde is dat het snel bedekt moet worden door afzettingen. Maar ook de natuurkundige en chemische eigenschappen van de omgeving zijn belangrijk. Naar: ‘De grote encyclopedie der fossielen’ Wat zijn fossielen? Een overblijfsel van een levend wezen (plant, dier of mens) dat meer dan 10 000 jaar geleden geleefd heeft en versteend is. Zal elk levend wezen uiteindelijk verstenen tot een fossiel? Waarom wel/niet? Neen. Het moet snel bedekt worden door afzettingen en ook de eigenschappen van de omgeving zijn belangrijk. Gesteenten - 13 Bestudeer aandachtig de fossielen op de foto’s en ga op zoek naar een passend antwoord: Heeft de mens (homo) in de geschiedenis steeds hetzelfde uitzicht gehad? Neen. De neanderthaler heeft zware wenkbrauwbogen en een klein voorhoofd. Was de mammoet een vleeseter of een planteneter? Hoe kan je dat zien? Een planteneter. Je ziet dit aan de tanden (geen snijtanden wel ‘plooikiezen’). Verklaar de aanwezigheid van mammoetbeenderen op de bodem van de Noordzee en haaientanden in Antwerpen. Zeeën kwamen vroeger op andere plekken voor dan nu: in sommige periodes waren de zeeën groter, in andere periodes waren ze kleiner. Alle afgebeelde fossielen dateren uit het kwartair. Wat kan je besluiten over de ouderdom wanneer je de fossielen in de geologische tijdschaal (onderstaande tabel) plaatst? In de geologische tijdschaal zijn ze eigenlijk nog heel jong. De geschiedenis van de aarde in de geologische tijdschaal Kwartair 1,64 miljoen jaar geleden – nu Tertiair 65 – 1,64 miljoen jaar geleden Krijt 144 – 65 miljoen jaar geleden Jura 206 – 144 miljoen jaar geleden Trias 248 – 206 miljoen jaar geleden Perm 290 – 248 miljoen jaar geleden Carboon 363 – 290 miljoen jaar geleden Devoon 409 – 363 miljoen jaar geleden Siluur 439 – 409 miljoen jaar geleden Ordovicium 510 – 439 miljoen jaar geleden Cambrium 570 – 510 miljoen jaar geleden Proterozoïcum 1650 – 570 miljoen jaar geleden Archean 3800 – 1650 miljoen jaar geleden Hadean 4800 – 3800 miljoen jaar geleden Ga eens na of er klasgenoten of familieleden fossielen bezitten of verzamelen. Welke fossielen bezitten jouw klasgenoten of familieleden? Noteer naam en vindplaats: Fossiel van... Vindplaats Atlaskaart …………………………….. .………………………………………. ……………………… …………………………….. .………………………………………. ……………………… …………………………….. .………………………………………. ……………………… Je kan op het internet op zoek gaan naar de vindplaatsen van fossielen in jouw buurt, provincie of in België. Welke vindplaatsen worden vermeld? Situeer ze op een passende atlaskaart. Gesteenten - 14 OEFENING 10: Mineralen • Bestudeer en lees het onderstaande bronnenmateriaal. Daarna los je de vragen op. KU 6 Kryptonite blijkt echt te bestaan! LONDEN - Kryptonite, de fictieve steen die de vijanden van Superman gebruiken om de held te verzwakken, blijkt echt te bestaan. Een Britse wetenschapper heeft een mineraal ontdekt dat grotendeels dezelfde kenmerken heeft. Doctor Chris Stanley van het Natural History Museum in Londen ontdekte het mineraal Jadariet, dat op één na dezelfde componenten heeft als kryptoniet. Enkel fluor ontbreekt. De wetenschapper kwam de gelijkenis op het spoor nadat hij de componenten van het mineraal op internet had ingegeven om het te determineren. Stanley werd onmiddellijk naar de site van The Return of Superman verwezen. In die film wordt het kryptoniet bewaard in een kistje met de componenten op: