Waarden en inspiratie in management development Opdrachtgever: Federatie Christelijk MBO Onderzoeker: drs. Erik de Jongh december 2010 Inhoud 1. Inleiding 3 1.1. Aanleiding 3 1.2. Probleemstelling 3 1.3. Vraagstelling 4 1.4. Doelstelling 5 1.5. Aanpak 5 1.6. Vertrouwelijkheid 5 2. Theoretische achtergrond 6 3. Management development programma’s 10 3.1. Inleiding 10 3.2. Albeda College 10 3.3. ROC Friese Poort 14 3.4. Alfa College 16 3.5. Amarantis Onderwijsgroep 20 4. Case studie: Landstede 25 5. Case studie: ROC A 12 40 6. Samenvatting en conclusie 48 Bijlage A: Organisatieparadigma’s 56 Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 2 1. Inleiding 1.1. Aanleiding In de periode 2006-2007 heeft de Federatie Christelijk MBO een aantal managementconferenties aangeboden rond waardenvol werken. Twee ervaringen met deze conferenties waren aanleiding voor het federatiebestuur om een onderzoek te laten uitvoeren naar de management development programma’s van de aangesloten instellingen. In de eerste plaats bleken deelnemers aan de managementconferenties afkomstig uit een beperkt aantal instellingen. Bovendien bleek tijdens de managementconferenties dat de deelnemers in de dagelijkse praktijk weinig ruimte ervoeren voor waardenvol werken. Dit riep de vraag op welke ruimte de instellingen in de praktijk geven voor het werken vanuit waarden en inspiratie. De vraag spitste zich toe op twee punten: wat doen de instellingen zelf aan management development en hoe geven zij in hun MD programma’s invulling aan waardenvol werken? 1.2. Probleemstelling De keuze voor waardenvol werken als speerpunt van de Federatie Christelijk MBO houdt verband met de noodzaak en behoefte om de identiteit van het christelijk MBO te profileren. Waardenvol werken veronderstelt dat je als onderwijsinstelling expliciteert waar je voor staat – en dat je doet wat je zegt. In de nota Koers Bijzonder Bve was reeds opgemerkt dat er op het gebied van de levensbeschouwelijke identiteit sprake is van gevarieerde verschijningsvormen. Zo verschillen de omstandigheden waarbinnen een gesprek over identiteit wordt gevoerd naargelang het werkgebied. In sommige regio’s is levensbeschouwelijke pluriformiteit vanzelfsprekend, terwijl in andere regio’s sprake is van een sterke invloed van de christelijke orthodoxie. Zo werkt de levensbeschouwelijke verscheidenheid ook door in het gesprek over de identiteit van de instelling. De levensbeschouwelijke verscheidenheid wordt binnen de Federatie Christelijk MBO voluit erkend. De verschillende verschijningsvormen van identiteit, maken het gesprek binnen het verband van de Federatie Christelijk MBO niet eenvoudiger. Wanneer identiteit op bestuurlijk en managementniveau wordt gethematiseerd, dan leidt dat (uiteraard) tot een existentiële Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 3 ontmoeting – een ontmoeting van ideeën en belevingen. Er zijn verschillende manieren om met die ontmoeting om te gaan. De twee extreme posities zijn relativerend en normerend. De relativerende positie wordt geïllustreerd door de bestuurder (overigens niet van een van de aangesloten instellingen) die de betekenis van identiteit ooit verwoordde als de mogelijkheid om een gesprek te voeren over waarden en geloof. Zo’n gesprek kan inspirerend zijn, maar het raakt slechts zijdelings aan de verantwoordelijkheid van bestuur en management om de identiteit van de instelling te profileren. De relativerende positie brengt een zekere ‘verlegenheid’ met zich mee om op identiteit te ‘sturen’. Anderzijds brengt de normerende positie ook bepaalde moeilijkheden met zich mee. Dan gaat het vooral om een authentieke beleving van de formele identiteit. Bij de instellingen die zijn aangesloten bij de Federatie Christelijk MBO ben ik weliswaar geen levensbeschouwelijke verlegenheid tegengekomen, maar wel verlegenheid met het ‘sturen’ van identiteit. Als onderzoeker ben ik er vanuit gegaan dat identiteit uiteindelijk betekenis moet hebben op existentieel niveau. Het probleem is echter dat identiteit in bestuurlijk opzicht betekenis moet krijgen binnen de instellingen, i.c. het management development. De ervaringen in de managementconferenties laten zien dat het werk van managers wordt beheerst door de ‘waan van de dag’ en wisselende prioriteitstelling.1 Het Expertisecentrum heeft er om die reden op aangedrongen dat het onderzoek zich niet alleen zou richten op de beleidsmatige kant van management development, maar ook op de dagelijkse praktijk van bestuur en management. 1.3. Vraagstelling De noodzaak om door de ‘verlegenheid’ van bestuur en management met het aansturen van de identiteit heen te breken en de vraag van het Expertisecentrum om aandacht te besteden aan de dagelijkse praktijk, betekent dat de relatie tussen mens en organisatie centraal zou moeten staan in het onderzoek naar management development. De zoekrichting in dit onderzoek werd bepaald door twee vragen: a. wat zeggen de instellingen over de relatie tussen mens en organisatie in beleidsdocumenten, zoals het identiteitsbeleid, de visie en missie, het strategisch beleid, de besturingsfilosofie en de management development programma’s? b. hoe krijgen deze waarden in de praktijk van bestuur en management gestalte? 1 Deze bevinding vormde de kern van mijn rapportage aan het bestuur van de Federatie Christelijk MBO op … februari 2008 Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 4 1.4. Doelstelling De rapportage is er op gericht om voor de Federatie als geheel inzichtelijk te maken welke praktijken (zowel beleidsmatig als persoonlijk) bijdragen aan het werken van bestuurders vanuit de levensbeschouwelijke identiteit van hun instelling. 1.5. Aanpak Het onderzoek bestond uit een studie van de documenten waarin de identiteit van de instellingen en de geëxpliciteerde waarden zijn neergelegd, alsmede een analyse van de management development programma’s. Bij twee instellingen, ROC A12 en Landstede, zijn interviews gehouden met de CvB’s en een aantal stafmedewerkers. Uit de bestudeerde documenten blijkt hoe de instellingen beleidsmatig invulling geven aan hun waarden. De interviews zijn bedoeld om de vraag te beantwoorden hoe in de praktijk naar die waarden wordt gehandeld in de top van de instellingen. 1.6. Vertrouwelijkheid Deze rapportage wordt in vertrouwelijkheid uitgebracht aan het bestuur van de Federatie Christelijk MBO. De case studies bij Landstede en ROC A12 zijn goedgekeurd door de geïnterviewden. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 5 2. Theoretische achtergrond en methodologische verantwoording Het onderzoek kan alleen dan slagen wanneer het een verhelderende kijk geeft op de plaats die waarden innemen in het bestuur en management van de instellingen. Een simpele beschrijving van de waarden is daarvoor niet toereikend. Bij aanvang van het onderzoek bleek al snel dat de plaats die waarden in de organisatie innemen nauw samenhangt met de verhalen die worden verteld. Elk verhaal verdient het om voluit gehoord te worden zonder in een theoretisch kader gedrongen te worden. Maar ook een weergave van de verschillende verhalen op zich is niet toereikend, omdat elk verhaal dan op zichzelf blijft staan. Voor de ordening van de bevindingen is daarom gebruik gemaakt van het onderzoek naar visionaire ondernemingen van Jim Collins en Jerry Porras.2 Zij gaan in op de verwarring rond de inhoud van het concept ‘visie’ en leggen uit wat dit concept vanuit het perspectief van bestuur en management betekent. Hun theoretische kader is naar mijn mening behulpzaam om vat te krijgen op het begrip ‘identiteit’. In de wereld van bestuur en management is de belangstelling voor visie ontstaan door het beroemde onderzoek van Tom Peters en Robert Waterman naar excellerende ondernemingen.3 Eén van de kenmerken van excellerende ondernemingen bleek visie te zijn. Collins en Porras deden verder onderzoek naar visionaire ondernemingen. Uit hun onderzoek bleek dat het fundamentele onderscheidende kenmerk van de meest duurzame en succesvolle ondernemingen is dat zij een kernideologie (core ideology) koesteren en tegelijkertijd vooruitgang en verandering (progress and change) nastreven in alles dat geen deel is van hun kernideologie.4 Zij leggen uit dat visionaire ondernemingen het verschil kennen tussen dingen die voortdurend veranderen en identiteit. Zij hebben iets dat voor hen ‘heilig’ is. Daardoor worden zij geen speelbal van externe krachten. Sterker nog, zij kunnen verandering bewerkstelligen in de gewenste richting; zij kunnen ‘een verschil maken’. Dit sluit goed aan bij de achtergrond van waardengericht werken bij de Federatie Christelijk MBO. Collins en Porras benadrukken dat het essentieel is om een kernideologie niet te verwarren met cultuur, strategie, bedrijfsvoering, beleid, of andere praktijken die niet bepalend zijn voor de kern van de organisatie.5 Bovendien zeggen ze dat de kernideologie niet de essentie is van een visionaire organisatie: 2 J. Collins en J. Porras, Built to Last (New York: HarperBusiness, 1994) T.J. Peters and R.H. Waterman, In search of excellence: lessons from America's best-run companies (New York: Harper and Row, 1982) 4 J. Collins and J. Porras, p. 220 5 J.C. Collins and J.I. Porras, p. 82 3 Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 6 A company can have the world’s most deeply cherished and meaningful core ideology, but if it just sits still or refuses to change, the world will pass it by’. 6 Het gaat dus om de combinatie van kernideologie en gedrevenheid door de wil tot vooruitgang en verandering. Beide elementen worden gezien als interne krachten. Dat is de belangrijkste reden om het onderzoek van Collins en Porras te kiezen als theoretische achtergrond voor deze rapportage. Hun werk biedt het theoretische kader om het belang van interne krachten te benoemen binnen de context van een bedrijfsmatige organisatie. Collins en Porras merken op dat het woord visie allerlei beelden oproept. We think of outstanding achievement. We think of deeply held values that bond people in a society together. We think of audacious, exhilarating goals that galvanize people. We think of something eternal – the underlying reasons for an organization’s existence. We think of something that reaches inside us and pulls out our best efforts. We think of the dreams of what we want to be. And therein lies a problem. All of us know vision is important, but what exactly is it?7 Een visie heeft in de opvatting van Collins en Porras twee componenten – een kernideologie en een toekomstbeeld (envisioned future). Een kernideologie omschrijft het blijvende karakter van een organisatie. Collins en Porras onderscheiden twee componenten in een kernideologie: kernwaarden (core values) en een kerndoel (core purpose). Zij omschrijven deze componenten als volgt. Core values are a small set of timeless guiding principles that require no external justification; they have intrinsic value and importance to those inside the organisation. 8 Core purpose is the organisation´s fundamental reason for being. An effective purpose reflects the importance people attach to the company´s work. It captures the soul of the organisation. Purpose gets at the deeper reasons for an organisation´s existence beyond just making money. An effective purpose reflects the importance people attach to the company’s work – it taps their idealistic motivations. Purpose (which should last at least 100 years) should not be confused with specific goals or business strategies (which should change many times in 100 years). Purpose guides an organisation and inspires change. 9 6 J.C. Collins and J.I. Porras, p. 81 J.C. Collins and J.I. Porras, p. 219 8 J.C. Collins and J.I. Porras, p. 222 9 J.C. Collins and J.I. Porras, p. 224 7 Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 7 Collins en Porras geven een duidelijk criterium voor kernwaarden en kerndoel: zij hebben existentiële betekenis. Dat brengt met zich mee dat er rondom de christelijke identiteit sprake is van een ideaal en innerlijke gedrevenheid; er horen emoties bij die aanduiden dat het om iets belangrijks gaat dat niet vanzelf spreekt en steeds onder druk staat. Een visie is daarom onlosmakelijk verbonden met passie en inspiratie. Collins en Porras constateerden dat hun onderzoek tot allerlei misverstanden leidde. Die misverstanden zijn mooi beschreven door Patrick Lencioni.10 Uit zijn betoog blijkt dat de misverstanden worden veroorzaakt door de gedachte dat externe krachten allesbepalend zijn voor het gedrag van organisaties. Met andere woorden, de overtuiging dat de sociale werkelijkheid op dezelfde manier beheerst kan worden als de natuurlijke omgeving en een rotsvast geloof in planning en control. Collins en Porras wijzen er echter op dat het evenzeer noodzakelijk is om naar binnen te kijken. You do not ‘create’ or ‘set’ core ideology, you discover core ideology. It is not derived by looking to the external environment, you get it by looking inside. (p. 228) You should not confuse core ideology with ‘statements’ of core ideology. The point is not to create a perfect ‘statement’, but to gain a deep understanding of your organisation’s core values and purpose which can then be expressed in a multitude of ways. (p. 230-231) Finally, you should not confuse core ideology with core competence. Core competence is a strategic concept that captures your organisation’s capabilities – what you are particularly good at – whereas core ideology captures what you stand for and why you exist. (p. 231) De combinatie van aandacht voor de binnenkant van de organisatie met gevoeligheid voor de omgeving stelt een organisatie in staat om op veranderingen te anticiperen voordat de noodzaak tot verandering wordt afgedwongen. Collins en Porras maken duidelijk dat een kernideologie van binnenuit komt en dat ruimte moet worden gemaakt voor de innerlijke wereld van medewerkers, deelnemers en andere betrokkenen. Deze innerlijke dimensie van organisatiegedrag wordt in de managementtheorie wel erkend, maar in de praktijk ligt de nadruk toch op de elementen die door het management beïnvloed kunnen worden.11 Het concept dat Collins and Porras voorstellen – bewaren van de kern en stimuleren van vooruitgang – kan worden verstaan vanuit het antropologische inzicht dat mensen zowel bepaald worden door externe omstandigheden als in staat zijn om keuzes te maken.12 In de P. Lencioni, ‘Make Your Values Mean Something’, in: Harvard Business Review, July 2002 Zie bijvoorbeeld D. Hellriegel, J.W. Slocum and R.W. Woodman, Organizational Behaviour (Minneapolis/St. Paul: West Publishing Company, 1995), p. 25. 12 J. Tennekes, Organisatiecultuur: een antropologische visie (Apeldoorn: Garant, 1995) 10 11 Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 8 theologische antropologie wordt ook een beroep gedaan op het vermogen van de geschapen mens om keuzes te maken en verantwoording af te leggen. De studie van visionaire organisaties brengt Collins en Porras tot een inzicht dat gedurende lange tijd gemeengoed is geweest voor christelijke instellingen, namelijk dat zij niet het passieve object zijn van externe krachten. Collins en Porras wijzen er op dat de innerlijke dimensie (a) van groot belang is om stelling te nemen in een complexe en veranderende omgeving en (b) onderscheiden moet worden van allerlei strategieën waarmee organisatiegedrag gestuurd wordt, zoals HRM. Collins en Porras merken op dat een eenzijdige en valse focus op strategie voortvloeit uit de veronderstelling dat verandering de enige constante is. Dit brengt een logica van aanpassing aan veranderende omstandigheden met zich mee.13 Een toekomstbeeld breekt door deze logica heen. Collins en Porras benadrukken dat strategie niet hetzelfde is als visie: To pursue a vision means to stimulate progress toward an envisioned future’14 Visionaire organisaties weven een kernideologie en gedrevenheid door vooruitgang in hun organisatie. Dat houdt in dat visie niet afhankelijk is van individuele mensen. Visionaire organisaties doen dat door beleid, doelstellingen en structuren. The difference between becoming a visionary company or forever remaining a ‘wannabe’ is the translation of those intentions into concrete items – mechanisms with teeth.15 Dit onderzoek is gericht op de vertaling van het waardengericht werken vanuit de christelijke identiteit in het management development van de aangesloten instellingen. De management development programma´s worden beschouwd als een van de ´mechanisms with teeth´ die de instellingen inzetten om hun identiteit vorm te geven.16 3. Management development programma’s 13 Collins and Porras benadrukken dat visionaire ondernemingen zichzelf niet beschouwen als het voorwerp van externe krachten, maar als een kracht om veranderingen te bewerkstelligen (visionary companies are not simply impacted by events, but make things happen). Hun bevinding wordt ondersteund door Arie de Geus, die als hoofd corporate planning van Shell een studie leidde naar lang-levende ondernemingen. Zie A. de Geus, The Living Company (Boston: Harvard Business School Press, 1997) 14 J.C. Collins and J.I. Porras, p. 221 15 J.C. Collins and J.I. Porras, p. 87 16 Voor het bredere sociologische kader waar dit onderzoek op is gebaseerd wordt verwezen naar bijlage A. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 9 3.1. Inleiding Deze paragraaf bevat het onderzoeksverslag naar de management development programma´s van de aangesloten instellingen. Waardenvol werken krijgt in alle management development programma´s de aandacht. Dit gebeurt veelal in de vorm van reflectie en zingeving. Daarbij wordt in meer of mindere mate expliciet geput uit of verwezen naar de christelijke traditie. Niettemin staat het verwerven van managementcompetenties voorop, waarbij het aan de deelnemer zelf wordt overgelaten om de identiteit van de instelling te integreren in het eigen handelen. De management development programma´s kunnen in dit opzicht beter worden gekarakteriseerd als leadership development programma’s. Het is opvallend dat een aantal instellingen de identiteit heeft uitgewerkt in een besturingsfilosofie, die het karakter heeft van een wereldbeeld van de instelling. De christelijke identiteit komt in deze instellingen als zodanig minder nadrukkelijk aan de orde in de management development programma’s, omdat reflectie en zingeving verweven zijn in de besturingsfilosofie. De besturingsfilosofie wordt vervolgens vertaald in het management development. Het onderzoeksverslag is opgebouwd aan de hand van de volgende thema’s: (a) profiel, (b) kernideologie, (c) toekomstbeeld, (d) besturingsfilosofie en (e) management development. 3.2. Albeda College Bestudeerde documenten: Het Albeda College richting 2007. Strategisch Plan 2002 – 2007 (februari 2002) De weg naar werk en actief burgerschap. Onderwijsvisie van het Albeda College (juni 2005) Onder de Albeda boom. Development binnen het Albeda College (februari 2001) Het Albeda College heeft zich gevormd in de jaren 1990 tot en met 1997 als een interconfessioneel ROC. De naam van prof.dr. W. Albeda is een bron van inspiratie, met name zijn inzet voor het beroepsonderwijs, zijn christelijke levensbeschouwing, zijn sociaalmaatschappelijke denkbeelden en zijn bijdrage aan de ontwikkeling van Rotterdam. De identiteit van het Albeda College wordt verbeeld door een boom. De boom staat voor de ontmoetingsplaats van leraar en leerlingen; voor de boom der kennis in de christelijke traditie; en voor levensboom die in de hoogte groeit en met zijn wortels in de grond staat. In het MD programma wordt ook naar de boom verwezen als plek waar wijze mannen en Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 10 vrouwen ervaringen uitwisselden en kennis opdeden. Sinds 2001 is de structuur uitgekristalliseerd. Toen ontstond ruimte voor het bepalen van de strategische richting. Het werkterrein van het Albeda College is de regio Rotterdam-Rijnmond. Kernideologie De kernideologie wordt weerspiegeld in de missie. Het begrip ‘missie’ wordt opgevat als de bestaansgrond van de organisatie. Waarom bestaan wij en waar zijn we voor? Albeda College verwoord zijn missie in termen van wat het feitelijk doet: het bieden van opleidingen en het zoeken van de balans tussen deelnemers, bedrijfsleven, de bredere maatschappij en de inhoudelijke kwaliteit van de opleidingen. Daarnaast hanteert het Albeda College het begrip ‘onderscheidend vermogen’ om aan te duiden waarom het zinvol is dat de organisatie bestaat. Het onderscheidend vermogen valt (grotendeels) samen met de kernwaarden: interconfessioneel; sociaal bewogen; bezielend; persoonlijk; respectvol; samenwerkend. Niet-onderscheidende kernwaarden zijn: verantwoordelijk voor resultaten en leren van elkaar. Onder de kernwaarden verstaat het Albeda College de intrinsieke waarden en de richtinggevende grondbeginselen van de organisatie. Toekomstbeeld Onder de visie verstaat het Albeda College een gedurfd beeld van de toekomst. Waarheen zij wij gezamenlijk op weg, wat is ons perspectief? Het toekomstbeeld wordt beschreven aan de hand van vijf strategische gebieden: Deelnemers worden gezien als klanten die levenslang leren. De loopbaan van de deelnemers staat centraal. Leren doen de deelnemers samen; daarbij wordt gestreefd naar een ‘natuurlijk sociaal evenwicht’. Onderwijs: is georganiseerd rondom de loopbaan van de deelnemers. Dat betekent dat er opleidingen zijn op alle niveaus met doorgaande leerlijnen naar vervolgonderwijs. In het onderwijsconcept staan ‘werkend leren’ en ‘lerend leven’ centraal’. De onderwijsvisie is verder uitgewerkt in het visiedocument De weg naar werk en actief burgerschap. Het Albeda College ziet onderwijs voor zich dat soepel kan meebewegen op de golven van verandering in de wereld om zich heen. Niet als een zeepaardje, stuurloos en doelloos, maar soepel en beweeglijk met een duidelijke koers en een doel. Het doel is duurzame participatie op de arbeidsmarkt. De koers wordt bepaald door drie basisprincipes: Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 11 betekenisvol leren (d.w.z. deelnemers in leersituaties brengen met een aansprekende context); authenticiteit en binding; en het gebruiken van talenten. Organisatie: het Albeda College is georganiseerd ten behoeve van het onderwijs aan de deelnemers. Teams van docenten, geconcentreerd rondom een opleiding, vormen als resultaatverantwoordelijke eenheden de kern van de organisatie. Deze teams hebben een grote verantwoordelijkheid en krijgen de ruimte om hun opdracht en taken te vervullen. De eisen die aan de organisatie worden gesteld, vloeien voort uit de onderwijsvisie. Het Albeda College is er in 2005 nog niet uit. Sluit de huidige organisatiestructuur aan op de nieuwe visie? Maakt de huidige organisatie het mogelijk om snel en soepel in te spelen op veranderingen? Welke vorm van organiseren biedt maximale ruimte aan de realisatie van de visie? In het strategisch beleidsplan wordt gezegd dat de ‘menselijke maat’ bepalend is voor de organisatievorm. Medewerkers: medewerkers vinden inspiratie in hun werk. Het werk is gevarieerd; mensen hebben invloed op hun situatie en werk; er is diversiteit aan mensen en functies. Managers laten de kernwaarden zien in hun gedrag. Zij dragen de Albeda-visie en de Albeda-cultuur uit. Zij hebben een dienstverlenende houding naar docententeams en deelnemers. Er zijn onderwijsmanagers en zakelijk managers. Omgeving: het Albeda College is betrokken bij het bedrijfsleven en de maatschappelijke omgeving. Kennis wordt gedeeld. Het onderwijs is toegankelijk. Leercentra hebben een open functie in de wijk en er zijn persoonlijke contacten. Er is niet zoiets als een perspectief waarin alle elementen van het toekomstbeeld worden samengenomen met het oog op een na te streven ideaal. Daardoor komt het toekomstbeeld toch vrij dicht bij de strategische doelen te liggen. Met andere woorden: niet de kernideologie (missie) maar de haalbaarheid is bepalend voor de wijze waarop het Albeda College omgaat met verandering. Het Albeda College verwijst daarom ook naar de balans die het voortdurend moet zoeken in een wereld die voortdurend in beweging is. Het Albeda College noemt vooral veranderingen op de arbeidsmarkt, in de maatschappij, jongerencultuur en manieren van leren. In de onderwijsvisie wordt een gebrek aan flexibiliteit aangeduid als oorzaak van de uitval van deelnemers. De onderwijsvisie uit 2005 lijkt een centrale plaats in te nemen bij de beschrijving van het toekomstbeeld, zodanig dat er sprake is van een uitwerking van de visie uit het strategisch beleidsplan van 2002. De onderwijsvisie geeft zelfs op hoofdlijnen aan wat de gevolgen zijn voor personeel, huisvesting en organisatie. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 12 Management development De medewerkers, met name de docenten, worden gezien als de sleutel tot succes in de uitwerking van de onderwijsvisie. Het is niet verwonderlijk dat de focus in de onderwijsvisie ligt bij de docenten en de teams waarin zij samenwerken. De vraag is in hoeverre het MD gericht is op het helpen realiseren van de eisen die in de onderwijsvisie worden gesteld aan de docenten en aan de docententeams. Zoals docenten het leerproces van de deelnemers begeleiden en ondersteunen, zo faciliteren directie en management het ontwikkelingsproces van het team en het individu. Daarbij draait het om de relatie tussen docent en deelnemer en de uitstraling van de beroepscompetenties door het team. Het team moet ruimte hebben om onderwijs te geven: gebouwen, geld, facilitair, systemen, ruimte om te experimenteren, maar vooral: persoonlijke aandacht en steun. De persoonlijke aandacht en steun die de docent aan de individuele deelnemer geeft, mag hij zelf ook verwachten van zijn manager. Ook hij wordt gekend en serieus genomen. Hij krijgt aandacht voor zijn professioneel functioneren, feedback op houding en vaardigheden en tips voor ontwikkeling en scholing. Strategische doelen zijn de hoofddoelen die het Albeda College nastreeft op de verschillende strategische gebieden. Wat willen we bereiken? De strategie is de weg waarlangs het Albeda College de hoofddoelen wil bereiken. Hoe gaan we de doelen realiseren? Een actieplan is de concretisering in resultaten van een strategisch doel. Wat willen we precies bereiken op welk moment en langs welke weg? Het Albeda developmentprogramma kan worden beschouwd als een actieplan. Het bredere kader van dit programma wordt aangeduid als een mix van organisatieontwikkeling en het ontwikkelingsproces van mensen. De beleidsadviseur Identiteit geeft aan dat de denklijn is om de trajecten in te bedden in de dagelijkse gang van zaken. (gesprek d.d. 17 januari 2009) Het actieplan is nadrukkelijk gebaseerd op de visie, missie en kernwaarden van het Albeda College. Het programma is ontwikkeld vanuit een reflectie op ´de geest´ van het Albeda College. Het programma richt zich op de leden van het CvB en algemeen directeuren van de divisies, unit-, regio-, onderwijs- en zakelijk managers, docenten met leidinggevende taken, staf en beleidsmedewerkers. Het programma beoogt: Ontwikkelen van managers in de richting van de missie, visie en kernwaarden van het Albeda College; Een sfeer van openheid waarbinnen medewerkers openlijk ervaringen, vragen, twijfels over hun vaardigheden en houding bespreken; Een netwerk voor deskundigheidsbevordering en ervaringsuitwisseling; Kritische zelfreflectie, (loopbaan)ontwikkeling en doorstroming; Ontwikkeling van talent voor opvolging. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 13 Bovenaan het programma staat een één/tweedaagse voor het CvB en algemeen directeuren van de divisies over de kernwaarden en de betekenis daarvan voor de competentie van managers en organisatie-ontwikkeling. Daarnaast open haard gesprekken in kleine groepen om stil te staan bij cultuurwaarden. Het verdere programma is gericht op competentieontwikkeling. 3.3. ROC Friese Poort Bestudeerde documenten: Schakels. Visie 2008-2012. Stafbeleidsplan Identiteit. ROC Friese Poort is in 1994 ontstaan uit een fusie van vier instellingen met een (algemeen) christelijke identiteit. Het bestaansrecht van ROC Friese Poort werd in de fusieperiode en rondom de verwerving van de ROC-status betwist; dit versterkte de overtuiging dat het christelijke karakter een bestaansreden was, naast de spreiding van aanbod. De Raad van Toezicht kent een commissie Identiteit en cultuur. ROC Friese Poort presenteert zichzelf als een schakel binnen de economische en scholingsinfrastructuur in Friesland en Flevoland door de verbondenheid met bedrijven, instellingen en opleidingsinstituten. Voor de deelnemers is ROC Friese Poort een schakel in hun loopbaan. Vanuit de christelijke visie ziet ROC Friese Poort zichzelf ook als schakel in een eeuwenoude traditie die de nadruk legt op gezamenlijke verantwoordelijkheid. Voor de periode 2008-2012 is geen strategisch beleidsplan opgesteld, maar een visiedocument, dat zich onderscheidt doordat het korter en duidelijker aangeeft waar ROC Friese Poort in de komende jaren voor staat. Het visiedocument is opgesteld aan de hand van het INK-model en formuleert voor alle resultaatgebieden strategische doelen. Kernideologie In het visiedocument staat dat ROC Friese Poort werkt vanuit de kernbegrippen ‘christelijk’, ‘persoonlijk’ en ‘veelbelovend’. Er wordt niet verwezen naar een visie, missie of kernwaarden. Het stafbeleidsplan Identiteit verwijst wel naar een missie: Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 14 ROC Friese Poort is een opleidingencentrum voor leren, leven en uitwisselen van kennis en ervaringen. Persoonlijke aandacht, kleinschaligheid en sterke regionale gebondenheid zijn belangrijke kenmerken. Jongeren en volwassenen worden voorbereid op de arbeidsmarkt en samenleving. Uitgangspunten daarbij zijn eigen aanvangsniveau, ambitie en talent. Vanuit de christelijke achtergrond wordt op eigentijdse wijze aandacht gegeven aan onderwijs en vorming. Persoonlijke aandacht wordt gezien als een belangrijke pijler. Veelbelovend duidt op een toekomstperspectief, idealen, een gericht doel, en het nakomen van afspraken. Met christelijk wordt bedoeld dat de Bijbel en het christelijk geloof de bron zijn van het denken en doen. ROC Friese Poort benadrukt dat het een ‘open’ christelijke instelling is. Deelnemers en cursisten zijn welkom ongeacht hun levens- en wereldbeschouwelijke opvattingen. ROC Friese Poort wil deelnemers niet alleen opleiden voor een beroep, maar ook begeleiden en stimuleren in hun persoonlijke en levensbeschouwelijke ontwikkeling. In dat verband noemt het visiedocument als kernwaarden: oprechtheid en duurzaamheid. De nadruk ligt echter op de ruimte binnen de school om met elkaar in gesprek te zijn over levensbeschouwing, waarden en normen. Daartoe zijn er bijvoorbeeld vieringen en bezinningsmomenten, maar ook identiteitsdagen voor de medewerkers. Tevens zijn aan de kerntaken van leren, loopbaan en burgerschap twee levensbeschouwelijke kerntaken toegevoegd. Toekomstbeeld In de bestudeerde documenten is niets te vinden dat kan worden beschouwd als een drijvende kracht naar vooruitgang. Management development Medewerkers worden beschouwd als ‘dragers’ van de identiteit van de school . Daarom is een benoeming alleen mogelijk wanneer medewerkers instemmen met de grondslag en het doel van de organisatie dan wel deze respecteren. ROC Friese Poort streeft er naar dat medewerkers in gesprek blijven over de identiteit van de school en verantwoordelijkheid nemen voor het vormgeven van de identiteit en de kernwaarden. Daartoe organiseert ROC Friese Poort onder meer identiteitsdagen waar stil wordt gestaan bij het bijzondere karakter van de instelling en ruimte is om met elkaar in gesprek te gaan over eigen waarden, inspiratiebronnen, geloof en drijfveren en de relatie met het dagelijks werk. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 15 Bezinningsmomenten worden niet als vrijblijvend beschouwd, maar de ervaringen zijn wisselend. ‘Het moet groeien.’ In de werkomgeving is ruimte voor zingeving, persoonlijke ontwikkeling en aandacht voor een goede sfeer. In het integraal personeelsbeleid zijn voor alle medewerkers de kerncompetenties oprechtheid , vakbekwaamheid en klantgerichtheid benoemd. In de gesprekken die medewerkers met hun leidinggevende hebben wordt getoetst of medewerkers zich kunnen herkennen in het klimaat waarbinnen zij werken. Er is geen formeel MD programma. 