sodium, lithium, boor, hydroxide, silicaat en fluor. In tegenstelling tot het felgroene of rode kryptoniet dat in de films wordt gebruikt, is het echte mineraal wit en poederachtig. Het is bovendien niet radioactief en het kan eenvoudig worden gevonden in Servië in plaats van op de planeet Krypton. Bron: De Standaard 24 april 2007 Wat zijn mineralen? Ga in een woordenboek, op het internet of in een ander naslagwerk op zoek naar een degelijke en korte beschrijving. Mineralen zijn de kleinste bouwstenen van een gesteente. Ze worden gevormd in ‘geologische processen’ (door de aarde) en niet door de mens. Vele mineralen hebben een kristalvorm. Ken jij enkele bekende kristalvormige soorten mineralen? Som ze op. Diamant (mineraal koolstof), bergkristal (mineraal kwarts) Ga eens na of er klasgenoten of familieleden mineralen bezitten of verzamelen. Stel een beknopt lijstje op met enkele mineralen die jouw klasgenoten of familieleden bezitten. Vermeld een duidelijk kenmerk: kleur, kristalvorm, hardheid. Naam Kleur Ander kenmerk (eigenschap) ………………………………. ………………... …………………..………………………… ………………………………. ………………... …………………..………………………… ………………………………. ………………... …………………..………………………… ………………………………. ………………... …………………..………………………… Je kan op het internet op zoek gaan naar de vindplaatsen van mineralen in België of Europa. Welke vindplaatsen worden vermeld? Situeer ze op een passende atlaskaart. Gesteenten - 15 OEFENING 11: Grotten • Benoem aan de hand van de leestekst de onderlijnde delen van een grot door de drukKU 7 letters uit de tekst in de cirkels te noteren. Op stap als speleoloog A D C B Grotten ontstaan omdat kalksteen in koolzuurhoudend water oplost. Vaak komen in grotten druipstenen voor. Het zure grondwater, dat door een kalksteenlaag in de bodem of ondergrond sijpelt, bereikt na enige tijd het plafond van de grot. Daar blijft het kalkhoudend water in de vorm van een druppel aan het plafond hangen. Door contact met de lucht in de grot vervliegt het koolzuurgas in de druppel en blijft enkel de kalk als een minuscuul mineraaldeeltje op het plafond achter. Dit proces herhaalt zich bij de volgende druppels en na vele jaren vormt zich een kegel: de stalactiet (A). Het duurt soms wel duizend jaar eer zich een centimeter stalactiet gevormd heeft. Het water dat via kleine kanaaltjes uit de stalactieten druipt, valt op de vloer. Door de schok slaat het calciet neer en zal het water wegvloeien of verdampen. Dit proces herhaalt zich en na verloop van tijd is een opwaarts groeiende tegenhanger van een stalactiet ontstaan. Een stalagmiet (B) is een druipsteenpilaar van calciet die vanaf de grond omhoog gegroeid is. Wanneer stalagmieten en stalactieten elkaar ‘ontmoeten’ en vergroeien ontstaat een druipsteenkolom of -zuil (C). Een schuin plafond in een gedeelte van de grot doet het water op een andere manier aflopen waardoor hele ‘gordijnen’ (D) van kalksteen ontstaan. STUDIETIP Het verschil tussen een stalactiet en een stalagmiet kan je gemakkelijk zo onthouden: Een stalagMiet groeit naar boven toe, hij klimt als het ware omhoog. ‘Monter’ is het Franse woord voor ‘klimmen’. Een stalacTiet groeit naar beneden toe, hij valt als het ware naar beneden. ‘Tomber’ is het Franse woord voor ‘vallen’. WIST JE DAT? België telt 65 grotten die langer zijn dan 500 meter. De totale lengte van al deze grottencomplexen samen bedraagt meer dan 108 kilometer! In de diepste grot van ons land kan je tot 140 m onder het niveau van de ingang afdalen. Gesteenten - 16 Hoofdstuk 2: Gesteenten op kaart 2.1 Thematische kaarten gesteenten in België In je atlas kan je heel wat gegevens over de bodem en ondergrond terugvinden. Thema PEDOLOGIE (pes= Latijn voor voet): atlaskaart …………… Deze kaart geeft een overzicht van de gesteenten die voorkomen in de bodem van de verKE 1 KE 4 schillende geografische streken. Voor welke ‘grondgebruikers’ kan deze informatie van belang zijn? Landbouwers, tuinaanleggers Waarom? De vruchtbaarheid van de bodem bepaalt de keuze van de gewassen, de bomen en planten. OEFENING 12: België bodem • Raadpleeg in je atlas de bodemkaart (‘pedologie’) van België (kaart ..…...) en vul de KU 8 legende bij de onderstaande thematische kaart bodem in België aan. • Situeer jouw schoolgemeente met een ROOD . losse klei zand zandleem leem stenige Gesteenten - 17 Thema LITHOLOGIE (lithos= Grieks voor steen): atlaskaart …………… Deze kaart geeft een overzicht van de gesteenten in de ondergrond die voorkomen in de KE 1 KE 5 verschillende geografische streken. Voor welke ‘grondgebruikers’ kan deze informatie van belang zijn? mijnbouwers, ingenieurs en architecten Waarom? Mijnbouwers gaan in de ondergrond op zoek naar gesteenten als bouwmateriaal, energiebron,… en architecten willen voorkomen dat een gebouw wegzakt. OEFENING 13: België ondergrond • Situeer jouw schoolgemeente met een ROOD . KU 9 Welke ondergrond tref je aan in de eigen leefruimte? zand ………………………………………………………………………………………………………. • Markeer in de legende van de kaart de losse gesteenten. • Schrap wat niet past: Hoog-België. Losse gesteenten tref je vooral aan in Laag-België / Midden-België /XXXXXXX Vaste gesteenten tref je vooral aan in XXXXXXXXXXXXXXX Laag-België / Midden-België / Hoog-België. Gesteenten - 18 7 6 5 4 3 2 1 stenig: mergel, zachte zandsteen en kalksteen stenig: harde zandsteen en schiefers stenig: schiefers (leisteen) leem zand zand klei zand en zandsteen kwartsieten en leisteen leisteen zand zand en grind zand polderklei en rivierafzetting gesteente(n) in de ONDERGROND KU 10 gesteente(n) in de BODEM OEFENING 14: Vergelijking bodem - ondergrond • Vergelijk nauwgezet de thematische kaart ‘bodems’ van België met de thematische kaart ‘ondergrond’ van België: noteer voor elk gebied de juiste gesteenten. Gesteenten - 19 • Wat stel je vast? Een duidelijk verband tussen bodem en ondergrond: +/- dezelfde gesteenten. • Neem een besluit: De ondergrond in Laag- en Midden-België bestaat voornamelijk uit KE 6 vaste / losse gesteenten. De bodem is hier meestal dik /XXX dun. XXX losse gesteenten. De ondergrond in Hoog-België bestaat voornamelijk uit vaste / XXX De bodem is hier meestal XX dik / dun. 2.2 Thematische kaart gesteenten in eigen leefruimte Ter illustratie: topografische kaart Boechout en omgeving OEFENING 15: Gesteenten in eigen leefruimte • Raadpleeg in je atlas de bodemkaart van België of de bodemkaart van de eigen leefKU 11 ruimte op de internetsite van de dienst agiv. Vul vervolgens de legende bij de thematische kaart bodem in eigen leefruimte op volgende bladzijde aan. Geef elke bodem een eigen kleur in de legende en kleur de kaart juist in! In onze schoolgemeente vinden we voornamelijk (een) zandleembodem(s) . KE 7 De bodem is hier dik / XX dun en ligt op een ondergrond vanXXX vast / los gesteente. Andere bodemsoorten