3.4. Alfa College Bestudeerde documenten: Doelbewust. Strategisch beleid Alfa College 2006 – 2010 (februari 2002) MD Programma 2008-2009. Het Alfa College is in 1996 ontstaan uit een fusie van drie scholen. Het profileert zich als een christelijk-sociale maatschappelijke onderneming. Als christelijke school staat het Alfa College in een traditie die waarde hecht aan beginselen als rechtvaardigheid, solidariteit en gemeenschapszin. Wij zijn verantwoordelijk voor elkaar en voor de wereld waarin we leven. Hieraan verbindt het Alfa College de conclusie dat het zich moet verbinden met zijn omgeving en deze goed moet kennen. Het Alfa College wil aan belanghebbenden ook betekenisvolle invloed toekennen. Deze komt tot uiting in werkveldcommissies, regionale adviesraden en een instellingsraad. Bij het Alfa College staat de deelnemer met zijn talenten centraal. De leervraag en loopbaan is richtinggevend voor de organisatie, de inhoud en de vorm van het onderwijs. Bij het Alfa College ontwikkelen de deelnemers zichzelf vakinhoudelijk en als persoon. Minstens zo belangrijk als beroepsmatige en loopbaancompetenties zijn mentale veerkracht, ontplooiing van het eigen wereldbeeld, emotionele intelligentie, sociale gevoeligheid en moreel kompas. De ontwikkeling van de betrokkenheid bij de deelnemer wordt beschouwd als de belangrijkste opdracht voor de komende tijd. Het Alfa College richt zich op (a) het ontwikkelen van een visie op de pedagogische opdracht enerzijds en op het vakmanschap, de identiteit van het docentschap en de onderwijsberoepstrots anderzijds; (b) het ontwikkelen van kaders voor het ondersteunen van persoonlijk leiderschap en (c) aandacht voor bezinning op de christelijke bronnen en wat dat betekent voor de dagelijkse werkzaamheden. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 16 Kernideologie Het Alfa College omschrijft zijn kernideologie in relatie tot de verzakelijking in het onderwijs. Het wil meer zijn dan een omgeving waarin mensen een opleiding volgen; het wil ook een plek zijn waar de deelnemer samen met anderen kan leven, zich kan vormen, spiegelen, ontwikkelen en ontspannen. De aandacht voor efficiency, omzetcijfers en rendement mag niet ten koste gaan van persoonlijke aandacht, verdieping en zorg. Het Alfa College signaleert dat ze die essentiële zaken zijn gaan missen door de schaalgrootte en bureaucratie. Daardoor voelen deelnemers zich niet herkend en verloren. Ook de toewijding van medewerkers raakt soms bekneld door regels en procedures. Dat betekent dat het Alfa College opnieuw deel moet worden van een hecht sociaal netwerk, dat past bij zijn waarde en visie. Als kernwaarden van het Alfa College kunnen de vier D’s worden beschouwd: durf, duurzaamheid, degelijkheid en dienstbaarheid. Hiermee benadrukt het Alfa College zijn eigenheid. De waarde van durf houdt verband met marktgerichtheid. Daarbij komt het aan op de kwaliteit van relaties. Duurzaamheid is de noodzakelijke tegenhanger van de hectiek van het moderne leven. Daarbij komt het aan op stabiele relaties met deelnemers, ouders, medewerkers, samenwerkingspartners en andere stakeholders. Degelijkheid houdt verband met betrouwbaarheid, fideliteit, soliditeit en efficiëntie. Daarbij komt het aan op duidelijkheid over wat we kunnen (zeggen wat we doen) en door die belofte consequent na te komen (doen wat we zeggen). De waarde van dienstbaarheid wordt gerealiseerd door er te zijn voor de ander, mensen die extra steun nodig hebben en degenen extra uitdagingen nodig hebben. Deze waarde hangt samen met de eigen verantwoordelijkheid. Tenslotte kan de bereidheid tot verantwoording worden beschouwd als kernwaarde. De missie is als volgt geformuleerd: Het Alfa College is als ROC een maatschappelijke onderneming, die staat in de christelijk-sociale traditie, die beroepsopleidingen en volwasseneneducatie uitvoert om de talenten van mensen te laten groeien en ze daardoor toe te rusten – als beroepsbeoefenaar en als persoon – voor de samenleving van nu en straks. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 17 De visie van het Alfa College wordt gevormd door de missie en enkele ‘koersuitspraken’: de deelnemer staat centraal; het onderwijs is persoonlijk, waardengeoriënteerd en verweven met het werkveld; er wordt gebouwd aan een open, betrokken en leergierige cultuur; de organisatie wordt gezien als waardengemeenschap. In het strategisch beleidsplan merkt het Alfa College op dat de kenniseconomie alleen zin heeft als die verbonden kan worden met een duurzame ondergrond van waarden, normen en beelden van het goede leven. De gedeelde waarden vormen de basis voor de saamhorigheid. Toekomstbeeld Het Alfa College constateert dat oude, stabiele verbanden verdwijnen. Dit leidt tot de roep om nieuwe, moderne vormen van interactie en samenhang. De deelnemers zijn niet alleen op zoek naar kennis. Ze hebben ook behoefte aan inspirerende en geloofwaardige verhalen over betekenis en zingeving. Ook al functioneert het Alfa College als ROC in een markt, het wordt van vitaal belang geacht dat je je op het Alfa College thuis voelt. Het Alfa College constateert voorts dat kennis snel veroudert. Dat dwingt hen om zelf ook vernieuwende vormen van onderwijs te ontwikkelen. Dat verandert ook het werk van de medewerkers. De docent krijgt meer de rol van begeleider, van coach, van adviseur. De kernwaarden zijn gerelateerd aan het toekomstbeeld. Zo vraagt de marktomgeving om durf en het weerstaan van de hectiek van het moderne leven om duurzame relaties, degelijkheid en dienstbaarheid. Qua cultuur zal het Alfa College moeten inspelen op de behoefte aan maatwerk en mobiliteit, bijscholing, relatiemanagement en netwerken. Besturingsfilosofie De besturingsfilosofie van het Alfa College komt tot uiting in de overtuiging dat samenhang, richtinggevoel, enthousiasme en resultaatgerichtheid vooral tot stand komen dankzij het commitment aan gedeelde waarden. Het Alfa College gebruikt de metafoor van het zeepaardje om duidelijk te maken dat we omhuld worden door een grootse en dynamische omgeving, maar dat het zich daarvan bewust is en een eigen koers kiest. Daarmee creëren we samenhang. Dit is fundamenteel voor de organisatie. Immers: op plaatsen waar inzicht en harmonie hun werk doen, volgen bezieling en succes als vanzelf. De organisatie wordt Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 18 beschouwd als een waardengemeenschap. Over de wijze waarop die waardengemeenschap wordt gestuurd wordt niets gezegd. Management development Het Alfa College heeft een management development programma omdat in de organisatie meer gewerkt moet worden vanuit inspirerend en coachend leiderschap om de medewerkers hun werk in resultaatverantwoordelijke teams te laten uitvoeren. Er is voor gekozen om persoonlijk leiderschap vooral in te vullen vanuit de rol van teamcoach. Die rol is van cruciale betekenis voor het succesvol maken van het werken in resultaatverantwoordelijke teams. Daartoe richt het management development programma zich op het profiel van de leidinggevende als coach met het accent op leidinggeven aan teams en competentiemanagement. Centraal staan het ontwikkelen van de gewenste cultuur en het gewenste gedrag. Het programma omvat de ontwikkeling van houding en vaardigheden op het gebied van competentiemanagement, teamcoaching, financieel management, formatiebeleid, personeelsplanning, planning en control en ICT. Daarnaast wordt ruimte geboden voor intervisie en een retraite. Het MD programma bestaat uit een combinatie van een gemeenschappelijk leertraject en meer persoonsgebonden activiteiten (op maat). Ook collegiaal leren en intervisie maken deel uit van het management development. Verder biedt het MD programma gelegenheid voor bezinning en reflectie. Het belang van leren via dialoog en feedback op de werkvloer wordt benadrukt boven dat van extern opleiden. Ook coaching en intervisie, collegiale consultatie, ‘coaching on the job’ en meelopen worden benadrukt. Er is een aanvullend traject voor startende leidinggevenden. Voor potentiële leidinggevenden is een speciaal traject gestart. Sommige onderdelen richten zich op managementgerelateerde functies, zoals projectmanagers, beleidsmedewerkers en adviseurs. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 19 3.5. Amarantis Onderwijsgroep Bestudeerde documenten: Kadernota 2009-2010 Notitie Verbindend Onderwijs, Werving en selectie in Amarantis Onderwijsgroep (2009) Management Development Beleid 2008-2011 Activiteitenplan MD 2010-2012 De Amarantis Onderwijsgroep is tot stand gekomen op 1 januari 2007 door een fusie van twee instellingen voor VO en MBO. Op 1 januari 2009 is de groep uitgebreid met een derde instelling. Kernideologie De missie is geformuleerd in de missietekst Onderwijs met karakter. Deze tekst verwijst naar toetsstenen, die worden beschouwd als kernwaarden. De missietekst vormt daarmee de kernideologie van de Amarantis Onderwijsgroep. Als schoolorganisatie willen we (jonge) mensen, door participerend onderwijs, begeleiden hun plaats in de samenleving te vinden. In ons (beroeps)onderwijs hebben we aandacht voor de persoonlijke ontwikkeling en de rol van de mens in de gemeenschap en de omgeving. Er is aandacht voor emancipatie, diversiteit en dialoog tussen mensen met verschillende religieuze, levensbeschouwelijke en culturele achtergronden. Als schoolorganisatie realiseren we ons dat maatschappelijk handelen niet neutraal is. De keuzen die mensen maken zijn waardegeladen. Als organisatie zijn we ons bewust dat een mens alléén niet kan leven. Als mensen leven we samen en hebben elkaar nodig. Medewerkers in onze schoolorganisatie leveren een bijdrage aan de begeleiding van ‘jonge’ mensen. Het zijn professionals die om kunnen gaan met betekenisgeving en vragen van mensen open willen benaderen. Als organisatie laten we ons handelen inspireren door de boodschap van geloof, hoop en liefde, die is doorgegeven in de christelijke traditie. Wij vertalen dit in onze organisatie met de toetsstenen: humaniteit, rentmeesterschap, verdraagzaamheid, dienstbaarheid en integriteit. In ons gedrag en onze uitingen zijn we als onderwijsinstelling daarop aanspreekbaar. De kernwaarden (toetsstenen) worden als volgt omschreven: Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 20 Dienstbaarheid: we willen onderwijs verzorgen dat leidt tot professionaliteit en mensen stimuleren tot participatie en maatschappelijke betrokkenheid. Verdraagzaamheid: we staan open voor de belevings- en gedachtewereld van de ander: rijk of arm, bruin of wit, vrouw of man, hetero of homo, christen of moslim. We zoeken daarom de dialoog, om beter te leren begrijpen wat onszelf en de ander beweegt. Humaniteit: we willen persoonsgericht werken, vanuit de ervaring en het inzicht dat ieder mens uniek is. Ieder mens is een ondeelbare eenheid die telt en de moeite waard is. Daarin zijn we gelijk, voor de wet en voor God. Rentmeesterschap: we willen een organisatie zijn die mensen stimuleert mee te werken aan een betere leer- en leefomgeving: een rechtvaardige en duurzame samenleving waarin we zorgvuldig om willen gaan met talenten en middelen. Integriteit: we willen onze idealen vormgeven in alle facetten van ons werk. We doen wat we zeggen en we zeggen wat we doen. De missie wordt levend gehouden door de continue bereidheid om datgene wat we doen in gesprek met deelnemers en medewerkers te toetsen. Daarmee wordt het belang van het voeren van een dialoog onderstreept, waarbij de kernwaarden worden beschouwd als leidraad. De kernwaarden vragen dus om een zelfbewuste, open en zoekende houding. Toekomstbeeld In de bestudeerde documenten is niets te vinden dat kan worden beschouwd als een drijvende kracht naar vooruitgang. Besturingsfilosofie De kernwaarden zijn niet alleen leidraad voor het voeren van een dialoog. Zij bieden ook oriëntatie voor de inrichting, de organisatie en communicatie van de instelling. Daarmee kunnen zij worden beschouwd als aanzet voor de besturingsfilosofie. De besturingsfilosofie als zodanig is uitgewerkt in het management development beleid. Innovatie en (onderwijs)verandering worden beschouwd als blijvende issues in onderwijsorganisaties. De manager geeft als leidinggevende ruimte aan vernieuwingen en steunt en stimuleert mondige, assertieve medewerkers die daarbij betrokken zijn. Het organiseren van onderwijs wordt beschouwd als een dynamisch proces dat zich laat typeren als een zoektocht naar het Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 21 vinden van een goede balans tussen constanten en veranderingen die in het onderwijs een plaats moeten krijgen. De constanten krijgen gestalte in de organisatie-identiteit. De klassieke manier om de levensbeschouwelijke identiteit in te vullen was religieuze socialisatie in de bedding die werd gevormd door de homogene levensbeschouwelijke achtergrond van de medewerkers. De levensbeschouwelijke identiteit is tegenwoordig veel minder ‘voorgeprogrammeerd’ dan vroeger. Aan de identiteit zal daarom in een continu proces voortdurend opnieuw betekenis moeten worden gegeven. Dit proces wordt beschouwd als één van de kerntaken van de onderwijsorganisatie. Het verdiepen en stimuleren van de doorwerking van de kernwaarden wordt beschouwd als een voortdurende opdracht. Eén van de manieren waarop de kernwaarden doorwerken in de organisatie is het wervingen selectiegesprek. Bij de werving en selectie van nieuwe (onderwijs)medewerkers is de beroepshouding daarom een expliciet aandachtspunt, met name het besef dat mensen keuzes maken en dat de keuzes ook beroepsmatig onderwerp van bezinning en reflectie dienen te zijn. Aan dit uitgangspunt worden de volgende criteria ontleend: een persoonlijke visie; aanspreekbaarheid op de missie, kernwaarden en organisatiedoelen van Amarantis; de bereidheid tot gesprek en openheid bij de vraag naar de betekenis van de christelijke traditie voor jezelf, de samenleving en het christelijk onderwijs; de vaardigheid om zingevingvragen op levensbeschouwelijk en ethisch gebied te herkennen en daarover het gesprek aan te gaan; de vaardigheid om de eigen betrokkenheid op levensvragen in gesprek te brengen; de bekwaamheid om de levensbeschouwelijke en ethische aspecten in de beroepsdimensies waar te nemen en bespreekbaar te maken; de bereidheid om in teamverband te reflecteren op de persoonsontwikkeling van de leerlingen. Management development De teammanager wordt – gezien zijn positie in het middenmanagement – beschouwd als de spil in zowel de uitvoering van het primaire proces als van de veranderingen die Amarantis wil realiseren vanuit missie en strategie. Er wordt dus onderscheid gemaakt tussen Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 22 veranderingen die vanwege de kernideologie wenselijk worden geacht en veranderingen die om strategische redenen noodzakelijk zijn. Hij of zij vervult een belangrijke rol in het al lerend vormgeven aan verandering. Veranderen en leren gaan gelijk op. Dat geldt voor leidinggevenden in het primair proces, maar ook voor leidinggevenden in de ondersteunende functies. In navolging van Derksen e.a. wordt management development gedefinieerd als een voertuig voor (potentieel) leidinggevenden om al lerend aan het succes van veranderingen te werken.17 De identiteit geeft sturing aan de veranderingen vanuit de missie. De houding van de (potentiële) leidinggevenden van Amarantis ten opzichte van veranderingen wordt bewerkt vanuit de identiteit van de organisatie. Daarmee expliciteert Amarantis dat het management development programma door de identiteit wordt gestuurd. In de opzet van de notitie waarin het management development beleid wordt geformuleerd wordt echter niet naar de identiteit verwezen. Er wordt uitsluitend verwezen naar beleidsnotities en recente literatuur over MD en leiderschapsontwikkeling. Uit de literatuur worden succesfactoren voor het resultaat gedestilleerd. Daarbij wordt ook de relatie met de missie van Amarantis genoemd naast de relatie met de organisatiedoelen en –strategie. Ook dient herkenbaar te worden gewerkt met de kernwaarden voor het versterken van de relatie met de organisatiecultuur. De verantwoordelijkheid voor het leerproces ligt bij de deelnemers zelf. Het management development programma wordt door de top en de lijn begeleid en gesteund. Het effect van management development wordt gemeten. Tenslotte wordt aangegeven dat een organisatie niet alleen afhankelijk is van leidinggevenden – hoewel dit de kern blijft van het te voeren beleid door Amarantis – maar dat ook andere functies cruciaal zijn. In het competentieprofiel komen alle elementen van de besturingsfilosofie aan de orde: vormgeven aan de missie en organisatie-identiteit van Amarantis; voorgenomen vernieuwingen realiseren en effectief functioneren in een nieuwe situatie; in een dynamische omgeving zichzelf blijven ontwikkelen en medewerkers bij hun ontwikkeling ondersteunen. Uit het competentieprofiel blijkt verder dat identiteit van binnenuit tot stand komt. Van leidinggevenden wordt ‘een visie’ verwacht en het ‘begeleiden en evalueren van 17 K. Derksen, J. Geerdink en M. Rondeel, Lerend vormgeven aan veranderingen. Management Development in het Deventer Ziekenhuis. (2003) Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 23 onderwijskundige ontwikkelingen’ en het scheppen van een positief pedagogisch klimaat’. Er wordt niet verwezen naar een ‘organisatie-identiteit’. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 24 4. Case studie: Landstede Bestudeerde documenten: Kadernotitie Talentvol ontwikkelen, mei 2006 (CvB) Talentontwikkeling voor leiderschap, december 2006 (dienst Communicatie & Marketing en dienst Personeel & Organisatie) Competentie en omgevingset directie, februari 2004 (dienst Personeel & Organisatie) Pamfletten: Landstede & Identiteit; Landstede & Waarden; Landstede & Optimaal Decentraal Powerpoint presentatie: Jouw talent, jouw toekomst Strategienota 2006-2010 (CvB) Interviews: R. van Kessel, voorzitter CvB M. Westenberg, lid CvB A. Runia, lid CvB (vanuit de Scholengroep Christelijk Onderwijs) K. Blokland, lid CvB (vanuit de Scholengroep Christelijk Onderwijs) C. Zandbergen, directeur Marketing, Communicatie & Strategie J. van der Neut, directeur P&O Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 25 Profiel van Landstede [Documentstudie:] Landstede presenteert zich als een ondernemende organisatie, die midden in de maatschappij staat. De mensen die bij Landstede werken laten zich in denken en handelen leiden door vijf geëxpliciteerde kernwaarden.18 De kernwaarden blijken in beleidsdocumenten op verschillende manieren te kunnen worden verwoord, zonder dat dit de essentie aantast. Ze bewegen mee met de eisen van de tijd en de omstandigheden. Door te doen, te proberen, te delen en te bespreken, ervaart men wat waarden nu werkelijk betekenen. Waarden maken de kern uit van identiteit. Voor de ontwikkeling van de identiteit heeft Landstede drie focusgebieden: het curriculum: competentieontwikkeling op het gebied van zingeving en ethiek; leren, loopbaan en burgerschap; het personeel: coachen, normatieve professionaliteit, deskundigheidsbevordering, teammanagement, inspirerend leidinggeven; de omgeving: netwerken, debatten en actor op thema’s op het gebied van maatschappij, zingeving, ethiek en spiritualiteit. De identiteit is doordrenkt van het besef dat de organisatie staat voor meer dan goed onderwijs alleen: Landstede onderscheidt zich door de manier waarop wij in het leven staan. Landstede laat zich daarbij inspireren door de christelijke traditie. [Commentaar onderzoeker:] Wat betekent het eigenlijk dat Landstede staat voor meer dan goed onderwijs alleen? Blijkbaar wordt hier gedoeld op een vorm van dienstverlening waarin mensen niet alleen als object worden gezien. Aan de dienstverlening ligt dus een geëxpliciteerd wereldbeeld ten grondslag waarin mensen als subject verschijnen. Mensen worden beschouwd als dragers van waarden en daarom als een doel op zich. Dat geldt niet alleen voor de relatie met deelnemers, maar ook voor de relatie met medewerkers en de relatie met mensen in de omgeving. Die overtuiging (dat geloof) lijkt doorslaggevend te zijn voor de identiteit van Landstede. Daarmee neemt Landstede afstand van een wereldbeeld waarin mensen tot object worden gemaakt en relaties vooral een instrumenteel karakter hebben. 18 Ontwikkelen van ieders talent; respect voor ieders eigenheid; ontmoeting met elkaar; aandacht voor zingevingsvragen; ondeelbare verantwoordelijkheid voor jezelf, de ander en de samenleving. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 26 Hoe is de identiteit van Landstede eigenlijk ontstaan? Hoe heeft deze visie op waarden zich vanuit de christelijke inspiratie ontwikkeld? [Westenberg:] Landstede is in 1995 als enige ROC in Nederland ontstaan uit een fusie van r.k. en p.c. onderwijs. De fusie leverde weinig levensbeschouwelijke spanning op. Het uitgangspunt van levensbeschouwelijke pluriformiteit, geïnspireerd op de Bijbel, werkte goed. Van iedereen werd respect verwacht voor de christelijke inspiratie. De kernwaarden die Landstede heeft geformuleerd laten ruimte voor levensbeschouwelijke pluriformiteit. Identiteit is op deze wijze voor alle betrokkenen hanteerbaar. Op één school worden dagopeningen gehouden, op de andere niet. Dat is geen punt van discussie. [Van Kessel:] Bij de vorming van ROC’s in 1996 werd identiteit een thema waarover problemen ontstonden. Het was belangrijk om weg te blijven van de verschillen en te bewegen naar wat ons bindt. Waarden en inspiratie dienen een plek krijgen in het management, omdat de overtuiging en geloofwaardigheid van de instelling daar van afhangt. ‘Het gaat er om of je doet wat je op de gevel zet.’ [Commentaar onderzoeker:] Was er nu wel of geen probleem met de identiteit? Het uitgangspunt van respect voor de levensbeschouwelijke opvattingen van de ander werkte goed. Daarmee is veel levensbeschouwelijke spanning weggewerkt. Maar dat levert nog geen duidelijke identiteit op. Identiteit komt tot stand in interactie met anderen. Respect voor anderen is een voorwaarde voor identiteitsontwikkeling en kan worden gezien als een zogenaamde permission-to-play waarde.19 Op dat vlak waren er blijkbaar geen problemen. Maar het ligt anders met de zogenaamde actuele kernwaarden (core values) en de kernwaarden die de organisatie wil verwerven (aspirational values). Het gaat hier niet alleen om de vraag hoe identiteit beleidsmatig vorm krijgt, maar ook hoe de medewerkers als individu gecommitteerd zijn aan de identiteit. Hier vormt de identiteit wel degelijk een probleem. Wat het management betreft lijkt Landstede dat probleem goed te hebben gehanteerd. Zie P. Lencioni, ‘Make Your Values Mean Something’. Lencioni onderscheidt core values (actuele kernwaarden), aspirational values (kernwaarden die de organisatie wil verwerven), permission-to-play values (waarden op het gebied van sociale hygiëne) en accidental values (bijkomende waarden). Core values zijn diep gewortelde principes die daadwerkelijk leidend zijn voor het organisatiegedrag. Aspirational values zijn waarden die de organisatie nodig heeft, maar die nog niet kenmerkend zijn voor de organisatiecultuur. Permission-to-play values zijn minimale sociale standaarden die van alle medewerkers worden verwacht en waarmee een organisatie zich nooit onderscheidt. Accidental values ontstaan spontaan en weerspiegelen meestal gemeenschappelijke belangen. 19 Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 27 Onze missie spreekt van talentontwikkeling, respect voor eigenheid, ontmoeting, zingeving en integrale verantwoordelijkheid. Wij menen dat deze waarden leidend dienen te zijn voor ons handelen ten opzichte van onze klanten en ook ten opzichte van de samenleving. Dit geldt voor de organisatie als geheel en voor de teams en medewerkers afzonderlijk. Wij vinden dat niet alleen de klanten maar ook onze medewerkers en vrijwilligers optimaal in staat gesteld moeten worden de eigen keuzes te maken en zelf verantwoordelijk te zijn voor de consequenties daarvan. Die keuzes maak je niet alleen en ook niet alleen voor jezelf. 20 De sleutel was de formulering van samenbindende kernwaarden in samenhang met een besturingsfilosofie die aan die kernwaarden beantwoordt. De drie pamfletten Landstede & Identiteit; Landstede & Waarden; Landstede & Optimaal Decentraal hangen onderling nauw samen. Besturingsfilosofie [Documentatie:] De kernwaarden van Landstede zijn niet alleen leidend voor het handelen ten opzichte van de deelnemers en de samenleving. Zij gelden ook voor de organisatie in al zijn geledingen. Zij vragen dus om een persoonlijk commitment van de medewerkers afzonderlijk. In de structuur van Landstede is daarom gekozen voor teammanagement, met de focus op resultaatverantwoordelijkheid, collegialiteit en complementariteit. De plancyclus en systemen zijn zo ingericht dat de teams de gelegenheid hebben om (a) de beleidskeuzes te sturen en te beïnvloeden en (b) de beleidskeuzes te vertalen in concrete activiteiten. Het sturingsprincipe heet Optimaal Decentraal. Aan dit principe ligt een christelijk mensbeeld ten grondslag: Landstede kiest voor optimaal decentraal omdat zij gelooft dat elke medewerker diep in zijn hart bereid is om verantwoordelijkheid te dragen voor zichzelf, de ander en de samenleving. [Commentaar onderzoeker:] De besturingsfilosofie toont verwantschap met het protestantse principe van soevereiniteit in eigen kring en het katholieke subsidiariteitsprincipe. Landstede zegt dat het erkent dat zo’n organisatie niet vanuit een centrale positie aangestuurd kan worden. Bedoeld wordt dat aansturing door externe kracht faalt. In het dominante managementdenken is dat de impliciete veronderstelling: samenwerking slaagt door externe kracht. Ook Landstede kan natuurlijk niet zonder enige vorm van centrale sturing. 20 Strategienota 2006-2010, p. 12 Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 28 [Westenberg:] De centrale organisatie is kaderstellend, de decentrale onderdelen van Landstede zijn relatief autonoom. De leidende principes in de wijze van besturen zijn cocreatie en consistent configureren. [Van Kessel:] Het managementmodel ‘Landstede decentraal’ legt de nadruk op de relatieve autonomie van de onderdelen op elk niveau van de instelling. Het model heeft een dynamisch karakter: het is nooit af en het vraagt altijd om onderhoud. In de praktijk is het proces belangrijker dan het resultaat. Dit komt tot uiting in co-creatie. De vruchten van dit model zijn de groeiende scholen. In de leerlandschappen krijgt co-creatie vorm in tweewekelijkse bijeenkomsten van 14.00 tot 18.00 uur. De docenten ervaren die bijeenkomsten als een rustpunt, tijd voor zichzelf. Niet iedereen is met hetzelfde bezig, maar iedereen merkt wel dat er tijdens die bijeenkomsten iets af komt. In het directieberaad krijgt co-creatie vorm doordat het beraad een toelichtend en opiniërend karakter heeft. Het uitgangspunt dat proces voorrang heeft op resultaat betekent niet dat doelgerichtheid niet belangrijk zou zijn. Je creëert een ramp als je dingen half doet. Doelgerichtheid staat dus wel degelijk voorop. Als er echt iets gebeurt, dan heb je ook te maken met weerstand. Je komt niet ver als je geen aandacht hebt voor processen. De belangrijkste conflicten ontstaan wanneer de top te ver vooruit loopt. Leren doe je op de grens van weten en niet-weten. De organisatie heeft ook wat dat betreft een spanningsboog. [Commentaar onderzoeker:] Het CvB richt de aandacht dus op leerprocessen. In de besturingsfilosofie ligt een bepaalde visie op de opdracht organisatie besloten. De nadruk ligt op decentrale verantwoordelijkheid en ruimte voor zelfexpressie op alle niveaus in de organisatie. De rol die het CvB in deze visie heeft betreft niet alleen de doelmatigheid van de processen, maar ook de zin van de processen. Co-creatie houdt meer in dan de normale aandacht voor processen, zoals die van elke manager wordt gevraagd. De besturingsfilosofie brengt met zich mee dat de leden van het CvB op een zinvolle manier in hun werk staan. Hun rol draait om creatie, vooruitgang. In Bijbelse termen: zorg om de schepping. Het bewerkstelligen van dit soort vooruitgang vergt van de bestuurders dat zij hun managers volstrekt serieus nemen, ook in hun subjectiviteit, en dat zij diversiteit waarderen. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 29 [Westenberg:] De christelijke grondslag van Landstede werd vertaald in aandacht voor waarden en inspiratie. De vraag hoe ik mij verhoud tot technieken (vakkennis) is een levensbeschouwelijke vraag. Die vraag wordt goed opgepakt in het onderwijsproces. In de bestuurlijke processen is minder aandacht voor zelfreflectie. Kijk bijvoorbeeld hoe er wordt omgegaan met werkdruk. De teams hebben toch vaak de indruk dat problemen door de directies worden teruggekaatst. Een ander voorbeeld is hoe er wordt omgegaan met de vraag naar extra geld. Vanuit de besturingsfilosofie zouden we moeten leren om elkaar onderling hulp te bieden. Directies handelen onder constante druk van hun teams. Zij zijn geneigd om ‘faciliteiten’ te vragen van het CvB en die reageert dan dat het een ‘inhoudelijke kwestie’ is die op het bordje ligt van de directies. We moeten echt inoefenen hoe we als CvB omgaan met die operationele druk. Zoals het nu gaat geven de directies de voorkeur aan éénmaal per maand een lastig gesprek met het CvB boven elke week lastige gesprekken met hun teams. [Van Kessel:] De teams vinden het soms wel moeilijk om af te stappen van zekerheden en zich niet afhankelijk te maken van de directies en het CvB. We beginnen met samen creëren, maar als het niet lukt dan is het volgende (hogere) niveau aan de beurt. Daarmee bewerken we dat ideeën en vitaliteit worden gegenereerd. De verschillen die bij co-creatie aan het licht komen kunnen niet altijd vruchtbaar worden gemaakt. Soms is er meer sprake van tegenwerking dan samenwerking. Je kunt het ideaal niet altijd waarmaken. Wanneer reactief gedrag de overhand krijgt, dreigt het proces te gaan wringen met het beoogde resultaat. Het CvB moet steeds opnieuw onder ogen zien of de organisatie als geheel co-creatie kan waarmaken. Daarnaast moet het CvB steeds bereid zijn om zich aan de mensen aanpassen. Een cultuur die hoort bij de principes van relatieve autonomie van de onderdelen en cocreatie stuur je niet van afstand. [In die zin is er geen sturing door externe kracht.] Het gaat om het onderhouden van relaties. Het CvB zit daarom maandelijks aan tafel met de medezeggenschapsraad. Het gaat ook om het organiseren van tegenspraak rond het CvB. [Westenberg noemt hier voorbeelden uit de staf van het CvB.] De aanname dat voorbeeldgedrag tot navolging leidt is niet waar. Je moet ook expliciet maken wat je doet. [Runia:] Om waarden te laten werken als richtingwijzers voor het vormen van eenheid is het belangrijk om alle mensen ruimte te geven hun verhaal te vertellen. Het directieoverleg begint altijd met iemand die vertelt waar hij mee bezig is. Daarbij gaat het er niet alleen om wat hem bezig houdt, maar ook om wat dat over hemzelf zegt. Die aandacht voor verhalen Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 30 zit door de hele organisatie heen. Iemand die nieuw bij Landstede komt werken, heeft de mores van de instelling misschien niet direct in de gaten. Maar het doet er wel degelijk toe hoe je je als persoon verbindt met de instelling. Op die manier wordt helder wat de common ground is en wie we zijn. [Van der Neut:] De kracht van de organisatie van Landstede is dat zaken bespreekbaar zijn en dat er respect is voor diversiteit. Die kracht is niet Landstede-breed aanwezig. Je moet een verre horizon hebben om die kracht te ontwikkelen. [Blokland:] Binnen de organisatie bestaat fundamenteel onzekerheid over de besturingsfilosofie ‘Landstede decentraal’. De filosofie legt de nadruk op bottom-up processen, maar in de praktijk worden heel veel besluiten toch top-down genomen. Die onzekerheid maakt mensen haast onbekwaam tot handelen. Het ligt niet aan de mensen, maar aan de interactie. In deze situatie wordt van het CvB het goede voorbeeld gevraagd. De directies kunnen de filosofie alleen waarmaken als het CvB zelf consistent bestuurt. De identiteit van Landstede zou versterkt kunnen worden als je bespreekbaar zou maken waarom en hoe je keuzes maakt. Het gebeurt wel maar niet zo structureel. [Runia:] De samenwerking met het Christelijk Pedagogisch Studiecentrum (Cokky van Tuin). heeft ons tot het inzicht gebracht dat levensbeschouwing vele dimensies heeft (niet alleen kerkelijke feesten en ‘nestgeur’). Zij heeft ook overgebracht hoe belangrijk verhalen zijn om dieper in de dagelijkse praktijk door te dringen. Werken vanuit identiteit brengt parallelle processen met zich mee: niet alleen praten over wat je doet, maar ook waarom je doet wat je doet. Dat gebeurt dus overal in Landstede, van het directieoverleg tot het onderwijs. [Van der Neut:] In het onderwijs krijgt de ontwikkelingsgerichtheid vorm in de coachrelatie tussen docent en deelnemer, waarbij zij elkaar als mens ontmoeten. Introspectie en zelfreflectie maken deel uit van die relatie. Docenten worden hierin geschoold via een coachtraining, waarbij zij opnieuw stilstaan bij hun oorspronkelijke motief om voor het onderwijs te kiezen. In de coachtraining wordt de aandacht verlegd van overdracht naar zelfinzicht. Eerst zelf competent worden om de ander in staat te stellen competent te worden. Deze duurzame ontwikkeling van de organisatie is niet vanzelfsprekend. Soms loopt het goed, maar bij problemen neigt de organisatie er toe om terug te vallen op controle en beheersing. Het CvB wordt dan directiever. De teams zijn zelfsturend en resultaatverantwoordelijk, totdat er een bedreigende situatie ontstaat: dan even niet. Het CvB zou in plaats daarvan ook om hulp kunnen vragen en vertrouwen geven. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 31 [Commentaar onderzoeker:] De zaken die niet zo structureel besproken worden betreffen het waarom en hoe van keuzes. In principe zijn zaken bespreekbaar, maar het waarom en hoe van keuzes kan meer vergen dan de doelmatigheid toelaat. Er zijn dus grenzen waarbinnen iedereen moet laveren. Maar er is wel ruimte voor iedereen om zijn of haar verhaal te vertellen. Dat maakt het tot een centraal punt van de besturingsfilosofie dat er een gedeeld inzicht moet zijn over (a) wanneer het hoe en waarom van keuzes ‘geparkeerd’ moet worden, (b) wanneer die momenten wel bespreekbaar zijn en (c) hoe die momenten dan bespreekbaar worden gemaakt. Dit punt wordt in de conclusies van het onderzoek uitgewerkt. Aandacht voor identiteit [Van Kessel:] De aandacht voor identiteit is verankerd in de organisatiestructuur, doordat in elk cluster en in elk team iemand het als aandachtspunt heeft. Bij voorkeur niet godsdienstleraren en de meest bevlogenen. Identiteit komt niet als zodanig aan de orde in het directieberaad. De voortgang van wat is afgesproken wordt besproken in een stuurgroep Identiteit. [Commentaar onderzoeker:] Identiteit is als zodanig geen aandachtspunt van het CvB. Wanneer identiteit centraal zou staan, dan gaat het al gauw om de zogenaamde ‘smalle identiteit’ van kerkelijke feesten en nestgeur. In de rol van de bestuurders past het beter om meer systematisch aandacht te geven aan het hoe en waarom van keuzes. Als je het daar meer systematisch over hebt, dan werk je aan de ziel van de organisatie. Dat merk je ook aan je eigen bezieling. Aandachtspersonen Identiteit kunnen op hun manier ook een bijdrage leveren aan de ziel van de organisatie door de identiteit te doordenken, ruimte te maken voor verhalen van mensen en de levensbeschouwelijke dimensie daarvan te expliciteren. [Blokland:] Waarden zijn verpakt in competenties. Als bestuurder wil je mensen graag inspireren rond de kernwaarden van Landstede. De teams laten zich in de praktijk door de kernwaarden inspireren. Maar dat geldt niet voor de directies en het CvB. Het enthousiasme op het niveau van CvB en directies blijft achter omdat de aandacht voor waarden geen vervolg krijgt in de dagelijkse praktijk van het besturen en managen van de organisatie (of daar in ieder geval niet helder mee verbonden is). De meest inspirerende momenten voor het CvB zijn niet de vergaderingen, maar bijvoorbeeld de start van het leerjaar. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 32 [Zandbergen:] Identiteit moet blijken in het dagelijks handelen naar deelnemers, medewerkers en de omgeving. Het is dus meer dan waardengerichtheid; het draait om ‘weten waarom je iets doet’. Dit is lastig, omdat onderwijs veel energie vergt en weinig ruimte laat voor reflectie op het eigen handelen. Alertheid op het eigen handelen ontstaat wanneer inhoud én positie in het geding zijn. Bij de eigen positie gaat het niet om macht, maar om persoonlijke betrokkenheid, hoe je persoonlijk geraakt wordt. Die existentiële dimensie is de voorwaarde voor mensen om zaken op waarde te schatten. Een positie brengt macht met zich mee, maar macht wordt binnen Landstede niet als een middel gebruikt. Het waarderen van zaken en mensen is de basis van invloed. Daarom legt de organisatiefilosofie van Landstede nadruk op authenticiteit en reflectie. In de praktijk is er minder ruimte voor reflectie dan wenselijk is. Niettemin zijn de teams een belangrijker bouwsteen voor talentontwikkeling dan managementprogramma’s.21 Waarden aan het werk [Documentatie:] De Strategienota 2006-2010 bevat een opmerkelijke omgevingsanalyse onder de titel ‘Wat zien we gebeuren?’.22 Het gaat in dit hoofdstuk om de verhouding van individuele mensen met de dingen die ons omgeven en de relaties en ideeën waarmee we leven. Het ene moment hebben we het gevoel dat we leven en het andere moment dat we geleefd worden. Bepalend voor ons welbevinden is de mate waarin we in staat zijn mede vorm te geven aan de ontwikkelingen [om ons heen].23 Vanuit dit perspectief nemen keuzes, betekenisgeving, verbinding en ontwikkeling een fundamentele plaats in in de strategie van Landstede. Rationalisering is geen doel op zich. De inhoud van de dienstverlening wordt in hoge mate bepaald door de kwaliteit van de actoren. Door wie zij zijn, door wat hen beweegt en motiveert en door hun identiteit. Deze visie kan schematisch worden weergegeven als volgt. 21 Bijvoorbeeld coachingtrajecten, kloosterdagen en de Fredeshiemconferentie. Strategienota 2006-2010, hoofdstuk 2 23 Strategienota 2006-2010, p. 8 22 Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 33 Identiteit Instrumentele rationaliteit Menselijke waarden Vanuit die identiteit geven ze zin aan elke relatie en krijgt de relatie zelf betekenis. Ontwikkelen vergt daarom niet alleen theoretische kennis, maar ook zelfinzicht. Landstede besteed niet alleen aandacht aan het analytisch denken, maar ook aan integrerend denken. Voor het integrerende denken is de kwaliteit van de communicatie doorslaggevend. Door datgene wat wij zelf weten, denken en voelen in relatie te brengen met wat anderen weten, denken en voelen verwerven wij ons de noodzakelijke informatie en het inzicht dat wij nodig hebben om keuzes te maken.24 De strategische oriëntatie van Landstede is om expertise te ontwikkelen in het begeleiden van de zijn leven lang kiezende mens. Hiervoor wil Landstede onder meer een normatieve reflectieve professionaliteit ontwikkelen.25 Deze professionaliteit is inherent aan de besturingsfilosofie (mensen ontwikkelen zich) maar ook een strategische keuze (goed onderwijs). [Zandbergen:] Communicatie en strategie zijn nauw verbonden. Dat begint al bij het principe dat strategische keuzes worden geïnitieerd en voorbereid in overleg met de omgeving. Het is echter niet de (veranderende) omgeving die de strategische keuzes van Landstede dicteert. Landstede treedt in overleg vanuit een doorleefde visie en missie. Die is bepalend voor het gewenste imago. [Westenberg:] De schaalvergroting die bij de vorming van ROC’s ontstond, bracht met zich mee dat de menselijke maat weer gezocht moest worden. De vakstructuur is doorbroken met het vormen van teams, zoals kinderopvang en welzijn. Centralisatie van activiteiten is 24 25 Strategienota 2006-2010, p. 9-10 Strategienota 2006-2010, p. 11 Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 34 tegengegaan. Waar bepaalde activiteiten zelfstandig niet waren te handhaven, is gekozen voor verbinding met de lokale omgeving. Bereikbaarheid en kleinschaligheid zijn hiervan het resultaat. Het beeld van de ROC’s als maatschappelijke ondernemingen (in plaats van uitvoeringslokaties) hielp bij de inbedding in de samenleving. Landstede betekent bijvoorbeeld veel voor randgroepjongeren. Daarin toon je je maatschappelijke betrokkenheid. [Blokland:] Van iedereen wordt gevraagd om met hart en ziel present te zijn bij de eigen activiteiten. Als je dat wilt, dan moet je scholen niet beschouwen als uitvoeringslokaties. De scholen hebben daarom hun naam teruggekregen, die in de loop van het fusieproces was verdwenen. Niet de bestuurlijke constructie staat centraal, maar de eigen verantwoordelijkheid van de scholen binnen het grotere geheel. Het CvB van de Scholengroep Christelijk Onderwijs werkt al twee jaar samen met Landstede als één bestuur. In die tijd is er een grote overeenkomst gebleken in de formulering van waarden. Voor het CvB zijn waarden een consistentiecheck. Aan de hand van waarden weet je waar je je sterk voor maakt. En als je ziet dat die waarden in de praktijk worden gerealiseerd, dan word je trots op de onderneming. Hij geeft als voorbeeld het kringloopproject. Het is meer dan de leer/werkplaats voor een vak, maar ook een plek om duurzaamheid en rentmeesterschap te ontwikkelen. Abbé Pierre fungeert hierbij als inspiratiebron. Zo biedt ook het jeugdbeleid van de gemeenten aanknopingspunten voor samenwerking met allerlei lokale partners, waardoor Landstede zich kan waarmaken als maatschappelijke onderneming die oplossingen biedt. [Runia:] De waarde die Landstede wil realiseren is om kinderen keuzes te laten maken wanneer ze er zelf aan toe zijn. ‘De kunst is om ‘hokken’ te maken wanneer de kinderen er aan toe zijn.’ Samenwerking tussen scholen maakt doorlopende leerlijnen mogelijk. Op het niveau van activiteiten doet zich de vraag voor of VMBO scholen zich moeten ontwikkelen als vakcolleges, waar deelnemers al op jonge leeftijd praktijkgericht leren, of als leerlandschappen, waar deelnemers op latere leeftijd de keuze maken voor een bepaald vak. Vanuit de waardenset heeft Landstede gekozen voor leerlandschappen. Zo’n rijke leeromgeving is in het MBO ongebruikelijk. Maar het is juist die omgeving die het mogelijk maakt om leerlingen te bepalen bij wat voor hen waardevol is in plaats van hen vast te pinnen op een eerder gemaakte keuze. Bij het creëren van die leerlandschappen maakt Landstede volop gebruik van zijn verankering in de samenleving. Dit leidt tot activiteiten met een praktische relevantie (FC Zwolle, basketbalteam, Raalte). [Van der Neut:] P&O heeft zich ontwikkeld van een beheersmatige oriëntatie naar een gerichtheid op ontwikkeling. In de P&O adviseurs is dat zichtbaar door een ‘goede blik op de organisatie’. Deze omslag is een vrucht die langzaam gegroeid is rond een leergroep Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 35 Vraagsturing en partnerschap. Van der Neut benadrukt dat het belangrijk is om te vertragen als je meer wilt weten. Een duurzame ontwikkeling van de organisatie is gebaseerd op betekenisgeving. Het leren in een organisatie begint bij zelfinzicht. Hierbij zijn psyche, hart en ziel betrokken. De snelweg langs psychologische beïnvloeding loopt vast. De lange weg bestaat uit meditatie, oefenen in non-judgmental waarnemen, vooroordelen afpellen, de authentieke kern zoeken. Dus: veel tijd voor elkaar maken, zonder zakelijke agenda. En: die tijd besteden aan praktische kwesties (anders wordt het therapeutisch). [Blokland:] De Scholengroep Christelijk Onderwijs zet eigen docenten in als opleiders voor docenten. Dat is een manier om bij de eigen docenten de durf te stimuleren om ondernemend te zijn en over hun inspiratie en waarden te communiceren. Management development [Documentatie:] Het management development programma van Landstede maakt deel uit van één van de focusgebieden voor de ontwikkeling van de identiteit van Landstede, het personeel. De kernwaarde die hierin centraal staat is ontwikkeling van ieders talent. In de kadernotitie Talentvol ontwikkelen wordt opgemerkt dat het woord ontwikkelen weergeeft dat het traject de voortdurende ontwikkeling van de gehele organisatie omvat, met alle werksoorten en partners.26 Het beleid wordt in deze notitie alleen geëxpliciteerd voor wat betreft het onderwijs. De strategienota 2006-2010 legt wel een uitdrukkelijk verband tussen talentontwikkeling in het onderwijs en talentontwikkeling in de organisatie. Het gaat bij Landstede om de ontwikkeling van de talenten van ieder individu, op zodanige wijze dat er een appèl wordt gedaan op het zelfstandige, sociale èn duurzame leren. Die talentontwikkeling ondersteunt een volwaardige plaats van ieder individu in de samenleving, in zijn leefomgeving en werkomgeving. Als wij die elementen centraal stellen in ons werken met onze studenten, deelnemers en relaties, dan vraagt dat ook bij ons als medewerkers om competenties die gebaseerd zijn op zelfstandigheid, samenwerking en duurzaamheid. Daarom kiezen we voor een structuur waarbij teammanagement de kern vormt van onze organisatie. We richten de focus daarbij op resultaatverantwoordelijkheid, collegialiteit en complementariteit binnen alle teams, dus ook binnen de directieteams, de dienstenteams en het College van Bestuur. 27 26 27 Kadernotitie Talentvol ontwikkelen, p. 6 Strategienota 2006-2010, p. 6 Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 36 In de Powerpoint presentatie Jouw talent, jouw toekomst worden de onderwijskundige uitgangspunten eveneens vertaald naar de organisatie. Hierin staan teammanagement, complementariteit en coachend leiderschap centraal. Teammanagement en coachend leiderschap zijn ingebed in een visie op leiderschap, communicatie, cultuur, structuur, systemen en scholing.28 Landstede heeft een geëxpliciteerde visie op de ontwikkeling van de organisatie, maar deze is nog niet uitgewerkt in een kadernotitie die vergelijkbaar is met talentontwikkeling in het onderwijs. Wel is er het programma Talentontwikkeling voor leiderschap met drie programmalijnen. Lijn 1 (teamcoaching en –begeleiding) is gericht op de leden van het CvB en directieteams. De bedoeling van deze programmalijn is om op basis van relatieve autonomie van de directieteams tot afspraken te komen over de toegevoegde waarde van hun keten met aansluitende ketens. Lijn 2 (Landstede merk, visie en strategie) is gericht op CvB, nieuwe directieleden, directie potentials, landschapsmanagers, kadergroepmanagers en (kandidaat) programmamanagers. Deze programmalijn kent twee fasen. Fase 1 heeft als doel om de veronderstellingen en opvattingen over het besturingsparadigma van Landstede te onderzoeken. Fase 2 heeft als doel om creërende processen in alle onderdelen te beschouwen vanuit het geheel en in samenhang. Lijn 3 (persoonlijke ontwikkeling) is gericht op nieuw directieleden en directiepotentieel. Deze programmalijn werkt vanuit het concurrende waardenmodel van Robert Quinn. De bedoeling van deze lijn is om de kracht en de zwakheden van vier managementmodellen te leren kennen die in de afgelopen 100 jaar zijn ontstaan (rationeel doel, intern proces, HRM en open systeem) en zich bewust te worden van de eigen natuurlijke voorkeur voor een van de modellen. [Runia:] Talentontwikkeling vraagt om parallelle processen: een curriculum afwerken én oordeelsvorming, een stage doen én zoeken naar de betekenis van de stage-ervaring. De top van Landstede heeft als taak om die parallelle processen te waarborgen. De vraag hoe die processen worden vormgegeven ligt lager in de organisatie. Het CvB kan dat alleen voor zichzelf beantwoorden, net zoals elk ander team. Het is een kwestie van normatieve professionaliteit. Als CvB verwacht je dat de gemaakte afspraken worden nagekomen en dat de parallelle processen in overlegsituaties vorm krijgen, maar mensen doen niet altijd wat je hebt afgesproken. Zo ontstaat eigenlijk de situatie dat de mensen die voor de identiteit staan 28 Vgl de opbouw van de Powerpoint presentatie. Complementariteit wordt daarin niet genoemd. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 37 (CvB) en de mensen die het moeten doen (directies) elkaar gevangen houden. ‘Als bestuurder zoek je het moment waarop je met succes verder kunt ontwikkelen.’ [Van Kessel:] De managers bij Landstede, inclusief sommige bestuurders, zijn meer gewend aan een top-down cultuur. [Commentaar onderzoeker:] De programmalijnen voor bestuur en management lijken gericht te zijn op het ontwikkelen van een normatieve reflectieve professionaliteit en integrerend denken en handelen. Dit behoort tot de kern van de besturingsfilosofie van Landstede. In de eerste programmalijn gaat het om integrerend denken tussen twee aansluitende ketens; in de tweede en derde programmalijn om twee problemen die in de weg staan van integrerend denken (de betekenisgeving aan besturingsparadigma’s en managementmodellen). In elk van de drie programmalijnen wordt dus hard gewerkt aan de kwaliteit van de communicatie. Maar het staat geheel in het kader van de leiderschapscompetentie. Andere aspecten die de kwaliteit van de communicatie bepalen worden genegeerd. Landstede verbeeldt communicatie zelf als een zeilschip, waarbij het fokzeil staat voor leiderschap; het grootzeil voor de systemen en het bezaanzeil voor de media.29 De observatie van Runia dat mensen niet altijd doen wat je hebt afgesproken zet de bestuurders en managers voor een klemsituatie: de mensen die voor de identiteit staan (CvB) en de mensen die het moeten doen (directies) houden elkaar gevangen. De besturingsfilosofie vraagt blijkbaar niet alleen aandacht voor de existentiële verbinding van bestuurders en managers met de kernwaarden van Landstede, maar ook voor de verbinding tussen individu en organisatie. Die verbinding loopt namelijk niet uitsluitend via de kernwaarden. Er is altijd een zekere spanning tussen de individuele ontwikkeling en de doelstellingen van de organisatie. Normatieve reflectieve professionaliteit draagt wel bij aan het oplossen van die spanning, maar is niet voldoende. Ook de kloof tussen wat je zegt en wat je doet moet overbrugd worden. Integrerend handelen is niet altijd haalbaar, hoezeer je dat ook verankert in de professionaliteit. De harde werkelijkheid verzet zich vaak tegen onze ideeën. Soms is integrerend handelen zelfs onmogelijk, bijvoorbeeld wanneer twee mensen hetzelfde willen. De mate van controle over een bepaalde situatie in het proces hangt gedeeltelijk af van het vermogen om de ideeën van alle mensen die bij de situatie betrokken zijn te verenigen. Let op: controle heeft hier betrekking op het proces van eenheid.30 Maar van de bestuurders en 29 Powerpoint presentatie Jouw talent, jouw toekomst Zie Dynamic Administration. The Collected Papers of Mary Parker Follet, redactie H. Metcalf and L Urwick, (London: Sir Isaac Pitman and Sons, 1965). Mary Parker Follett was een toonaangevende managementdenker in het begin van de vorige eeuw die veel waarde hechtte aan relaties en processen met het oog op vooruitgang. Eén van haar concepten was the unifying process. 30 Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 38 de directeuren wordt ook controle op de doelmatigheid van de organisatie gevraagd. Dat is een permanente bron van spanning tussen de individuele ontwikkeling en de doelstellingen van de organisatie. Het overbruggen van de klemsituatie waarin je soms met elkaar zit, de kloof tussen wat je zegt en wat je doet, vraagt om thematisering in een aparte programmalijn. De thema’s in deze programmalijn wijzen direct terug naar de Strategienota: het met elkaar in verbinding brengen van zaken die door het Verlichtingsdenken van elkaar los zijn geraakt.31 Dit punt wordt in de conclusies van het onderzoek nader uitgewerkt. De ontwikkeling van hun talent blijft overigens niet beperkt tot de formele managementprogramma’s. De leden van het CvB werken ieder ook op andere manieren aan hun talentontwikkeling. Van Kessel ontwikkelt zijn bestuurlijke competentie door goed rond te kijken. -> law of the situation als gemeenschappelijke grond? Blokland en Runia vragen tweemaal per jaar feedback op hun functioneren, zowel binnen als buiten de organisatie. Dat is een vorm van zelfevaluatie als voorbereiding op de functioneringsgesprekken. Blokland wil zich graag verder ontwikkelen op het gebied van governance. Daarom is deelname aan netwerken zoals de VO-raad voor hem belangrijk, evenals meewerken aan een leergang voor teamleiders over christelijk sociaal denken. Hij beraadt zich nog op een volgende stap om te werken aan zijn eigen ontwikkeling. Runia bezoekt conferenties en maakt studiereizen (liefst met anderen in de organisatie die hij van meer nabij wil volgen). Daarnaast begeleidt hij medewerkers van Landstede bij hun masterstudie. Voor zichzelf heeft hij intervisie geregeld. Westenberg hecht veel waarde aan gesprekken met collega’s. Hij is geïnteresseerd in de filosofische kant van governance (in onderscheid van de psychologische kant). Hij houdt er van om geschiedenis te bestuderen. Netwerken op het gebied van identiteit De identiteit van Landstede wordt ondersteund door participatie in de Besturenraad, Bond KBO, Federatie Christelijk MBO en HC raad landbouw. Van der Neut verwacht van de Federatie dat zij de instellingen aanspreekt op waarden-gedrevenheid en die waarden terug wil zien in de relatie tussen mensen. Het is niet genoeg om vragen te stellen, maar je moet ook instrumenten bieden. 31 Strategienota 2006-2010, p. 9. Een filosofische onderbouwing is te vinden bij S. Toulmin, Return to Reason (Cambridge: Harvard University Press, 2001) Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 39 5. Case studie: ROC A12 Bestudeerde documenten: Omgangscode (februari 2000) Beloftes. Strategisch beleidsplan 2008-2011. Intern kwaliteitsverslag onderwijs 2009. Gespreksnotitie: Medewerkers in hun kracht (oktober 2008) Werving & selectie bij ROC A12. Uitgangspunten en procedures (maart 2010) Jaarverslag 2009 Interviews drs. B.H.T. Roodink, voorzitter CvB mw. drs. E.A.M. Schöningh, vicevoorzitter CvB A.M. Schinkel, lid CvB mw. drs. M.G.L.B. Vincent, directielid ROC en portefeuillehouder identiteit mw. M. Gronouwe, beleidsmedewerker identiteit Het interview met de leden van het CvB vond plaats in de vorm van een rondetafelgesprek. [Documentstudie] ROC A12 presenteert zich als een maatschappelijke onderneming die zich richt op goed onderwijs. ROC A12 is een instelling met een open, algemeen christelijke identiteit. Vanuit deze identiteit worden studenten en medewerkers uitgedaagd hun talenten te ontwikkelen en in te zetten. Voorts wordt van studenten en medewerkers respect gevraagd voor elkaar, voor de leer- en werkomgeving en voor de natuur en de wereld als ecologisch systeem. [Vincent en Gronouwe] ROC A12 is ontstaan uit een fusie van vier instellingen met r.k., p.c., en algemeen-christelijke wortels. Vanaf het begin is eigenlijk weinig gebeurd met de signatuurnota, waarin de identiteit van ROC A12 is vastgelegd. De nadruk lag destijds op respect en erkende ongelijkheid. Het identiteitsdocument uit 1999 is niet meer actueel en wordt aangepast. Op de website staat ook niets over de identiteit. Het gesprek over identiteit komt binnen de organisatie moeilijk op gang. Het komt ook nog niet tot een gezamenlijk verhaal. De vraag is hoe je de slag maakt naar dat gesprek. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 40 [CvB] In het werkgebied van ROC A12 bevinden zich gemeenschappen die qua levensbeschouwelijk kader en dominante waarden van elkaar verschillen. De regio Barneveld/Veenendaal heeft een uitgesproken protestants-christelijke identiteit, terwijl de regio Arnhem meer levensbeschouwelijke diversiteit toont. In de regio Arnhem worden diversiteitsdebatten gehouden, waarin de culturele en levensbeschouwelijke basis van het onderwijs ter sprake komt. In de regio Barneveld/Veenendaal gebeurt dat veel minder. [commentaar onderzoeker] Er liggen meerdere spanningsvelden rond de identiteit van ROC A12. De instelling heeft te maken met een orthodox-christelijke omgeving met bepaalde opvattingen over de christelijke identiteit die verschillen van de openheid die gevraagd wordt in de pluriforme omgeving. Het CvB staat voor een open christelijke identiteit, die vooral vertaald wordt in maatschappelijke waarde. De instelling heeft te maken met verschillende verhalen over de christelijke identiteit. Het strategisch beleidsplan 2008-2011 lijkt (onbedoeld) een belangrijk kristallisatiepunt te zijn voor de lopende discussie over identiteit en kernwaarden. Daarmee is een begin gemaakt met het vertellen van een gezamenlijk vehaal, met als sleutel passie en bezieling voor de studenten. [Documentstudie] In 2007 heeft ROC A12 gedurende 7 maanden projectmatig gewerkt aan de strategische keuzes voor de periode 2008-2011. Daarbij is gezocht naar maximale inbreng van studenten, docenten, staf- en beleidsmedewerkers, ondersteunend personeel, leidinggevenden, medezeggenschapsraad, externe stakeholders en vakinhoudelijke experts, onder meer bij het verwoorden van de vragen die de komende jaren centraal zouden staan en in reflectiepanels. De regie was in handen van een Visieteam, met twee leden van het CvB, twee ROC-directeuren en de voorzitter van de MR. In het proces van strategische keuzes stonden de ambities van ROC A12 centraal. De uitkomst werd aangeduid als ‘de kern van de strategie’. Deze werd als volgt verwoord: In onze leerwerkgemeenschap staan onze studenten centraal, waarbij: we sturen op de opdracht (met behulp van onze identiteit); onze studenten hun eigen route volgen (met goede leeropdrachten); we leren en werken met passie en bezieling; we hecht samenwerken met elkaar en met onze omgeving. Het centrale doel wordt samengevat als talentontwikkeling: ‘Talenten worden Professionals’ en ‘We helpen onze studenten bij het zetten van een krachtige stap in hun leven’. Het proces mondt uit in twaalf beloftes. Om die beloftes waar te maken, staan vier dimensies van de Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 41 organisatie centraal: goed onderwijs, professionele medewerkers, goede onderwijsondersteuning en inbedding in de regio. [Roodink] Gaandeweg de strategische beleidsontwikkeling kwam ROC A12 tot het inzicht dat het binnen de onderwijsdoelen veel eenvoudiger moest: terug naar de kern. De 12 beloften en de omgangscode zijn het resultaat van dat inzicht. In de beginfase van A12 – circa tien jaar geleden – werd een onderscheid gemaakt tussen kernwaarden en kernbegrippen. De 12 beloften behelzen de kernwaarden en duiden op het doel. De omgangscode duidt op het gedrag. Elk jaar wordt een jaarthema gekozen, waarmee de instellingswaarden van ROC A12 worden geaccentueerd. Een jaarthema krijgt gestalte in de primaire processen en in vieringen en evenementen. Er zijn ook themabijeenkomsten met de staf. De uitvoering van het jaarthema is altijd in eigen beheer. [Commentaar onderzoeker] De vragen waarmee het strategieproces van start ging, zijn gericht op een kernideologie: wie zijn onze studenten; wat willen we zijn in de regio; wat is voor ons goed onderwijs; wanneer zijn we professioneel; hoe gaan we met elkaar om? Het strategieproces lijkt gebruikt te zijn om de visie te verhelderen. In het Interne kwaliteitsverslag onderwijs 2009 en het Jaarverslag 2009 wordt het centrale doel aangeduid als visie. In termen van Collins en Porras is het ‘centrale doel’ slechts een onderdeel van de visie, i.c. het kerndoel van de organisatie. De omgangscode en de beloftes verwoorden de kernwaarden en maken eveneens deel uit van de visie. De beloftes suggereren een toekomstbeeld, maar het gaat in feite ook om kernwaarden. Het verschil tussen de omgangscode en de beloftes is dat in de omgangscode sociale waarden centraal staan en in de beloftes de actuele of gewenste kernwaarden. [Vincent en Gronouwe] De christelijke identiteit wordt in de dagelijkse werkelijkheid onvoldoende ervaren. Er is in de afgelopen jaren veel veranderd bij ROC A12, zowel intern als extern. De aandacht is daarom meer uitgegaan naar de beheersing van de organisatie dan naar de identiteit. Door sommigen wordt de christelijke identiteit gebruikt als argument om niet te veranderen. De beëindiging van het dienstverband van tijdelijke medewerkers heeft bij een deel van de medewerkers zijn weerslag op de geloofwaardigheid van de christelijke identiteit. Waar het om gaat is dat je op een zorgvuldige manier afscheid van elkaar neemt als het tot ontslagen komt. Je kunt veranderingen niet tegenhouden. Helaas is het niet gebruikelijk om exitgesprekken te voeren. [CvB] Vanuit een orthodox-christelijke overtuiging worden de kernwaarden van A12 soms uitgespeeld tegen normen die worden ontleend aan de formele identiteit. Het CvB heeft daar Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 42 (nog) geen antwoord op. De levensbeschouwelijke diversiteit is groot. Het is lastig om in één gedachte samen te vatten. De vraag is hoe je dat gaat doorleven. [Roodink] de kernwaarden kunnen zowel humanistisch als christelijk geïnterpreteerd worden. Dit hoort niet tegen elkaar te worden uitgespeeld. Als je niet oppast dan worden de Bijbelse geboden als normen gehanteerd. [Schöningh] spreekt over het ontwikkelen van bewustzijn en sensitiviteit om het goede gesprek te kunnen voeren. Zij wijst op het belang van een heldere visie en het verbinden van visie met gewenste resultaten. [Schinkel] benadrukt dat de uitdaging voor A12 is om het levensbeschouwelijke kader te verbreden van waaruit gesprekken worden gevoerd waar identiteit en waarden in het geding zijn. Hij wijst op het belang van (goede) vragen stellen. [Commentaar onderzoeker] Van verschillende kanten wordt benadrukt dat identiteit belichaamd moet worden. In de dagelijkse praktijk moeten steeds weer keuzes worden gemaakt. Die keuzes vragen om voortdurend getoetst te worden aan de menselijke waarden die voortvloeien uit de open algemeen christelijke identiteit van ROC A12. Het vertellen van verhalen maakt het mogelijk om de identiteit te doorleven. ROC A12 heeft een werkgroep identiteit die ruimte zou kunnen verschaffen om de identiteit te doorleven. [Vincent en Gronouwe] De identiteit wordt op operationeel niveau ingevuld door de opening en sluiting van het schooljaar, vieringen met Kerstmis en Pasen, ‘lichtpuntjes’ op intranet. De werkgroep identiteit is op zoek naar een focus. Een visienotitie is in voorbereiding. Bij de totstandkoming daarvan komt veel oud zeer naar boven, vooral in verband met de eerder genoemde ontslagen van tijdelijke medewerkers en het gebrek aan eenheid. Aan de andere kant wordt ook de behoefte aan gemeenschapsvorming onder ogen gezien in het licht van de omvang van de instelling. Er moeten nieuwe ankerpunten komen in plaats van de directie, die vroeger de belangrijkste verbindende factor was. Daarbij kan worden gedacht aan het creëren van een vrije ruimte, ruimte voor verhalen. Dat krijgt bijvoorbeeld gestalte door het bezoek van de ROC-directie aan de teams. In die gesprekken kun je ruimte geven aan mensen om zelf verantwoordelijkheid te nemen en zaken op te pakken. Vooralsnog stuit dat op blokkades in de cultuur, vooral een gebrek aan vertrouwen (‘zit er niets achter?’). Je kunt die verhalen niet sturen; ze moeten groeien. Het werken aan andere gewoonten, een nieuwe cultuur kan ondersteund worden in een management development traject. [Vincent en Gronouwe] De werkgroep identiteit is niet gefaciliteerd. De leden komen vanuit persoonlijke betrokkenheid bij de christelijke identiteit. Over de representativiteit van de werkgroep voor de levensbeschouwelijke diversiteit wordt verschillend gedacht. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 43 Kernideologie [Documentstudie] De kernwaarden van ROC A12 zijn neergelegd in de omgangscode. Er is gekozen voor een omgangscode en niet een gedragscode, om beter uit te drukken dat omgang meer is dan gedrag. Deelnemers, medewerkers, leidinggevenden en leden van het CvB zijn aanspreekbaar op de omgangscode. In de omgangscode staan sociale waarden centraal: respect, verantwoordelijkheid, ondersteunen en ondernemen. Het CvB benadrukt dat deze waarden niet zijn gebonden aan een bepaalde levensbeschouwing of maatschappijvisie. Respect wordt in verband gebracht met een gevoel van veiligheid en de mogelijkheid om je te ontwikkelen en ontplooien. De achtergrond is dat mensen van elkaar verschillen in denken en doen en dat ze het met elkaar moeten zien te rooien. Iedereen moet daarom de ruimte hebben om zijn of haar identiteit uit te dragen en van iedereen wordt verwacht dat zij/hij bereid is om te luisteren. Verantwoordelijkheid wordt in verband gebracht met het geven van vertrouwen, heldere communicatie, wederzijdse communicatie en het afleggen van verantwoording. De achtergrond is dat mensen niet alleen voor zichzelf leren en leven, maar ook voor elkaar. Van iedereen wordt daarom verwacht dat afspraken helder zijn en worden nagekomen. Ondersteunen wordt in verband gebracht met het vinden van houvast in onzekere situaties. De achtergrond is dat iedereen er belang bij heeft om elkaar te helpen. Deze waarde krijgt concreet gestalte door tijd voor elkaar uit te trekken. opbouwende kritiek geven en de nadruk leggen op wat goed gaat. Ondernemen betekent iets willen bereiken. De achtergrond is de mogelijkheid van mensen om creatief om te gaan met mogelijkheden die elke situatie biedt. Ondernemen krijgt gestalte door inspiratie, betrokkenheid, actief meedenken en waarderen van initiatieven. [Commentaar onderzoeker] ROC A12 erkent de diversiteit op levensbeschouwelijk gebied. ROC A12 erkent ook de waarde van levensbeschouwing en maatschappijvisie. ROC A12 maakt ruimte voor een gesprek over levensbeschouwing, waarden en normen, bijvoorbeeld door aan de kerntaken van leren, loopbaan en burgerschap twee levensbeschouwelijke kerntaken toe te voegen. De plek die het als instelling aan de eigen levensbeschouwelijke wortels moet geven wordt echter niet zo duidelijk uitgesproken. Dat lijkt één van de redenen waarom de kernideologie zich beperkt tot sociale waarden die ook humanistisch geïnterpreteerd kunnen worden. Die algemene waarden drukken uit dat de christelijke Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 44 identiteit ten diepste menselijk is; zij beantwoorden ook aan de antropologische basis van het geloof. Zij zeggen iets over het voeren van het goede gesprek, maar niet over de verhouding tussen identiteit en verandering. Op dat punt verdient de identiteit van ROC A12 nadere uitwerking. [CvB] Een gesprek binnen het CvB over de identiteit van A12 vindt in de praktijk vrij regelmatig plaats, maar het ligt meestal in de operationele sfeer. Genoemd worden de statuten, de aanvullende kerntaken bij burgerschapsvorming, de themadagen met directies en management, de opening en sluiting van het schooljaar, werving en selectie, en het netwerk van de Federatie Christelijk MBO. Opgemerkt wordt dat ook kwaliteit een levensbeschouwelijk aspect heeft, dat meer aandacht verdient. Door alle externe standaarden waaraan een ROC moet voldoen dreigen niet-meetbare aspecten van kwaliteit naar de achtergrond te schuiven. [Commentaar onderzoeker] Het CvB tracht de ruimte te creëren voor het voeren van het goede gesprek. Tegelijkertijd heeft de beheersbaarheid van de organisatie (planning en control) in de afgelopen periode veel aandacht gevraagd. Er is een zekere spanning tussen aandacht voor doelmatigheid en het nakomen van afspraken enerzijds en aandacht voor processen anderzijds. Wanneer identiteit (het goede gesprek) wordt ingebracht, verschuift de aandacht als vanzelf naar beheersing. De rol van de werkgroep identiteit bij de gewenste cultuurverandering verdient nadere aandacht. Toekomstbeeld Uit het onderzoek komt geen duidelijke gedrevenheid door vooruitgang naar voren, los van de beloften. Besturingsfilosofie [Documentstudie] ROC A12 ziet zichzelf als een netwerkorganisatie waarin verticaal sturing wordt gegeven op basis van ‘een commitment aan de visie’. Dat houdt in dat elk directielid en elke manager verantwoordelijk wordt gehouden voor zijn/haar deel van de organisatie en medeverantwoordelijk voor het geheel. De basis voor de samenwerking zijn de managementcontracten die worden gesloten tussen de ROC-directie en het CvB, tussen de Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 45 afdelingsmanagers en de ROC-directie en tussen de resultaatverantwoordelijke teams en de afdelingsmanagers. [CvB] De besturing wordt gedomineerd door de planning en control cyclus. De omgeving wordt gekarakteriseerd als low-trust, zodat beheersing en verantwoording veel aandacht opeisen. Onderwijsinspectie en Raad van Toezicht leggen nadruk op verantwoording. Dit is in de afgelopen jaren nog versterkt door de noodzaak om het financiële tekort op te lossen. Tot 2008 ging de aandacht uit naar de verandering van het wij/zij-denken en het vergroten van de slagkracht van de organisatie. Dat betekende in de praktijk ingrijpen in de organisatiestructuur en nadruk op beheersing. Instrumentele waarden verdringen substantiële waarden. Het CvB zou het graag anders zien en zet daarom in op gedeelde verantwoordelijkheid. Impliciet is de besturingsfilosofie dat je door het maken van goede afspraken ruimte kunt geven aan de medewerkers. [Commentaar onderzoeker] Er wordt veel waarde gehecht aan het nemen van verantwoordelijkheid voor het eigen werk en elkaar daarop aanspreken. Het CvB lijkt voor zichzelf meer een ondersteunende rol te zien. In de afgelopen jaren is gewerkt aan condities zoals en nieuwe samenstelling van de ROC-directie, verdeling van verantwoordelijkheden en intervisie. De gespreksnotitie Medewerkers in hun kracht analyseert de structurele en culturele factoren waardoor ROC A12 zich als innovatieve organisatie kan ontwikkelen in een veranderende omgeving. Dat is nog niet in beleid vertaald. Ondertussen is het bestuurlijk handelen onder druk van externe factoren nog gericht op het ‘steviger en gerichter verzamelen van managementinformatie en deze ROC-breed ter beschikking stellen’. De besturingsfilosofie lijkt steeds te stuiten op de realiteit van de dag. Explicitering van de besturingsfilosofie en verankering in de organisatie vragen nadere aandacht. Management development [CvB] De ontwikkeling van een MD-beleid staat nog maar kort op de agenda. Met name op het niveau onder de ROC-directie is de behoefte aan management development groot. Er wordt over gedacht om het management development gestalte te geven in samenwerking met Amarantis. [Roodink] Bij leidinggevenden van ROC A12 was het lange tijd gebruik om ‘briefjes door te geven’. Het huidige CvB heeft andere verwachtingen van leidinggevenden. Sinds november 2008 wordt vanuit de besturingsfilosofie een MD-traject uitgevoerd waarin het maken van afspraken centraal staat. In 2010 worden de eerste stappen geëvalueerd en krijgt het Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 46 management development verder vorm. Er is nog weinig gedaan aan het organiseren van nieuwe vaardigheden. [Schinkel] We spreken wel met elkaar over de managementstijl in een veranderende wereld. Het CvB hecht in verband met het MD traject veel waarde aan maatwerk. De prioriteit met betrekking tot het organiseren van nieuwe vaardigheden ligt bij de professionalisering van docenten. Verdiepingsonderdelen zijn wel nodig, maar voorlopig geparkeerd. [Vincent en Gronouwe] In het management development staat samenwerking centraal. Het CvB legt de nadruk op authenticiteit in de werkrelaties. ROC-directeuren bespreken de afdelingsmanagers, terugkoppeling vindt plaats via plannings- en functioneringsgesprekken. Individuele ontwikkeling wordt gestimuleerd. De volgende stap is om het managementpotentieel op het niveau onder de afdelingsmanagers in schouw te nemen. [Commentaar onderzoeker] Authenticiteit lijkt het uitgangspunt voor het management development bij ROC A12. Dit uitgangspunt staat onder druk van de hectiek die wordt veroorzaakt door de eisen van beheersing en interne en externe verantwoording. In de praktijk ligt de nadruk op integriteit: doen wat je afspreekt. Als gevolg hiervan dreigt de kernideologie – hoe je als leidinggevende authentiek bent – naar de achtergrond te schuiven. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 47 6. Samenvatting en conclusies Doelstelling en aanpak In het onderzoek naar waarden en inspiratie in het management zijn het Albeda College, ROC Friese Poort, Alfa College, Amarantis, Landstede en ROC A12 betrokken. Alle instellingen beschouwen zichzelf als maatschappelijke ondernemingen. Met andere woorden: zij realiseren een maatschappelijke waarde door het bieden van beroepsopleidingen en volwasseneneducatie in een marktomgeving. De zes instellingen willen zich onderscheiden door hun waardenoriëntatie die zij ontlenen aan de christelijke traditie. Deze zijn in de eerste plaats van betekenis voor hun pedagogische opdracht (het primaire proces). Daarnaast wordt meer of minder expliciet erkend dat ook het management (het secundaire proces) door dezelfde waarden dient te worden geleid. Bij Landstede komt dit nadrukkelijk naar voren in het concept van consistent configureren. Bij Amarantis leeft dit besef ook, zij het minder expliciet. Sommige instellingen benadrukken dat niet alleen managementfuncties van betekenis zijn voor het realiseren van hun doelen, maar ook ondersteunende functies. De vraag is (a) hoe deze waarden in het management development gestalte krijgen en (b) hoe het management in de praktijk door deze waarden wordt geleid. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van beleidsdocumenten waarin de identiteit en waarden van de instellingen zijn verwoord. Daarmee kunnen de beleden waarden in het management development goed in beeld worden gebracht. Verder zijn bij twee van de aangesloten instellingen, Landstede en ROC A12, interviews gehouden om licht te werpen op de vraag hoe het management in de praktijk door deze waarden wordt geleid. Theoretische achtergrond Het onderzoek beoogt om een verhelderende kijk te bieden op de plaats die waarden innemen in het bestuur en management van de instellingen en hoe daaraan gestalte wordt gegeven in het management development. Een simpele beschrijving van de waarden is daarvoor niet toereikend. Eén van de uitgangspunten van het onderzoek was dat waarden in de organisatie nauw samenhangen met de verhalen die worden verteld. Maar ook een weergave van de verschillende verhalen op zich is niet toereikend. Voor de ordening van de bevindingen is een theoretisch kader noodzakelijk. Hiervoor is gebruik gemaakt van het onderzoek naar visionaire ondernemingen van J. Collins en J. Porras, Built to Last. Volgens Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 48 Collins en Porras kennen visionaire ondernemingen het verschil tussen dingen die voortdurend veranderen en identiteit. Zij hebben iets dat voor hen ‘heilig’ is, een kernideologie. Daardoor werden zij geen speelbal van externe krachten. Sterker nog, zij konden verandering bewerkstelligen in de gewenste richting; zij konden ‘een verschil maken’. Dit sluit goed aan bij de achtergrond van waardengericht werken bij de Federatie Christelijk MBO. Deze rapportage volgt zo nauwgezet mogelijk het verhaal van de instellingen. Dit verhaal wordt beschreven binnen het model van visionaire ondernemingen dat Collins en Porras aanreiken. Van elke instelling is eerst het profiel beschreven, gevolgd door de kernideologie en het toekomstbeeld (voor zover de instellingen zich daarover uitlaten). De gedrevenheid door vooruitgang is meestal te vinden in de bewoordingen van de missie en de uitwerking daarvan in de onderwijsvisie of de besturingsfilosofie. Bij de twee instellingen waar interviews gehouden zijn – Landstede en ROC A12 – is expliciet gezocht naar de wijze waarop waarden in de praktijk aan het werk zijn. Verhouding tot de omgeving Het concept dat Collins and Porras voorstellen – de kern bewaren en vooruitgang stimuleren – kan worden verstaan vanuit het antropologische inzicht dat mensen zowel bepaald worden door externe omstandigheden als in staat zijn om keuzes te maken. Dat blijkt ook een fundamenteel inzicht te zijn in de aangesloten instellingen. Zij beschouwen zichzelf niet als het passieve object van externe krachten. ROC A12 verwoordt dat bijvoorbeeld wanneer het CvB wijst op het belang van een heldere visie en het verbinden van visie met gewenste resultaten. Tegelijkertijd blijkt dat er geen helder onderscheid wordt gemaakt tussen visie (die tot de kern behoort) en strategie (die veranderbaar is). ROC Friese Poort presenteert de strategie als een visie. Albeda College beschouwt de missie als de bestaansgrond van de organisatie, maar deze wordt geformuleerd in termen van wat de instelling feitelijk doet in plaats van wat zij wenst te bewerkstelligen. Het onderscheidend vermogen zit in de kernwaarden, maar deze worden uitgewerkt als deel van de strategische doelen in plaats van deel van de visie. Beide instellingen wekken daarmee de indruk dat identiteit deel is van de strategie (we hebben voor de komende jaren bepaalde waarden omdat die in het vigerende krachtenveld van pas komen) en a fortiori dat verandering de enige constante is. Maar Collins en Porras waarschuwen dat strategie niet hetzelfde is als visie. Een strategie is veranderbaar en hoort niet tot de kernideologie of het toekomstbeeld. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 49 Een visie bepaalt de houding tegenover verandering: ‘To pursue a vision means to stimulate progress toward an envisioned future’. Dit thema komt bij verschillende instellingen aan de orde. Hierbij kunnen twee benaderingen worden onderscheiden. (a) strategische benadering Amarantis legt uit dat levensbeschouwelijke identiteit op een klassieke manier invulling krijgt door religieuze socialisatie in de bedding die wordt gevormd door medewerkers met een homogene levensbeschouwelijke achtergrond. Een dergelijke homogene levensbeschouwelijke achtergrond hoort bij het verwachtingspatroon van (delen van) de bevolking in het adherentiegebied van ROC A12 en ROC Friese Poort. Beide instellingen zien dit ook als een reden van bestaan. Zij eisen van medewerkers ook dat medewerkers instemmen met de christelijke grondslag van de instelling dan wel deze respecteren. Voor ROC A12 en ROC Friese Poort heeft identiteit een strategische betekenis: de klanten vragen erom. Het christelijk geloof wordt beschouwd als de inspiratiebron voor het onderwijs. Aan de andere kant benadrukken beide instellingen ook dat het ‘open’ christelijke instellingen zijn. Deelnemers en cursisten zijn welkom ongeacht hun levens- en wereldbeschouwelijke opvattingen. ROC A12 zegt dat zijn kernwaarden ook vanuit een humanistisch perspectief kunnen worden onderschreven. ROC Friese Poort onderstreept dat het onderwijs vanuit de christelijke achtergrond op eigentijdse wijze wordt vormgegeven. Bij ROC A12 en ROC Friese Poort ligt het accent in de externe profilering van de christelijke identiteit op het onderscheidende karakter in de markt. Intern wordt echter de nadruk gelegd op sociale waarden (naast expliciete uitingsvormen van de christelijke identiteit). ROC A12 legt in zijn kernideologie nadruk op verantwoordelijkheid en omgangsvormen. ROC Friese Poort legt de nadruk op verantwoordelijkheid en persoonlijke relaties. Vanuit het oogpunt van de verhouding tot de omgeving moeten ROC A12 en ROC Friese Poort rekening houden met een doelgroep die verwacht dat het christelijk geloof herkenbaar is binnen de instelling. Deze doelgroep stelt zich behoudend op tegenover verandering. De openheid voor deelnemers met andere levensbeschouwelijke opvattingen staat op gespannen voet met de meer traditionele verwachtingen over de herkenbaarheid van de christelijke identiteit bij een deel van de doelgroep. Dit gegeven beperkt de mogelijkheden van beide instellingen om tot een gedeelde visie te komen. ROC A12 geeft aan dat het cruciaal is om ‘het goede gesprek’ te leren voeren. Daarmee verwijst ROC A12 naar een gesprek over substantiële waarden in plaats van het gesprek over instrumentele waarden, een gesprek met mensen die ergens voor staan. Het mankeert aan de noodzakelijke condities voor een dergelijk gesprek. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 50 (b) hermeneutische benadering Bij het Albeda College, het Alfa College, Amarantis en Landstede staat openheid naar de samenleving met zijn levensbeschouwelijke pluriformiteit minder onder druk van traditionele verwachtingen. De levensbeschouwelijke identiteit is minder ‘voorgeprogrammeerd’ dan vroeger. Amarantis legt uit dat de organisatie-identiteit daarom in een continu proces voortdurend opnieuw betekenis zal moeten worden gegeven. Dit proces wordt beschouwd als één van de kerntaken van de onderwijsorganisatie. Het verdiepen en stimuleren van de doorwerking van de kernwaarden wordt beschouwd als een voortdurende opdracht. Deze benadering is ook kenmerkend voor Landstede. Bij alle vier instellingen wordt van medewerkers de bereidheid tot gesprek en openheid verwacht bij de vraag naar de betekenis van de christelijke traditie voor jezelf, de samenleving en het christelijk onderwijs. (Die verwachting leeft overigens ook ten aanzien van medewerkers van ROC A12 en ROC Friese Poort.) Het Albeda College en het Alfa College zeggen in de christelijk-sociale traditie te staan. Waarden als rechtvaardigheid, sociale bewogenheid en gemeenschapszin worden meer benadrukt dan omgangsvormen. Albeda College blijft binnen de marktlogica door de deelnemer als klant centraal te stellen. Ook andere elementen van de kernideologie worden meer getekend door pragmatisme dan onveranderbare identiteit. Het Alfa College omschrijft zijn kernideologie in relatie tot de verzakelijking in het onderwijs. De betekenis van de organisatie-identiteit ligt in het weerstaan van de hectiek van de moderne samenleving, het ontwikkelen van duurzame relaties en het ontwikkelen van vernieuwende vormen van onderwijs, waarbij de docent meer de rol krijgt van begeleider, coach en adviseur. Bij het Alfa College, Amarantis en Landstede (en minder expliciet bij het Albeda College) wordt identiteit beschouwd als een constante, die bepalend is voor de manier waarop de instellingen de veranderende omgeving waarnemen en interpreteren. In hun strategie spelen instrumentele waarden een belangrijke rol. De strategie wordt echter mede gevormd doordat daarin intrinsieke waarden worden nagestreefd. Deze waarden worden ontleend aan de christelijke traditie. Daarbij ligt de nadruk op bezieling meer dan op openbaring. Eén van de toetsstenen voor het management development bij deze instellingen is de intrinsieke betekenis van de kernwaarden voor de organisatie. Organisatie-identiteit Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 51 Visionaire organisaties weven hun identiteit (in termen van Collins en Porras: visie en gedrevenheid door verandering) in hun organisatie – het is niet afhankelijk van individuele mensen. Zij doen dat door beleid, doelstellingen en structuren. De management development programma´s kunnen worden beschouwd als een van de manieren waarop de instellingen hun identiteit vormgeven. De observatie dat de organisatie-identiteit niet afhankelijk is van individuele mensen houdt in dat organisatie-identiteit niet samenvalt met dialoog, met het proces van kritische reflectie en zingeving in vrije interactie van medewerkers. Amarantis onderkent dit gegeven als enige van de zes instellingen. De kernwaarden zijn niet alleen leidraad voor het voeren van een dialoog. Zij bieden ook oriëntatie voor de inrichting, de organisatie en communicatie van de instelling. Daarmee kunnen zij worden beschouwd als aanzet voor de besturingsfilosofie. Dit begint met de erkenning dat mensen uniek zijn, dat ieder de moeite waard is om gehoord te worden en de gelegenheid heeft om idealen vorm te geven. De identiteit wordt echt richtinggevend in hetgeen wordt verwoord over rentmeesterschap (samen werken aan een betere leer- en leefomgeving) en dienstbaarheid (maatschappelijke betrokkenheid). Landstede werkt de besturingsfilosofie nog verder uit in managementtermen. Openheid en kritische zelfreflectie zijn belangrijk, maar de leidende principes in de wijze van besturen zijn co-creatie en consistent configureren. Aan deze principes ligt een christelijk mensbeeld ten grondslag: Landstede gelooft dat elke medewerker diep in zijn hart bereid is om verantwoordelijkheid te dragen voor zichzelf, de ander en de samenleving. Het model is nooit af en het vraagt altijd om onderhoud. In de praktijk is het proces belangrijker dan het resultaat. De rol van het CvB draait om creatie, vooruitgang. Het bewerkstelligen van dit soort vooruitgang vergt van de bestuurders dat zij hun managers volstrekt serieus nemen, ook in hun subjectiviteit, en dat zij diversiteit waarderen. De moeilijkheid zit hem erin dat mensen het soms wel moeilijk vinden om af te stappen van hun zekerheden en zich niet afhankelijk te maken van de hiërarchie. Het CvB moet steeds opnieuw onder ogen zien of de organisatie als geheel de besturingsprincipes kan waarmaken en bereid zijn om zich aan te passen. In de praktijk worden veel besluiten top-down genomen. Daarmee heerst fundamenteel onzekerheid over de besturingsfilosofie. Deze onzekerheid over de interactie maakt mensen onbekwaam. Het vertellen van verhalen speelt een cruciale rol in het leren omgaan met onzekerheid. Bovendien zeggen verhalen ook iets over degene die het vertelt. De kernwaarden komen duidelijk naar voren in de besturingsfilosofie. Wat betreft het management development spitst de besturingsfilosofie zich toe op het ontwikkelen van een normatieve reflectieve professionaliteit en integrerend denken en handelen. De besturingsfilosofie van het Alfa College wordt gekenmerkt als waardengemeenschap. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 52 Samenhang, richtinggevoel, enthousiasme en resultaatgerichtheid komen tot stand dankzij het commitment aan gedeelde waarden. De waarden die er toe doen staan onder druk van de verzakelijking in het onderwijs. Management development Het is duidelijk dat door alle instellingen veel waarde wordt gehecht aan leren door managers. Alle instellingen benadrukken dat management development voor een belangrijk deel plaatsvindt door te leren van ervaring. Daarom wordt veel waarde gehecht aan dialoog, reflectie en ‘coaching on the job’ boven formele opleidingstrajecten. Ook wordt bij alle instellingen ruimte gemaakt voor bezinning. Formele leertrajecten worden ingebed in de dagelijkse gang van zaken. ROC A12 en ROC Friese Poort zijn terughoudend met een apart management development beleid. Zij benadrukken dat een formeel leertraject alleen kans van slagen heeft als dit wordt gesteund door de organisatiecultuur. [Daarmee wordt organisatiecultuur beschouwd als een voorwaardenscheppende factor voor een leertraject dat door specifieke waarden wordt geleid.] Bij de vormgeving van het management development ligt de nadruk dan ook meer op de organisatiecultuur (met name verantwoordelijkheid en naleven van afspraken) dan op het leren. Authenticiteit en verantwoordelijkheid (nakomen van afspraken) zijn kernbegrippen. In de besturingsfilosofie van ROC A12 springt de nadruk op planning en control in het oog. De vier andere instellingen zien identiteit vooral als een manier van in de wereld staan. Met name Landstede en Amarantis hebben dit uitgewerkt in hun besturingsfilosofie die steunt op een levensbeschouwelijke benadering van management en organisatie. De besturingsfilosofie zou ingrijpende consequenties moeten hebben voor de wijze waarop de identiteit doorwerkt in het management development. Het management development kan namelijk niet alleen draaien om persoonlijk leiderschap, maar dient zich ook te richten op (bepaalde aspecten van) de organisatie-als-systeem. Landstede legt als enige instelling expliciet de verbinding met de organisatie-als-systeem door de focus te richten op de besturing. Amarantis focust, net als de meeste andere instellingen, op leiderschap. Bij Amarantis wordt de teammanager – gezien zijn positie in het middenmanagement – beschouwd als de spil in zowel de uitvoering van het primaire proces als van de veranderingen die de instelling wil realiseren vanuit missie en strategie. In het management development wordt dus onderscheid gemaakt tussen veranderingen die vanwege de core Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 53 ideology wenselijk worden geacht en veranderingen die om strategische redenen noodzakelijk zijn. Management development wordt gedefinieerd (in navolging van Derksen) als een voertuig voor (potentieel) leidinggevenden om al lerend aan het succes van veranderingen te werken. De identiteit geeft sturing aan de veranderingen vanuit de missie. De houding van de (potentieel) leidinggevenden van Amantis ten opzichte van veranderingen wordt bewerkt vanuit de identiteit van de organisatie. Daarmee expliciteert Amarantis dat het management development programma door de identiteit wordt gestuurd. Bij Landstede staat teamcoaching centraal. Ook dit wordt gestuurd door de identiteit die ten grondslag ligt aan de besturingsfilosofie. Van cruciaal belang in verband met waardenvol werken in managementfuncties is het bespreken van keuzes. Landstede laat zien dat het ideaal van co-creatie en consistent configureren niet altijd kan worden waargemaakt. Aandacht voor het proces kan gaan wringen met het beoogde resultaat. In dat opzicht moet het signaal uit de managementconferenties dat de ‘waan van de dag’ de kernwaarden vaak onder druk zet serieus worden genomen. Bij het Alfa College is management development gericht op de invulling van persoonlijk leiderschap vanuit de rol van teamcoach. Het MD programma biedt gelegenheid voor bezinning en reflectie, maar het belang van leren via dialoog en feedback op de werkvloer wordt benadrukt boven dat van extern opleiden. Uit het onderzoek zijn geen praktijken naar voren gekomen die een definitief antwoord bieden op de hectiek van het werk. Een besturingsfilosofie die steunt op een levensbeschouwelijke benadering van management en organisatie lijkt een effectieve manier te zijn om vanuit de organisatieidentiteit sturing te geven aan management development. Het Albeda College bewandelt een andere weg met de nadruk op het realiseren van de onderwijsvisie. Managers moeten het ontwikkelingsproces van het team en het individu realiseren. De medewerkers mogen van hun managers aandacht voor het professioneel functioneren, feedback op houding en vaardigheden en tips voor ontwikkeling en scholing verwachten. Het bredere kader van het management development programma wordt aangeduid als een mix van organisatieontwikkeling en het ontwikkelingsproces van mensen. Het management development programma beoogt een sfeer van openheid, kritische zelfreflectie en ontwikkeling in de richting van de missie, visie en kernwaarden. De meeste instellingen beseffen ook dat een organisatie niet alleen afhankelijk is van leidinggevenden, maar dat ook andere functies cruciaal zijn. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 54 Aanbevelingen Het onderzoek geeft een beeld van de verscheidenheid aan wegen die bewandeld (kunnen) worden om invulling te geven aan de christelijke identiteit. Het onderzoek geeft voor elk van de instellingen afzonderlijk aanknopingspunten voor verdere verheldering van de doorwerking van de identiteit in het management development. De aanbevelingen waarmee dit onderzoek wordt afgesloten zijn echter niet gericht aan de afzonderlijke instellingen, maar aan het bestuur en het Expertisecentrum van de Federatie Christelijk MBO. Met deze aanbevelingen wordt beoogd om ruimte te bieden voor verscheidenheid en tegelijkertijd een kader te bieden waarbinnen de instellingen de identiteit van het christelijk MBO kunnen profileren. Dit veronderstelt een gemeenschappelijke taal en intentie. De volgende aanbevelingen willen hieraan bijdragen. De identiteit van de instellingen uitwerken in de volgende componenten: kernideologie (kernwaarden en kerndoel) en houding tegenover de veranderende omgeving. Beoogd wordt een houding die gekarakteriseerd wordt door gedrevenheid door het bewerkstelligen van een ideaal. Het samenstel van deze componenten wordt aangeduid als ‘visie’. Onderscheid maken tussen visie en strategie. De strategie wordt gevormd door aanpassing aan de eisen van de veranderende omgeving enerzijds en verbinding van de visie met gewenste resultaten. Onderscheid maken tussen actuele kernwaarden en sociale waarden. De instellingen die sociale waarden zoals omgangsvormen in hun kernwaarden hebben staan, zouden zich de vraag kunnen stellen of hun organisatie-identiteit hiermee voldoende tot uiting komt. Kernwaarden moeten een tegenwicht vormen voor de instrumentele rationaliteit en een beslissende rol spelen in het omgaan met verandering. Nadenken over de verhouding tussen organisatie-identiteit en leiderschap. Nader onderzoek uitvoeren naar praktijken die een antwoord bieden op de uitdagingen van de veranderende omgeving, in het bijzonder het omgaan met de hectiek van het werk. Een aanknopingspunt hiervoor kan worden gevonden de ontwikkeling van een besturingsfilosofie waarin de identiteit van de instelling is verdisconteerd. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 55 Bijlage A: Organisatieparadigma’s In hoofdstuk 2 is de theoretische achtergrond belicht van waaruit dit onderzoek naar waarden en inspiratie in management development is uitgevoerd. Centraal daarin staan de bevindingen van James Collins en Jerry Porras in hun onderzoek naar visionaire ondernemingen. Het onderzoek van Collins en Porras biedt een geschikt aanknopingspunt voor het sturen op identiteit door de besturen van de instellingen die zijn aangesloten bij de Federatie Christelijk MBO. Kort samengevat wordt identiteit opgevat als de innerlijke kracht die een instelling in staat stelt om veranderingen in de omgeving te bewerkstelligen. Het centrale punt in de theoretische achtergrond is dus de houding die de instellingen aannemen tegenover verandering. Er werd al kort verwezen naar de studie naar lang-levende ondernemingen die werd uitgevoerd door Arie de Geus in zijn functie als hoofd corporate planning van Shell. De Geus merkt op dat individueel gedrag van mensen alleen verklaard kan worden door het samenstel van inzicht in (a) de innerlijke kracht van intenties en teleologische gedrevenheid van mensen en (b) het externe krachtenveld. De Geus wijst er op dat het vermogen van organisaties om veranderingen te bewerkstelligen sterk ingeperkt wordt door de behoefte om zekerheid te krijgen over het externe krachtenveld (by reverting to predictions as a standard way of thinking about the future, the corporate powers of perception remain greatly reduced). Hij beschouwt dat als belangrijkste motief voor het gebruik van de economische bril. Volgens hem belemmert de economische bril organisaties om te zien. Het centrale punt dat besloten ligt in het werk van Collins en Porras en De Geus wordt verhelderd door de sociologen Gibson Burrell en Gareth Morgan.32 Zij wijzen er op dat elke organisatietheorie is gebaseerd op bepaalde veronderstellingen over de aard van wetenschap en over de samenleving. Wat de aard van de wetenschap betreft, staan de begrippen subject en object tegenover elkaar. De organisatietheorie geeft de voorkeur aan het beschouwen van organisaties als een object dat bepaald wordt door causale verbanden. De taak van de managementonderzoeker is om de wetmatigheden te achterhalen achter oorzaak en gevolg. De samenleving wordt dus benaderd op dezelfde manier als de natuur. Wat de aard van de samenleving betreft staan de begrippen orde en verandering tegenover elkaar. De organisatietheorie heeft minder belangstelling voor verandering dan voor orde. 32 G. Burrell en G. Morgan, Sociological Paradigms and Organisational Analysis (Hants: Ashgate Publishing, 2008. Oorspronkelijk verschenen in 1979). Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 56 Op basis van de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de studie van management en organisatie komen Burrell en Morgan tot vier ‘paradigma’s’ die in het volgende schema zijn weergegeven. verandering radicaal humanisme radicaal structuralisme subject object interpretatief functionalistisch beheersing Burrell en Morgan merken op dat er vrijwel geen organisatietheorie te vinden is buiten het functionalistische paradigma. Met andere woorden: in het bestuur en management van organisaties wordt er vanuit gegaan dat organisaties ‘dingen’ zijn die van buitenaf aangestuurd kunnen worden en dat het systeem de neiging heeft om uit evenwicht te geraken. Zo is een groot deel van het onderzoek op het gebied dat bekend staat als organisational behaviour er op gericht om aan te tonen dat mensen voorspelbaar zijn. Ook het onderzoek naar spiritualiteit in organisaties wordt gekenmerkt door een kwantitatieve benadering.33 Het functionalistische paradigma leidt tot een instrumentele manier van omgaan met de sociale werkelijkheid, dat wil zeggen dat de keuze van de meest efficiënte middelen om vastgestelde doelen te bereiken voorop staat. Het werk van Collins en Porras en De Geus wijst echter in de richting van het interpretatieve paradigma, dat wil zeggen een hermeneutische manier van omgaan met de sociale werkelijkheid. In het interpretatieve paradigma staat het vermogen van mensen om kritisch te reflecteren op hun samenwerking, betekenis te geven en keuzes te maken centraal. De paradigma’s in het model van Burrell en Morgan maken het mogelijk om onderscheid te maken tussen identiteit als strategische factor en identiteit als innerlijke kracht. Sturen op identiteit is binnen het interpretatieve M. Benefiel, ‘Strange bedfellows or natural partners? The Academic Study of Spirituality and Business’. 33 Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 57 paradigma geen kwestie van draagvlak verwerven voor beleid, maar van ruimte maken voor de innerlijke krachten die in mensen besloten liggen, om te leren zien en tot veranderingen in hun omgeving te bewerkstelligen. Dit vraagt om hermeneutische of levensbeschouwelijke communicatie. Waarden en inspiratie in het management, Federatie Christelijk MBO 58