in onze eigen leefruimte zijn: zandbodems en kleibodems OEFENING 16: Gesteenten eigen leefruimte De kaart in deze oefening vertelt je meer over de verontreiniging van bodem en onderKU 12 grond in Vlaanderen. Om even over na te denken… • Situeer op de kaart jouw schoolgemeente met een ZWART . • Beschrijf kort wat de kaart jou vertelt over de gronden in deze gemeente. Eigen antwoord leerlingen. • Ken je plaatsen in jouw schoolomgeving waar de grond vervuild is of vervuild geweest is? Noteer ze hieronder. Eigen antwoord leerlingen. …………………………………………………………………………………. Bron: ASP Vlaanderen – cijfers 2005 Gesteenten - 20 THEMATISCHE KAART: gesteenten in de bodem in eigen leefruimte LEGENDE: droge zandbodems Weinig vruchtbare landbouwgrond. Irrigatie en bemesting zijn nodig om landbouwopbrengst te verhogen. vochtige zandbodems Minder vruchtbare landbouwgrond. Bemesten is nodig. droge zandleembodems Makkelijk bewerkbare landbouwgrond, herkenbaar aan de (laagstam-) fruitboomgaarden en de akkers die tijdens de droge zomers geïrrigeerd worden. vochtige zandleembodems Vruchtbare landbouwgrond, herkenbaar aan akkers met maïs, bieten, graan en in de lagere delen van het landschap voornamelijk weilanden. natte zandleembodems Zie vochtige zandleemgronden. natte kleibodems Drassige grond, niet geschikt voor de landbouwer. Op deze gronden werd het Bos van Moretus aangeplant. Langs de beken van de valleien palmde de natuur deze braakliggende gronden terug in Gesteenten - 21 Hoofdstuk 3: Gesteenten en hun gebruik. 3.1 Gesteenten en hun gebruik in de landbouw De vruchtbaarheid van een bodem wordt bepaald door z’n luchtigheid, humusrijkdom, de aanwezigheid van mineralen en bodemvochtigheid. De vruchtbaarheid van de bodem is van groot belang voor de geschiktheid als landbouwgrond en keuze van het akkerbouwgewas. OEFENING 17: Bodemvochtigheid • Hoe loopt het afstromende regenwater in het landschap op de foto? Zal de bodem op de KU 13 aangeduide plaatsen nat of droog zijn? Schrap wat niet past! • Leid uit de foto voor elke plaats het bodemgebruik af! droge / natte bodem XXXX grondgebruik: weiden, bos droge / XXX natte bodem grondgebruik: akkers • Welke teelten komen vooral voor in de eigen leefruimte? groenteteelt (vooral in serres), mais en graan (op akkers), fruit (boomgaarden) • Welke vegetatie kan je terugvinden in de eigen leefruimte? grasland (weilanden: bv. Melkkuip) en loofbos (Bos van Moretus) • Probeer in de bodemvochtigheid een verklaring te vinden voor het voorkomen van de teelten en vegetatie: Op de lager gelegen natte bodems legt de landbouwer weilanden aan. Op de hogere drogere gronden worden akkers aangelegd. De zeer natte bodems zijn niet geschikt voor de landbouw: de natuur krijgt vrij spel of de mens legt er bos aan. De bodem in de eigen leefruimte bestaat voornamelijk uit vochtige zandleembodems KE 7 KE 8 KE 9 en is XXXXXXX niet / weinig / zeer geschikt voor landbouwactiviteiten want er is voldoende water aanwezig om planten goed te laten groeien. De droge zandleembodems moeten tijdens droge zomers geïrrigeerd worden. De teelten die we aantreffen zijn: mais, bieten en graan Gesteenten - 22 3.2 Gesteenten en hun gebruik in de bouwnijverheid. Oppervlaktegesteenten worden ontgonnen uit de ondergrond en worden ‘onverwerkt’ gebruikt of dienen als grondstof in de productie van bouwmaterialen. OEFENING 18: Gesteenten in bouwnijverheid Je gaat zelf aan de slag om een eigen droomhuis te bouwen! • Welke gesteenten kan je gebruiken? Noteer ze in de tabel. • Vermeld in de tweede kolom waarvoor je deze gesteenten nodig hebt. • Ga op de atlaskaart ‘steengroeven in België’ (kaart ..…...) naar een plaats in ons land waar je de gesteenten kan vinden. Gesteente Gebruikt voor... Vindplaats(en) klei bakstenen, dakpannen, tegels langs Rupel, omgeving Roeselare grind paden, grondstof voor beton langs Maas, in Noordzee zand ophoogzand, glas Vlaams-Brabant, Kempen kalksteen huizen, muurtjes langs Maas, Condroz, Ardennen dolomiet oprit, paden Philippeville, langs Maas, Land v. Herve OEFENING 19: Gesteenten in bouwnijverheid • Bestudeer de foto’s op de volgende bladzijde. KU 14 KE 10 Welke toepassingen kennen de volgende gesteenten? • Waar kan je deze toepassing in of rond het huis terugvinden?Noteer de juiste nummers uit de onderstaande figuur van de woning bij de foto’s in de tabel. 1 4 2 5 3 6 7 Gesteenten - 23 • Waar tref je deze toepassingen aan in het schoolgebouw en thuis? Gesteente(n) 6 GRIND 7 ARDUIN blauwe hardsteen 4 LEISTEEN 5 KLEI Toepassing in schoolgebouw? Toepassing thuis? grondstof voor beton (schoolgebouwen), asfalt (speelplaats) Eigen antwoord leerlingen. deurdrempels (dorpels), omlijsting van de buitendeuren van het A-blok, windroos op de speelplaats Eigen antwoord leerlingen. / Eigen antwoord leerlingen. muren van de schoolgebouwen (A- en C-blok) Eigen antwoord leerlingen. vloertegels in schoolgebouwen, vensterbanken van het Ablok 4 1 KWARTSZAND 6 BASALT ramen Eigen antwoord leerlingen. glas (ruiten) Eigen antwoord leerlingen. / Eigen antwoord leerlingen. (steenslag) 3 ZANDSTEEN 2 GRANIET vensterbanken in het C-blok Eigen antwoord leerlingen. Gesteenten - 24 6 Gesteente(n) Toepassing in schoolgebouw? Toepassing thuis? KALKSTEEN GRINT ZAND BETON als klinkers op de speelplaats, het D-blok, de fietsenkelder, de plantenbakken Eigen antwoord leerlingen. / Eigen antwoord leerlingen. KRIJT stucwerk op de muren van het A-blok Eigen antwoord leerlingen. LEEM / Eigen antwoord leerlingen. + water MARMER WIST JE DAT? We beseffen vaak niet hoeveel grondstoffen we gebruiken! De volgende voorbeelden geven jou een beeld van grondstoffengebruik voor alledaagse zaken: Toepassing Materialen Gebruikte delfstoffen huis dakpannen, bakstenen, beton, glas 100 ton grind 100 ton bouwzand 80 ton klei 1 km autosnelweg asfalt, beton, onderfunderingen 30 000 ton grove korrels auto ruiten, bumpers, kunststoffen, lakken en lijmen 100 kg kwartszand aanleg van industrie- of woongebieden, bouwrijp maken van de terreinen / ophoogzand In België rijden er 5 130 578 auto’s… … en ligt er 1 763 kilometer autosnelweg! Gesteenten - 25 3.3 Ontginning gesteenten en gevolgen voor landschap en milieu De ontginning van gesteenten laat grote ’littekens’ achter in het landschap. Toch wordt voor heel wat ontginningsplaatsen (groeven, zandwinningsputten,…) een nieuwe bestemming gezocht. De ‘kleiputten’ van Terhagen en Rumst in de Rupelstreek De kleiputten in Rumst omvatten een groot gebied dat zich bevindt tussen de wijk Bosstraat te Boom, het dorp Terhagen, de dorpskern van Rumst en het huidige, nog actieve kleiontginningsgebied ten zuiden van Reet. Het gebied is zo'n 150 ha groot en biedt zeer vele mogelijkheden voor natuur en natuurontwikkeling. Van vuilnisbelt tot natuurgebied De kleiputten dragen een zwaar verleden met zich mee. Naarmate het kleiontginningsgebied steeds noordelijker kwam te liggen werden er nieuwe bestemmingen gezocht voor de ontstane putten. Tot begin jaren '80 beschouwde men de vrijgekomen putten als een ideale oplossing om de steeds groeiende afvalberg in kwijt te geraken. De steenbakkers werden verplicht om na de ontginning het landschap in oorspronkelijke staat terug te brengen. Dit werd begrepen als het opnieuw opvullen van de ontstane putten met afvalstoffen van huishoudens en industrie. Men dacht dat door de ondoorlaatbare kleibodem de kans op bodemvervuiling klein was. Het gevolg in onze regio is gekend: de Rupelstreek werd al gauw de vuilnisbak van Vlaanderen door de vele stortplaatsen. Het storten bracht veel geld op voor de steenbakkers en afvalverwerkers. Dankzij het protest van de inwoners van de omliggende dorpen en wijken werd er een halt toegeroepen aan het storten van afval. Begin jaren '80 werd de Rupelstreek stortvrij verklaard, maar het duurde tot begin jaren '90 vooraleer de laatste stortplaats in de streek werkelijk dicht ging. Een nieuwe start De meeste stortplaatsen werden afgedekt met grond en de natuur doet langzaam maar zeker opnieuw zijn intrede in het gebied. De mooiste stukken natuur in de Rumstse kleiputten vinden we in de onmiddellijke omgeving van Terhagen dorp en de ligging vlak aan de dorpskern van Terhagen geeft dit bos een belangrijke bestemming als wandel- en speelbos. OEFENING 20: Littekens in het landschap • Bekijk aandachtig de volgende ontginningsplaatsen en beschrijf telkens welke littekens KU 15 KU 16 ze in het landschap hebben achtergelaten. Kleigroeve in Terhagen – Rumst (Rupelstreek) Littekens in het landschap? diepe putten, weinig of geen vegetatie, aanwezigheid van zware machines. Gesteenten - 26 Zandgroeve Bierbeek Littekens in het landschap? diepe putten zonder vegetatie, machines • Welke nieuwe bestemming kregen de onderstaande oude ontginningsplaatsen? • Vind je deze bestemming goed gekozen? Waarom wel / niet? Bedenk nog een andere nieuwe bestemming! Oude kleigroeven in Rumst – Boom (Rupelstreek) Nieuwe bestemming van de oude ontginningsplaats? sport- en recreatiegebied, natuurgebied, bedrijventerrein Eigen gekozen bestemming: Eigen antwoord leerlingen. Gesteenten - 27 Oude zandwinningsput Mol (Zilvermeer) Nieuwe bestemming van de oude ontginningsplaats? recreatiegebied: zwemvijver met mogelijkheid tot allerlei watersporten, zandstrand, sportterreinen Eigen gekozen bestemming: Eigen antwoord leerlingen. OEFENING 21: Ontginning in eigen leefruimte • Welke gesteenten worden ontgonnen in de eigen leefruimte? KU 15 KU 16 Noteer ook de juiste plaatsen. Ontgonnen gesteente klei Plaats(en) langs Rupel, omgeving Turnhout-Beerse • Welke ontginningsactiviteiten lieten duidelijke littekens na in het landschap in de eigen leefruimte? Vul de tabel ook aan met de juiste plaats en de nieuwe bestemming. Oorspronkelijke activiteit Plaats kleigroeve Duffel kleigroeven Rumst-Terhagen Nieuwe bestemming stortplaats (gesloten) stortplaats, natuurgebied De ontginning van gesteenten in groeven en mijnen verandert het landschap vaak erg ingrijpend. Het laat dikwijls grote littekens na! KE 11 De verminkte landschappen krijgen meestal een nieuwe bestemming als natuurgebied, recreatiegebied, woonzone, stortplaats, bedrijventerrein, enz. Gesteenten - 28